Hoofdstuk 1
Ik zou niet worden afgehaald op het vliegveld van Los Angeles, en dat gebeurde dan ook niet. Daar had ik voor gezorgd, hoewel ik niet verwachtte nu al de aandacht te trekken. Het was hoogst onwaarschijnlijk dat iemand in de buurt, vriend of vijand, te weten was gekomen dat ik zou arriveren, al was het maar omdat daarvoor geen tijd was geweest. Ik deed een karwei, waar ik a bout portant voor was gekozen, voornamelijk omdat ik de enige agent was die Mac op redelijke vliegafstand van de Westkust beschikbaar had - tenminste de enige die niets belangrijkers te doen had. 'Trouwens,' had hij me vanuit Washington door de telefoon verteld, 'jij kent het meisje; jij hebt haar voor ons in dienst genomen. Als ze kans ziet te praten - de artsen hebben er weinig hoop op dat ze nog bij bewustzijn zal komen - vertelt ze jou misschien iets dat ze aan een onbekende niet zou opbiechten.'
'Opbiechten?' vroeg ik. 'Heeft ze dan iets op te biechten?' Hij aarzelde, zei toen: 'Nee, maar ze had ook geen gevaar zullen lopen. Ze had zelfs geen opdracht. En voor ze bij ons kwam werken had ze een reputatie dat ze door haar impulsiviteit in moeilijkheden kwam. Je weet dat je haar medewerking alleen maar hebt gekregen door haar te vertellen dat het alternatief een Mexicaanse gevangenis was. Ze is een heetgebakerde roodharige jongedame en vlak voor ze met verlof ging heb ik haar een ernstige reprimande moeten geven. De kans bestaat dat ze uit wraak iets doms of nog erger heeft gedaan.'
'Met andere woorden,' zei ik, 'u denkt dat ze misschien geprobeerd heeft ons op te hangen, maar dat de zaak op de een of andere manier is misgelopen.'
'Met die mogelijkheid moet ik rekening houden.' Zijn stem klonk defensief. 'Jij hebt bij haar eerste opdracht met haar samengewerkt aan de grens. Waarschijnlijk heb jij haar redelijk leren kennen. Vind jij het ondenkbaar?'
Ja, ik had haar redelijk leren kennen en ondanks haar gebrek aan ervaring had ze haar werk goed gedaan en was ze een plezierige metgezellin geweest. Maar objectief zei ik: 'Het is nooit ondenkbaar, meneer. Maar als ze maar kwaad genoeg zou worden, zou ze van alles kunnen doen om terug te slaan. Ze zou er later spijt van hebben, maar dat zou ze doen.'
Ik hoorde Mac diep zuchten. 'Soms geloof ik dat ik beter dierentemmer had kunnen worden, Eric,' zei hij, me zoals gewoonlijk bij mijn codenaam noemend. Mijn echte naam is Matthew Helm, maar behoudens speciale omstandigheden wordt die in zakelijke gesprekken niet genoemd. Mac vervolgde: 'Nou ja, wat ik net over Ruby zei was natuurlijk zuiver speculatie. We weten niet hoe ze terecht is gekomen in de zaak waarbij ze werd neergeschoten. Het kan een persoonlijke achtergrond hebben gehad of het is gewoon toeval geweest. De enige feiten die we tot nu toe kennen houden in dat ze vanochtend vroeg met zeer ernstig letsel op een braak stuk grond in Los Angeles is gevonden - en dat ze niet aan een officiële zaak bezig was die tot deze moorddadige aandacht had kunnen leiden. Hoe dan ook, ga er zo snel mogelijk heen. Ik hoop dat je op tijd bent en probeer erachter te komen wat er gebeurd is.'
Toen hij belde was ik met verlof in Santa Fé, New Mexico, mijn vroegere woonplaats, waar ik bij vrienden logeerde. Hoewel het de hoofdstad van die staat is, ligt Santa Fé niet aan de hoofdvliegroutes. In ruim een uur rijden had ik de negentig kilometer naar Albuquerque afgelegd en in iets minder dan twee uur vliegen had ik de twaalfhonderd kilometer naar de kust overbrugd. En nu daalden we in de tussen de heuvels hangende smog en tot mijn opluchting merkte ik dat er wel degelijk een vliegveld onder die smerige deken lag.
Ik stapte in een taxi en vroeg de chauffeur me naar het Royal Viking Motel in Third Street te brengen. Die rit duurde bijna even lang als de vliegtocht, maar uiteindelijk bereikten we het motel toch. Ik liet me op mijn gemak inschrijven, bedacht op eventuele volgers, want ten slotte wist ik niet wat het meisje gedaan of gezegd had. Ik vertelde de receptioniste achter de balie zelfs waar ik heenging, vanwege een man die in de lounge druk in een krant zat te lezen.
'Kamer 37, ja?' zei ik tegen de receptioniste terwijl ik de sleutel in mijn zak stak. 'Dank u. Als het mag laat ik mijn koffer even hier staan. Ik moet naar het ziekenhuis aan de overkant.'
Ik keek niet naar de man met de krant toen ik naar buiten ging. Hij had natuurlijk een man kunnen zijn die op zijn vrouw zat te wachten of zoiets, maar ik hoopte het niet. Als het gewonde meisje me niet kon vertellen wie haar had neergeschoten en waarom, zou ik er op een andere manier achter moeten komen; en een figuur met een schuldig geweten - schuldig genoeg om een oogje op haar bezoekers te houden - was een mooi beginpunt, aangenomen dat een dergelijke figuur bestond.
Toen ik in het ziekenhuis mijn naam noemde, werd ik meteen naar boven gebracht. Annette O'Leary lag in een bed, omgeven door een instrumentarium, dat voldoende leek, om er een splinternieuwe vrouw van te maken.
Ik keek op haar neer en herinnerde me hoe we elkaar hadden leren kennen. Zoals Mac had gezegd, was ze op een amateuristische manier betrokken geweest bij een karwei waar ik in Mexico mee bezig was. Zij stond aan de andere kant. Toen ik later een vrouw nodig had om me bij een volgend karwei te helpen, had ik haar voor ons aan het werk gezet. Misschien had ik nooit als Ruby aan haar kunnen denken omdat ik haar echte naam al kende voordat er sprake was dat zij bij ons zou komen. Ruby was haar codenaam, die ik nergens op vond slaan.
Ze was een slimme meid met veel lef en geestkracht, maar dat zou je niet gedacht hebben, als je nu naar het smalle gezicht onder het witte verband keek. Onder het nachthemd scheen eveneens verband te zitten. Haar ogen waren gesloten. Ik pakte haar koude, slappe hand die niet reageerde. Haar ogen bleven gesloten. 'Annette,' zei ik zacht, 'Net-ta ...'
Ze bewoog zich niet. Ik keek naar de dokter die me naar boven had vergezeld. Hij haalde even zijn schouders op alsof hij wilde zeggen dat niets wat ik - of wie ook - deed haar nu nog pijn kon doen.
'Hé, Rooie,' zei ik, 'kom op! Ik ben het, Matt.'
Eén ogenblik gebeurde er niets. Toen gingen de oogleden zeer langzaam open en haar ogen keken me recht aan. Ik voelde een zachte druk van de koude vingers, voldoende om me te vertellen dat ze me kon zien en me herkende en blij was me te zien. Even later gingen de ogen weer dicht. Ik bleef daar staan en hield haar hand vast zolang me leek dat ze zich van mijn aanwezigheid bewust was; toen legde ik de hand voorzichtig neer en ging op een stoel in de hoek zitten wachten.
Drie uur later werd ze officieel doodverklaard.