25
Al met al was het een interessante laatste dag voor Kerstmis.
We liepen vertraging op bij het verlaten van het woonwagenkamp, want Helene en Tadeo waren vuil geworden toen Yefim en Pavel vier mensen doodschoten in de tijd die een ander nodig had om een sigaret op te steken. Toen viel Tadeo flauw. Dat gebeurde kort nadat Yefim en ik ons gesprekje over Blu-Rays en Kindles hadden. We omhelsden elkaar als Russen en hoorden een dreun. Toen we omkeken, zagen we Tadeo op de vloer van de caravan liggen, ademhalend als een vis die met een golf mee op het strand was gekomen en vergeten was met die golf terug te gaan.
‘Als jij mij vraagt,’ zei Yefim, ‘weet ik niet of die kleine man verzekeringen aankan.’
We stonden nog even bij de Suburban – Amanda, de baby, Sophie en ik. Sophie huiverde en rookte en keek me verontschuldigend aan, misschien om het roken, misschien om het beven, dat kon ik niet nagaan. Pavel had tegen ons gezegd dat we moesten wachten en ging toen de woonwagen weer in. Toen hij terugkwam, had hij twee Blu-Ray-spelers bij zich.
Binnen zette iemand een kettingzaag aan.
Pavel gaf me de Blu-Ray-spelers. ‘Jij geniet. Do svidanya.’
Ik liep naar de achterkant van de Suburban en riep toen naar Pavel, die zijn hand uitstak naar de deur van de woonwagen. ‘We hebben de autosleutels niet.’
Hij keek naar me om.
‘Kenny had ze. Ze zitten nog in een van zijn zakken.’
‘Geef me minuut.’
‘Hé, Pavel?’
Hij keek weer om, met zijn hand op de deur.
‘Heb je daar ijs?’ Ik hield mijn geschroeide handpalm omhoog.
‘Ik ga kijken.’ Hij ging de woonwagen weer in.
Ik legde de Blu-Ray-spelers op de grond achter de Suburban, en mijn telefoon ging. Ik keek op het schermpje: ANGIE MOBIEL. Ik klapte de telefoon zo snel open als ik kon en liep bij de Suburban vandaan in de richting van de rivier.
‘Hé, schat.’
‘Hallo,’ zei ze. ‘Hoe is het in Boston?’
‘Het is hier nu heel mooi. Het weer.’ Ik kwam bij de rivieroever en keek naar het bruine Charles-water dat traag voorbijkwam, met nu en dan stukjes ijs. ‘Drie of vier graden boven nul. Blauwe lucht. Voelt aan als herfst. Hoe is het daar?’
‘Het is ongeveer dertien graden. Gabby vindt het hier prachtig, man. Al die pleinen, de rijtuigen met paarden, de bomen. Ze kan er geen genoeg van krijgen.’
‘Dus je blijft daar?’
‘Welnee. Het is morgen Kerstmis. We zijn op het vliegveld. Over een uur stappen we in.’
‘Ik heb je nooit verteld dat het hier veilig is.’
‘Ja, maar Bubba wel.’
‘Kom nou.’
‘Hij zei dat hij net zo goed Russen kan doodschieten in Boston.’
‘Daar zit wat in. Oké dan, kom maar naar huis.’
‘Ben je klaar?’
‘Wat?’
‘Wacht nou even.’ Ik klemde de telefoon tussen mijn oor en mijn schouder, iets wat met een mobieltje nooit zo gemakkelijk is als met een telefoon thuis. Ik trok mijn .45 Colt Commander uit de holster op mijn rug. ‘Ben je daar nog?’
‘Ja.’
Ik liet het magazijn eruit springen en haalde de patroon uit de kamer. Ik trok de schuif terug en maakte hem los van de kolf. Ik gooide de schuif in het water.
‘Wat doe je?’ vroeg Angie.
‘Ik gooi mijn wapen in de Charles.’
‘Nee, dat doe je niet.’
‘Toch wel.’ Ik gooide het magazijn erin en zag het zinken in de trage stroming. Ik maakte een snelle polsbeweging en de kolf volgde. Ik had nu één kogel en het frame over. Ik keek naar beide.
‘Je hebt net je wapen weggegooid. De .45?’
‘Ja, mevrouw.’ Ik gooide het frame in een boog weg en werd beloond met een respectabele plons.
‘Schat, je hebt dat ding nodig voor je werk.’
‘Nee,’ zei ik. ‘Ik doe die shit niet meer. Mike Colette heeft me een baan bij zijn vrachtbedrijf aangeboden en ik ga hem daaraan houden.’
‘Meen je dat?’
‘Weet je wat het is, schat?’ Ik keek naar de woonwagen. ‘Als je met dit werk begint, denk je dat de heel erge dingen je te pakken krijgen. Dat arme kleine jongetje in dat bad in 1998, wat er in Gerry Glynns bar is gebeurd, jezus, die bunker in Plymouth…’ Ik haalde diep adem en liet de lucht langzaam ontsnappen. ‘Maar die dingen zijn het niet. Het zijn al die kleine dingen. Ik word er niet depressief van dat mensen elkaar kapotmaken voor een miljoen dollar, maar dat ze het voor tien dollar doen. Het kan me geen moer meer schelen of de vrouw van die-en-die hem bedriegt, want waarschijnlijk heeft hij dat verdiend. En al die verzekeringsmaatschappijen? Ik help ze bewijzen dat iemand zijn nekletsel simuleert, en zij laten de dekking van de halve woonwijk dalen zodra de recessie inslaat. De laatste tijd wil ik altijd onder het bed wegkruipen als ik op de hoek van de matras zit om mijn schoenen aan te trekken. Ik wil niet naar buiten. Ik wil niet doen wat ik moet doen.’
‘Maar je hebt veel goeds gedaan. Dat weet je toch?’
Ik wist het niet.
‘Dat heb je,’ zei ze. ‘Alle mensen die ik ken, liegen en verbreken hun beloften en komen met volkomen legitieme excuses aanzetten voor wat ze doen. Behalve jij. Is dat je nooit opgevallen? In de afgelopen twaalf jaar heb je twee keer gezegd dat je dat meisje zou vinden, wat er ook gebeurde. En dat heb je gedaan. Waarom? Omdat je je woord had gegeven, schat. En dat mag voor de rest van de wereld misschien niks betekenen, maar voor jou betekent het alles. Wat er verder vandaag ook is gebeurd, je hebt haar twee keer gevonden, Patrick. Terwijl niemand anders het zelfs maar wilde proberen.’
Ik keek naar de rivier en zou al dat water over me heen willen trekken.
‘Dus ik begrijp waarom je het niet meer kunt doen,’ zei mijn vrouw, ‘maar ik wil je niet horen zeggen dat het allemaal voor niets was.’
Ik keek nog een tijdje naar de rivier. ‘Sommige dingen waren niet voor niets.’
‘Sommige dingen niet,’ zei ze.
Ik keek naar de kale bomen en de leigrijze hemel die zich daarachter uitstrekte. ‘Maar ik houd er helemaal mee op. Vind je dat goed?’
‘Absoluut,’ zei ze.
‘Mike Colette heeft een goed jaar. Zijn distributiecentrum bloeit als nooit tevoren. Hij opent volgende maand een nieuw pakhuis bij Freeport.’
‘Omdat je in je studietijd voor een transportbedrijf hebt gewerkt…’ zei ze. ‘En je denkt dat je dat over tien jaar nog doet?’
‘Huh? Nee, nee, nee. Denk jij dat?’
‘Helemaal niet.’
‘Ik wilde gaan studeren voor mijn master. Ik ben er vrij zeker van dat ik wel ergens een beurs of zoiets kan krijgen. Ik had vroeger fenomenale cijfers.’
‘Fenomenaal?’ Ze grinnikte. ‘Jij hebt aan een staatscollege gestudeerd.’
‘Maakt niet uit,’ zei ik. ‘Ze blijven fenomenaal.’
‘En wat wordt mijn man in zijn tweede carrière?’
‘Ik dacht erover om leraar te worden. Misschien geschiedenis.’
Ik wachtte op de sarcastische opmerking, de speelse steek onder water. Die kwam niet.
‘Vind je het een goed idee?’ vroeg ik haar.
‘Ik denk dat je het geweldig goed zou doen,’ zei ze zachtjes. ‘En wat zeg je tegen Duhamel-Standiford?’
‘Dat dit mijn laatste verloren zaak was.’ Een buizerd gleed laag en snel over het water, volkomen geluidloos. ‘Ik haal je van het vliegveld.’
‘Je hebt zojuist mijn jaar goedgemaakt,’ zei ze.
‘Jij hebt mijn leven goedgemaakt.’
Toen ik had opgehangen, keek ik weer naar de rivier. Het licht was veranderd terwijl ik aan het bellen was, en het water was nu koperkleurig. Ik liet de laatste overgebleven kogel op het eind van mijn duim balanceren. Ik keek er even naar en kneep mijn ogen halfdicht tot hij op een hoge toren leek die op de rivieroever verrees. Toen knipte ik met mijn middelvinger over mijn duim om hem het koperkleurige wa ter in te laten vliegen.
‘Vrolijk kerstfeest,’ zei Jeremy Dent toen zijn secretaresse me doorverbond. ‘Ben je klaar met je vrijwilligerswerk?’
‘Ja,’ zei ik.
‘Dan zien we je dus overmorgen.’
‘Nee.’
‘Ik wil niet voor jullie werken, Jeremy.’
‘Maar je zei van wel.’
‘Nou, eh, ik geloof dat ik je in die waan liet,’ zei ik. ‘Dat voelt niet goed aan, hè?’
Hij maakte me uit voor iets heel lelijks. Ik hing op.
Aan de zuidwestelijke punt van het woonwagenkamp had iemand een paar bankjes en potplanten neergezet om een zitje te maken. Ik liep erheen en ging op een bankje zitten. Het was niet de achterpatio van The Breakers of zo, maar het was niet slecht. Daar vond Amanda me. Ze gaf me de autosleutels en een plastic zakje met ijs. ‘Pavel heeft je dvd-spelers achterin gelegd.’
‘Hij is een heel attente Mordovische huurmoordenaar.’ Ik legde het ijs op het midden van mijn handpalm.
Amanda ging rechts van me op het bankje zitten en keek naar de rivier.
Ik stak mijn hand uit en legde de sleutels van de Suburban naast haar op de bank. ‘Ik rijd niet naar de Berkshires terug.’
‘Nee? En de Blu-Rays dan?’
‘Hou ze maar,’ zei ik. ‘Maak er een high-def-feest van.’
Ze knikte. ‘Dank je. Hoe kom je thuis?’
‘Als mijn geheugen me niet bedriegt,’ zei ik, ‘is er een busstation in Spring Street aan de andere kant van Route 1. Ik neem de bus naar Forest Hills, en daar de metro naar vliegveld Logan, waar ik mijn gezin afhaal.’
‘Dat is een goed plan.’
‘En jij?’
‘Ik?’ Ze haalde haar schouders op en keek weer een tijdje naar de rivier.
Toen de stilte te lang had geduurd, vroeg ik: ‘Waar is Claire?’ Ze wees met haar hoofd naar de Suburban. ‘Sophie heeft haar.’
‘Helene en Tadeo?’
‘Toen ik Yefim voor het laatst zag, probeerde hij Tadeo extra geld te laten neertellen voor een Mavi-spijkerbroek. Tadeo beefde nog en zei: “Geef me nou maar een Levi’s, man,” maar Yefim zei: “Waarom draag je Levi’s, jongen? Ik dacht dat je stijl had.”’
‘Helene?’
‘Hij heeft haar een mooie Made Wells-broek gegeven. Ze hoefde niet eens te betalen.’
‘Nee, ik bedoelde – geeft ze nog over?’
‘Daar is ze vijf minuten geleden mee opgehouden. Over tien minuten kan ze in een auto zitten.’
Ik keek over mijn schouder naar de woonwagen. Die stak vaal en onschuldig af tegen het bruine water en de blauwe hemel. Aan de overkant van de rivier stond een Iers restaurant. Ik zag bezoekers lunchen en uit de ramen kijken, zonder te weten wat er in die woonwagen op een kettingzaag lag te wachten.
Ik zei: ‘Dus dat was…’
Ze volgde mijn blik. Haar ogen werden groot; waarschijnlijk was het de nawerking van de schok die ze te verduren had gehad. Misschien had ze gedacht te weten hoe het daarbinnen zou toegaan, maar in werkelijkheid had ze dat niet kunnen weten. Er trok iets vreemds aan haar mondhoeken, iets tussen glimlach en frons in. ‘Ja.’
‘Had je ooit eerder iemand zien doodgaan?’
Ze knikte. ‘Timur en Zippo.’
‘Dus je wist iets van gewelddadig sterven.’
‘Ik ben er ook weer geen expert in, maar ik denk dat deze jonge ogen een paar dingen hebben gezien.’
Ik maakte de rits van mijn jas een paar centimeter dicht en zette de kraag omhoog, want de winterkou kwam van de rivier opzetten en gleed het woonwagenkamp in. ‘Hoe voelden die jonge ogen zich toen ze Dre zagen exploderen?’
Ze bleef heel stil zitten, een klein beetje naar voren gebogen, haar ellebogen op haar knieën. ‘Die sleutelhanger, hè?’
‘Het idee dat hij, dood of levend, met een foto van mijn dochter in zijn zak rondliep, kon ik gewoon niet verdragen.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Oeps.’
‘En je wist natuurlijk dat die hogesnelheidstrein eraankwam toen je het kruis over het spoor teruggooide.’
Ze lachte. ‘Meen je dat nou? Ik weet niet wat jij denkt dat er in die bossen is gebeurd, maar geloof je nou echt dat mensen altijd precies weten waarom ze iets doen? Het leven is heel wat slinkser dan dat. Ik kreeg een impuls. Ik gooide dat kruis. Die stomkop rende erachteraan. Hij ging dood.’
‘Maar waaróm gooide je het kruis?’
‘Hij had het erover dat hij wilde stoppen met drinken, want dan kon hij de man zijn die ik nodig had. Het was absurd. Ik had niet de moed om tegen hem te zeggen dat ik geen man nodig had, en dus gooide ik gewoon dat klotekruis weg.’
‘Geen slecht verhaal,’ zei ik, ‘maar het geeft geen antwoord op de oorspronkelijke vraag: waarom waren we daar eigenlijk? We ruilden niets in tegen Sophie. Sophie was die avond helemaal niet in dat bos.’
Ze bleef onnatuurlijk stil. Uiteindelijk zei ze: ‘Dre moest dood. Hoe je het ook bekeek, hij had geen nut meer. Als hij gewoon was weggelopen, zou hij nog in leven zijn.’
‘Je bedoelt, als hij gewoon was weggelopen naar iets anders dan een spoor waarover net een hogesnelheidstrein aankwam.’
‘Ja. Dat.’
‘En als ik nu eens bij Dre was geweest?’
‘Maar dat was je niet. Dat was geen toeval.’ Ze schudde langzaam haar hoofd. ‘Niets is toeval geweest sinds de dag dat Timur en Zippo zijn gestorven en ik Claire en het kruis in mijn bezit kreeg.’
‘Maar als alles niet volgens plan was gegaan?’
Ze draaide haar handpalmen omhoog. ‘Maar dat ging het wél. Kirill had zich nooit naar een plaats als deze laten leiden als alles niet op een rare manier volkomen logisch had geleken. Iedereen moest zijn rol tot in de puntjes spelen. Het is mijn ervaring dat zoiets alleen gebeurt als mensen niet weten dat ze een rol spelen.’
‘Zoals ik.’
‘Kom nou.’ Ze grinnikte. ‘Je vermoedde iets. Hoe vaak heb je niet gevaagd waarom ik ergens heen was gegaan waar ik zo gemakkelijk te vinden was? We moesten het gemakkelijk maken – het gecombineerde intellect van Kenny, Helene en Tadeo is nog niet groot genoeg om een puzzel in een kleuterblad op te lossen. Ik moest er zeker van zijn dat alle brood-kruimeltjes op de juiste plaats lagen.
‘Hoe snel na Timurs dood heeft Yefim je gevonden?’
‘Hij deed er ongeveer zes uur over.’
‘En?’
‘En ik vroeg hem wat hij ervan vond om een slordige baas te hebben die Timur stuurde om zoiets kostbaars als het Wit-Russische kruis op te halen. Dat bracht de raderen heel vlug aan het draaien.’
‘Dus het is al die tijd de bedoeling geweest dat Kirill zo wanhopig werd en zichzelf zo voor schut zou zetten dat een paleiscoup onvermijdelijk zou lijken.’
‘We hebben het plan geleidelijk verfijnd, maar dat was de strekking. Ik zou de baby en Sophie krijgen; Yefim zou al het andere krijgen.
‘En Sophie? Wat gebeurt er nu met haar?
‘Nou, om te beginnen moet ze afkicken. En dan gaan we misschien bij haar moeder op bezoek.’
‘Je bedoelt Elaine?’
Ze knikte. ‘Dat is haar moeder. Het is allemaal een kwestie van opvoeding, Patrick, niet van natuur.’
‘En hoe zit het met jouw opvoeding?’
‘Beatrice?’ Ze glimlachte. ‘Natuurlijk, ik ga Bea opzoeken. Niet morgen, maar binnenkort. Ze moet haar achternichtje leren kennen. Met Bea komt het wel goed. Die hoeft zich de rest van haar leven nooit meer zorgen te maken. Ik heb al een advocaat in de arm genomen om oom Lionel vervroegd vrij te krijgen.’ Ze leunde achterover. ‘Die komen er wel bovenop.’
Ik keek even naar haar, dit meisje van bijna zeventien dat veel ouder leek.
‘Heb je spijt van iets van dit alles?’
‘Zou je dan beter slapen? Als je wist dat ik spijt had?’ Amanda trok haar been op de bank, steunde met haar kin op haar knie en keek door de ruimte tussen ons. ‘Voor de goede orde: ik ben niet hard. Ik ben alleen hard voor klootzakken. Als je krokodillentranen wilt: die heb ik niet. Voor wie, voor Kenny de verkrachter? Voor Dre met zijn babyfabriek? Voor Kirill en zijn psychopatische vrouw? Voor Timur en…’
‘Misschien voor jezelf?’ zei ik.
‘Huh?
‘Jezelf,’ herhaalde ik.
Ze keek me aan en bewoog haar kaken, maar er kwam geen geluid uit haar mond. Na een tijdje hielden haar kaken op met bewegen. ‘Weet je wat Helenes moeder was?’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Een drankorgel,’ zei ze. ‘Ze ging twintig jaar naar dezelfde kroeg om zich een vroegtijdig graf in te roken en te drinken. Toen ze doodging, kwam er niemand uit de kroeg naar haar begrafenis. Niet omdat ze haar niet graag mochten, maar omdat ze nooit haar achternaam hadden gehoord.’ Haar ogen werden wazig, of misschien kwam het door de weerspiegeling van de rivier. ‘Háár moeder was ongeveer hetzelfde. Ik ken geen enkele McCready-vrouw die ooit een middelbare school heeft afgemaakt. Ze waren allemaal hun hele leven afhankelijk van mannen en flessen. Dus over tweeëntwintig jaar, als Claire studeert, en we in een huis wonen waar kakkerlakraces niet onze voornaamste vorm van vermaak zijn en de elektrici teit nóóit afgesloten is geweest, en waar niet eens per week iemand van een incassobureau voor de deur staat? Nou, dan is dát mijn leven, en dan mag je me vragen of ik gebukt ga onder mijn verloren jeugd.’ Ze drukte beide handpalmen tegen elkaar boven haar knie. Iemand die er op een afstand naar keek, zou denken dat ze aan het bidden was. ‘Maar als je het niet erg vindt, slaap ik tot dan toe als een baby.’
‘Baby’s worden elke paar uur wakker en gaan dan huilen.’
Amanda keek me met een mild glimlachje aan. ‘Dan sta ik elke paar uur op om te huilen.’
We zaten daar een paar minuten zonder dat we elkaar iets te zeggen hadden. We keken naar de rivier. We trokken ieder onze jas om ons heen. Toen stonden we op en liepen naar de anderen terug.
Helene en Tadeo stonden lusteloos en nog niet helemaal van de schrik bekomen voor de SUV. Sophie hield Claire in haar armen en keek steeds naar Amanda alsof ze een godsdienst ging stichten ter ere van haar.
Amanda nam Claire van Sophie over en keek naar haar zootje ongeregeld. ‘Patrick gaat met het openbaar vervoer. Zeg hem maar gedag.’
Ze zwaaiden alle drie, Sophie met weer een verontschuldigend glimlachje.
Amanda zei: ‘Tadeo, zei je niet dat je naar Bromley-Heath moest?’
‘Ja,’ zei Tadeo.
‘We zetten eerst Tadeo af en dan Helene. Sophie, jij rijdt. Je bent toch nuchter?
‘Ik ben nuchter.’
‘Goed dan. We moeten onderweg ergens heen. Er is een Costco aan Route 1, al na een paar kilometer. Daar hebben ze dingen voor kinderen.’
‘Dit is niet het moment om speelgoed te gaan kopen,’ zei Tadeo. ‘Man, morgen is het Kerstmis.’
Ze trok een grimas. ‘We gaan geen speelgoed voor haar kopen, maar een autozitje. Dacht je dat ik helemaal naar de Berkshires terugreed zonder zo’n ding? Verdomme, man.’ Ze streek met haar hand door Claires fijne bruine haar. ‘Wat voor moeder denk je dat ik ben?’
Ik liep naar het busstation. Ik nam de bus naar de metro. Nam de metro naar vliegveld Logan. Ik heb Amanda niet meer teruggezien.
Ik haalde mijn vrouw en dochter af in terminal C van Logan. Mijn dochter rende niet in slow motion in mijn armen, zoals ik me altijd had voorgesteld dat ze op zo’n moment zou doen. Ze kroop achter het been van haar moeder weg en keek naar me op; het was een van haar zeldzame verlegen momenten. Ik kwam naar haar toe en kuste Angie, totdat ik voelde dat er aan mijn broek werd getrokken. Ik keek omlaag en zag Gabby naar me opkijken, haar ogen nog opgezet van het dutje dat ze in het vliegtuig had gedaan. Ze stak haar armen uit.
‘Arm, papa?’
Ik tilde haar op. Ik kuste haar wang. Ze kuste de mijne. Ik kuste haar andere wang en zij kuste mijn andere wang. We drukten onze voorhoofden tegen elkaar.
‘Heb je me gemist?’ vroeg ik.
‘Ik heb je gemist, papa.’
‘Wat zeg je dat formeel. “Ik heb je gemist, papa.” Heeft je oma je geleerd hoe je een echte dame moet zijn?’
‘Ze liet me rechtop zitten.’
‘Wat afschuwelijk.’
‘Altijd.’
‘Zelfs in bed?’
‘Niet in bed. Weet je waarom?’
‘Waarom?’
‘Dat zou mal zijn.’
‘Jazeker,’ beaamde ik.
‘Hoelang gaat dat knuffelfeest nog door?’ Bubba dook op uit het niets. Hij is zo groot als een jonge neushoorn die op zijn achterpoten staat, en dus weet hij me telkens weer te verbazen met zijn gave om mensen te besluipen zonder dat ze het merken.
‘Waar was je?’
‘Ik had hier iets verstopt op de heenweg, en dus moest ik het ophalen op de terugweg.’
‘Het verbaast me dat je er niet eentje door de beveiliging hebt gesmokkeld.’
‘Wie zegt dat ik dat niet heb gedaan?’ Hij wees met zijn duim naar Angie. ‘Zij heeft nog bagage.’
‘Eén tasje,’ zei Angie, en ze spreidde haar handen zo ver als een brood lang is. ‘En nog een tasje. Ik heb gisteren een beetje gewinkeld.’
‘Op naar de bagageafdeling,’ zei ik.
Het was Logan, en dus hadden ze de bagagecarrousel al twee keer verplaatst, zodat we van hot naar her moesten lopen. Toen stonden we met een heleboel andere mensen te dringen om dicht bij de lopende band te komen, en daar stonden we dan te kijken terwijl er niets gebeurde. De band kwam niet in beweging. Het sirenelampje draaide niet. Het trompetgeluid dat binnenkomende bagage aankondigde, klonk niet.
Gabby zat op mijn schouders en trok aan mijn haar en soms mijn oren. Angie hield mijn arm een beetje steviger vast dan gewoonlijk. Bubba liep naar de kiosk, en voor we er erg in hadden, was hij met de caissière aan het flirten. Hij boog zich naar de toonbank toe en kon zowaar glimlachen. De caissière had een lichtbruine huid en was midden dertig. Ze was klein en mager, maar zelfs op een afstand zag ze eruit als iemand die haar mannetje stond als ze kwaad was. Maar toen Bubba haar zijn aandacht schonk, raakte ze in haar gezicht vijf jaar kwijt en glimlachte ze met hem mee.
‘Waar denk je dat ze het over hebben?’ zei Angie.
‘Vuurwapens.’
‘Over wapens gesproken: heb je het echt in de Charles gegooid?’
‘Ja.’
‘Dat is milieuvervuiling.’
Ik knikte. ‘Maar omdat ik veel aan recycling doe, mag ik ook wel eens een milieuzonde begaan.’
Ze gaf een kneepje in mijn arm en drukte haar hoofd even tegen mijn borst. Ik hield haar stevig met één arm vast. Mijn andere arm had ik nodig om mijn dochter veilig op mijn schouders te houden.
‘Je mag niet rommel maken,’ zei Gabby. Haar gezicht hing opeens ondersteboven vlak voor het mijne.
‘Nee, dat mag ik niet.’
‘Waarom deed je het dan?’
‘Soms,’ zei ik, ‘maken mensen fouten.’
Daar had ze blijkbaar genoeg aan, want haar gezicht ging weer omhoog en ze speelde verder met haar haar.
‘Wat gebeurde er toen?’ vroeg Angie.
‘Nadat ik met jou had gepraat. Niet veel.’
‘Waar is Amanda?’
‘Ik zou het echt niet weten.’
‘Goh,’ zei ze, ‘je hebt je leven op het spel gezet om haar te vinden, en nu laat je haar zomaar gaan?’
‘Daar komt het op neer.’
‘Mooie detective ben jij.’
‘Ex-detective,’ zei ik. ‘Ex.’
Op de terugweg van het vliegveld plaagden de meisjes Bubba omdat hij met die caissière had geflirt. Ze heette Anita, hoorden we, en ze kwam uit Ecuador. Ze woonde in East Boston en had twee kinderen, een hond en geen man. Haar moeder woonde bij haar.
‘Dat is eng,’ zei ik.
‘Weet ik niet,’ zei Bubba ‘Die oude Ecuadorianen kunnen goed koken, man.’
‘Je denkt al over eten met de ouders?’ zei Angie. ‘Oei. Hebben jullie al een naam voor jullie eerste kind?’
Gabby piepte van het lachen. ‘Oom Bubba gaat trouwen.’
‘Oom Bubba gaat niet trouwen. Oom Bubba heeft net een telefoonnummer gekregen. Dat is alles.’
Angie zei: ‘Dan heb je een kindje om mee te spelen, Gabby.’
‘En aan te kleden.’
‘Hoe vaak moet ik…’
‘Mag ik ook op haar passen?’ vroeg Gabby.
‘Mag ze op haar passen?’ vroeg Angie aan Bubba. ‘Zodra ze oud genoeg is, natuurlijk?’
Bubba keek me aan via de achteruitkijkspiegel. ‘Laat ze ophouden.’
‘Je kunt ze niet laten ophouden,’ zei ik. ‘Hé, hebben jullie elkaar nooit eerder ontmoet?’
We kwamen uit de Ted Williams Tunnel en namen de 93.
Angie zong. ‘Bub-ba en A-ni-ta zitten in een boom,’ en mijn dochter zong mee: ‘… te kussen… kussen..’
‘Als ik je mijn wapen geef,’ vroeg Bubba, ‘wil je me dan overhoop schieten?’
‘Goed,’ zei ik. ‘Geef maar.’
We kwamen uit het donker van de tunnel in het namiddagverkeer, terwijl de meisjes zongen en in het ritme in hun handen klapten. Het was niet druk op de weg, omdat het de dag voor Kerstmis was en de meeste mensen niet naar hun werk waren gegaan of vroeg waren vertrokken. De lucht was van purperen tin. Er vielen een paar sneeuwvlokjes, maar niet genoeg om een laag te vormen. Mijn dochter piepte weer van het lachen en Bubba en ik krompen ineen. Het is geen mooi geluid. Het is schel en dringt als heet glas in je gehoorkanalen binnen. Hoeveel ik ook van mijn dochter hou, van dat piepen zal ik nooit kunnen houden.
Of misschien ook wel.
Misschien wel.
Toen we op de 93 naar het zuiden reden, besefte ik eens en vooral dat ik van de dingen hou die pijn doen. De dingen die me zo benauwen dat ik me de tijd niet meer kan herinneren dat er geen loodzwaar blok op mijn hart drukte. Ik hou van dingen die je niet kunt repareren als ze gebroken zijn. Die je niet kunt vervangen als ze verloren gaan.
Ik hou van de lasten die ik draag.
Voor het eerst in mijn leven had ik medelijden met mijn vader. Dat was zo’n vreemde gewaarwording dat ik de auto even over de witte streep liet gaan voordat ik dat herstelde. Mijn vader had nooit geluk; zijn woede, haat en allesverterend narcisme – dat alles ondoorgrondelijk, zelfs nu nog, vijfentwintig jaar na zijn dood – hadden hem van zijn gezin beroofd. Als ik zo had gepiept als Gabriella nu achter in de auto deed, zou mijn vader me een klap met de rug van zijn hand hebben gegeven. Twee keer. Of hij zou de auto aan de kant hebben gezet en achterin zijn gestapt om me een pak slaag te geven. En mijn zusje zou hij net zo hebben behandeld. En mijn moeder ook, als wij er niet bij waren. Daardoor is hij eenzaam gestorven. Hij had mijn moeder naar een vroegtijdig graf gejaagd, mijn zus weigerde naar Boston terug te komen toen hij terminaal ziek was, en toen hij op het uur van zijn dood vanaf het ziekenhuisbed zijn hand naar me uitstak, liet ik zijn hand in de lucht hangen totdat hij op de lakens viel en zijn pupillen in marmer veranderden.
Mijn vader hield niet van de lasten die hij droeg, want mijn vader hield nooit ergens van.
Ik ben een man met grote gebreken, en ik hou van een vrouw met grote gebreken, en we hebben een prachtig kind ter wereld gebracht waarvan ik soms vrees dat ze nooit zal ophouden met praten. Of piepen. Mijn beste vriend is een borderline-psychoot die meer op zijn kerfstok heeft dan hele straatbendes en sommige overheden. En toch…
We namen de afslag van Columbia Road toen de dag langzaam wegkroop in een hemel die nu de kleur van een pruim had. De sneeuw viel nog zwakjes, alsof hij geen keuze kon maken. Tegen de tijd dat we Dot Avenue namen, ging het licht aan in de huizen, de bars, het bejaardentehuis en de winkels. Ik zou willen zeggen dat ik een sublieme schoonheid in dat alles zag, maar dat zeg ik niet.
En toch.
En toch was onze auto vervuld van het leven dat we hadden opgebouwd.
Ik zag onze straat in de verte, en ik wilde niet voor ons huis stoppen en het moment uit de auto laten ontsnappen. Ik wilde blijven rijden. Ik wilde dat alles precies zo bleef als het op dat moment was.
Maar ik reed onze straat in.
Toen we uitstapten, pakte Gabby de hand van Bubba vast en leidde ze hem naar het huis om met hem naar de kelder te gaan. Het jaar daarvoor had ze ons eindeloos gevraagd hoe de kerstman een huis kon binnenkomen dat geen schoorsteen had, en hadden we haar verzekerd dat hij in Dorchester door de kelder kwam. En dus had ze Bubba gerekruteerd om haar te helpen de melk en de koekjes klaar te zetten.
‘En ook bier,’ zei Bubba toen ze bij het huis kwamen. ‘Hij houdt van bier. En hij is ook niet vies van wodka.’
‘Pas op,’ riep Angie, terwijl we naar de achterkant van de Jeep liepen om de bagage te pakken. ‘Je bederft mijn kind.’
Er viel een sneeuwvlok op mijn wang. Hij smolt meteen en Angie streek er met haar vinger over. Ze kuste mijn neus. ‘Het doet me goed je te zien.’
‘Mij ook.’
Ze nam mijn verbrande hand in de hare en keek naar de grote pleister die ik over de palm had geplakt. ‘Gaat het wel goed?’
‘Ja,’ zei ik. ‘Zie ik er niet goed uit?’
Ze keek in mijn ogen, die fantastische, grillige, hyperhartstochtelijke vrouw op wie ik al verliefd was sinds de tweede klas. ‘Je ziet er geweldig uit. Je kijkt alleen zo, eh, peinzend.’
‘Peinzend.’
Ik pakte Angies tassen uit de auto. ‘Er schoot me vandaag iets te binnen toen ik bij de rivier zat en een pistool van vijfhonderd dollar weggooide.’
‘Wat dan?’
Ik liet de klep dichtvallen. ‘Mijn zegeningen zijn groter dan mijn spijt.’
Ze hield haar hoofd schuin en keek me met een scheef glimlachje aan, terwijl de sneeuw op haar haar neerdwarrelde. ‘O ja?’
‘Ja.’
‘Dan heb je gewonnen, schat.’
Ik ademde sneeuw en koude lucht in. ‘Voorlopig.’
‘Ja.’ Ze bleef me aankijken. ‘Voorlopig.’
Ik hing een tas aan mijn schouder en nam de andere in mijn rechterhand. Met mijn gewonde hand pakte ik die van mijn vrouw vast, en zo liepen we over het klinkerpaadje naar ons huis.