De Guaraní

Een groot volk

In het begin van de 16e eeuw, toen de eerste Spaanse ontdekkingsreizigers de Atlantische Oceaan over-staken, via de Prata-rivier de Amerikaanse Zuidkegel binnenkwamen en de Paraguay-rivier volgden tot de baaien van de Paraná en de Uruguay, stuitten ze tot hun verbazing op een grote welvaart en landbouwproductie. De grond werd al duizenden jaren bewerkt en bebouwd door een krijgersvolk dat zich Avá noemde, wat ‘mens’ betekent.

In de loop van de eeuwen kregen zij talloze namen toebedeeld door hun vijanden, zoals Cários, Chandules, Chandrís en Landules, totdat dit volk uiteindelijk erkend werd als de Guaraní, Een Groot Volk.

De Guaraní verspreidden zich te voet vanuit het Amazonegebied en vestigden zich in verschillende delen van de Amerikaanse Zuidkegel, waarbij ze zich concentreerden in Argentinië, Bolivia, Brazilië, Paraguay en Uruguay.

Uit archeologische ontdekkingen blijkt dat deze migratie rond de eerste en tweede eeuw na Christus is begonnen, vele eeuwen voor het oprichten van de Nationale Staten. Historici schatten het aantal Guaraní in het begin van de Europese invasie, in 1492, op anderhalf tot twee miljoen.

In de laatste vijfhonderd jaar hebben de Guaraní hun verdedigingsstrategieën ontwikkeld en weer herontwikkeld; soms gingen ze de confrontatie met de militaire strijdkrachten rechtstreeks aan, zoals tegen de imperialistische krijgsmachten van Spanje en Portugal, dan weer zochten ze bondgenoten in de over-heersende gemeenschap, of verspreidden ze zich simpelweg. Tegen elke vorm van overheersing (op onderwijsgebied, militair, economisch en religieus) in, lukte het de Guaraní hun vrije geest te behouden door hun taal van generatie op generatie over te dragen en hun cultuur als schild te gebruiken, met de filosofie van de Zoektocht naar het Land Zonder Kwaad als belangrijkste wapen.

‘Dit vrije land, onafhankelijk en soeverein, moet zich baseren op de fundamentele beginselen van de inheemse volken. Beginselen die de persoonlijke behoeften te boven gaan en het sociale, economische, culturele en politieke overstijgen en omvatten.

Deze beginselen zijn de essentie van het Guaraníbestaan, net als de voortdurende zoektocht naar het Land Zonder Kwaad en naar de Vrijheid. Maar wie antwoordt mij? … Zelfs God geeft geen antwoord als ik vrij ga zijn … ! Onze essentie is leven zonder meerdere. “… onze God is de natuur en niet de wet …” Beginselen die wezenlijk zijn voor het sociale leven, zoals Mboroaiu, Mborerekua, Yoparareko, dat wil zeggen liefde, respect, genegenheid, gemeenschapszin, uitgedragen jegens onze naasten, die ervoor zorgen dat men zich los kan maken van de individualistische en materialistische manier van leven en deze kan overstijgen.’

Tekst uitgesproken door Wilson Changaray, voorzitter van de Asamblea del Pueblo Guaraní de Bolivia (Raad van Guaraní in Bolivia) in maart 2006 ter gelegenheid van het bezoek van de Bolivaanse president Evo Morales, de eerste inheemse leider in het hoogste ambt van zijn land.

Legenden van de Guaraní-indianen

Er is een oude Guaraní-legende over de oorsprong van de Guaraní in de bossen van Paraguay. Volgens de legende kwamen de voorouders van de Guaraní in een ver verleden over een grote oceaan uit een ver land, om zich te vestigen in Amerika. Zij vonden het land zowel prachtig als vol gevaren. Door toewijding en inspanning werd het land bruikbaar gemaakt; er ontstond een nieuwe beschaving.

Er waren twee broers die streden om het leiderschap: Tupi en Guaraní. Uiteindelijk viel de groep daardoor uiteen in twee afzonderlijke stammen. De stammen namen de naam aan van de broer die de leider was. Guaraní was de jongste, blanke broer, terwijl Tupi, de oudste, een donkere huidkleur had.

Een andere variant van de legende suggereert dat de stammen oorspronkelijk voortkwamen uit een grote beschaving, de Caribe uit het Caribisch gebied. Zij zouden langs de grote Zuid-Amerikaanse rivieren, de Orinoco, de Amazone en de Paraná, getrokken zijn, waarna zij uiteindelijk in hun huidige leefgebied terechtkwamen. Dan komen de twee verhalen weer samen en splitst de Caribe zich op in twee strijdende stammen: de Tupi en de Guaraní.

De donkere Tupi-stam nam een ruigere, nomadische leefwijze aan, in tegenstelling tot de agrarische tradi-ties van hun voorvaderen. Zij dronken grote hoeveelheden van een cafeïne bevattende, zeer verslavende drank, bereid van de guaranaboom. Dit symboliseert tevens het lage peil van hun beschaving. Geleidelijk is hun cultuur ten onder gegaan; zelfs hun taal bestaat niet meer.

De Guaraní-stam werd een stabiele, godvrezende groep, die het land bewerkte. Zij werden uitstekende handwerkers. Zij keken uit naar de komst van de grote, blanke, blauwogige, bebaarde god (Pa’i Shume), die volgens de legende uit de lucht afkomstig was en zijn plezier uitte via de Guaraní. Hij bracht de stam religie en agrarische kennis bij, die van pas kwam in tijden van droogte, pest of bij alledaagse zaken. Overduidelijk ontsloot hij de geheimen van gezondheid en geneeskunde en onthulde de geneeskrachtige eigenschappen van inheemse planten.