16

Ik ontdekte tenminste nog iets goeds aan de Hummer: ook met kapotte voorbanden reed het rotding helemaal niet slecht. Terwijl een paar moedige truckers en laders bij de dichtstbijzijnde laadplatforms vandaan kwamen, reed ik twintig meter met de Hummer achteruit, gooide het stuur om, zette de wagen in de versnelling en ging op weg naar de spoorbaan. De voorbanden maakten een flap-flap-flapgeluid, en de mannen riepen naar me, maar niemand zette de achtervolging in: als er acht verse kogelgaten in een SUV zaten, voelden maar weinig mensen zich geroepen de eigenaar aan te spreken.

Of in dit geval de bestuurder. Kenny was de eigenaar, en Kenny kon het wel schudden als de politie de auto vond en zag op wiens naam hij stond. Maar dat was niet mijn probleem. Ik reed er een paar honderd meter mee langs het spoor voor goederentreinen naar een overslagstation dat aan het parkeerterrein van het Gilette Stadium grensde. De enige auto’s daar in de buurt stonden geparkeerd bij het directiekantoor op 1 Patriot Place. De parkeerterreinen voor supporters waren de eerstvolgende tweehonderd meter helemaal leeg, tot aan het winkelcentrum ernaast. Daar reed ik met de gele Hummer heen. Onder het rijden veegde ik alles af. Ik gebruikte een zakdoek voor de stoel, het stuur en het dashboard. Ik was er vrij zeker van dat ik niet al mijn vingerafdrukken te pakken kreeg, maar dat hoefde ook niet. Zodra bleek dat de auto op naam stond van een ex-gedetineerde die binnen drie kilometer afstand van het station woonde, zou de politie heus niet meer de moeite nemen elke vierkante millimeter van het interieur te onderzoeken.

Ik parkeerde aan de buitenrand van het parkeerterrein bij het winkelcentrum en nam de roltrap naar de bioscoop. Het was een Cinema De Lux, en dus had ik tafelservice kunnen krijgen op het balkon en betaalde ik twintig dollar om een film te zien die over drie maanden voor één dollar op dvd te krijgen was, maar daar ging het me niet om. Ik vond een invalidentoilet met eigen wastafel. Ik sloot de deur, trok mijn jasje uit en schudde al het glas eruit. Ik deed hetzelfde met mijn overhemd en gebruikte een prop papieren handdoeken om al het glas in een hoek van het hokje te duwen. Toen trok ik mijn overhemd weer aan, en daarbij deed ik mijn best om het trillen van mijn handen te bedwingen, al viel dat niet mee, want mijn vingers trilden zo erg dat ik de knoopjes niet in de gaatjes kon krijgen. Ik pakte de wastafel vast, boog me naar voren en haalde tien keer diep en langzaam adem. Elke keer dat ik mijn ogen dichtdeed, zag ik Yefim naar me toe lopen, nonchalant zijn arm uitsteken, nonchalant in de voorruit schieten, nonchalant een eind aan mijn leven maken als hij dat nodig had gevonden. Ik deed mijn ogen open. Ik keek naar mijn spiegelbeeld, plensde water over mijn gezicht en keek nog wat langer, tot mijn spiegelbeeld er weer een beetje normaler uitzag. Ik plensde water op mijn nek en probeerde toen de knoopjes van mijn overhemd weer dicht te maken. Mijn handen beefden nog steeds, maar niet zo erg meer, en uiteindelijk lukte het me. Toen ik het toilet na vijf minuten verliet, zag ik er iets beter uit dan toen ik naar binnen ging.

Ik liep naar de roltrap terug. Voor de bioscoop stond een donkergroene taxi. Ik sprong erin en gaf de chauffeur het adres van een huis in de buurt van de plaats waar ik mijn auto had achtergelaten. Een auto van de bewakingsdienst stond met flikkerlicht achter de Hummer. Toen we het parkeerterrein verlieten, kwam ons een wagen van de politie van Foxboro tegemoet. Kenny had niet veel tijd meer.

De taxi zette me voor het huis aan Tuck Terrace af. Ik gaf de chauffeur een grote fooi, maar niet zo’n grote dat hij me eruit zou pikken als ik in een rij op het politiebureau stond. Terwijl ik naar het huis liep, reed hij achteruit de straat op. Ik deed alsof ik een sleutel in de voordeur stak, en hij reed naar voren en verdween door de straat. Ik liep naar het huis waar ik mijn Jeep had achtergelaten. Ik reed langs het half afgebouwde huis in ranchstijl, over de zandvlakte, en ik stond weer bij de schuifpui van Kenny en Helene. Die zat niet op slot, en ik ging naar binnen en zag Kenny de laptops in een plunjezak stoppen die op de vloer stond. Helene was de kabelmodems aan het inpakken.

Kenny zag me. ‘Heb je mijn sleutels?’

Ik klopte op mijn zakken, en tot mijn verbazing vond ik ze. ‘Alsjeblieft.’ Ik gooide hem de sleutels toe.

Hij maakte de plunjezak dicht en tilde hem van de vloer. ‘Waar staat hij geparkeerd?’

‘Eh,’ zei ik langzaam. ‘Daar wou ik het nog over hebben.’

‘Ik kan niet geloven dat je mijn wagen hebt gemold,’ zei Kenny toen we in mijn Jeep langs het lege veiligheidshokje van Nottingham Hill reden.

‘Ik heb hem niet gemold. Dat heeft Yefim gedaan.’

‘Ik kan niet geloven dat je hem verdomme zomaar hebt achtergelaten.’

‘Kenny, je Hummer ziet eruit als die bus aan het eind van The Gauntlet. Je zou hem alleen per luchtbrug van de Verenigde Naties bij je huis kunnen krijgen.’

We kwamen bij hetzelfde verkeerslicht waar ik bijna tegen de pick-up van Yefim en Pavel op was gereden. Een kleine vloot van politiewagens kwam met grote snelheid aangereden van de andere kant. Kenny en Helene lieten zich onderuitzakken toen de politiewagens met loeiende sirenes door rood licht reden. Na vijftien seconden waren alle vier politiewagens over de verhoging achter ons verdwenen alsof ze er nooit waren geweest. Ik keek naar Kenny, die ineengedoken onder het dashboardkastje zat.

‘Subtiel,’ zei ik.

‘We vestigen niet graag de aandacht op onszelf,’ zei Helene vanaf de achterbank.

‘Daarom reden jullie zeker in een gele Hummer,’ zei ik terwijl het licht op groen sprong.

Op Route 1 kwamen we weer langs het stadion. De Hummer werd omringd door politiewagens, een zwart busje van de forensische recherche en twee televisiewagens. Kenny zag in welke staat de auto verkeerde: kapotte banden, verbrijzelde voorruit, kapotgeschoten motorkap. Er kwam nog een televisiewagen het terrein oprijden. Boven ons vloog een helikopter.

‘Shit, Kenny,’ zei ik. ‘Je komt op het nieuws.’

‘Alsjeblieft,’ zei hij, ‘mag ik even in stilte verdriet hebben?’

We stopten in Dedham achter de Holiday Inn, bij het kruispunt van Route 1 en Route 1-A.

‘Oké,’ zei ik. ‘Voor het geval jullie het nog niet door hebben: jullie kunnen het wel schudden. Ik zag jullie die computers pakken, maar jullie hebben vast wel iets in dat huis achtergelaten wat jullie in verband brengt met al die prachtige oplichterijen en identiteitsdiefstallen waar jullie mee bezig waren. Om nog maar te zwijgen van het meth-poeder in de magnetron. Ik ben daar maar half zo goed in als de meeste rechercheurs, dus we kunnen ervan uitgaan dat jullie tegen de middag in staat van beschuldiging zijn gesteld en dat er voor de avond opsporingsverzoeken de deur uit zijn gegaan.’

‘Wat kun je toch slecht bluffen.’ Helene stak een sigaret op.

‘Vind je dat?’ Ik stak mijn arm over de rugleuning uit, pakte de sigaret uit haar mond en gooide hem langs Kenny’s gezicht uit het raam. ‘Ik heb een kind van vier, gek. Die zit in deze auto.’

‘Nou en?’

‘Nou en, ik wil niet dat ze stinkend als een asbak naar de speelplaats gaat.’

‘Doe niet zo lichtgeraakt.’

Ik stak mijn hand naar haar uit.

‘Wat is er?’

‘Geef me het pakje.’

‘Kom nou.’

‘Geef me het pakje,’ herhaalde ik.

‘Geef het hem, Helene,’ zei Kenny met een vermoeide stem.

Ze gaf me het pakje. Ik liet het in mijn zak glijden.

‘Nou,’ zei Kenny, ‘heb jij een oplossing voor ons?’

‘Weet ik niet. Vertel me eerst maar eens wat Kirill Borzakov van Amanda wil.’

‘Wie zei dat hij Amanda wil?’

‘Yefim.’

‘Oké.’

‘Nou, wat heeft Amanda dat zij willen hebben?’

‘Ze heeft iets geript en is ermee vandoor.’

Ik maakte het geluid van zo’n zoemer als het schafttijd is. ‘Onzin.’

‘Nee, het is echt waar,’ zei Helene met grote ogen.

‘Ga mijn auto uit.’

‘Nee, luister.’

Ik stak mijn hand voor Kenny langs en duwde het portier aan zijn kant open. ‘Tot kijk.’

‘Nee, echt waar.’

‘Kom nou,’ zei ik. ‘Amanda heeft iets van hen en we hebben nog geen twee dagen de tijd om dat te ruilen tegen Sophie. Nu weet ik wel dat jij geen moer om het leven van een tienermeisje geeft, maar ik ben op dat punt nogal ouderwets.’

‘Ga dan naar de politie.’

Ik knikte alsof dat volkomen logisch was. ‘Op de rechtbank getuigen tegen de Russische maffia.’ Ik krabde over mijn kin. ‘Tegen de tijd dat mijn dochter uit de getuigenbescherming kan stappen, is ze vijfenvijftig.’ Ik keek Kenny aan. ‘Er gaat niemand naar de politie.’

‘Mag ik mijn sigaretten terug?’ zei Helene. ‘Alsjeblieft.’

‘Ga je roken in mijn auto?’

‘Ik zet de deur open.’

Ik gooide ze naar haar toe.

‘Wat moeten we doen?’ vroeg Kenny.

‘Zoals ik al zei: we moeten ruilen. Hoe langer jullie voor mij achterhouden wat ze precies van Amanda willen, des te minder kans maakt Sophie om vrijdag nog uit minder dan drie of vier stukken te bestaan.’

‘Dat zeiden we toch?’ zei Kenny. ‘Amanda heeft hun…’

‘Het is een fucking sieraad,’ zei Helene. Ze duwde het achterportier wijd open en zette een voet op de grond terwijl ze haar sigaret aanstak. Ze blies de rook langs het portier en keek me aan met een blik, alsof ze zeggen wilde: ben je nou tevreden?

‘Een sieraad.’

Ze knikte, terwijl Kenny zijn ogen dichtdeed en zijn hoofd tegen de steun liet rusten. ‘Ja. Vraag me niet hoe het eruitziet of hoe ze eraan gekomen is, maar ze heeft een, hoe heet zo’n ding, crucifix gestolen.’

‘Nou, het is geen crucifix,’ zei Kenny. ‘Tenminste, ik geloof van niet. Ze noemen het steeds een “kruis”.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Meer weten we niet.’

‘En jullie weten niet hoe dat kruis in haar bezit is gekomen?’

Hij schudde weer zijn hoofd. ‘Nee.’

‘Dus jullie weten niet hoe Amanda in de gelegenheid kwam de hand op dat kruis te leggen, en waarom ze met de Russische maffia omging. Bedoel je dat?’

‘We smoren haar niet,’ zei Helene.

‘Wat?’

‘Amanda,’ zei Helene. ‘Ze mag van ons haar eigen beslissingen nemen. We zitten haar niet de hele tijd op de huid. We hebben respect voor haar als persoon.’

Ik keek een tijdje uit het raam van de auto.

Toen de stilte een beetje te lang duurde, zei Helene: ‘Wat denk je?’

Ik keek haar over de rugleuning aan. ‘Ik denk dat ik nooit in mijn leven de neiging heb gevoeld om een vrouw te slaan, maar dat jij me in een Ike Turner-stemming brengt.’

Ze gooide haar sigaret het parkeerterrein op. ‘Je vertelt me niks nieuws.’

‘Waar. Is. Ze.’

‘Dat. Weten. Wij. Niet.’ Helenes ogen puilden naar me uit als die van een kwaad kind van twaalf, wat trouwens in termen van emotionele ontwikkeling wel ongeveer kon kloppen.

‘Onzin.’

Kenny zei: ‘Man, ik heb dat meisje zo goed geleerd hoe ze nieuwe identiteiten kan creëren dat ze bij de CIA zou kunnen. Blijkbaar heeft ze er een paar gecreëerd waar ik niet van wist, en nu is ze met een daarvan verdwenen. En ik kan je verzekeren dat ze een prima sociale-verzekeringskaart en geboortecertificaat heeft. En als je die eenmaal hebt, kun je in ongeveer vier uur tijd een kredietverleden van tien jaar opbouwen. En als je dat eenmaal hebt gedaan? Shit. Dan is het hele land één grote geldautomaat.’

‘Je zei tegen Yefim dat jullie haar bijna hadden gevonden.’

‘Die klootzak heeft ijswater in zijn aderen. Ik zou alles tegen hem hebben gezegd wat hij wilde horen, zolang hij mijn keuken maar uitging.’

‘Dus jullie zijn haar niet op het spoor?’

Hij schudde zijn hoofd.

Ik keek Helene in het spiegeltje aan. Zij schudde ook haar hoofd.

We zaten een tijdje in stilte.

‘Wat heb ik dan aan jullie?’ zei ik ten slotte, en ik startte de Jeep. ‘Ga mijn auto uit.’

Ik had een afspraak om een biertje te drinken met Mike Colette, mijn vriend de eigenaar van het vrachtbedrijf. Hij had me ingehuurd om te ontdekken wie van zijn personeelsleden hem bestal, en ik had een antwoord gevonden waar hij niet blij mee zou zijn. Ik dacht erover de ontmoeting af te zeggen, want ik was nog niet helemaal bekomen van de acht kogels die in mijn richting waren afgevuurd, maar we hadden in West Roxbury afgesproken, en omdat ik toch al aan die kant van de stad was, belde ik naar zijn mobieltje en zei tegen hem dat ik onderweg was.

Hij zat bij het raam in West on Centre en wuifde naar me toen ik binnenkwam, al was hij de enige die daar zat. Zo was hij al sinds we samen aan de UMass studeerden, een serieuze, degelijke man met een onwankelbaar fatsoen. Ik heb nooit iemand ontmoet die hem niet mocht. Wij vrienden zeiden dat als je Mike niet mocht het niet aan hem lag maar aan jou.

Hij was een klein mannetje met kort krullend zwart haar en het soort handdruk dat je in al je botten voelde. Hij gaf me zo’n handdruk toen ik bij zijn tafel kwam, en ik werd zo door mijn gedachten in beslag genomen dat ik er niet op voorbereid was. Het scheelde niet veel of ik kwam op mijn knieën terecht, en ik was er vrij zeker van dat het met mijn pols voorlopig niet goed zou komen.

Hij wees naar het bier voor mijn stoel. ‘Net voor je besteld.’

‘Dank je, man.’

‘Wil je een hapje eten of zo?’

‘O, nee, ik hoef niets.’

‘Weet je het zeker? Je ziet er niet zo best uit.’

Ik nam een slokje bier. ‘Ik had een aanvaring met een paar Russen.’

Hij dronk uit zijn eigen beslagen glas en zette grote ogen op. ‘Die vormen een grote bedreiging in de transportbusiness. Ik bedoel, niet alle Russen, maar die kerels van Kirill Borzakov. Oei. Blijf maar ver bij ze uit de buurt.’

‘Te laat.’

‘Meen je dat nou?’ Hij zette zijn bier op het viltje. ‘Heb je een aanvaring gehad met mannen van Borzakov?’

‘Ja.’

‘Kirill is niet zomaar een schurk, man, hij is ook nog stapelgek. Heb je gehoord dat hij weer op rijden onder invloed is betrapt?’

‘Ja, vorige week.’

‘Gisteravond.’ Mike schoof een opgevouwen Herald over de tafel naar me toe. ‘En dit slaat alles.’

Ik vond het op pagina 6: ‘“Beul” Borzakov Barst Los.’ Hij was met zijn Targa naar een autowasserij in Danvers gegaan. Halverwege de wasbeurt was hij blijkbaar ongeduldig geworden. Dat was slecht nieuws voor de auto die voor hem in de wasstraat stond. Kirill ramde hem. De auto vloog de wasstraat uit, maar de motor van Borzakovs Targa sloeg af. De politie vond Borzakov op het parkeerterrein, waar hij, bedekt met zeepschuim, pogingen deed een van de Panamese pompbedienden te lijf te gaan met een ruitenwisser die hij van zijn eigen auto had getrokken. Hij werd met een stroomstok buiten gevecht gesteld en door vier agenten tegen de grond gedrukt. Hij liet de beademingsapparatuur zowat kapotspringen, en de politie vond ook nog een halve gram cocaïne in het vak naast zijn autostoel. In een kaderstukje werden de namen opgesomd van de vier mannen die hij in het afgelopen jaar vermoedelijk had laten vermoorden.

Ik vouwde de krant op. ‘Dus ik zou me niet druk moeten maken omdat hij een moordenaar is, maar omdat hij een moordenaar is die door het lint kan gaan?’

‘Om te beginnen.’ Hij bracht zijn wijsvinger bij zijn neus. ‘Ik heb gehoord dat hij een goede klant van zichzelf is.’

Ik haalde mijn schouders op. God, wat had ik de pest aan al die shit.

‘Patrick, met alle respect, maar heb je er ooit over gedacht iets anders te gaan doen?’

‘Jij bent vandaag al de tweede die me dat vraagt.’

‘Nou, misschien ben ik na deze lunch op zoek naar een nieuwe chef, en jij hebt in je studietijd voor een transportbedrijf gewerkt, als ik het me goed herinner.’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik red me wel. Dank je, Mike.’

‘Je moet nooit nooit zeggen,’ zei hij. ‘Ik zeg het maar.’

‘Dat stel ik op prijs. Laten we het over je zaak hebben.’

Hij vouwde zijn handen samen en boog zich over de tafel.

‘Wie denk je dat er van je steelt?’

‘Mijn nachtchef, Skip Feeney.’

‘Die is het niet.’

Zijn wenkbrauwen gingen omhoog.

‘Ik dacht ook dat hij het was. En ik wil niet zeggen dat hij voor honderd procent betrouwbaar is. Ik denk dat hij nu en dan een doos uit een vrachtwagen meeneemt. Als je naar zijn huis gaat, vind je waarschijnlijk stereoapparatuur die op je lijst van vermiste goederen voorkomt. Dat soort dingen. Maar hij kan alleen maar knoeien met de ladingsbrieven. Hij kan niet bij de facturen. En Mike, die facturen zijn de sleutel. In sommige gevallen word je twee of drie keer gefactureerd voor zendingen die niet bij jou vandaan komen en die niet op hun bestemming arriveren, omdat ze niet bestaan.’

‘Oké,’ zei hij langzaam.

‘Iemand heeft vijf pallets met Flowmaster-knalpotten besteld. Komt dat je bekend voor?’

‘Ja, dat kan kloppen. We verkopen ze allemaal in juli, maar als we met bestellen zouden wachten tot april, zou de prijs zes of zeven procent hoger liggen. Het is een verstandig risico, al neemt het een beetje ruimte in beslag.’

‘Maar je hebt maar vier pallets in het pakhuis staan. En op de factuur staat “vier”. Toch wordt er voor vijf betaald. En ik ben het nagegaan – ze hebben er vijf verstuurd.’ Ik haalde een schrijfblok uit mijn laptoptas en sloeg hem open. ‘Wat kun je me over Michelle McCabe vertellen?’

Hij leunde geschrokken in zijn stoel achterover.

‘Ze doet mijn debiteurenadministratie. Ze is de vrouw van een vriend van me. Een goede vriend.’

‘Sorry, man. Ik vind het echt heel erg.’

‘Weet je het zeker?’

Ik haalde het zaakdossier uit mijn laptoptas en schoof het naar hem toe. ‘Kijk eens naar de bovenste twintig facturen. Daar is iets mee aan de hand. Ik heb de facturen die de bedrijven kregen ernaast gelegd, dan kun je ze vergelijken.’

‘Twintig?’

‘Het kan nog meer zijn,’ zei ik, ‘maar die twintig kun je als bewijs gebruiken als ze tegen je gaat procederen. Of als ze moeilijk gaat doen op het arbeidsbureau en je ervan wil beschuldigen dat je haar onrechtmatig hebt ontslagen. Als je haar wilt laten arresteren…’

‘O nee.’

Natuurlijk was dat zijn reactie.

‘Ik weet het, ik weet het. Maar áls je dat deed, heb je daar al het bewijs dat je nodig hebt. Je zou op zijn minst kunnen overwegen haar de schade te laten vergoeden, Mike.’

‘Hoeveel?’

‘Alleen al in het afgelopen boekjaar? Ze heeft je voor minimaal twintigduizend dollar bestolen.’

‘Jezus.’

‘En dat zijn alleen nog maar de dingen die ik heb gevonden. Een echte accountant die weet waar hij moet zoeken, vindt waarschijnlijk nog veel meer.’

‘In deze tijd van crisis zeg jij tegen mij dat ik mijn debiteuren-administratrice én mijn nachtchef moet ontslaan?’

‘Om verschillende redenen, maar inderdaad.’

‘Jezus.’

We bestelden nog twee biertjes. De zaak begon vol te lopen; het verkeer in Centre Street werd drukker. Aan de overkant stopten mensen voor The Continental Shoppe om hun honden op te halen, die daar een dag waren verzorgd. Terwijl we daar zaten, telde ik twee poedels, een beagle, een collie en drie bastaarden. Ik dacht aan Amanda en haar voorliefde voor honden, de enige zachte, menselijke eigenschap die degenen die ik over haar had gesproken had horen noemen.

‘Twintigduizend.’ Mike zag eruit als iemand die met een honkbalknuppel in zijn buik was geslagen en in zijn gezicht was gestompt toen hij voorovergebogen stond. ‘Ik heb vorige week bij ze gegeten. We zijn de afgelopen zomer een paar keer naar de Sox geweest. Allemachtig, ze is pas twee jaar geleden voor me begonnen te werken. Ik gaf haar duizend dollar extra als kerstpremie omdat ik wist dat ze hun auto niet meer konden afbetalen. Ik…’ Hij bracht zijn handen boven zijn hoofd en liet ze hulpeloos daarachter zakken. ‘Ik ben vierenveertig en ik begrijp niets van mensen. Ik kan ze gewoon niet snappen.’ Hij legde zijn handen weer op de tafel. ‘Ik begrijp er niets van,’ fluisterde hij.

Ik had de pest aan mijn werk.