Hoofdstuk 6

De aswenteling van de derde syn­chroon-planeet in het interne Arkon-stelsel, kwam overeen met 28,4 aardse uren.

Kon het op alle planeten van het universum eens nacht of minstens schemerig worden, voor dit bui­tengewone hemellichaam gold dat niet.

Robots hadden geen slaap, geen rustpozen en geen ontspanning no­dig. Het doffe stampen van mil­joenen volautomatische machines en fabrieksinstallaties vormde het ritme van een wereld waar het begrip duisternis onbekend was. Atoomzonnen vervingen telkens op het nachtelijk halfrond het licht van de natuurlijke zon. Miljarden vaste schakelstations en beweeg­lijke robot-reparatie-teams waren onophoudelijk aan het werk.

Arkon III, waar voor het ingrijpen van het reusachtige centrale brein, de doodse stilte van een stervend imperium had geheerst, was zes aardse jaren tevoren tot nieuwe energie ontwaakt. De machtigste oorlogsmachine van de Melkweg was met zulk een élan aan de seriebouw van ruimteschepen be­gonnen, alsof de oude tijden van machtige veroveringspolitiek in de kortst mogelijke tijd uit de af­grond van weemoedige herinnering moesten worden getrokken. Rhodan had getracht een antwoord te vinden op het probleem van alleen al grondstoffenvoorziening. Arkon III zelf, was volkomen uitgeplunderd. Daar was geen krui­meltje erts meer te vinden.

Een goed georganiseerde handels­vloot was voortdurend onderweg om de noodzakelijke voorraden aan te vullen. Op de ruimtehavens van de aangewezen overladingsplane­ten 5,6,7 en 8 werden goederen in­gekocht die vaak over de grootste galactische afstanden waren aan­gevoerd.

Ook op Arkon II, de planeet voor de productie van de meest waarde­volle artikelen, waren fabrieken gaan werken. Arkon produceerde voor het welzijn van het imperium. Rhodan had het al spoedig opge­geven, ook maar een fractie van deze waarlijk reusachtige organi­satie verstandelijk te beredeneren. Het was onmogelijk! Maar het gaf hem wel de logische motivering voor de constructie van zo’n groot robotbrein. Zelfs de oude, nog actieve Arkoniden waren naar het scheen niet meer in staat het com­plex van taken geheel te overzien. Dat kon slechts een machine, die tengevolge van de talloze detail­programmeringen schrikbarend groot was geworden.

De patrouille bevond zich 32 uren op de planeet van de totale mecha­nisering. Arkoniden hadden zich nauwelijks laten zien, maar wel wezens uit alle delen van de door het imperium beheerste Melkweg. De robotgigant stond op het punt, zelfs onderontwikkelde rassen aan een Arkonidische spoed-hypnoscholing te onderwerpen om zijn ruim­teschepen te kunnen bemannen. Vrijwel elk uur stoven eskaders bulderend de ruimte in. Ze hadden allemaal een bepaald doel. Er gingen geruchten dat in het gebied van de sterrenhoop M-13 de verschrikkelijkste militaire acties sinds het bestaan van het imperium aan de gang waren. Opstandige koloniale werelden, die sinds meer dan 500 jaar bezig waren zich van het zwakker wordende rijk los te maken, zagen zich plotseling voor de keus gesteld: onvoorwaardelijke onderwerping of genadeloze ver­nietiging. Het interesseerde het robotbrein logischerwijs niet hoe­veel levende wezens daarbij wer­den gedood of dat er een schreeuwend onrecht werd gedaan.

Rhodan voelde zich een geestelijke ineenstorting nabij als hij alleen maar dacht aan de mogelijkheid van een toevallige ontdekking van de aarde.

Het gebouw was laag en uitgestrekt en zonder enige persoonlijke noot. De pas aangemonsterde bemannin­gen gingen hier in en uit. Elk ras had zijn eigen verblijfssector, die zo min mogelijk verlaten mocht worden. Voor eten en drinken werd vlot gezorgd. Het waren voorname­lijk de cycloopachtige Naats die zich hier verzamelden. Hun afde­ling grensde aan die welke Rhodans mensen was toegewezen.

De mutanten waren waakzamer dan ooit. Een onwerkelijk lawaai ver­vulde de grote ruimte. Onenighe­den waren aan de orde van de dag. De mentaliteiten verschilden te­veel. Vooral de Naats zochten vaak ruzie, hetgeen met hun aard overeenkwam.

De blauwhuidige gedaanten met hun grote hoofden zaten achter in hun afdeling op de grond gehurkt. Niet-menselijke wezens waren niet ver­tegenwoordigd. Het was bekend dat ook de robotautomaat volgens de principes van de oude Arkonidische veroveraars te werk ging.

Niet-menselijke, niet zuurstof-in­ademende levende wezens, hadden zich altijd de meest verbitterde vijanden van het rijk getoond. Hun golden voornamelijk de geweldige vlootacties.

De voor de mensen bestemde af­deling was voorzien van comfor­tabele ligstoelen. Het brein deed alles om zijn aangeworven beman­ningen zoveel mogelijk tevreden te stellen.

Bully gluurde wantrouwig naar de drie-ogige cyclopen. Ze hadden weer ruzie, tot ze door plotseling verschijnende vechtrobots werden gescheiden, waarbij deze bepaald niet zachtzinnig tewerk gingen. Het gebrul van de drie meter lange reuzen maakte plaats voor een dof gemompel.

„Als iemand mij dertien jaar ge­leden had gezegd waar ik me zou bevinden, had ik een huilkramp gekregen,” merkte Bully droef­geestig op. „Ik begin nu langza­merhand te begrijpen, waarom we zo buitengewoon hartelijk zijn ont­vangen.”

Een fors gebouwde Europeaan uit de patrouille floot schel op zijn vingers. Breed grijnzend keek hij naar de toeschietende bedienings­robot, die de bestelling gedien­stig opnam.

„Overdrijf het niet,” waarschuwde Rhodan ongerust.

„Ik heb zo het gevoel dat het mes ons op de keel staat. Tiff, ben je al een beetje bijgekomen van het onderzoek?”

Tiff greep droevig glimlachend naar zijn hoofd, waarop aan de slapen twee blauwe plekken te zien waren.

„Ik zou het niet graag nog eens meemaken,sir,” kreunde hij. „De machine wou weten hoe het komt dat wij allemaal zo’n hoog intelligentiequotiënt hebben, neem me niet kwalijk, sir, maar ik heb zo het gevoel dat de machine arg­waan heeft gekregen.”

Het werd een beetje stiller in de kring.

„Dichter opeendringen,” mompelde Rhodan. „Als Kakuta terugkomt, brengen jullie zoiets als een heildronk uit. Dans voor mijn part, maar houd je zoveel mogelijk in zijn buurt op.”

„Sir, ik heb een sterk vermoeden dat ze u nog eens in de gedachtedetector willen stoppen,” zei ser­geant Kous ongerust. „We hebben allemaal een beurt gehad, maar bij u heeft het het langst geduurd. Ieder van ons is gevraagd hoe iemand op Zeklon over vijfmaal zoveel ver­stand kon beschikken als een Arkonidische top-geleerde.”

Rhodans gezicht was uitdrukkingloos. Ook hij vermoedde dat hij nog eens de gedachtenetst zou moeten ondergaan. Natuurlijk had de automaat gebruik gemaakt van zijn middelen om de door admiraal Kenos gestuurde mensen op hun geestesgaven te onderzoeken. Dat was ongeveer 12 uur na hun aan­komst gebeurd.

Rhodan voelde zijn handpalmen vochtig worden toen hij aan de metaalachtig glanzende zaal met de rijen detectors dacht. Bully’s ogen waren groot en vragend. Ook hij was door zijn zeer hoge intelligen­tie opgevallen.

„Afwachten,” besloot Rhodan weer. „We hebben nog even tijd nodig. Thora zal alles in het werk stellen om ons op een groot schip geplaatst te krijgen. Daar het brein alleen logisch en praktisch, maar nooit gevoelsmatig denkt, mogen we aan­nemen dat het de beste schepen aan de beste bemanningen geeft. Seiko, houd je gereed. Waar blijft Tako?”

Marshall boog luisterend zijn hoofd.

„Geen impulsen,” zei hij zacht. „De vele energieschermen werken te storend voor een duidelijk con­tact.”

Rhodan knikte. Zijn kalmte maakte de spanning onder de mensen alleen maar groter. Ze waren nog nooit zo waakzaam geweest. Er hing iets in de lucht!

*

Tako Kakuta, de Japanse teleporteur, sprong vlug in de luxueus in­gerichte slaapkamer terug, toen de robotbediende het woonvertrek binnen kwam.

Thora beheerste zich voorbeeldig. Ze sprak de machine niet aan. Stilletjes en geruisloos verliet de positronisch bestuurde en eeuwig, glimlachende nabootsing van een Arkonide het vertrek weer.

„Kom maar,” riep ze zacht. Tako wrong zich door de op een kier staande deur. Zijn kleine desin­tegrator uit het wapenmagazijn van de Gazelle verdween onder zijn mantel.

„Als je daarmee betrapt wordt, is het met ons gedaan,” zei Thora terloops. „Spring nu terug, maar vergeet niet wat ik heb gezegd. Perry moet onder alle omstandig­heden volhouden dat hij van mij persoonlijk een eerste klas hypno-scholing heeft gehad. Ik ben als commandante uit het geslacht Zoltral erkend. Het is niet waarschijn­lijk dat ik als Thora geïdentificeerd zal worden. De bewijzen zijn over­tuigend.”

Tako groette haar en verdween.

Ze schrokken toen er plotseling een gedaante in de eerst lege stoel zat. Rhodan sprong op. Op een uitroep van hem, hieven de aanwezigen hun armen op. Tako was buiten de kring niet meer te zien.

„Je bent laat,” fluisterde Rhodan gejaagd. „Wat is er gebeurd? Moeilijkheden?”

„Thora is vandaag voor de tweede keer verhoord. Ze begrijpt niet waarom. In ieder geval heeft zij het commando over de VEAST’ARK gekregen. Wij worden morgen aan boord gebracht. Crest, die op dit ogenblik een hypnoscholing krijgt, moet voor de instructie zorgen.”

„Wat is het voor een schip?” vroeg Rhodan gejaagd.

„Een kruiser? Of een schip van de imperiumklasse?”

Er verscheen een uitdrukking van angst en onzekerheid op Tako’s kindergezicht.

„Erger, sir! De VEAST’ARK is een van de superreuzen. Wat u verwachtte is gebeurd. Onze bui­tengewone intelligentie en eerste klas opleiding hebben het brein ertoe gebracht ons op zo’n nieuwe kist in te delen.”

Rhodan kneep zijn ogen half dicht. Dus toch! „Ik wist het wel,” mom­pelde hij, „ik wist het wel! Het moest zo gaan, of het brein zou niet in staat zijn geweest, conse­quente en logisch gefundeerde conclusies te trekken. Wij zouden alleen niet aan boord zijn gekomen als er al een bemanning met de­zelfde kwaliteiten had bestaan. Waarom vind jij dat erg?”

„Thora heeft gewaarschuwd. De nieuwe superslagschepen van de universumklasse bevatten de laat­ste voortbrengselen van de Arkonidische wetenschap. Er zijn ma­chines ingebouwd, die wij nog niet kennen, waaronder zich een vol-positronisch veiligheidsautomaat bevindt, die rechtstreeks en op elke afstand met de grote robot in ver­binding staat. Het zou haast onmo­gelijk zijn met slechts vijftig men­sen een start voor te bereiden! „Dat doe ik desnoods met drie man,” zei Rhodan koel. „Als er een directe noodschakeling, zoals in de STARDUST, aanwezig is, bedien ik alle motoren vanuit de commandocentrale. Het kan!”

Hij stond haastig op en greep naar zijn helm. De Naats keken nieuws­gierig naar hem.

De mensen waren opeens erg stil geworden. Hun blikken zeiden al­les. Als ze de ‘ouwe’ goed kenden, had hij zojuist een besluit genomen dat, volkomen bij verrassing, tot succes of ook tot de ondergang kon leiden.

Ze gingen het gebouw uit en begaven zich naar hun kwartieren. Buiten scheen het licht van een hoog aan de hemel staande atoomzon. Een op afstand bestuurd zweeftoestel bracht een reusachtig gietstuk naar de dicht bijzijnde reparatiewerf. „Slapen en de zenuwen tot rust laten komen,” zei Rhodan. „We blijven zolang mogelijk aan boord. Tijd speelt geen rol, tenzij er iets gebeurt waardoor een seconde een onvervangbare kostbaarheid wordt. Marshall, hou je mensen klaar. Als we hieruit willen komen, moet je alle krachten inzetten.”

Ze lieten een formatie brullende monsters passeren. De machtige tanks voor acties op de grond rolden naar de slagschepen van de STARDUST-klasse.

„De Grote Coördinator meent het toch zó goed,” zei Bully spottend. „Ik ben nu alleen nog benieuwd wat hij aan boord voor ons in petto heeft.”

Rhodan keek naar de ontzagwek­kende vorm van de energiekoepel. Daaronder bevond zich een mecha­nisch iets dat voor een menselijk verstand niet te begrijpen was. De energiekoepel glansde kil en dreigend. Geen macht in de Melk­weg kon hem doorbreken - op een na!

„We zullen zien, Grote Coördina­tor,” mompelde Rhodan. „We zullen zien!”