15

Later die ochtend sta ik met bonzend hoofd van uitputting in de lift van de X’en, nog in de kleren die ik heb aangeschoten om Grace uit te laten. Bij wijze van tegemoetkoming aan de normen die binnen hun postcode gelden, steek ik een arm op en ruik aan mijn oksel om te controleren of de dikke laag deo wel werkt. Nadat ik tot zes uur vanochtend heb gewacht tot Steve eindelijk een ladder kwam brengen die stevig genoeg was om een man van negentig kilo met een hond van zevenentwintig kilo langs te laten afdalen, waarop ik me ervan moest weerhouden hem ermee te slaan, werd ik om zeven uur wakker op een luchtbed in de woonkamer en moest ik in een emmer plassen.

We hoefden in elk geval geen beroep te doen op de brandweer, die het huis meteen onbewoonbaar zou hebben verklaard, zodat we op straat zouden komen te staan. Met ‘we’ bedoel ik Grace en mezelf. Ryan kroop op dat moment in zijn opgemaakte bedje in het Lilongwe Hilton, geloof ik. Ja, terwijl hij als een os lag te slapen, omhuld door dons, moest ik een soort negentiende-eeuwse hygiëne zien te bewerkstelligen met een kom water, een keukenhanddoek en een halflege fles afwasmiddel.

Tegen acht uur had Mrs. X me al gebeld om mijn hulp in te roepen en daar ben ik dan, moe, versuft en zalig slordig gekleed. Ja, dit ben ik. En het maakt me niets uit of ik indruk op jullie maak. Saz doet open in een gestreken spijkerbroek, een IZOD-blouse en ballerina’s. ‘Nan, goedemorgen.’

‘Ha, Saz.’

‘Nan!’ roept Mrs. X vanuit de eetkamer. ‘Ik ben hier!’ Ik tref Mrs. X aan te midden van afhaaltassen van Payard, in een veel te grote, met badstof gevoerde zijden ochtendjas, en met haar haar opgestoken, zonder tulband. ‘Nan, dank je wel dat je bent gekomen. Het was eigenlijk Saz’ idee. Ik ben gewoon niet in staat ze te helpen pakken. De gebeurtenissen van gisteravond hebben te veel van me gevergd.’

‘Ik doe het graag,’ lieg ik zonder de moeite te nemen het gebruikelijke uitroepteken te laten horen. ‘Hoe is het met ze?’

‘Nou, Grayer staat natuurlijk te popelen om hier weg te gaan, na die vertoning – nee, echt, ik zal de hele dag aan de telefoon moeten hangen om het recht te zetten. Als mijn stem het maar niet begeeft.’

‘Schat, eis nou niet te veel van jezelf.’ Saz neemt haar plek naast Mrs. X weer in. ‘Hoe hard je man ook zijn best heeft gedaan de schuld op jou te schuiven, iedereen weet dat Grayer nooit…’ Ze kijkt zoekend naar woorden naar de gordijnen. ‘Nooit zo had gedaan als zijn vader jou niet in de steek had gelaten. Croissantje?’ Ze houdt me de tas voor.

‘Graag.’ Ik vis een brioche uit de tas omdat die niet kruimelt en ik niet zit. ‘Iedereen leek zich echt te amuseren gisteravond.’

‘Het was een ramp,’ snuift Saz, die de kruimels op het bord onder haar vingers plet. ‘We zijn amper uit de kosten gekomen. Ik zou nu bij Bunny moeten zitten voor de nabespreking, maar ik kan het niet aan.’ Ze glimlacht naar Mrs. X.

‘Nou, ik ga de jongens maar eens helpen pakken.’

‘Grayer heeft van iemand van Carters personeel gehoord dat ze om twaalf uur worden verwacht.’

‘Goed, ik zorg dat ze dan beneden staan.’

‘O…’ zegt ze tobberig.

‘Ja?’ vraag ik argwanend, want ik heb dat gezicht vaker gezien.

‘Nou, misschien zou je met ze mee kunnen gaan?’ Mrs. X trekt de ochtendjas strak om zich heen en bindt het koord dicht. ‘Ze een beetje installeren. Ik denk niet dat iemand als Carter, die nooit kinderen heeft gehad, ook maar enig benul heeft hoe je een paar jongens op hun gemak stelt.’

Terwijl de taxi telkens optrekt en weer remt op weg van Park Avenue naar Tribeca, probeer ik Stiltons weekendtas zo te zetten dat er nog een beetje bloed door mijn dijbenen kan stromen.

‘Bedankt voor het helpen inpakken en zo,’ zegt Stilton, die naast me op de achterbank lusteloos met het kwastje aan de rits van de tas zit te spelen.

‘Natuurlijk.’ Ik knik en glimlach, maar ik heb nog steeds de moed niet om Stiltons broer te vragen wat hij de vorige avond allemaal had gebruikt. Elke benadering die ik in gedachten doorneem, loopt meteen dood op een ‘hoezo, maak je je er nu wél druk om? Rot toch op’-reactie van zijn kant.

Stilton slaat met zijn hand tegen zijn voorhoofd. ‘O, man, mijn lacrossestick!’ kermt hij.

‘Die ligt in de kofferbak, bij de rest van je spullen,’ roept Grayer vanaf de passagiersstoel. ‘En wat we zijn vergeten, laten we nasturen, oké?’

Stilton fronst zijn wenkbrauwen en kijkt over zijn berg aardse bezittingen naar de gebouwen buiten met hun in de ochtendzon schitterende ramen. Ik bevrijd mijn arm, die klem zit onder een gigantische roodnylon aardappel, en sla hem om Stilton heen. ‘Maar wie pakt het dan voor ons in?’ vraagt Stilton. Hij leunt naar voren en pakt de opening in het plastic tussenschot met twee handen beet. ‘Dat kan mam niet.’

‘Ik doe het wel.’ Grayer haalt nonchalant zijn schouders op.

‘Maar waar ben ík dan als jij aan het pakken bent?’ vraagt Stilton door. ‘Laat je mij dan bij haar achter? En wie moet er nu voor mam zorgen? Nou, Grayer? Wie? Rosa is weg…’

‘Stilton…’ Grayer laat zijn hoofd op zijn borst zakken.

‘Grayer…’ bauwt Stilton hem na.

‘Stilton!’ Grayer draait zich bliksemsnel om en duwt hem weg van het tussenschot. ‘Pap wil dat we bij hém komen wonen. Hij neemt ons over.’ Zijn ogen flitsen over Stiltons gezicht alsof hij hem wil dwingen het te snappen. ‘We hoeven niet bij haar te blijven. Jij hoeft niet naar kostschool. Dat is juist goed, verdomme! En dan krijgen we ook nog eens een Oscarwinnende superster die nieuwe spullen voor je koopt én pap gelukkig maakt. Dus doe een beetje aardig tegen haar, gesnopen?’

Stilton laat de ernst van wat er op het spel staat op zich inwerken en knikt plechtig.

Grayer kijkt weer voor zich. Het is stil in de taxi. Alleen de chauffeur zegt zo nu en dan iets in het Swahili in zijn koptelefoontje, waarvan het oortje oplicht. Ik neem drieduizend dingen door die ik zou kunnen zeggen, waarschuwingen aan gaande te hooggespannen verwachtingen, verontschuldigingen omdat ik Grayer zo radeloos achterlaat, verzekeringen dat zijn broertje en hij op een dag niet meer afhankelijk van dat stelletje narcistische gekken zullen zijn. En intussen, eh, kalm aan met de drugs.

‘Nan?’ Stilton kijkt naar me op.

‘Ja?’

‘Heeft Carter huisdieren?’

‘Geen idee, Stil. Hoezo?’

Hij drukt zijn getuite lippen opzij met zijn vinger. ‘Misschien zou het leuk zijn om met haar over dieren te praten.’

Wankelend onder het gewicht van Stiltons weekendtas en een tas met de gecombineerde sportspullen van de jongens hel ik over naar het gematteerd stalen paneel van de lift. ‘Welke verdieping?’ vraagt Grayer van onder zijn eigen lading bagage.

Ik klem de weekendtas tussen mijn lijf en de wand en wurm het gescheurde vel kladblokpapier uit de zak van mijn sweatshirt. ‘De tiende,’ lees ik turend in de sfeerverlichting. ‘Hoelang woont je vader hier al?’

‘Sinds een maand voor vast. Hoelang hij daarvoor al hier zat, weet niemand.’

‘Ben jij hier al geweest?’

‘Pap heeft ons sinds zijn vertrek één keer meegenomen naar zijn skybox in het Yankee Stadium voor een wedstrijd van de Red Sox. Verder hebben we elkaar niet gezien, en toen waren er ook nog eens de hele tijd een stuk of dertig andere mensen bij.’

‘Ze hadden een ijsbar met Ciao Bella-ijs,’ mengt Stilton zich in het gesprek terwijl de liftdeur openglijdt en we een spierwitte vestibule zien met alleen maar een perspex… geval.

‘Maar,’ zegt Grayer vrolijk terwijl hij de lift uit strompelt met aan elke arm een koffer en een kledinghoes om zijn nek gedrapeerd, ‘nu gaan we ergens wonen waar hij wel graag komt, dus dat wordt wel anders.’ Grayer strijkt Stiltons haar glad en klopt dan nerveus op zijn eigen blonde pony.

‘Zijn jullie zover?’ vraag ik. Ik word opeens ook zenuwachtig, niet alleen omdat ik van harte hoop dat dit goed zal gaan, maar ook omdat ik nog nooit zo dicht bij een beroemdheid ben geweest, afgezien dan van een theeceremonie met Desmond Tutu. En toen waren er ook nog eens de hele tijd een stuk of dertig andere mensen bij.

De jongens knikken. Ik trek mijn paardenstaart uit mijn sweatshirt en schud mijn haar uit. Jammer dat ik mijn onverschilligheid niet tot ná dit bezoek heb kunnen vasthouden. ‘Ongelooflijk dat ik in een yogabroek kennis ga maken met Carter Nelson,’ zeg ik.

‘Ze doet zelf vast ook aan yoga,’ stelt Stilton me gerust.

Ik druk de verlichte bel in en hoor een sonoor gebeier.

Carter doet in eigen persoon open. Ze wrijft met haar handen over haar wereldwijd bekende gezicht, zegt ‘hallo jongens’ en tovert een glimlach tevoorschijn onder haar vermoeide ogen.

‘Hé, hallo,’ zegt Grayer blozend. Hij kijkt glimlachend naar haar en dan verlegen naar de vloer – schattig. Ze moet hem toch wel om op te vreten vinden?

‘Mooi, die kunst hier.’ Stilton maakt een weids gebaar naar het blok perspex. ‘Het is gaaf omdat het doorzichtig is en ook…’ We zien hem allemaal als een razende nadenken. ‘En ook omdat het boeiend is om naar te kijken.’

‘O,’ zegt Carter beteuterd. ‘Het is een paraplustandaard, maar… toch bedankt. Kom binnen.’ Ze biedt niet aan onze bagage over te nemen en zegt evenmin dat we alles mogen neerzetten, dus sjokken we als muilezels de moskleurige entree in. Als ik Carter zie worstelen om een massieve, witgebeitste eiken dubbele deur open te duwen, waarbij haar schouderbladen door de dunne katoen van haar donkergroene T-shirtje steken, bedenk ik tegen wil en dank dat Mr. X van popperige vrouwtjes houdt.

De deuren komen uit op een enorm aquarium van een kamer met vier meter hoge glazen wanden aan twee kanten. De ene wand biedt uitzicht over de Hudson tot aan de kustlijn van New Jersey; de andere op een identiek gebouw: elf verdiepingen, zo open als een poppenhuis, waarin elk klein detail van elk zonovergoten appartement zichtbaar is, slechts van ons gescheiden door een smalle straat in de diepte. Stilton bevrijdt zich van de doorgezakte rugzakken op zijn rug en buik, holt naar het glas en drukt zijn voorhoofd ertegen. ‘Is dat de West Side Highway?’ vraagt hij naar beneden wijzend. Ik kom in de verleiding recht voor me te wijzen en te vragen: is dat iemand die mascara opbrengt?

Carter komt achter hem staan, zet haar dunne benen aan weerskanten van de zijne, slaat een arm om hem heen en tilt met haar vrije hand zijn kin op. ‘Ja,’ zegt ze warm. Het rode haar dat haar handelsmerk is, valt voor haar gezicht. ‘En niet aan het glas komen. Het wordt maar één keer per week schoongemaakt, dus laten we het uitzicht niet met vingerafdrukken bederven.’ Ze laat Stilton los, die niet lijkt te weten of hij nu een knuffel of een standje heeft gekregen en vragend naar Grayer kijkt. Carter wendt zich tot mij. ‘Ik vind het gewoon vreselijk als hier mensen komen werken.’ Ja, Mr. X heeft ze graag popperig én charmant. ‘En al helemaal als ik er zelf ben. Ben jij de nanny?’

‘Nee, gewoon een… vriendin van de familie.’ Is er dan een familie? Ben ik daar de vriendin van? ‘Van de jongens. Ik ben een vriendin van Grayer… en Stilton.’ Ik weet niet waarom ik het wil ophelderen, of het zou moeten zijn vanwege de niet al te vergezochte mogelijkheid dat George Clooney of Cate Blanchett er gezellig bij komt en Carter me ten onrechte voorstelt als de vriendin van Mrs. X, waarna ze me nooit meer los zouden kunnen zien van dat mens.

‘Mooi,’ zegt Grayer, die Stilton naar zich toe wenkt in de vrijwel lege ruimte. ‘Hoe je het hier hebt… ingericht,’ vervolgt hij omzichtig, want hij wil niet dezelfde fout maken als Stilton door kunst en gebruiksvoorwerpen door elkaar te halen. ‘Relaxed.’

‘O, dank je. Ik verdraag niet te veel visuele prikkels in mijn nest. Goed, jullie hebben de kamer aan het eind van de gang. Ik hoop dat jullie het niet erg vinden om een kamer te delen – zo beheersen we de chaos,’ kwinkeleert ze. ‘Bij de vork rechts.’ De vork?

Ik loop mee langs talloze deuren in de eindeloze gang tot we bij een muurschildering zo groot als een paard van een gebogen antieke vork komen, en rechts daarvan is de laatste kamer. Witte vloeren, olijfgroene betonnen muren, twee identieke witte bedden, een roestvrijstalen bureau, glas van de vloer tot aan het plafond… Het voelt alsof ik ze als proefkonijnen aflever bij een laboratorium. Stilton holt naar het dichtstbijzijnde bed en laat met een opgelucht ‘oef ’ zijn rugzakken erop vallen. Dan steekt hij zijn arm tot aan de schouder in een van de tassen, haalt er een stuk papier uit en drukt het tegen de roestvrijstalen wandlamp. Padma Lakshmi. We zien allemaal hoe ze langzaam loslaat en naar de vloer dwarrelt.

‘Ik ga morgen naar de stad,’ zegt Grayer snel terwijl hij zich van zijn koffers loskoppelt. ‘Zeg maar wat je nodig hebt. We moeten ons hier echt thuis kunnen voelen.’

‘Ja! Absoluut!’ val ik hem krampachtig bij, want Stilton ziet eruit alsof hij verwacht dat de goede afloop elk moment kan omslaan in radeloosheid.

Grayer neemt de weekendtas en de tas met sportspullen van me over en zet ze op Stiltons bed. Hij haalt een handvol knuffels uit de weekendtas en zet ze met zorg langs de rand van het witte dekbed. ‘We zullen je knuffels eerst eens even neerzetten…’

Stilton reikt met uitgestrekte vingers naar de wenkende ramen. Mij best. Als de jongens dit kunnen volhouden zonder dat er iets ergers gebeurt dan dat Stilton zich verzet met vingerafdrukken, vind ik het een daverend succes. ‘Kijk,’ zegt hij.

We kijken naar precies hetzelfde glazen gebouw aan de andere kant van de straat, waar een meisje van zo te zien Stiltons leeftijd op de vloer van haar eigen witte kamer zit te tekenen. Ze krijgt Stilton in het oog, kruipt over het kleed van schapenvacht naar het raam en houdt het papier tegen het glas: HOI.

Stilton zwaait naar haar en mimet ‘hoi’ terug.

‘Hé.’ We kijken allemaal geschrokken om. Carter pakt het deurkozijn met twee handen beet en leunt de kamer in. ‘Ik ga theezetten. Waar heb je zin in?’ vraagt ze aan mij.

‘O, ik… pepermunt? Grayer?’

‘Ik hoef niets.’ Hij glimlacht weer naar haar en haalt zijn schouders op. ‘We hoeven niets, dank je. Wat een geweldige kamer.’

‘Goed. O, let maar niet op haar.’ Carter knikt naar ons artistieke vriendinnetje in haar geknoopverfde trui. ‘Ze is een fan van me, geloof ik.’

‘O.’ We knikken, want het is goed mogelijk dat de jongste celebrityblogger van de wereld in deze buurt woont. Carter trekt een grimas en loopt weg.

‘Oké, jongens, ik ben zo terug,’ zeg ik.

Grayer, die nog bezig is de kale ruimte te bevolken met de kleurige inhoud van Stiltons weekendtas, kijkt over zijn schouder naar me en schudt zijn pony uit zijn ogen. ‘Ga maar, Nan.’

‘Cool!’ Ik steek mijn duim naar hem op.

‘Ik bedoel, je mag na de thee wel weggaan.’

‘Oké. Zal ik dan, eh, later nog even bellen om te zien of jullie je hier hebben geïnstalleerd?’

‘Als je wilt.’

Stilton wendt zich af van het raam en kijkt me aan.

‘Natuurlijk wil ik dat,’ zeg ik.

Grayer staat met een stapel opgevouwen overhemden in zijn hand op. ‘Want het komt wel goed. Ik bedoel, ik heb het onder controle.’

‘Oké…’

‘Echt.’

‘Goed, natuurlijk, nee, het ziet er goed uit. Kan ik je even onder vier ogen spreken?’ Hij sjokt achter me aan naar de gang en ik zeg zacht: ‘Het moet me van het hart, dus luister even naar me – nadat ik de hele nacht op een stoel heb gezeten terwijl je vriend vol norit werd gepompt.’ Hij kijkt me vlak aan en ik blunder door. ‘Dat hele drank- en drugsgedoe is een prima manier om even los te komen van alle ellende in je leven, maar het is minder goed voor je hersenen, je hart en je toekomst, de dingen die ik belangrijk vind – die Stilton belangrijk vindt – oké?’

‘Oké,’ zegt hij kalm, waarschijnlijk om me te laten ophouden, maar het is stukken beter dan het ‘val dood’ waarop ik had gerekend.

‘Oké.’ Ik loop de kamer weer in, waar Stilton zijn eigen papier tegen het glas houdt.

‘Ze heeft een watersalamander,’ zegt hij. ‘Hij heet Twinkle.’

‘Nee maar. Wat goed!’ Ik loop naar het raam, buk me en omhels Stilton. Dan draai ik me om naar Grayer, die zijn hand uitsteekt. Ik neem hem aan. ‘Jullie mogen me allebei altijd bellen, wat er ook is, afgesproken?’

‘Ja.’ Grayer lijkt me met nieuwe ogen te zien. ‘Ze is cool, Nan. En mijn vader komt straks thuis. Ga maar verder met wat je ook doet.’

‘Ik ben consultant, toevallig. Ik, eh, ik help mensen beter samen te werken,’ vertel ik, want hij heeft er nog nooit naar gevraagd.

‘O.’ Hij glimlacht en houdt zijn hoofd schuin, waardoor zijn haar opzij valt. ‘Op zo’n manier. Is dat een baan?’

‘Ja. Min of meer, ik probeer mijn bedrijf van de grond te krijgen. Ik…’

‘Ik moet Stiltons spullen eigenlijk uitpakken.’

‘Juist. Oké. Nou, tot ziens, jongens!’ Ik glimlach breed en stap achteruit.

‘Ik ben hier,’ roept Carter wanneer ik terugloop door de lange gang en me in alle ernst afvraag of ze het zou merken als Grace en ik stilletjes bij haar introkken. Ik loop op het geluid van haar stem af en kom terecht in… een van de meest bizarre vertrekken die ik ooit heb gezien, al ben ik ook in een nomadentent en een IJslandse modelwoning geweest. Uit de meters stenen werkbladen en houten kastjes leid ik af dat het een keuken moet zijn, maar ik zie nergens een huishoudelijk apparaat, en een gootsteen ontbreekt ook.

‘Doe je onderzoek voor een rol?’ vraag ik wijzend naar de stapel roze en grijze kranten op het middelste werkeiland.

‘Ja, ik blijf de rest van mijn leven Carter spelen.’ Ze tuurt in een kast vol metalen voorraadbussen en haalt er een met het opschrift ‘gember’ en een met het opschrift ‘pepermunt’ uit.

‘Sorry, ik wilde niet insinueren…’

‘Nee, ik moet sorry zeggen.’ Ze glimlacht. ‘Ik ben moe.’

‘Is het laat geworden?’

‘Nou, het was iets dramatischer dan ik had verwacht toen ze me vroegen erevoorzitter te worden. Ik hou niet van scènes. En ik was net klaar met de vierde He Man-film.’ Ze maakt de bussen open en pakt uit allebei een theezakje. ‘Drie maanden in Guatemala. We zijn allemaal ziek geworden.’

‘Maken ze een víérde He Man-film?’

‘Vertel mij wat. We zijn er te oud voor. Maar in Azië zijn ze er gek op en soms is het een leuke afwisseling om voor een groen scherm rond te rennen, want verder ga ik in al mijn films dood, of ik word gek, of ziek, of het is oorlog of ik kan geen kinderen krijgen.’ Carter kijkt naar de antieke oosterse ketel, waaruit het eerste wolkje stoom opstijgt.

‘Is dat een…?’ Ik wijs naar de magische steen eronder.

‘Ik haat apparaten.’ Ze slaat haar armen om zichzelf heen. ‘Ik heb mijn best gedaan, echt waar. Ik dacht, misschien heb ik gewoon een hekel aan goedkope apparatuur, dus toen ik hier kwam wonen, heb ik de hele keuken professioneel laten inrichten.’ Ze wuift met haar sierlijke arm naar de muur. ‘Een twaalfpits fornuis. Aga. De hele mikmak. Maar weet je? Ik vond het allemaal vreselijk. Ik heb alles weer uit de muur getrokken.’ De stoom spuit eindelijk fluitend uit de ketel. Carter trekt een deurtje vlak onder het werkblad open en draait een knop naar links. Ze wikkelt haar T-shirt om haar hand, pakt het gehamerd metalen handvat van de ketel en schenkt het water in twee mokken. Dan loopt ze naar de muur en haalt een verzonken hendel over om de verborgen koelkast open te maken. ‘Melk?’

‘Graag.’

Ze schenkt melk uit een glazen fles. ‘De melk wordt elke ochtend bezorgd door een veehouderij in het noorden. Er zitten geen hormonen in. Fantastisch.’ Ze schuift de mok met het oor naar me toe.

‘En het fornuis?’

‘Dat zit verstopt onder dit graniet.’ Ze klopt er met haar knokkeltjes op. ‘Dat trouwens geweldig goed geleidt. Uiteinde lijk springt het een keer en moet ik het vervangen, maar ik reis zo vaak dat ik er wel een halfjaar mee doe.’

‘En de gootsteen?’ vraag ik gefascineerd.

Ze loopt naar het raam en tilt een deel van het werkblad bij de rand op. Het wipt omhoog als de bril van een ouderwetse troon-wc, en daaronder zit de roestvrijstalen spoelbak. ‘Zo kan ik er dingen in gooien zonder dat ik ze hoef te zien. Dat was het plan tenminste, maar het is zo’n smerig idee dat ik meestal toch midden in de nacht opsta om de afwas te doen.’ Ze leunt achterover tegen het – fornuis? aanrecht? werkblad? – en doopt haar theezakje in haar mok terwijl ik wacht op uit de vloer oprijzende koekjes. ‘Goed, ik wilde je vragen hoe hun dagindeling eruitziet.’

‘Dat kun je beter aan Grayer vragen, maar…’ Ik denk even na terwijl ik de stoom van mijn thee blaas. ‘Ik denk dat ze met de auto naar school moeten. Die is aan Ninety-second Street, opzij van Madison Avenue. Ik weet dat Grayer om halfnegen begint, maar ik weet niet of de basisschool dezelfde tijden heeft. Dus vanaf hier zouden ze denk ik om halfacht moeten vertrekken, voor de zekerheid. Ik zou aan Grayer vragen hoeveel tijd ze ’s ochtends nodig hebben. Als ze om halfzeven opstaan, zijn ze volgens mij wel op tijd klaar. Ik weet niet hoe laat ze uit school komen. Misschien kan Grayer op school op Stilton wachten of andersom en kunnen ze samen met de ondergrondse terug. Heb je extra sleutels of een alarmsysteem? Misschien kun je een briefje aan de portier geven…’

Er wellen tranen in Carters ogen op.

‘O, god, heb ik iets verkeerds gezegd?’ Ik zet mijn mok met een klap op het graniet en er spat heet water over de rand.

‘Nee, sorry.’ Ze bet haar ogen met haar mouw. ‘Ik ben gewoon zo moe, en dit is mijn vrije maand om bij te slapen en ik wil geen kinderen.’

Ik kijk over mijn schouder naar de deuropening en vraag op gedempte toon: ‘Zal ik ze weer terug…’

‘Nee, het is goed. Hij vindt het heel leuk dat ze er zijn. En ik ook, alleen, ik bedoel, ik heb besloten dat ik zelf geen kinderen wil, dus het is best heftig om nu kinderen om me heen te hebben. Wist je dat er tegen 2050 geen ijsberen of pinguïns meer zijn? Ik ga geen kind opvoeden met geloof in een toekomst terwijl ik maar al te goed weet dat die er niet is,’ verklaart ze. ‘Hebben ze last van allergieën?’

‘Ne… niet dat ik weet,’ hakkel ik. ‘Komt hun vader nog?’

‘Ik geloof dat hij vannacht in Zermatt blijft en morgen weer terugkomt.’ Ze maakt een kastje onder het werkblad open en gooit haar theezakje erin. ‘God, is hij niet fantastisch?’ Voor het eerst sinds we er zijn, leeft ze zo op dat ze weer het charisma heeft waarmee ze van het witte doek spat. ‘Ik had nooit gedacht dat ik nog eens zou hertrouwen…’ Ik verslik me in mijn thee. ‘Gaat het?’ vraagt ze. Ik hoest en steek mijn hand op ten teken dat het gaat. ‘Ik vind het zo verfrissend om eens met iemand te praten die niet in de entertainmentbusiness zit. Iemand die weet waar het met de wereld naartoe gaat. Een volwassene.’ Ze kijkt in haar mok en neemt een slokje. ‘Hij verkwist zijn geld niet aan dure auto’s en gepimpte motorfietsen. Ik bedoel, hij geeft echt heel veel aan goede doelen. En hij is griezelig slim… Ik ben helemaal weg van hem… Sorry.’ Ze kijkt geschrokken op van haar thee. ‘Ik was even vergeten dat je haar beste vriendin bent.’ Nee! Nee, dat ben ik niet.

‘Niet echt, maar gefeliciteerd.’

‘Tegen niemand zeggen. Ik doe de ring pas om bij Letterman.’

‘Natuurlijk niet.’ Zo heb ik mijn verloving ook aangekondigd. Leuk toch? ‘Hé, hier heb je mijn mobiele nummer. Je weet wel, voor als er iets is.’ Ik pak mijn portefeuille en geef haar mijn kaartje.

‘Is er verder nog iets? Mijn assistent zou met ze naar Voorjaarsontwaken kunnen gaan, is dat wat?’ Tja… misschien is dit niet de meest geschikte week om een kind van zeven kennis te laten maken met incest op muziek. ‘Ik wilde een echte zondagse maaltijd bereiden…’

‘O, dat zou super zijn!’

‘Maar toen dacht ik… lam… Ik voel me er momenteel niet toe in staat me te omringen met heidense vruchtbaarheidssymbolen.’

‘O. Tja… eh, misschien als je bent bijgekomen van Guatemala,’ begin ik behoedzaam, en ik leg allebei mijn handen op een verborgen iets om me ervan te weerhouden door mijn knieën te zakken en te smeken. ‘Alleen zouden de jongens nu echt wel wat liefde en zorg kunnen gebruiken. Vooral Grayer. Hij heeft zoveel doorgemaakt – ik geloof dat hij al een tijdje over Stilton moedert, of misschien al van het begin af aan. Hij is zelf ook wel aan wat liefde toe.’

Haar neus en voorhoofd gaan rimpelend in elkaar over. ‘Is hij daar niet iets te oud voor? Ik bedoel, je bereikt een bepaalde leeftijd en dan is het, zeg maar, kom op, jongens, zwemmen of verzuipen.’

‘Weet je, ik moet eens weg!’ Ik neem afscheid en loop terug naar de jongenskamer om mijn kaartje ook aan Stiltons lamp te plakken, recht onder een vers met meters plakband bewerkte Padma.

Ik wuif als de liftdeur dichtzoeft en roep door de schacht omhoog: ‘En het fietspad langs de Hudson! Dat is heel mooi! Vraag of ze fietsen voor jullie huurt! En Battery Park – neem de veerboot! En ga naar Wicked!’

Ik stap beneden uit en moet me bedwingen om niet meteen weer naar boven te gaan. Ik moet de jongens achterlaten bij mensen die wettelijk iets met hen te maken hebben, en dus loop ik naar de ondergrondse en doe mijn best, ik doe mijn bést, het alarm dat oorverdovend afgaat in mijn hoofd het zwijgen op te leggen.