Hoofdstuk 27
Bobbie stoof met de wagen over de grindweg met zo'n snelheid dat ik op en neer sprong op de achterbank, terwijl ik probeerde het beschermend sierlaagje van mijn scherpe riemgesp te plukken. Toen dit was gelukt, begon ik mijn boeien over de vlijmscherpe rand te schuren. Ze waren gemaakt van een stugge, gevlochten waslijn en het was een moeilijk werkje omdat ik wilde voorkomen dat ik in de hotsende wagen mijn polsen zou doorsnijden.
Abrupt zwenkte Bobbie de grote wagen naar de kant van de weg, deze kwam tot stilstand, ze zette de motor af, en begon, haar hoofd in haar armen verborgen, op het stuur te huilen. We bevonden ons nu vrij hoog in de heuvels aan de voet van het gebergte waar de weg naar toe scheen te leiden. Toen ik door het achterraam keek zag ik de kaarsrechte streep die de snelweg door het verlaten landschap sneed. Iets dichterbij zag ik de politiewagen staan waar we hem hadden achtergelaten. Het zwaailicht was uitgeschakeld. De politiewagen had gezelschap gekregen: een jeep en een optrekker met een grote witte cilinder. Soe hield ongetwijfeld krijgsraad.
Als ik hen kon zien, konden zij mij zien; en ik hernieuwde mijn pogingen met de gesp, maar het ging slechts langzaam. 'O, zit niet zo te wriemelen!' zei Bobbie abrupt, terwijl ze haar hoofd ophief. Ze veegde met haar mouw over haar ogen, wriemelde zelf heen en weer terwijl ze in de zak van haar spijkerbroek tastte. Er klonk een metaalachtige klik. 'Alsjeblieft... Nou, hou je polsen dan op, idioot!'
Ze had mijn mes in haar hand, ik stak mijn handen uit, en een ogenblik later was ik vrij. Ze draaide het mes om en gaf het me terug met het heft vooruit. Ik bukte me en sneed de touwen rond mijn enkels los, richtte me op, knipte het mes dicht en stak het in mijn zak.
'Bedankt,' zei ik. 'En mijn revolver?'
Ze schudde snel haar hoofd. 'Nee. Die kan ik je niet geven. Ik help je al te vluchten, is dat niet genoeg?'
'Nee,' zei ik. 'Het is niet mijn taak om te vluchten.'
'Nou, ik wil niets meer met die moord te maken hebben!' Ze haalde haperend adem. 'Ik wil niet dat er nog iemand vermoord wordt, zelfs jij niet. Snap je het niet? En ik help jou zeker niet hen te vermoorden ... Au, wat doe je?'
Ik had haar linkerhand gegrepen die op de rugleuning van de voorbank rustte. Er zijn verscheidene manieren om druk op een hand uit te oefenen zodat de eigenaar zich niet kan bewegen zonder een paar spieren in vingers of pols te verrekken wat verschrikkelijk veel pijn doet. Ik koos de meest toepasselijke greep.
Toen ze weer rustig werd na uiterst pijnlijk te hebben ondervonden hoe doeltreffend mijn greep was, keek ik op de voorbank. Mijn revolver lag naast haar en ik pakte hem. 'En de Walther die je had?' vroeg ik.
'Die heeft Soe weer. Het was de zijne. Herkende je hem daarnet niet?'
'Okay,' zei ik en liet haar los. 'Sorry als het pijn deed.'
Ze wreef haar vingers en zei zonder me aan te kijken: 'Je bent een smerige verraderlijke schoft. Ik heb je gered en in plaats van dat je dankbaar bent...'
Vermoeid zei ik: 'Bobbie, schei nou uit met die flauwe kul. Hebben ze je dan helemaal niets geleerd, behalve een filmziek meisje uit Arizona te spelen?' Ze zei niets, en ik vervolgde: 'We spelen geen spelletjes waarin je dankbaar of ondankbaar bent. Ik heb een karwei op te knappen. Soe heeft een karwei op te knappen. Die twee taken zijn, laten we zeggen, onverenigbaar. Daarom moest je maar vergeten te proberen de hele wereld tot geweldloosheid te bekeren en maar eens liever beslissen aan welke kant je staat.'
Ze zweeg enkele seconden. Toen fluisterde ze: 'Snap je het dan niet, Matt, ik weet het niet meer. Alles is zo anders dan toen ik hier kwam. Ik wou dat ik nog dezelfde verknochte, gehersenspoelde griezel was die toen ze hier kwam zo goed wist wat juist en nobel en marxistisch was - en wat er verkeerd en decadent en kapitalistisch was!' Ze grijnsde. Tk snap niet wat er met me aan de hand is, schat! Ik kan niet eens zeggen dat ik het in dit land zo geweldig naar mijn zin heb gehad. Het was een verdomde sleur, en ik wist dat ik vroeg of laat bericht zou krijgen dat ze me nodig hadden ...' Ze zweeg en haalde diep adem. 'Ik wil geen spionne zijn!' zei ze. 'Niet voor hen en niet voor jou. Ik wil gewoon ... Ik wil gewoon met rust gelaten worden om mijn eigen leven te leiden, snap je dat niet?'
Grof zei ik: 'Ja, en dat wilde die smeris ook. En dr. Osbert Sorenson ongetwijfeld ook, om nog maar te zwijgen van Annette O'Leary en die negerbokser McConnell, en vijf Cosa Nostra-figuren die zijn doodgeschoten terwijl ze verdoofd waren.'
Ze zei: 'Dat weet ik, schat, dat weet ik! Daarom heb ik ... O, ik ben zo in de war, verdomme! Ik weet niet wat...' Ze zweeg weer even, zuchtte toen. Tk zal wel naar ze terug moeten gaan.'
'Waarom zou je zo stom zijn?'
'Ik zei niet dat ik het wilde. Ik zei dat ik moet!' Bobbie aarzelde. 'Ik moet wel, want ze hebben een hoop tijd en geld aan me gespendeerd en ik zou nu dood zijn als ze niet... Nee, zeg niet nog eens dat ze het alleen maar uit hun eigen sinistere oogmerken hebben gedaan. Dat weet ik. Het punt is dat ze het gedaan hebben en dat ik ervan geprofiteerd heb. Er moet een beetje ... een beetje loyaliteit zijn, zelfs een beetje dankbaarheid, al maak jij daar grapjes over. Ik ben niet van plan om over te lopen.'
Ik kon er niets op zeggen. Het feit dat de mensen naar wie ze plichtsgetrouw en dankbaar terugkeerde, haar vermoedelijk zouden doodschieten omdat ze me vrijgelaten had, zou voor haar geen verschil maken, begreep ik, dus nam ik niet de moeite daarop te wijzen. En ik waarschuwde haar evenmin dat als zij zich weer bij hen voegde ik misschien gedwongen zou worden haar persoonlijk dood te schieten. Als het geweten in het spel komt, heeft de logica geen enkele uitwerking.
Ik had haar kunnen overmeesteren en vastbinden om haar voor een ernstige vergissing te behoeden. Er zijn mensen die er een loopbaan van maken andere mensen voor zich zelf te behoeden - Charlie Devlin, bij voorbeeld - maar dat was niet mijn soort werk. Daarom zei ik alleen maar: 'Ik moet de stationcar houden. Sorry.'
'Natuurlijk.' Er klonk iets van hoon in haar stem. 'Ik zou er niet aan denken je ervan te beroven.' Ze opende het portier en stapte uit. 'Dag Matt.'
'Dag Bobbie.'
Ze keek me nog even aan. We hadden niets meer te zeggen. Ze draaide zich abrupt om en liep terug naar het kleine groepje voertuigen in de verte. Haar rug was zeer recht en ze keek niet één keer om. Ik dacht aan de lenige Hollywood-blondine die ze had geïmiteerd toen ik haar voor het eerst zag. Ik dacht aan het frisse meisje in de linnen jurk waarmee ik naar bed was geweest. Ik dacht aan de roekeloze kwajongen die me zo gretig had willen helpen tegen vijf gewapende en gevaarlijke Maffiagangsters ... Ze was op dit moment geen van die meisjes. Ik vermoedde dat ik eindelijk de echte Roberta Prince had ontdekt.
Ik had me natuurlijk erg opgelucht moeten voelen door de loop van de gebeurtenissen: mijn handen en voeten waren vrij, ik had mijn revolver en mes, en ik had zelfs een auto. Ik kon weer zaken doen. Toch voelde ik me niet bepaald triomfantelijk toen ik achter het stuur van de grote stationcar stapte en langzaam naar de met dennenbossen begroeide bergen voor mij uit reed. Ik was er zeker van dat ik gevolgd zou worden. Soe kon het zich niet veroorloven me bij een telefoon te laten komen. Ik hoopte dat hij de juiste man op me zou afsturen. Dat deed hij ook.
Vanuit een kijkpost op de berg, waar ik de stationcar uit het gezicht had neergezet, zag ik de witte jeep in mijn richting komen. Af en toe verdween het vehikel in een kromming van de weg en een keer zag ik het zelfs enkele minuten lang niet. Toen het weer te voorschijn kwam, zaten er twee figuren achter de voorruit in plaats van één. Willy had kennelijk het meisje opgevangen dat op de weg liep en was gestopt om haar te ondervragen. Hij had haar meegenomen. Nou, dat mocht voor mij geen verschil uitmaken. Ik had haar op de keuze gewezen waarvoor ze stond, en ze had die keuze gemaakt.
Ik controleerde de lading van de revolver, hoewel die op het moment niet mijn voornaamste wapen was. Het is niet aan te bevelen te proberen iemand uit de stoel van een snel rijdende auto te schieten met een stompe .38 Special. Ik moest hem uit zijn jeep krijgen ... Ik stapte weer in de stationcar en reed langzaam de weg op terwijl ik in het achteruitkijkspiegeltje keek.
Het was het gebruikelijke onverharde bergpad met vele bochten waar ik ongehaast over reed om me te laten inhalen. Toen hij achter me opdook in de hotsende en deinende jeep, gaf ik plotseling gas, alsof ik niet echt had verwacht te zullen worden gevolgd; alsof ik door zijn plotselinge verschijning in paniek was geraakt.
Een poos lang was het een flinke race over de pas en weer omlaag. In sportwagens zou het leuk geweest kunnen zijn, maar geen van de wagens was berekend op strijdlustig rijden in de bergen. Ik zag hem achter me met het stuur worstelen van de stoere vierwielswagen die in de bochten rechtdoor wilde rijden. Ik had te kampen met het tegenovergestelde probleem. De zware staart van de stationcar had de neiging weg te slippen als ik te veel gas gaf.
Hij was een goed chauffeur, maar de weg was te smal en mijn wagen te breed om hem de kans te geven langszij en voor me te komen en me van de weg te drukken. Ten slotte, kwaad omdat elke poging werd geblokkeerd, stak hij zijn grote revolver met zijn linkerhand uit de jeep en vuurde een paar schoten af. Maar er zijn slechts weinig mensen die goed kunnen schieten uit een rijdende auto, vooral als ze achter het stuur zitten, en geen van de kogels trof de stationcar.
Ten slotte probeerde hij, terwijl we omlaag vlogen mijn achterbumper te rammen om me zo van de weg te krijgen.
En daar had ik uiteraard op gewacht. Daarom had ik mijn snelheid op de rechte stukken ingehouden, hoewel ik er met de grote Fordmotor makkelijk een voorsprong had kunnen nemen. Nu liet ik me een keer zacht rammen, waarna ik in de volgende bochten behoorlijk heen en weer schoof om hem te laten denken dat ik doodsbenauwd was na die aanraking.
Er dook weer een recht stuk weg op. Ik gaf wat meer gas om hem mee te lokken. In het spiegeltje zag ik hem mooi aankomen, zo recht als een stierenvechter maar kon wensen, om me nogmaals te rammen. Ik trapte hard op de remmen en liet me omlaag glijden om mijn hoofd en nek te beschermen, omdat de hoofdsteunen er niet naar uitzagen dat ze veel konden verdragen.
Door het remmen ging de neus van de stationcar uiteraard omlaag en de achterkant kwam omhoog. Ik hoorde hem slippen in het grind toen ook zijn remmen, te laat, greep kregen; hierdoor zou zijn neus omlaag duiken, zoals ik het wilde, en zou zijn bumper onder de mijne klem raken. Toen trof hij me. Het was een behoorlijke botsing. Metaal krulde om en scheurde; maar ik wist dat mijn benzinetank in een van de spatborden zat; aan de achterkant kon hij niet veel meer dan de carrosserie beschadigen.
We kwamen glijdend en aan elkaar geketend tot stilstand. Eer hij kon schieten terwijl hij nog op zijn rempedaal trapte, gaf ik vol gas en de stationcar beet zich in de weg en rukte zich met veel kabaal van scheurend metaal los. Ik keek in het spiegeltje toen ik wegstoof en zag dat de grote caravanhaak die Charlie Devlin aan haar wagen had, het goed gedaan had. Hij was recht door Willy's grille, radiator en ventilator geschoten. Dampend bruin water stroomde over de weg. Maar de jeep reed nog. Willy kwam me roekeloos achterna, wetend dat hij niet ver meer kon rijden, maar ik bleef hem zonder veel moeite voor, en na korte tijd kookte de jeep, begon te haperen en kwam tot stilstand, midden op de weg. Ik stopte de stationcar honderd meter verderop, buiten bereik van zijn pistool, en pakte mijn kleine Smith and Wesson. Ik had hem als ridder te voet. Het was tijd de opdracht te voltooien.
Helm!' brulde Willy. 'Helm, gooi je revolver weg en kom hier met je handen omhoog!'
Ik keek in zijn richting en zuchtte. Het was jammer. In zijn dossier stond dat hij vroeger een goed agent was geweest en misschien was hij het nog wel, behalve waar het om mij ging. In dit werk kun je je niet veroorloven iemand te haten - zo min als je je kunt veroorloven van iemand te houden. Het vertroebelt het beoordelingsvermogen.
Hij had Bobbie Prince uit de Jeepster gesleept en haar voor zich uit over de weg geduwd. Nu stond hij daar met een revolver - vermoedelijk zijn grote .44 Magnum. In haar rug geduwd. Vanuit die positie zou het moeilijk zijn op me te schieten. Het leek me het beste binnen een bereik van vijfentwintig meter te komen, en twintig meter zou nog beter zijn.
'Gooi dat ding weg, Helm! Gooi het weg, anders schiet ik haar neer!'
Ik vermoed dat hij wist dat we met elkaar naar bed waren geweest. Hij wist dat ze voldoende op me gesteld was om me te bevrijden; waarschijnlijk dacht hij dat ik ook bepaalde verplichtingen voelde, ook al hield ik niet hartstochtelijk van haar. Hoe dan ook, ik kwam uit een land dat bekendstond om zijn sentimentaliteit met betrekking tot kinderen, honden en vrouwen.
Jammer. Natuurlijk werd hij gehinderd door het feit dat hij me niet zo maar dood wilde hebben; hij wilde me dood hebben op zijn voorwaarden. Hij haatte me te veel om mij pijnloos te doden; hij wilde er eerst zijn pretje aan hebben. En als zo velen van zijn soort verkeerde hij in de waan dat hij een monopolie bezat op koelbloedige meedogenloosheid. Hij rekende erop dat niemand zo vals kon zijn als hij ... 'Blijf staan, of ik schiet haar ruggengraat door haar buik heen!'
Ik hief mijn revolver op en schoot hem in het rechteroog.