Hoofdstuk 22

 

Het was natuurlijk een gok. Hij had kunnen schreeuwen en iedereen alarmeren, maar ik rekende op het professionalisme van Jake, en hij stelde me niet teleur. Zijn geestelijke computer was op geruisloosheid geprogrammeerd en de plotselinge pijn ontlokte hem slechts een gesmoord gekreun terwijl hij op me neer viel.

Ik schudde hem van me af en kwam overeind terwijl hij op handen en knieën omhoogkwam. Ik gaf hem met de korte ijzeren staaf een weloverwogen tik achter het oor, vervolgens een injectie om hem een paar uur vredig te laten slapen, raapte toen zijn gevallen geweer op en bekeek het peinzend. Het leek een standaard jachtgeweer, een .308 Remington met korte loop en het vreemde vizier bovenop. Maar wat me een telescoopvizier had geleken, bleek een soort zaklantaren te zijn met een lange zwarte kap die de voorste lens afschermde, vermoedelijk om te voorkomen dat het licht zijwaarts zou uitstralen. Het was niet ongewoon. Men gebruikt vaak op het geweer gemonteerde schijnwerpers om in het donker van dichtbij het wild te kunnen zien, maar dat principe gold hier blijkbaar niet. Jake was van plan geweest een schot van ruim honderd meter af te vuren, te ver voor een normale schijnwerper, en zijn geweer had verder geen vizier ...

Mijn onderzoek werd onderbroken door het geluid van de buitenboordmotor die weer werd gestart. Ik sloop naar de rand en zag dat de sloep van de Fleetwind het afgebouwde pontonvlot op sleeptouw hadden genomen en naar de kaag voer die nu duidelijk naar bakboord overhelde omdat de grote metalen cilinder aan de laadboom overboord hing. De twee mannen die ik voorlopig had geïdentificeerd als Willy en Soe stonden nog bij de jeep aan de andere kant van het strand. Er was geen spoor te zien van Frank Warfel, hoewel hij waarschijnlijk een van de vage, kleine figuurtjes op het dek van de kaag was.

Ik kroop terug van de rand en ging naar Jake, zag dat hij rustig sliep en daalde af in een kloof waar ik, naar ik hoopte, wat met het geweer kon experimenteren zonder de aandacht te trekken. Ik richtte het op een meter of twintig van mij verwijderde rots en drukte op het knopje aan de zijkant van de zaklantaren, waarbij ik me schrap zette voor allerlei soorten spectaculair vuurwerk, hoewel het me niet waarschijnlijk leek dat een voor nachtelijke operaties bestemd apparaatje erg veel licht of kabaal zou verspreiden.

Er gebeurde dan ook niet veel. Een klein, scherp, intens lichtkruis verscheen geruisloos op de rots waarop ik mikte. Keurig. Het enige wat je blijkbaar hoefde te doen was de X op iemand te richten, en hij was dood zodra je de trekker overhaalde.

Maar ook dit was geen volslagen nieuw idee. In de tijd toen ik mijn brood nog met een camera verdiende, in een ander en vredelievender bestaan, hadden ze een lampje zo opgesteld dat het door de zoeker scheen en twee heldere spotjes projecteerde op een afstand van een gewone flitsfoto. Als je 's avonds werkte bij licht dat te vaag was voor het normale instellen, liet je de twee spotjes gewoon op de beroemdheid vallen die je wilde fotograferen, en drukte op je elektronenflits.

Het indrukwekkende van dit ding was de opmerkelijke scherpte en intensiteit van het verlichte kruis, sterk genoeg om over een afstand van meer dan honderd meter te schieten - tenminste, dat had Jake kennelijk gedacht. Ik was benieuwd of het iets met lasers had te maken. Ik was ook benieuwd of Jake het zelf had gemaakt, het uit een zeer geheime legeropslagplaats had gestolen, of dat het syndicaat wellicht ook over uitvinders en wapendeskundigen beschikte die leuk nieuw speelgoed voor de jongens bedachten.

Ik schakelde de lichtstraal uit en bleef gehurkt zitten om de volgende stap te overwegen; maar een ritselend geluid maakte een abrupt einde aan mijn gedachten. Ik drukte me plat en bleef volstrekt roerloos liggen wachten. Na een poosje verscheen er een schaduwachtige gestalte bij de rots waarop ik had gemikt: een mager mannetje met een afgezaagde buks, zoals het wapen waarmee Lionel McConnell was neergeschoten. Hij bleef enkele seconden bij de rots staan, bestudeerde die eerst en keek toen behoedzaam om zich heen. Blijkbaar had hij vanuit zijn schuilplaats een lichtflits gezien en wilde hij dat nu onderzoeken - alweer een van Warfels schildwachten die, gezien zijn wat angstige gedrag, waarschijnlijk wenste dat hij in mistig Los Angeles zat.

Dat waren er dan drie, allemaal een stuk onder de rand van de krater geposteerd. Ik kon me zelf niet langer voor de gek houden met de gedachte dat het gewoon gangsterstommiteit was. Integendeel, de een of ander was kennelijk erg goochem, en ik kwam tot de conclusie dat het hoog tijd werd hier weg te wezen.

Ten slotte was het karwei waarvoor ik gekomen was min of meer afgelopen. Ik had mijn belofte aan Charlie Devlin zo ongeveer gehouden: Frank Warfel was redelijk veilig. De scherpschutter van het syndicaat was uitgeschakeld en ik had zijn opgesmukte geweer. En zonder Jake en diens gespecialiseerde wapen was het plan van Tillery veranderd van een bijna zekerheid in een riskante gok, ook al kwam Warfel aan land, waartoe hij geen aanstalten leek te maken. Maar de moeilijkheid was dat er te veel dingen waren die ik wilde weten en niet zou ontdekken als ik wegging. Ik wist niet wat er aan land gebracht werd en waarom; ik wist zelfs nog niet zeker wie het aan land bracht. In strikte zin had ik er niets mee te maken, maar ik wilde het weten - en zelfs als ik veilig wegkwam en een telefoon vond, was het niet zeker dat we de vrachtwagen zouden terugvinden, en zo ja, dan zou hij wel leeg zijn. De grote metalen tank of cilinder die zo voorzichtig en geheimzinnig werd behandeld zou zijn verdwenen, evenals Soe, als het Soe was. En ik had zo'n idee dat ze allebei ten noorden van de grens zouden opduiken met een ongetwijfeld duistere bedoeling waarnaar ik niet eens raden kon ...

De man onder me trok zich behoedzaam terug met zijn buks. Ik gaf hem voldoende tijd, en toen begaf ik me langzaam en geruisloos naar een punt op de heuvel waar ik me, naar ik berekende, recht onder Tillery en Sapio zou bevinden. Ik hield me roerloos omdat ik een donkere schim zag bewegen bij een van de bomen voor me uit; weer een man die onbehaaglijk van positie veranderde, alsof hij er genoeg van had te moeten wachten.

Er blonk iets in de hand die werd opgeheven om geïrriteerd tegen de breedgerande hoed te duwen ... ik besefte dat de gestalte niet donker en ook geen man was. Het was mijn alomtegenwoordige metgezellin in haar witte broek en gele hemd. Ik had ook eigenlijk niet verwacht dat ze op haar plaats zou blijven.

'Stil!' fluisterde ik, toen ik achter haar opdook.

'Verroer je niet. Leg dat pistool neer, schat.'

'Matt!, je laat me schrikken ...!'

'Het pistool, pop,' fluisterde ik. 'Nee, niet laten vallen, stommeling. Ja ... neerleggen. Zet hem op veilig. En richt je nu op en ga opzij.'

'Matt, wat heeft dat te ...?'

'Je luistert niet erg goed,' zei ik scherp. 'Ik had je gezegd in de auto te blijven zitten.'

'Ik was bang. Ik zag een paar mannen deze kant uitgaan, en ik was bang dat je hier in het nauw zou zitten.'

Ik raapte het automatische pistool op dat ze op de grond had gelegd en bekeek het. 'Een Walther, hè? Geen slecht wapen. Waar heb je dat vandaan?'

'Het lag in het handschoenenvak van de auto. Ik heb het in mijn zak gestoken nog voor we zoeven uitstapten.' Ze aarzelde. 'Mag ik het alsjeblieft terughebben?'

'Nee,' zei ik. 'Als ik ergens banger voor ben dan voor pest, pokken, hondsdolheid en syfilis, dan is het voor een amateur met een vuurwapen. Vooral een amateur die niet gehoorzaam is.'

'Ik zei al dat ik je wilde komen waarschuwen,' zei ze kwaad. 'Hoeveel mannen heb je gezien?'

'Twee maar, en ...'

'Daar maken we ons straks wel druk over,' zei ik. 'Ik heb Jake uitgeschakeld, maar zijn twee vrienden van de Cosa Nostra liggen hier ergens boven ons als ze niet weggegaan zijn. Ze hebben een Thompson met een trommel met honderd patronen. Als ik die te pakken kan krijgen, doen een paar knapen meer of minder er niet toe. Ze hebben ook een nachtkijker waar ik graag een halve minuut door zou kijken ... Er zal wel geen schijn van kans zijn dat je een derde keer instructies opvolgt, nu je ze al twee keer genegeerd hebt.'

'Verdomme, ik wou je helpen . .

'Sssst, rustig aan. Denk je dat je je aller-uiterste best zou kunnen doen hier een paar minuten te blijven? Ja? Tien minuten op je horloge? Heb je een horloge?'

'Ja.'

'Nou, kijk er dan op. En hier heb je de injectiedoos. Over tien minuten kun je, als alles goed gaat, naar boven komen en nog een paar spuitjes geven.'

Mijn laatste sluipjacht was geen groot probleem. Jongens uit de grote stad, gewend aan het gedreun van het verkeer en het geblèr van ingeblikte muziek, hebben meestal vergeten hoe ze moeten luisteren, en de twee mannen op de heuvel vormden geen uitzondering. Ik benaderde hen tot op twintig meter zonder dat ze iets merkten. Toen richtte ik het geweer op Sapio, omdat hij de man met het machinegeweer was, en schakelde de lichtstraal in.