6

Het is donderdagmiddag en ik wacht op Steve met zijn busje. Ik til een flap op van de vergeelde Times voor het raam en kijk naar de auto’s die door de plassen op straat spetteren. Steve is vier uur geleden naar Home Depot gegaan en zo langzamerhand ben ik de wanhoop nabij. Komt hij nog terug vandaag, of reed hij langs een vervallen huis en kwam het enthousiasme dat we niet meer bij hem hebben bespeurd sinds we hem aannamen net op dat moment terug, zodat hij zich geroepen voelde uit zijn busje te springen en het pand met ons hout op te knappen?

Dit is wat ik niet wil: een woest blaffende Grace die de boodschap die ik wil inspreken, waar ik de moed nog niet voor bij elkaar heb geraapt, net dat extraatje geeft. Ik kijk naar haar; ze ligt strategisch midden in de kamer, zodat ze me met haar ogen kan volgen terwijl ik in mijn joggingbroek en oma’s Chaneljasje loop te ijsberen. Ze tilt haar kop op om mijn vragende blik te beantwoorden en ik voer ons zwijgende Beckett-toneelstukje op: laten we het huis opknappen. Dat kan niet. Waarom niet? We wachten op Steve. O.

Ik heb de moed bij elkaar geraapt, laat de krant los en been doelbewust naar mijn telefoon, die ik op een strategische plek op de schoorsteenmantel heb gelegd, naast een krachtgevende foto van Ryan en ik die leren surfen. Ik wil er niet heen, ik wil niet, kwilnie. Maar ik ben het aan mezelf verplicht erachter te komen wat dat bedankje voor mijn hulp inhoudt. Ik recht mijn schouders en druk op het groene telefoontje op mijn toestel.

Verbinding. O, god, ik zweet meteen als een otter. Er wordt opgenomen! Ik open mijn kurkdroge mond – daar is ze! Op een antwoordapparaat! O, dank u, Jezus! Ik baad in het zweet. Ik werk me uit het jasje en hoor een elektronische piep.

‘Mrs. X, hallo! U spreekt met’ – piep! – ‘Sorry, u spreekt met’ – piep – ‘Shit! Ik, u’ – piep – ‘U spreekt met Verizon’ – piep – ‘Laat maar.’ Ik prik met mijn vinger in het scrolballetje en de telefoon gaat over. ‘Hallo?’ Shitterdeshit!

‘Mrs. Hutchinson?’

‘Ja?’

‘U spreekt met Janelle van het kantoor van Gene DeSanto.’

‘Ja?’

‘Kunt u vanavond om negen uur komen? Er is een probleempje en het schoolbestuur komt bij elkaar.’

‘Ja, natuurlijk. Wacht even, negen uur ’s avonds?’ herhaal ik terwijl ik een pen van de schoorsteenmantel pak.

‘Ja. Dank u. Tot ziens.’ Ik verbreek de verbinding en kras Jarndyce 21.00 op de muur.

Oké, nu meteen weer in het zadel – nog een keer bellen, nu, hop! Ik doe het. Ik zeg gewoon dat het een grapje was. Ik zeg dat ik het ijs wilde breken met een telefoongrap – verbinding!

‘Met het huis van X.’

‘Grayer?’ zeg ik geschrokken.

‘Met wie spreek ik?’

‘Met Nan, Nan Hutchinson, hoi!’

‘Hé.’

‘O, mijn god, wat ben ik blij dat jij hebt opgenomen! Ik kan je wel zoenen.’

‘O-ké.’

‘Is je moeder er ook?’ Zeg nee, zeg alsjeblieft nee.

‘Ze ligt te slapen.’

Ik stomp met mijn vuist in de lucht, met pen en al. ‘Jammer. Wil je haar een boodschap doorgeven wanneer ze, eh, wakker is?’

‘Wat?’ Het is meer een uitdaging dan een vraag.

Ik wroet met mijn teen in de kier tussen de ondervloer en het parket. ‘Alleen dat ik heel graag op de thee wil komen.’

‘Wat voor thee?’

‘Ze heeft me op de thee gevraagd.’

‘Waarom?’ zegt hij honend.

‘Eh, om me te bedanken, zei ze.’ Ik trek mijn voet terug voordat er een splinter in kan komen. ‘Hoezo, dacht je dat het om iets anders was?’

Het blijft stil.

‘Grayer?’

‘Hoor eens, ik weet het niet. Je hoeft niet te komen. Je hoeft geen vriendin van haar te worden of zo. Ik bedoel, je hebt het vast druk.’

‘Nee, maar – heb je al iets van Chester gehoord?’

‘Hij is toegelaten. Hé, ik moet ophangen.’

‘Natuurlijk. Wat fijn voor Stilton. Feliciteer hem namens mij en, eh, leuk je gesproken te hebben.’

‘Ja. Insgelijks, Verizon.’ Hij hangt op.

‘U mag pas in de pauze de zaal in.’ Zo word ik die avond begroet door een leerling achter een ongerijmd alledaagse klaptafel in de witte stronkenkring. Ik breng mijn druipende paraplu in veiligheid, kijk naar beneden en zie de lange strook papier die aan de kassatafel van De Kaukasische krijtkring is geplakt: ‘Onze creditcardlezer is defect, maar u mag met een cheque betalen.’

‘Creditcards? Wat kosten die kaartjes?’ vraag ik terwijl ik mijn jasje openknoop en kijk hoe doorweekt mijn lakleren pumps zijn onder de donker geworden zoom van mijn broek.

‘Duizend.’ Het meisje ziet mijn gezicht. ‘Het is een benefietvoorstelling.’

‘Voor…?’

‘De school.’ Ze pakt haar dikke vlecht van haar schouder alsof het een diertje is dat daar lag te dutten en stopt de punt in haar mond. ‘Om de toneelclub volgend jaar naar Venetië te laten gaan om daar met een echt commedia dell’arte gezelschap te werken.’

‘Kan de Red Venetië-club het geld niet missen?’ vraag ik.

Het meisje kijkt me niet-begrijpend aan.

‘Ik ben hier eigenlijk voor een vergadering. Wat is de snelste route naar de kamer van Mr. DeSanto?’

‘O, die is net gisteren afgemaakt,’ zegt een ander meisje, en ze wijst naar de nu onthulde trap langs de wand achter haar. ‘Die trap op en dan naar links.’

‘Dank je.’ Ik ren met twee treden tegelijk naar boven, net als op Chapin, en herinner me hoe ik trap af de leuning pakte en over de vier laatste treden van elke trap heen vloog en neerkwam met een heerlijke bons, die werd gedempt door mijn Doc Martens. Liefst na drie uur ’s middags, wanneer het gebouw leegliep en ik helemaal vanaf de bibliotheek naar beneden kon, steeds sneller. Zo vermaakten we ons in de tijd vóór het hologram.

Ik kom gedesoriënteerd aan de andere kant van de gang op de eerste verdieping uit, kijk om me heen en zie het bord dat de deur van de vertrekken van de directeur aangeeft. Ik duw de deur open en zie de gelambriseerde muren, die zo vol hangen met wapenschilden en ingelijste foto’s uit voorbije kostschooltijden – en dan bedoel ik ook echt voorbij, zoals de lange onderbroek – dat een stylist van Ralph Lauren er trots op zou kunnen zijn. Het interieur vloekt met dat van de rest van de school, maar ik moet toegeven dat het een strategische keus is voor het heiligdom waar ouders zich vastleggen op het betalen van veertigduizend dollar per jaar aan schoolgeld – het doet onbewust net iets meer denken aan de gerenommeerde universiteiten waar ze op mikken dan zwart lakwerk en plexiglas.

‘Uw naam?’ overstemt een secretaresse achter een chippendale-bureau de zacht tinkelende Mozart uit verborgen boxen. Tot mijn verbazing heeft ze geen ingewikkelde, hoge knot, zoals haar omgeving doet vermoeden, maar een kort, asymmetrisch kapsel, zoals Rihanna. ‘Uw naam, alstublieft?’

‘Hallo, ja, ik ben Nan Hutchinson.’

Ze laat haar lange, in zebraprint gelakte nagel langs een lijst glijden en vinkt me af. ‘De bestuursvergadering wordt in het kantoor van Mr. DeSanto gehouden.’ Ze wijst langs de gekuifde banken naar een paar deuren aan weerszijden van een imposante stenen schouw. ‘De deur links. Loopt u maar door.’

Ik bedank haar en betreed het vertrek van de directeur, dat bijna zo groot is als zijn overtuiging. Ik klik de deur achter me dicht en zie Gene, die tegen de voorste rand van een antiek gevoluteerd bureau leunt, tegenover het bestuur, vermoed ik, afgaand op de maatkleding en intens betrokken gezichten, dat op de drie met zijde beklede banken rond het Aubusson-tapijt zit. De mannen zien eruit alsof ze elk moment kunnen opspringen om de bel van het beursgebouw te luiden en het vrouwelijke deel van het bestuur lijkt totaal niet op de matrones met vriendelijke gezichten die thee kwamen drinken bij de directrice van Chapin. Niemand draagt een haarband, lage pumps of zelfs maar parels, en niemand ziet er vrolijk uit.

Achter Genes bureau hebben twee mannen en een vrouw in opvallend niet op maat gemaakte, hoekige pakken, zich rond een Dell-laptop naast Genes verschoven iMac geschaard.

‘Nan, Nan, fijn dat je er bent,’ begroet Gene me. ‘Nu kunnen we beginnen.’

Ik glimlach beroepsmatig en werk me behoedzaam over tikkende en over elkaar geslagen glanzende schoenen in de smalle ruimte tussen de banken en een leren replica van een schildpad van een meter breed die als salontafel dienstdoet.

‘En waaróm is ze hier ook alweer?’ vraagt een grote man onder wiens gewicht de dichtstbijzijnde bank enigszins slagzij maakt. Ik herken hem van de politieke zender als congreslid Grant Zuckerman, de vader van Darwin.

‘Zij is de nieuwe Shari,’ sist de vrouw naast hem terwijl ik Gene bereik.

‘Ik zie gewoon niet in waarom we hier meer mensen bij zouden moeten halen,’ blaft Grant door. ‘We hebben hier verder geen administratief personeel. Mijn team kan het wel aan.’ Hij gebaart naar de hoekige pakken achter Gene en mij.

‘Grant, Philip staat voor haar in. Ze heeft vast wel iets ondertekend,’ zegt een blonde vrouw met een prinses Diana-kapsel en een diepe stem. Haar doorknoopjurk heeft exact dezelfde ossenbloedkleur als het fluweeldamasten behang. ‘Laten we deze flauwekul snel afhandelen, dan kan ik het open doekje voor mijn dochter nog halen.’

‘Sheila, we zitten hier allemaal tegen onze zin,’ zegt een vrouw aan de andere kant van de kamer vermanend. Ik herken haar als een panellid van een tv-programma, maar ik kan me niet herinneren of ze expert is op het gebied van meubels, kleding of koken.

‘Ja, ik ben Nan Hutchinson. De nieuwe, eh, Shari. Aangenaam, allemaal!’ Ik verhef mijn stem om alle koppen mijn kant op te krijgen. ‘En zo te horen hebben we genoeg te doen vanavond, dus als iemand me in twee minuten kan uitleggen waar het over gaat en hoelang we vanavond doorgaan, wil ik met alle plezier beginnen.’

‘Jezus christus,’ bromt Grant. Iedereen kijkt me moordlustig aan.

‘Goed, iemand van jullie dan misschien?’ Ik gebaar naar de aan de laptop prutsende pakken, want misschien moet ik kobehang te leunen alsof ik speciaalmen kijken.

‘Nee!’ roepen een paar bestuursleden prompt.

‘Nog niet,’ voegt Sheila eraan toe. ‘Misschien is het niet nodig.’

‘Ja, dank je, Nan, misschien kun je daar gaan staan?’ Gene wijst naar de muur.

Mijn gezicht gloeit, maar ik knik vriendelijk. ‘Natuurlijk!’ Ik zet een paar passen achteruit en probeer tegen het damastbehang te leunen alsof ik speciaal daarvoor hierheen ben gekomendoen.

‘Mag ik?’ vraagt iemand.

‘Ja, Cliff?’ zegt Gene bemoedigend.

Ik draai me om en zie dat de man in de bocht van de U Cliff Ashburn is, algemeen directeur van de Metropolis Bank en centerfold van Wall Street Journal, wiens grijzende slapen een doorsneegezicht omlijsten dat aanzienlijk aantrekkelijker lijkt door zijn ongelooflijke succes. Hij neemt even de tijd om zijn bril af te zetten, de glazen met het uiteind van zijn stropdas te poetsen, ze tegen het licht te houden en de bril weer op zijn neus te zetten, en dat alles terwijl iedereen gefascineerd toekijkt. Op een dag zal ik zo overtuigd zijn van mijn vermogen de aandacht vast te houden dat ik een vergadering kan leiden terwijl ik in een hoek tegen een muur hang. ‘Even voor de duidelijkheid,’ zegt Cliff bedaard tegen zijn gevouwen handen. ‘Hoeveel mensen zijn er precies op de hoogte van dit incident?’

‘Darwin was de beoogde ontvanger van de e-mail,’ antwoordt Grant. ‘Die hij vervolgens begrijpelijkerwijs maar stom genoeg heeft doorgestuurd aan drie vrienden…’

De hand van een beroemde thrillerschrijfster schiet omhoog. ‘Mijn zoon Jamie,’ zegt ze, kijkend naar het krulmotief van het kleed.

‘Mijn zoon,’ zegt een man.

‘En die jongen van Boyer,’ besluit Grant.

‘Gelukkig was die jongen van Boyer hier omdat hij om acht uur op moest,’ vult iemand aan. ‘Hij heeft het nog niet gezien.’

‘We hebben zijn computer al in beslag genomen,’ zegt de vrouw achter het bureau tegen de groep.

‘We hebben ál hun computers in beslag genomen. En hun iPhones.’

‘Hoe is dit ook alweer aan het licht gekomen? Ik snap het niet,’ vraagt het panellid, dat nerveus aan haar Hermès Kellyhorloge plukt. Het hangt aan een leren koordje dat precies de olijfgroene kleur heeft van de tas die tegen haar slanke enkels rust.

Grant draait zijn machtige lichaam haar kant op. ‘Mijn zoon Darwin is na zijn beoordelingsfout zo verstandig geweest het mailtje aan mij door te sturen, uit angst en bezorgdheid om het meisje en de school. Ik heb mijn laptop gepakt, ben naar het vliegveld gerend en heb deze triage in gang gezet.’

‘Uitstekend.’ Cliff knikt. ‘Snel nagedacht – snel gereageerd – we hebben een voorsprong en zitten erbovenop. Heeft iemand al contact opgenomen met de moeder van het meisje?’ Op dat moment gaat zijn mobieltje over in de borstzak van zijn dunne grijze colbert. Hij schakelt het geluid uit zonder naar het scherm te kijken.

‘Ze heeft een hoofdrol in een stuk van Albee in het West End,’ antwoordt een vrouw. ‘Mijn man probeert de productie te verplaatsen naar Broadway.’

‘Oké, dus als we Darwin en uw zoons de ernst van de situatie kunnen laten inzien…’ – Cliff kijkt de drie ouders een voor een aan en ze beantwoorden zijn blik door reflexief te slikken en betrokken te glimlachen – ‘… durf ik als voorzitter van het bestuur wel te stellen dat we de situatie in de hand hebben.’

‘Maar kunnen we dat zo houden?’ vraagt het panellid. De angst in haar stem is tastbaar.

‘Als iedereen doet wat hij moet doen wel,’ zegt Sheila, en ze strijkt haar jurk glad. ‘Bij CNN houden we constant informatie achter om het contact met en de medewerking van de mensen die we nodig hebben veilig te stellen. Voor wat hoort wat.’

‘Echt waar?’ vraagt de toneelvrouw gefascineerd.

‘Anderson Cooper kon het moeilijk accepteren, maar ik heb hem overgehaald.’

‘Goed, de volgende stappen,’ zegt Cliff. ‘We hebben het natuurlijk over kinderen, en kinderen hebben toezicht nodig.’ Hij kijkt kritisch naar Grant.

‘Ik denk dat we ons moeten afvragen hoe Gene dit in godsnaam heeft kunnen laten gebeuren.’ Grant, die rood aanloopt, kijkt op zijn beurt met ogen als spleetjes naar de directeur. ‘Nou, Gene?’

‘Ja, zeker.’ Gene is weer bij de les en zet een stapje vooruit. ‘Mijn oprechte excuses…’

‘Laat je excuses maar zitten – die jongens moeten verdomme onder toezicht staan.’ Grant hijst zich moeizaam overeind, neemt de bal over en rent het veld af. ‘We vertrouwen onze kinderen aan jóú toe, Gene. Jij vormt hun lerende leven, hun sociale leven en van nu af aan ook hun computerleven. Je kunt die verantwoordelijkheid niet blijven afhouden.’

‘Cliff?’ Sheila wendt zich vragend tot hem, zoals wij allemaal. Hij knikt instemmend.

‘Laat het onderwijzend personeel komen.’ Grant, die zich gesteund voelt, spreekt nu met een staalhard timbre. ‘Ik wil iedereen over een uur in de filmzaal zien.’

Het bestuur blijft in het fort en ik krijg eindelijk een taak: samen met Gene sleep ik stoelen naar het bureau van zijn secretaresse om de telefoonketen in werking te zetten. Ik bel de ene docent na de andere met mijn verontschuldigingen op donderdagavond halftien van zijn luie bank in een verre buurt – ze hebben natuurlijk geen geld om de benefietvoorstelling van de toneelclub te bezoeken. Als ik aan het eind van mijn lijst ben gekomen, doe ik alsof ik nog zit te bellen, op mijn eigen voicemail, om maar niet met die narrige bestuursleden te hoeven praten, die een nieuw mikpunt hebben gevonden voor hun woede, die nu aan de andere kant van de schouw vaste vormen aanneemt.

Om halfelf zijn alle kuipstoeltjes in de filmzaal bezet. Vanaf mijn plaats bij de bestuursleden tegen de met fluwelen gordijnen behangen muren zie ik pyjamabroekspijpen onder de regenjassen van zittende docenten uitpiepen. ‘Als dit hun manier is om ons duidelijk te maken dat we het weer over de ziektekostenverzekering gaan hebben, poep ik in Genes kamer,’ bromt iemand. Ik kijk om en zie Gene boven in de zaal. Hij komt nadrukkelijk niet naar beneden om me aan Cliff voor te stellen, zoals hij had beloofd.

Op basis van wat ik tijdens de massale uittocht uit zijn vertrekken heb gehoord, concludeer ik dat wat er nu gaat gebeuren regelrecht onder mijn nieuwe taakomschrijving valt, en hoewel ik ervan baal dat mijn kennismaking met het onderwijzend personeel plaats moet vinden vlak nadat iedereen in pyjama hierheen is gesleurd, haal ik diep adem en loop naar Cliff en Sheila, die aan de andere kant van het podium voor het immense projectiescherm de koppen bij elkaar hebben gestoken. ‘Hallo! Ik weet dat jullie je handen vol hebben, maar ik wilde even officieel kennismaken.’

‘Hallo,’ zegt Cliff, die mijn aangeboden hand schudt en meteen weer naar Sheila kijkt.

‘Nan, we gaan zo beginnen,’ scheept die me af. De verraderlijke rokerslijntjes rond haar mond verdiepen zich.

‘Ja, nee, ik weet het, maar nu ik hier officieel werk als personeelsontwikkelaar, dacht ik dat ik misschien kon…’

‘Wat jij kunt, is weer bij de muur gaan staan. Dit is veel te belangrijk voor een proefritje.’

‘Wat Sheila bedoelt,’ zegt Cliff, ‘is dat we het allemaal onder controle hebben. Als jij nu eens als toehoorder bleef?’ oppert hij met een commerciële charme waardoor het lijkt alsof hij me een eersteklas ticket naar Dubai aanbiedt. Hij glimlacht naar me ten teken dat ik kan gaan en geeft Sheila een teken dat ze mag beginnen.

‘Goed, goed.’ Sheila klapt in haar handen en ik neem mijn plek langs de zijlijn weer in, zoals me is opgedragen. ‘Het spijt me dat ik jullie heb weggerukt bij Law & Order, of wat jullie ook maar aan het doen waren, maar helaas vereist deze situatie onze onmiddellijke aandacht. Een situatie die zich om te beginnen niet eens had voorgedaan als iedereen hier zijn werk naar behoren deed.’ Ze zwijgt en kijkt van links naar rechts, zodat haar vernietigende blik de hele zaal bestrijkt. De andere leden van het bestuur kijken instemmend verontwaardigd. ‘De gezondheid en het welbevinden van onze leerlingen zouden jullie hoogste prioriteit moeten zijn, en toch zijn jullie tekórtgeschoten.’ Ik begin te begrijpen hoe nuttig een buffer tussen het onderwijzend personeel en het bestuur zou kunnen zijn. ‘Is dat duidelijk?’

Er wordt vermoeid geknikt.

‘Goed. Dit filmpje is naar Darwin Zuckerman uit de vijfde gestuurd, en hij heeft het ten onrechte naar drie vrienden doorgestuurd. We hebben de informatiestroom ingedamd. Gelukkig heeft de jongen het filmpje vervolgens naar zijn vader gestuurd, uit bezorgdheid om de school. En hier zijn we dan. Congreslid Zuckerman heeft toestemming gegeven om de beelden van zijn computer rechtstreeks op het scherm te vertonen. Begin maar.’ Ze knikt naar iemand in de projectieruimte en het scherm vult zich met Grants postvak. De pijl komt in beweging en klikt de bijlage van Darwins e-mail aan.

Het Quick Time-bestand wordt afgespeeld.

Er verschijnen twee handen in het wiebelige beeld die de lens richten voor de opname. De cameraman stapt achteruit en ik herken Chassie, die in een veel te grote roze peignoir met struisvogelveren langs de hals op een satijnen sprei gaat zitten, onder een grote vierdelige zeefdruk van Warhol van een vrouw die in de jaren tachtig een van mijn lievelingsactrices was. Chassie draait zich om. Ze is van zichzelf onhandig, en dat ze overduidelijk beschonken is, maakt het er niet beter op. ‘Hallo, Darwin,’ lalt ze op verleidelijke toon vanuit haar geknielde houding. ‘Sorry van het gedoe met het heliplatform. Ik ben blij dat Ms. Wells uiteindelijk jouw toespraak heeft gekozen, echt waar. Jij kunt het veel beter. En je hebt het mis – ik heb nog steeds gewonnen. Echt wel. Het is gewoon, gewoon… Ms. Wells. Die bitch.’ Ik zoek in de donkere zaal naar Ingrid terwijl Chassie even stil is en een andere houding aanneemt, waarbij haar dunne haar over haar schouder valt. ‘Hoe is het met je? Mis je me? Ik wil wedden dat je me mist.’

Ik sla mijn handen voor mijn gezicht om maar niet te hoeven zien wat er nu komt; iets waarvoor een congreslid en zijn pr-explosievenopruimingsdienst op het vliegtuig zijn gestapt.

‘Mis je dit ook?’ Ik kijk tussen mijn vingers door en zie dat Chassie de peignoir aan een kant van haar schouder laat zakken, zodat haar borst zichtbaar wordt. ‘En dit?’ Nog een onhandige borstontbloting en dan lijken haar knieën onder haar uit te glijden op de satijnen sprei. ‘Oeps!’ Ze richt zich op en begint in een wanhopige poging tot verleidelijkheid met haar tepels te spelen, en ik dank God in stilte, want het gênantste wat wij op de middelbare school konden doen, was een zak snoephartjes afgeven bij de portier van een jongen die je leuk vond.

Ze leunt over een toilettafel die van haar moeder moet zijn, met oude foto’s uit tijdschriften rond de spiegel, pakt iets van het gehaakte kleedje en houdt het naar de camera op: Fruition van Estée Lauder, zie ik aan het kenmerkende blauwe flesje. ‘Je vond die oude foto van mijn moeder in de hal toch zo mooi? Die reclame?’ Ze strijkt met de goudkleurige dop langs haar hals en over haar borsten alsof ze een reclamespotje doet in een tienerpornofilm. En dan, met een laatste zatte glimlach, leunt ze achterover, spreidt haar benen – en laat het flesje verdwijnen.

Foetsie.

De opname eindigt met een draai van de pijl. Darwins e-mail komt weer in beeld, het licht gaat aan en het bericht vervaagt in de ademloze, misselijke stilte.

Ik gluur om me heen. Alle docenten hebben hun handen voor hun gezicht geslagen.

Sheila loopt terug naar het midden van het podium. ‘Jullie begrijpen waar het om gaat. We hebben dit laten zien om ervoor te zorgen dat jullie allemaal de juiste informatie uit de eerste hand hebben en niet als een stelletje brugklassers telefoontje hoeven te spelen. En ook om jullie te laten zien wat er op het spel staat als je je verantwoordelijkheden níét serieus neemt.’

Cliff maakt zijn op zijn rug gevouwen handen van elkaar los en komt met een hartelijke glimlach op zijn gezicht naast Sheila staan. ‘Goedenavond, allemaal. Mijn collega, Mr. Toomey, is hier gekomen om jullie vanavond te leren hoe je je leerlingen kunt controleren. Hoe je hun pagina’s op MySpace kunt beoordelen, hoe je hun profiel in Facebook kunt zien, hoe je de leerlingen kunt volgen in chatrooms en hoe je hun weblogs kunt lezen.’

‘Om er zeker van te kunnen zijn dat zoiets als dit de school nooit meer in gevaar kan brengen,’ voegt Sheila eraan toe. ‘Letten we allemaal op?’

‘Hoe zit het met Chassie?’ Alle hoofden draaien zich om naar het stemgeluid. Het is Ingrid, die verbijsterd boven in de zaal staat. ‘Gaat het wel goed met haar? Ik bedoel, heeft er al iemand met haar gepraat? Haar op de hoogte gesteld? Hoe zit het met de schoolpsycholoog? Heeft Mildred haar al steun aangeboden?’ Ze wijst naar een oudere vrouw die een gezicht trekt alsof ze dit met geen drie meter lange, gedesinfecteerde tang wil aanraken. ‘Goed, en haar moeder dan?’ probeert Ingrid.

‘Die staat in een stuk in het West End,’ zegt Sheila op een toon alsof dat alles verklaart.

Ingrid trekt een wenkbrauw op. ‘Nou, maar weet Chassie dat dit filmpje circuleert? Dat was duidelijk niet haar bedoeling. Ze moet het weten. En ze moet hulp hebben. Therapie. Dit is geen opbouwende of veilige manier om te communiceren. En ze is niet de enige leerling hier die op dat punt de weg kwijt is. Dit…’ – ze gebaart naar het scherm – ‘… gaat over een ziekte die epidemische vormen aanneemt binnen de cultuur van Jarndyce.’ Ze kijkt naar haar collega’s in de lagere rijen, maar die plukken allemaal druk aan zomen en knopen. Ik trek mijn wenkbrauwen op en probeer haar met een blik duidelijk te maken dat ik achter haar sta. ‘We willen de school moderniseren, maar wanneer gaan we iets aan dit soort gedrag doen?’

‘Begrepen.’ Cliff knikt en overziet de hele zaal. ‘Nog meer snelle vragen voordat de training begint? Ik weet dat het laat is, en de andere leden van het bestuur en ik zijn hier al de hele avond.’

‘Dus… wat wordt er gedaan?’ probeert Ingrid het nog eens. ‘In het geval van Chassie?’

Cliff kijkt bemoedigend naar haar op. ‘En jij bent…?’

‘Ingrid Wells, voornoemde bitch.’ Ze verplaatst haar gewicht naar haar ene heup en glimlacht vol zelfspot, maar wordt snel weer ernstig. ‘Ik ken die kinderen.’

Grant maakt zich los van de muur. ‘Je geeft ze les – dat is iets anders,’ wijst hij haar terecht.

‘Ik begeleid Chassie en Grant bij spreekvaardigheid, ik ben mentor van de vijfde klas en ik heb ze allebei bij geschiedenis.’

‘Geschiedenis,’ herhaalt Grant ten bate van de andere ouders, alsof ze zojuist ‘potsen maken’ heeft gezegd.

‘Ik vind dat ze hulp nodig hebben,’ vervolgt Ingrid, die haar bevende handen in haar jaszakken duwt.

‘Ze?’ stuift Grant op. Hij begint weer rood aan te lopen. ‘Wie zijn ze? Dat mijn zoon toevallig het doelwit was van de zelfverlaging van dat stomme wicht wil niet zeggen dat hij erbij betrokken is.’

‘Ik heb het niet over betrokkenheid, ik zeg dat we hulp moeten bieden…’

‘Mijn zoon is hier het slachtoffer, laten we dat niet vergeten,’ tiert Grant, ‘en als ik die Chassie eruit kon schoppen, zou ik het doen. Je kunt je echte verantwoordelijkheden ten opzichte van die kinderen niet ontlopen door de hele dag te knuffelen, Míss Wells. En u wilt ook nog een ziektekostenverzekering,’ besluit hij minachtend.

Ik ben maar een toehoorder, ik ben maar een toehoorder…

‘Goed, zullen we beginnen?’ Mr. Toomey haast zich op een teken van Cliff naar het podium en de bestuursleden verlaten opgelucht de zaal. ‘Laten we beginnen met de basisprincipes van internet.’

Ingrid, die op haar wang bijt, zakt langzaam op haar stoel. Terwijl Toomey praat, dwalen mijn ogen weer naar het scherm en nu kan ik eindelijk Darwins verontruste e-mail aan zijn vader lezen.

Pa, kan het cooler? Kom je deze week nog thuis? D

‘Hoe bedoel je, ze liet het verdwijnen?’ vraagt Ryan ergens na enen aan de andere kant van de lijn.

‘Ik bedoel dat ze het ergens in stopte.’

‘Oei.’

‘Ik hou van je.’ Ik leg mijn pen op de verzakkende stapel aantekeningen op de matras, mijn provisorische werkplek.

‘Je houdt van me?’

‘Ja.’

‘Waarom?’

‘Omdat jij de oeifactor begrijpt.’ Ik leun achterover in de stapel kussens die als bureaustoel fungeert.

‘Nou, ik hoop dat ik Grant Zuckerman een keer in het Capitool tegenkom als dit is uitgelekt. Ik wil die zelfvoldane eikel wel eens een toontje lager horen zingen.’

‘Ik geef het een dag.’ Ik kijk naar het web van haarscheurtjes in het plafond. ‘Kinderen die masturberen met Fruition. Over merkverjonging van Estée Lauder gesproken. Dat moet binnen de kortste keren door Fox worden uitgezonden.’ Ik speel de opname nog eens voor mijn geestesoog af, maar dan met strepen over het beeld. ‘Die arme Chassie. In de kleren van haar moeder, op het bed van haar moeder. Een kinderpsycholoog kan erop promoveren.’

‘Wat nu?’

‘Ik denk dat het bestuur er een nachtje over moet slapen en dan een soort workshop wil gaan geven over “sexting” – zo noemen de kinderen het – en dan wil ik een voorstel afhebben over een training voor de docenten. Hé, wacht even, wanneer kom jij weer thuis?’ Ik trek mijn Filofax naar me toe. Het briefje van Mrs. X dat erin zat, glijdt op het dekbed.

‘Nou, ik wilde pas iets zeggen als het zeker was, maar ze denken erover na een aantal van ons een paar dagen naar de graandistributiecentra te sturen – misschien langer. Dat de militaire leiders het weinige wat er is ook nog eens afromen, doet de zaak geen goed.’

‘Sturen ze jou op militaire leiders af? Ik hoop dat je die briefopener meeneemt die je met Kerstmis van je ouders hebt gekregen. O, en je koffertje zou een kogel kunnen opvangen. Kunnen ze geen mensen met plastic schilden sturen?’

‘Jawel, maar misschien moet ik die mensen vertellen waarom ze er zijn.’

‘Balen.’ Ik sla op de Filofax en mijn trouwring raakt de gesp. ‘Toen we in het niemandsland zaten, zaten we tenminste nog samen in het niemandsland.’

‘Maar nu heb je je vrienden weer om je heen, dat wilde je toch?’

‘Het zal wel.’

‘Het zal wel?’

‘Nee, dat is ook zo. Josh en Sarah hebben het superdruk, maar Citrine ontpopt zich als een aangename verrassing…’

‘En je hebt de X’en ook altijd nog.’

‘Ryan…’

‘Heb je nog iets van ze gehoord?’

‘Toevallig…’ – ik schuif de gouden ring heen en weer over mijn knokkel – ‘… heeft ze me op de thee gevraagd om me te bedanken.’

‘Je neemt me in de maling.’

‘Was het maar waar.’

‘Ja. Wanneer?’

‘Donderdag.’ Ik haal diep adem. ‘En om eerlijk te zijn, ben ik bloednerveus.’

‘Doe niet zo gek.’ Ik hoor de glimlach in zijn stem. ‘Ik ben trots op je.’

‘Bedankt, man.’ Ik glimlach terug.

‘Nee, dat je het toch nog kunt afsluiten, bedoel ik. Dat is best gaaf.’

‘En zet hem op, jij, met het leiden van de mensen die tegen de militaire leiders vechten. Dus je blijft nog een paar dagen weg?’

‘Ja, daar ziet het naar uit…’

‘God, ik mis je zo.’

‘Ik jou ook. Heb je nog ideeën op het babyfront?’

Ik adem diep in. ‘Ik heb mijn handen vol gehad.’

‘Ik weet het. Ik vroeg het maar.’

Ik kijk naar de wand van kledingdozen die nog net door het bedlampje wordt beschenen. ‘Ryan, ik kan de aannemer niet te pakken krijgen. De trap is gerepareerd, maar hij belt niet terug.’

‘Ik zal naar hem uitkijken. Misschien is hij op safari met de elektricien.’

‘En hoe zou dit precies in zijn werk moeten gaan, met een baby?’

‘Nan,’ zegt hij streng, ‘als we een kind hadden, had ik die baan nooit aangenomen.’

‘Dus je neemt ontslag?’

‘Nan?’

‘Ja?’

Stilte. ‘Laat maar. Probeer wat te slapen. Je zult je kracht nodig hebben als het verhaal in de publiciteit komt en ze je bij Larry King willen hebben. Ik hou van je. Ik kom gauw thuis.’