Hoofdstuk 2
Toen ik uit het ziekenhuis kwam, was het donker. Een vochtige mist hing rond de straatlantarens en de lichtbakken van het motel. Ik haalde mijn koffer op, pakte een krant en ging naar mijn kamer aan het einde van de galerij op de eerste verdieping.
Ik zette mijn bagage voor de deur neer en betastte het knipmes in mijn zak. Ik controleerde ook de .38 Smith & Wesson revolver die voor mijn linkerheup in mijn riem stak met de kolf naar rechts gedraaid. Nadat ik iedereen die eventueel in de kamer op me wachtte, voldoende tijd had gegeven om zenuwachtig te worden, ging ik behoedzaam naar binnen. Er was niemand. Ik zette mijn koffer neer, sloot de deur en fronste nadenkend. Ik was van het ergste uitgegaan: dat Annette te maken had gekregen met een lid van een gevaarlijke politieke of criminele organisatie, en dat deze organisatie, nu ik haar had bezocht eer ze stierf, graag wilde weten wie ik was, wat ik van haar te weten was gekomen, en wat ik hierna zou doen.
Dat was de enige veilige theorie waarvan ik kon uitgaan, maar ik had nog geen bewijs dat het een juiste theorie was, afgezien van een man die in een krant had zitten lezen. Het was natuurlijk ook mogelijk dat Annette was neergeschoten door een jaloerse minnaar of een dronken dief.
Niettemin moest ik ervan uitgaan dat de oppositie van formaat was, bij voorbeeld een ondergrondse organisatie die werd geleid door een jongen met hersens, een organisatie die kon omgaan met vuurwapens en misschien ook andere apparaatjes.
Ik keek om me heen maar ging niet zoeken. Als er al een microfoon was, had ik niet de behoefte deze te vinden. Het was een plezierige, grote kamer met twee bedden, en ik wierp mijn koffer op het dichtstbijzijnde bed, gooide de krant ernaast, pakte de telefoon en vroeg Washington aan. Het duurde een poosje, en ik bladerde in de krant. Op de voorpagina stond een foto van een heuvel die door de langdurige regen werd weggespoeld. Er was een interview met een seismoloog die voorspelde dat een enorme aardbeving Californië spoedig van de kaart zou vegen. Er was een hoofdartikel over vervuiling, een waarschuwing voor smog, en een interview met een Mexicaanse functionaris die vond dat de Amerikaanse campagne tegen het smokkelen, met zijn nadelige uitwerking op de Mexicaanse toeristenindustrie, een onhandige en beledigende manier was om druk op hun regering uit te oefenen ten einde illegale Mexicaanse marihuana- en opiumtelers aan te pakken!
En toen viel mijn oog op de kop: GELEERDE VERMIST. Dr. Osbert Sorenson, een meteoroloog van de universiteit van Californië in Los Angeles, had vorige week op een avond zijn bureau op de gebruikelijke tijd verlaten, maar was niet thuisgekomen. Uit angst voor een ontvoering had zijn familie het nieuws tot nu toe voor zich gehouden om te wachten op een eis om losgeld, maar die was niet gekomen. De politie behield zich haar mening voor, maar een medewerker van dr. Sorenson had laten doorschemeren dat deze dreigementen had ontvangen van grote zakenbelangen - zeer grote zakenbelangen - die gekant waren tegen zijn werk voor een beter leefmilieu. Het scheen dat Sorenson voorzitter was van de Commissie voor de Afschaffing van de Verbrandingsmotor van Californië, de CAV.
Ik fronste tegen het krantenbericht en dacht dat dit het meestbelovende verhaaltje was dat ik had gelezen. Het weer, aardbevingen, vervuiling en drugs lagen niet op mijn werkterrein, maar ik had wel te maken gehad met verschillende verdwenen geleerden met enigszins getikte opvattingen.
Het leek onwaarschijnlijk dat de verdwijningtheorie van de collega van dr. Sorenson juist was. Zeker, de grote autofabrieken hadden een reputatie van enorme stompzinnigheid in het behandelen van werkelijke of denkbeeldige bedreigingen tegen hun winsten, maar het ontvoeren of vermoorden van een achtenswaardig lid van de UCLA-faculteit ging wat ver, zelfs voor die industrie. En als Ford, Chrysler of General Motors hem niet hadden, wie had hem dan?
Het leek me in elk geval een boeiende coïncidentie: een geleerde die in Los Angeles werd vermist, ongeveer tegelijkertijd met een agente die was vermoord. Er kon iets in zitten.
Een bekende stem in de telefoon onderbrak mijn gedachtegang. Ik zei: 'Met Matt, meneer.'
Het gebruik van mijn echte naam in plaats van mijn codenaam moest hem erop wijzen dat de telefoon misschien werd afgeluisterd.
'O,' zei Mac. 'Hoe is het daar?'
'Niet best,' zei ik. 'U kunt Ruby schrappen. Ze is er net tussenuit geknepen.'
Er volgde een korte stilte. 'Dat spijt me,' zei Mac ten slotte. 'Ze was een veelbelovend geval. Daar krijgen we er tegenwoordig niet veel van.'
'Nee, meneer.'
'Hm. Was je nog op tijd in het ziekenhuis om met haar te praten?' Hij stelde de vraag als terloops.
'Ja, meneer,' zei ik. 'Ze kon niet veel zeggen, maar ze heeft me wel iets verteld. Ik weet nog niet precies wat het te betekenen heeft.'
'Wat zei ze dan?'
'Ik bel via de centrale van het motel, meneer.'
'Juist. Weet iemand anders wat ze gezegd heeft?'
'Er was een dokter in de kamer. Hij was te ver weg om het te kunnen horen, maar hij keek toe. Een zekere dr. Freeberg.'
'Dat is in orde. Hij is betrouwbaar.'
'Naderhand heb ik hem een paar vragen gesteld,' zei ik. 'Zoals u waarschijnlijk in het medische rapport hebt gelezen is er twee keer op haar geschoten: een kogel in de borst en, wat het genadeschot had moeten zijn, een in haar achterhoofd. Hij zei dat beide kogels stuk voor stuk dodelijk hadden moeten zijn - het waren kogels uit een .44 Magnum - maar u weet hoe het soms gaat. Ze was taai en koppig en Iers en ze heeft ervoor geknokt. De vraag is, meneer, kennen we iemand die dergelijke zware wapens gebruikte?'
'Ik zal het laten nagaan. Op het moment kan ik niemand bedenken.'
'Ik ook niet, meneer. Ik herinner me één man die met zo'n kanon rondsjouwde, maar dat was nogal een stommeling en ik weet dat hij dood is, omdat ik hem zelf neergelegd heb. Met een .22 pistooltje. Maar een .44 Magnum is geen gebruikelijk kaliber in het vak, meneer. Je moet wel een masochist zijn om zo'n ding mee te slepen en op zijn minst een masochist van tweehonderd pond, alleen al om het te kunnen meeslepen.'
'We zullen het in die mooie computer stoppen die ze ons gegeven hebben,' zei Mac. 'Ik laat je weten wat eruit komt. Ik heb begrepen dat er aanwijzingen waren dat ze ondervraagd was.'
'Ja, meneer. Ze hebben haar mishandeld voor ze haar doodschoten. Had ze informatie waar iemand iets aan kon hebben?'
'Voor zover ik weet niet. Ik heb je verteld dat ze met verlof was, en ze had bepaald geen toegang tot belangrijke dingen voor ze wegging - tenzij het algemene informatie over onze nieuwste trainings- en operatieprocedures zou zijn.'
'Nou, dat is mogelijk,' zei ik. 'Verscheidene buitenlandse regeringsbureaus zijn nog steeds erg nieuwsgierig naar ons. U zei iets over een reprimande, meneer, maar u zei niet wat ze had gedaan om die te verdienen. Het zou van betekenis kunnen zijn.'
'Ik betwijfel het.' Hij aarzelde, vervolgde toen: 'De details doen er niet toe, maar het komt erop neer dat ze iets op haar eigen houtje had gedaan in plaats van op de voorgeschreven manier. Toevallig lukte het, maar het was riskanter en niet profijtelijker. In elk geval, wat ze ook gedaan heeft dat haar dood heeft veroorzaakt, ze moet het snel gedaan hebben. Ze is gisteren pas uit Washington vertrokken.'
'Had ze familieleden of vrienden in de buurt van Los Angeles?'
'Niet dat we weten.' Mac zuchtte aan de andere kant van het continent. 'Nou, blijf er maar mee bezig. We moeten weten waarop ze gestuit is. O, en Matt ...'
'Ja, meneer.'
'Wraak is onze afdeling niet.'
'Nee, meneer.'
'Maar ik wil wel zeggen dat het van slechte public relations getuigt om onze mensen als doelwit te laten gebruiken voor een grapjas met een grote revolver. Trouwens, bij moordzaken komt een hoop publiciteit te pas die vermeden kan worden als men de politie een zaak in handen kan geven die mooi is afgesloten met de dood van de moordenaar. Onder de gegeven omstandigheden en als het onopvallend kan worden afgehandeld, zie ik geen reden waarom de verantwoordelijke persoon of personen in leven zouden blijven. Jij wel?'
'Nee, meneer,' zei ik, en dacht aan een klein meisje in een ziekenhuisbed, 'geen enkele reden.'