EPILOOG
Toen Artemis wakker werd, zag hij dat Holly en Foaly over hem heen gebogen stonden. Holly zag er bezorgd uit, maar Foaly bekeek hem met kritische blik, zoals je doet bij een laboratoriumexperiment.
Ik heb geen pijn, dacht Artemis. Ze hebben me vast iets gegeven.
En toen: ik moet de boel een beetje opvrolijken.
‘Ach, mijn prinses. Edel ros. Hoe voelt u zich beiden, deze ochtend?’
‘D’Arvit,’ zei Holly. ‘Daar heb je de sprookjesprins weer.’
‘Hmm,’ zei Foaly. ‘Zo gaat het met het Atlantiscomplex.
Naarmate het langer duurt, kun je moeilijker voorspellen waardoor het weer actief wordt. Ik dacht dat de medicijncocktail Artemis terug zou brengen, maar Orion vertelt ons in elk geval wat Artemis in zijn schild voert.’ Hij boog zich dichter naar hem toe. ‘Orion, edele jongeling, weet jij toevallig het wachtwoord voor de firewall van Artemis?’
‘Natuurlijk weet ik dat,’ zei Artemis. ‘Dat is EZEL spatie K-N-U-L.’
Foaly was druk bezig dit op te schrijven toen eindelijk het kwartje viel.
‘O, ha ha, Artemis. Heel geestig. Ik had heus wel door dat jij het was, hoor.’
Holly kon er niet om lachen. ‘Dat was niet grappig, Artemis. Het Atlantiscomplex is niet iets om mee te spotten.’
Toen hij de naam van de ziekte hoorde, voelde Artemis al een groepje kwaadaardige viertallen in zijn achterhoofd in beweging komen.
Niet weer, hè, dacht hij.
‘Het zou echt helpen als jullie twee van plaats verwisselden,’ zei hij, terwijl hij kalm en beheerst probeerde te klinken. ‘En zouden jullie ook de gordijnen voor die twee patrijspoorten helemaal dicht kunnen doen? Of helemaal open, maar niet iets ertussenin. Dat slaat nergens op.’
Holly wilde Artemis door elkaar schudden om hem eruit te halen, maar ze had met dokter Argon van het Broederschap van Psychologen gesproken en die had gezegd dat ze het de mens naar zijn zin moesten maken tot ze hem in de kliniek konden afleveren.
‘De oude kamer van Opal Koboi is nog vrij,’ had de dokter opgewekt gezegd, en Holly vermoedde dat hij nu al een titel voor het onvermijdelijke boek liep te verzinnen.
Dus zei ze: ‘Oké, Artemis. Ik doe de gordijnen open.’
Holly tikte op het icoontje van een zonnetje naast het gor dijn, waardoor het glas verlicht werd, en toen zag ze de scholen exotische vissen die in het licht dat uit de boegvinnen van de Nostremius kwam lagen te soezen.
We zwemmen allemaal naar het licht toe, besefte ze, en toen vroeg ze zich af wanneer ze in hemelsnaam zo filosofisch was geworden. Te veel nadenken is een van de dingen waardoor Artemis er nu zo aan toe is. We moeten dit probleem aanpakken.
‘Artemis,’ zei ze, en ze perste een vleugje optimisme in haar stem, ‘dokter Argon vroeg zich af of jij iets van een verslag hebt van…’
‘Hoe ik tot de waanzin ben afgegleden?’ maakte Artemis haar zin voor haar af.
‘Nou, hij had het eigenlijk over de voortgang van het complex. Hij zei dat patiënten vaak een soort dagboek bijhielden. Ze hebben vaak behoefte om begrepen te worden als ze eenmaal…’
Weer maakte Artemis de zin af. ‘Zijn overleden. Ik weet het. Ik voel die drang nog steeds.’ Hij trok de ring van zijn middelvinger. ‘Dit is mijn elfencommunicator, weet je nog? Ik hou een videodagboek bij. Heel griezelige beelden.’
Foaly nam de ring van hem aan. ‘Die stuur ik even door naar Argon, dan heeft hij alvast een beetje een idee voordat hij je in de gekkenstoel vastbindt.’ De centaur realiseerde zich wat hij had gezegd. ‘Sorry. Caballine zegt altijd al dat ik zo ongevoelig ben. Er bestaat helemaal geen gekkenstoel; het is meer een sofa of een futon.’
‘We snappen ’m, hoor, Foaly,’ zei Holly. ‘Hartstikke bedankt.’ De centaur klepperde naar de automatische deur van het ziekenhuisvertrek. ‘Oké. Dan verstuur ik deze. Tot straks, en pas op voor die kwaadaardige viertallen.’
Artemis kreunde. Holly had gelijk: het Atlantiscomplex was niet grappig.
Holly ging op de stoel naast zijn bed zitten. Het was een hightechbed met stabilisatoren en stootkussens, maar jammer genoeg wat aan de korte kant.
‘Je groeit, Artemis,’ zei ze.
Artemis glimlachte flauwtjes. ‘Ik weet het. Maar in sommi ge opzichten niet snel genoeg.’ Holly pakte zijn hand vast. ‘Je kunt proberen om jezelf van streek te maken als je dat wilt, maar dat gaat niet lukken. Foaly heeft genoeg kalmerende middelen in je gepompt om een paard onder zeil te brengen.’
Daar moesten ze allebei even om glimlachen, maar Artemis was toch in een melancholieke stemming.
‘Dit avontuur was anders, Holly. Meestal wint er aan het eind iemand en zijn wij beter af. Maar dit keer zijn er heel veel mensen, onschuldige mensen, doodgegaan en heeft niemand er voordeel bij gehad. En dat allemaal voor de liefde. Ik kan Turnball niet eens als slechterik beschouwen; hij wilde alleen maar zijn vrouw terug.’
Holly kneep in Artemis’ vingers. ‘Als wij er niet waren geweest, was het nog veel slechter afgelopen. Nummer Een leeft, dankzij jou, om nog maar te zwijgen over alle andere mensen op dit hospitaalschip. En zodra jij weer de oude bent kunnen we verdergaan met de wereld redden, met jouw ijskubus.’
‘Mooi zo. Dat heeft nog steeds mijn prioriteit, ook al moet ik mijn condities misschien een beetje bijstellen.’
‘Hmm. Zoiets dacht ik al.’
Artemis nam een slokje water uit een beker op zijn nacht kastje. ‘Ik wil niet weer helemaal de oude worden. Door de oude Artemis heb ik dat Atlantiscomplex gekregen.’
‘Je hebt een paar heel slechte dingen gedaan, Artemis. Maar die zou je toch nooit meer doen. Laat het los.’
‘Echt? Kun je gewoon dingen loslaten?’
‘Het valt niet mee, maar met onze hulp kun je dat heus wel, als je het echt wilt.’
Artemis rolde met zijn ogen. ‘Drankjes en therapie, god sta me bij.’
‘Dokter Argon houdt nogal van roem, maar hij is wel goed. De beste. Bovendien weet ik zeker dat Nummer Een je een magische ontgiftingskuur kan geven om dat laatste vonkje uit je systeem te halen.’
‘Dat klinkt pijnlijk.’
‘Het zou kunnen. Maar je hebt je vrienden om je heen. Goe de vrienden.’
Artemis ging rechtop in de kussens zitten. ‘Dat weet ik. Waar is Turf?’
‘Wat denk je?’
‘Ik denk in de kombuis. Misschien wel in een van de koel kasten.’
‘Daar zou je best eens gelijk in kunnen hebben.’
‘En Juliet?’
Holly’s zucht klonk liefdevol en gefrustreerd tegelijk. ‘Ze or ganiseert een worstelwedstrijd tussen haarzelf en een jumbovleugelelf die een opmerking over haar paardenstaart heeft gemaakt. Ik doe op dit moment maar gewoon alsof ik er niets van weet. Maar ik moet er zo een einde aan gaan maken.’
‘Ik heb medelijden met die vleugelelf,’ zei Artemis. ‘En Butler? Denk je dat hij me ooit weer kan vertrouwen?’
‘Dat doet hij volgens mij al.’
‘Ik moet met hem praten.’
Holly keek even naar de gang. ‘Wacht nog maar even. Hij is een pijnlijk telefoontje aan het plegen.’
Artemis kon wel raden met wie. Zelf zou hij straks ook zo’n telefoontje moeten plegen.
‘Goed,’ zei hij, terwijl hij luchthartiger probeerde te klinken dan hij zich in werkelijkheid voelde met dat Atlantiscomplex borrelend aan de onderkant van zijn temporale hersenkwab.
Zet dit op een rij, zei het complex.
Tel dat.
Pas op voor vier. Vier is dood.
‘Ik hoor dat je een date met Trubbels Kelp hebt gehad. Zijn jullie van plan om binnenkort een bivak op te slaan?’
Butler dacht dat hij misschien claustrofobie begon te ontwikkelen. Hij had in elk geval de indruk dat de muren op hem afkwamen. Dat de gang waarin hij op zijn hurken zat op elfen was berekend die half zo groot waren als hij, hielp ook niet echt mee. De enige plek waar hij behoorlijk rechtop kon staan was de sportzaal, en dat was niet bepaald de uitgelezen plek om een privételefoongesprek te voeren, want op dat moment liet zijn zusje daar waarschijnlijk net een jumbovleugelelf alle hoeken van de zaal zien, en sloofde ze zich uit voor het publiek van patiënten en verzorgers dat al snel voor de Jadeprinses in aanbidding zou liggen.
Butler gleed langs de wand omlaag tot hij zat, en stak zijn hand met Artemis’ telefoon erin uit.
Misschien heb ik geen bereik, dacht hij hoopvol.
Maar dat had hij wel. Vier streepjes. Artemis had zijn tele foon zo gebouwd dat hij tot alle beschikbare netwerken toegang had, inclusief die van militairen en elfen. Je moest al op de maan zitten wilde Artemis’ telefoon je niet kunnen bereiken.
Oké. Niet langer uitstellen. Bellen nu.
Butler scrolde door de lijst met contacten en selecteerde het mobiele nummer van Angeline Fowl. Het duurde een paar seconden voor hij verbinding kreeg, want die liep via Haven naar een satelliet en dan weer terug omlaag naar Ierland, maar toen de telefoon overging, hoorde hij de drievoudige elfenbliep.
Misschien slaapt ze.
Maar Angeline nam bij de tweede keer op.
‘Artemis? Waar ben je? Waarom heb je niet gebeld?’
‘Nee, mevrouw Fowl. Ik ben het, Butler.’
Angeline begreep dat Butler haar met Artemis’ telefoon bel de en dacht natuurlijk meteen het ergste. ‘O god! Hij is dood, hè? Ik had hem nooit moeten laten gaan.’
‘Nee, nee, Artemis maakt het prima,’ zei Butler gehaast. ‘Hij heeft geen schrammetje.’
Angeline moest huilen. ‘Godzijdank. Ik zou het mezelf nooit vergeven. Een jongen van vijftien die de wereld gaat redden, met élfen. Wat heb ik me in mijn hoofd gehaald? En nu is het mooi geweest. Afgelopen uit. Van nu af aan gaat hij een normaal leven leiden.’
Ik kan me niet eens herinneren hoe dat is: normaal, dacht Butler.
‘Mag ik hem even aan de lijn?’
Daar gaan we al.
‘Dat kan nu niet. Hij heeft een… eh… kalmeringsmiddel ge kregen.’
‘Een kalmeringsmiddel! Maar je zei dat er niks met hem was, Butler. Dat hij nog geen schrammetje had.’
Butler kreunde. ‘Hij heeft ook geen schrammetje. Aan de buitenkant dan.’
Butler kon als het ware horen hoe bij Angeline Fowl de stoom uit haar oren kwam. ‘Wat bedoel je daar nou weer mee? Ga je plotseling metaforen gebruiken op je oude dag? Is Artemis nou gewond of niet?’
Butler had veel liever een team van de mobiele eenheid uitgeschakeld dan dat hij dit nieuws moest vertellen, dus koos hij zijn woorden zorgvuldig. ‘Artemis heeft last van een aandoening gekregen, een geestelijke aandoening. Een beetje zoiets als een dwangneurose.’
‘O nee,’ zei Angeline, en Butler dacht heel even dat ze de telefoon had laten vallen, maar toen hoorde hij haar toch ademhalen, snel en oppervlakkig.
‘Het valt wel te behandelen,’ zei hij. ‘We brengen hem op dit moment naar een kliniek. De beste kliniek die de elfen hebben. Hij verkeert absoluut niet in gevaar.’
‘Ik wil hem zien.’
‘Dat gaat ook gebeuren. Ze sturen iemand om u op te halen.’
Dat was niet echt waar, maar Butler beloofde zichzelf plechtig dat dat zodra hij had opgehangen, ging gebeuren. ‘En de tweeling dan?’
‘De oppas kan wel blijven slapen. Artemis’ vader zit in São Paulo voor een topconferentie. Ik moet het hem meteen vertellen.’
‘Nee,’ zei Butler snel. ‘Stel dat gesprek nog even uit. Praat er eerst met Artemis over.’
‘M-maar herkent hij me wel?’
‘Natuurlijk herkent hij u,’ antwoordde Butler.
‘Goed dan, Butler. Ik ga nu een tas pakken. Zeg tegen de elfen dat ze bellen als ze er over tien minuten zijn.’
‘Dat zal ik doen.’
‘En Butler?’
‘Ja, mevrouw Fowl?’
‘Zorg goed voor mijn jongen tot ik er ben. Familie is heel be langrijk, dat weet jij wel.’
‘Dat weet ik, mevrouw Fowl. En ik zal het doen.’ De verbinding werd verbroken en de foto van Angeline Fowl verdween van het schermpje.
Familie is heel belangrijk, dacht Butler. Als je geluk hebt.
Turf stak zijn hoofd om de deur. Zijn baard droop van een of andere stollende vloeistof waar hele knolrapen in leken te zitten. Zijn voorhoofd was bedekt met helblauwe brandwondengel.
‘Hé, bodyguard. Ik zou maar naar de sportzaal gaan, als ik jou was. Die jumbovleugelelf maakt je zus nog af.’
‘Echt waar?’ zei Butler niet erg overtuigd.
‘Echt waar. Juliet is zichzelf niet. Ze kan geen twee bewegin gen achter elkaar maken. Een zielige vertoning. Iedereen zet op haar tegenstander in.’
‘Aha,’ zei Butler, en hij rechtte zo goed als het ging zijn rug in de benauwde ruimte.
Turf hield de deur voor hem open. ‘Als jij komt helpen, wordt het pas echt interessant.’
Butler grijnsde. ‘Ik kom niet helpen. Ik wil er alleen bij zijn als ze ophoudt met doen alsof.’
‘Ach zo,’ zei Turf, en aan zijn gezicht zag je dat het hem begon te dagen. ‘Dus ik kan mijn geld beter op Juliet inzetten?’
‘Dat zou ik maar doen, ja,’ zei Butler. Hij sjokte de gang door en liep met een boog om een plas knolrapensoep heen.
Van de Artemis Fowl-reeks verschenen bij Van Goor:
Artemis Fowl
De Russische connectie
De eeuwige code
Het bedrog van Opal
De verloren kolonie
De tijdparadox