FRANK

'Ik neem 'm wel!'
Ik ren naar de telefoon. In de haast struikel ik bijna over Huibs tas. Wie laat z'n troep nou midden in de gang slingeren? Ik trap 'm weg en gris de hoorn van de haak. Huib kijkt me vol spanning aan.
'Makelaardij Verstraten, met Frank.'
'Meneer Verstraten, u spreekt met Wouter Blok, politiebureau Zandhorst. Ik bel in verband met uw zoon.'
'Ruben?'
inderdaad.'
Ik zie dat Huib weer aan het werk gaat. Nu het niet over het pand aan de Snaarmanlaan blijkt te gaan, is het voor hem oninteressant. Gewoon een telefoontje, meer niet.
Een kwartier later zitten we op het politiebureau, Olga en ik. De enige keer dat ik op het politiebureau kom is om een par- keervergunning op te halen.
Ruben heeft een iPod gestolen. Mijn bloed kookt. Mijn zoon heeft gejat. Moet je zien hoe hij erbij zit. Hij zegt niets en kijkt maar naar de grond.
Ik kan 'm wel voor zijn kop slaan. Hij krijgt alles, meneer hoeft maar te kikken en hij mag het kopen. We geven hem expres ruim zakgeld, zodat hij nooit op de zak van zijn vrienden hoeft te teren. Op zaterdag kan hij zo lang in zijn nest liggen als hij wil, hij hoeft er niet uit voor een baantje. Hij heeft bij ons een leven als God in Frankrijk, hoe haalt hij het in zijn stomme kop om zoiets te flikken?
Huib heeft ook al zo vaak gelazer met zijn zoon. Soms komt Tigo dronken thuis, en laatst had hij ook nog geblowd. Bij ons leek het zo goed te gaan.Moet je hem nou zien zitten. Hij ziet er zo braaf uit, maar de stiekemerd heeft ons belazerd: hij is gewoon een ordinaire dief. Jezus, wat hebben we fout gedaan?
Zelf heb ik op die leeftijd ook wel eens gepikt. Een balpen, bij de v&D. Het ding kostte misschien een gulden in die tijd. Maar mijn zoon jat een iPod, in ons dorp. Ik hoor het geroddel al: 'De zoon van makelaar Verstraten heeft een iPod gejat.' Ik weet nu al dat ik dan klanten verlies.
'Het kan niet,' zegt Olga verontwaardigd. 'Onze zoon steelt niet.' Ze pakt Rubens hand.
Ja, hij is zielig, nou goed. Ze kan beter mijn hand pakken. Ik heb het gevoel alsof ik zo kan flauwvallen, kotsmisselijk ben ik.
'De iPod zat in zijn tas,' zegt de agent met een zekerheid alsof hij hem er zelf heeft ingestopt.
'Dat moet een misverstand zijn,' zegt Olga. 'Zoiets doet Ruben niet.'
'Mevrouw, hij heeft het wel gedaan. Uw zoon heeft net bekend.'
'Nee!' roept Olga geschokt.
Hij heeft dus bekend, de hufter! Waarom doe je je smoel niet open! Zeg tenminste nog dat het je spijt, dat je het zelf ook erg vindt. Maar nee hoor, hij geeft geen krimp en blijft maar naar de grond loeren.
Ik ben zo pissig, ik sta niet meer voor mezelf in. Ineens kom ik overeind en loop weg. Wat moet ik anders doen? Ruben een ros voor zijn kop geven? Nog nooit heb ik Ruben met een vinger aangeraakt.
Ik loop het politiebureau uit, ik moet afkoelen. Terwijl ik naar mijn auto loop zeg ik het tegen mezelf: 'Je zoon is een dief.' Ik zeg het wel tien keer achter elkaar, maar ik kan maar niet aan het idee wennen.

OLGA

Het zal toch niet waar zijn, denk ik als Frank niet terugkomt: het is weer het oude liedje. Hij kan het niet aan en dan gaat hij er vandoor. Hoe vaak hebben we hier al geen woorden om gehad?
De agent laat niets merken, maar hij zal ook wel denken: wat is dat voor een vader.
Omdat Ruben nog nooit met de politie in aanraking is geweest, krijgt hij een Halt-afdoening. Waarschijnlijk wordt het een taakstraf, maar daar horen we nog van.
De agent waarschuwt hem. 'Als ik je hier binnen het jaar weer zie dan kom je er niet zo gemakkelijk vanaf, en wijs ik je door naar het OM.'
Ik ben allang blij dat hij gewoon mee naar huis mag. Ik zie hoe Ruben naar buiten loopt, dat kind is kapot. Hij heeft ons nodig, hij heeft ons nu harder nodig dan anders. En Frank laat hem vallen.
We waren een half jaar samen toen zoiets voor het eerst gebeurde. We zouden prikken halen bij de GGD, omdat we op reis wilden. De wachtkamer zat aardig vol. Frank stoof naar de balie.
'Zijn die mensen allemaal voor ons?'
inderdaad meneer, we zijn wat uitgelopen.'
'Waarvoor maak ik dan een afspraak?' bulderde Frank. 'Als ik niet goed plan, raak ik al mijn clienten kwijt.'
Hij zat maar naast me te zuchten.
'Man, doe eens rustig,' zei ik. 'We gaan op reis.'
Ik trakteerde, want in die tijd had Frank geen cent. Zelf houd ik ook niet van wachten, maar het was net alsof ik daar met een kind zat.
Eindelijk waren we aan de beurt en toen lieten ze iemand voorgaan die na ons was binnengekomen. Frank ontplofte en liep weg. Ik ging hem achterna, zo gek was ik toen nog, maar hij zag me niet eens staan met z'n kwaaie kop en reed weg. Daar stond ik!
Ik was totaal afgeknapt en heb de relatie verbroken.
Een dag later stond hij voor me met twee kaartjes voor een theatervoorstelling en hij keek er zo lief bij. Maar deze keer gaat het niet alleen om mij, maar om onze zoon.
Ik laat Ruben niet merken dat ik kwaad ben. Hij heeft al ellende genoeg. Hij hoeft zich nog niet ook nog eens schuldig te voelen omdat zijn ouders door hem ruzie hebben. Hij zit naast me in de auto. Ik zie dat hij moet huilen, maar hij houdt zich in.
'Sorry mam,' zegt hij schuldig.
Ik kijk naar hem. Als hij niet zo groot was, nam ik hem op schoot. 'Jochie, wat is er gebeurd? Je moet het me vertellen.'
Ruben haalt zijn schouders op. 'Niks. Het was stom van me.'
Ik kijk hem aan. Ik geloof hem niet, ik weet gewoon dat er iets anders speelt, zoiets weet een moeder. 'Laten we maar naar huis gaan.' En ik start de auto.
Tijdens het rijden gaat mijn mobiel. Ik zie dat het Frank is en druk hem weg. Ik kijk naast me, naar mijn jongen. We hebben het altijd zo fijn met z'n viertjes, maar nu lijkt het of we in een nachtmerrie zijn beland. Als we thuiskomen, loopt Ruben meteen naar boven.
'Ruben!' roep ik.
Halverwege de trap draait hij zich om.
'Ruben, ik hou van je.'
Hij knikt en loopt door.
Ik krijg een huilbui. Misschien omdat ik voel dat hij iets voor me achterhoudt, misschien omdat hij altijd alles met me heeft gedeeld en dat dat nu voorbij is.
Ik ben al een poosje thuis als ik Anne en Simone boven hoor lachen. Ik wist niet eens dat mijn dochter thuis was, nu pas zie ik aan de kapstok twee gekleurde rugtassen hangen. Ik zit maar in gedachten op de bank. Niets voor mij, ik zit nooit: als ik zit erger ik me toch maar aan de rommel die overal ligt. Ik kijk tegen een stapel wasgoed aan, maar het kan me niet schelen. Ik denk alleen maar aan Ruben.
Als ik voetstappen op de trap hoor, schrik ik op.
'Ha mam, mag Simone blijven eten?' vraagt Anne.
'Nee,' zeg ik beslist, 'dat kan niet vanavond.'
'Ah mam, toe...'
'Hou op!' roep ik. 'Geen gezeur. Het kan niet, je hoort me toch?'
'Nou hoor...' Anne loopt weer naar boven. Ik heb alweer spijt, ik had haar niet mogen afsnauwen. Ik sta op het punt naar haar toe te gaan als mijn mobiel klinkt.
De studio. Ja hoor, ik moet komen werken. Dat kan er ook nog wel bij. Ik doe alles om eronder uit te komen, maar Sjors blijft aandringen.
'Alsjeblieft Olga, om zeven uur beginnen de opnames. Ik kan die mensen toch moeilijk zelf opmaken.'
Wat een timing! Nu moet ik dus weg. Door dat gedoe met Ruben heb ik niet eens boodschappen gedaan. Ik kijk in de vriezer, maar de pizza's die we altijd voor dit soort gelegenheden in huis hebben, zijn op.
Ik loop naar boven. Uit Anne's kamer schalt keiharde muziek. Als ik binnenkom, zet ze het snel zachter.
'Jullie hebben geluk. Ik moet onverwacht werken. Halen jullie maar falafel voor jullie vieren. Papa komt om zeven uur thuis.' Ik geef Anne geld. 'Hou een beetje rekening met de buren,' zeg ik nog.De huizen zijn hier hinderlijk gehorig. Ik kan de buurman horen telefoneren, en ik wil er niet aan denken wat ze van ons allemaal meekrijgen. Frank heeft zo'n luide stem, maar ze klagen nooit, zelfs niet over Rubens vioolspel.
Als ik mijn dochter een kus heb gegeven, klop ik bij Ruben aan. Sinds hij in de brugklas zit, kom ik nooit meer zomaar binnen. Hij zit aan zijn huiswerk. Ik kan niets bijzonders aan hem ontdekken. Waarschijnlijk is hij alweer over de ergste schrik heen.
'Moet je werken?' vraagt hij als hij mijn jas ziet.
'Er is iemand ziek. Anne en Simone halen falafel voor jullie.' Ik geef hem een kus.
Beneden pak ik mijn mobiel. Zal ik Frank inlichten? Ik kijk op mijn horloge. Als ik zie hoe laat het al is, besluit ik hem vanuit de auto te bellen.

PETER

'Een momentje, jongens,' zeg ik als er een paar brugklassers mijn kantoortje in komen. Ik duw de nieuwe toner in de printer en schuif de la dicht. 'Zo, die doet het weer. Nu kan ik jullie proefwerken uitdraaien. Wat kan ik voor jullie doen?'
'Yvon is haar mobiel kwijt,' zegt Lydia uit klas IA. 'Wanneer heeft ze hem voor het laatst gezien?' 'In de aula.'
'Hebben jullie goed gekeken?'
'Dat is 'm!' roept ze, als Ruben uit 1B met een mobiel aan komt lopen. 'Die is van mij!' 'Ook weer opgelost.'Ik wil net gaan printen als rector De Vries binnenkomt. Hij doet de deur dicht.
'Een vraagje, Peter. Die invalkracht voor wiskunde heeft nogal wat problemen met die jongen van Van Putten. Jij ziet hem vaak genoeg. Hoe gedraagt hij zich in de gang en in de aula?'
Ik voel me ongemakkelijk. 'Lars bedoel je?'
De rector knikt bevestigend.
'Er is niks met die jongen, maar je moet natuurlijk wel met ze om kunnen gaan.'
'Dank je, ik weet genoeg.'
Ik zucht als de rector wegloopt. Dat heb ik elke keer als ze over Lars beginnen. Ik heb zijn vader beloofd ervoor te zorgen dat Lars geen problemen krijgt met de directie, maar hij maakt het me niet makkelijk. Hij heeft geluk dat De Vries zo'n waarde aan mijn oordeel hecht.
Werk aan de winkel.
In de deuropening staat Bart, een jongen uit klas 2A. 'Wat moet jij, kerel?' vraag ik.
'Mijn band is leeg.'
Ik geef hem een fietspomp. Hij is nog niet weg of de volgende staat alweer voor mijn neus. Het is hier ook net de zoete inval.
'En wat kom jij doen, wijfie? Ah, ik zie het al, je hebt een briefje van je moeder dat je naar de tandarts moet. Prima, ik noteer het.'
Ik houd ervan om met kinderen te werken. Het zat er al heel jong in. Op familiefeestjes bij opa en oma thuis, hield ik altijd de kleintjes bezig. Leraar worden op een basisschool, dat was mijn droom.
Twee jaar heb ik op de Pabo gezeten, maar al die tentamens gaven veel te veel stress. Ik werd er ziek van en moest afhaken.Toen had ik at een tijdje verkering met Ria. Even was ik bang dat Ria het uit zou maken, want al haar vrienden studeerden. Maar Ria had er geen probleem mee dat ik geen leraar kon worden.
Ik heb een tijd in de naschoolse opvang gewerkt en toen kwam deze baan vrij. Het werk bevalt me hier prima. De kinderen zijn leuk, het moest alleen wat meer verdienen.
Sinds we Berend hebben, werkt Ria drie dagen. Daarom sta ik in het weekend achter de bar in de disco van Lars' vader. Als ik dat niet zou doen, moesten we ons huis te koop zetten. En dat is het laatste wat we willen.
Ik heb het hele huis opgeknapt, van onder tot boven. En we hebben geweldige buren.
'Waar gaan jullie heen?' vraag ik aan een groepje leerlingen.
'Naar de aula, we hebben redactievergadering.'
'Dat kan niet, jongens. Ik zal wel een ander lokaal voor jullie zoeken. Vanavond is er movie club. De aula moet worden omgetoverd tot een filmzaal.'
'Wij helpen u wel even met de stoelen,' bieden ze spontaan aan.
'Super!' Ik loop trots met hen mee.
Je moet met ze kunnen omgaan, ik zei het net nog tegen de rector.

FRANK

Ik sta geergerd met mijn BMW voor het stoplicht. Ik heb niet voor niets een vermogen voor die bak neergelegd, dan wil ik wel kunnen rijden. Ik geef net gas als mijn mobiel gaat. Ik dacht dat het Olga was, maar het is Huib. 'We hebben een bod!''Op dat pand aan de Snaarmanlaan?'
'Ja.'
'En dat zeg je zo rustig? Hoeveel?'
Dat is het enige wat me interesseert. We hebben al vaker een bod op dat pand gehad, en altijd veel te laag.
'1,2 miljoen,' zegt Huib droog.
'Jezus, Huib! Dat is een megabod. Dat moeten de verkopers pakken. Ik ga er meteen langs.' En ik sorteer al links voor.
Volgens Huib kan ik de verkopers pas vanavond bereiken.
'1,2 miljoen, hoe vind je het! Dat is 15.000 euro voor ons. Maar ze kunnen er natuurlijk nog wel vanaf.'
Door mijn eigen woorden schiet ik onmiddellijk in de stress. 15.000 euries.
'Waar was je eigenlijk?' vraagt Huib. 'Je mobiel stond uit, dan moet er wel iets heel belangrijks aan de hand zijn geweest.'
'Ik was even bij de hoeren langs, nou goed,' zeg ik als ik door het centrum rijd. 'Tot zo.'
Wat een dag. 15.000 euro verdiend en mijn zoon jat een iPod. Ik kom langs de winkel waar hij is gepakt. De sufferd. Ik zie voor me hoe hij bij de deur is betrapt: 'Jongeman, mogen we even in je tas kijken?' Wat een uilskuiken. Hij heeft het ding nog uitgebreid in zijn tas gedaan ook. Het verbaast me dat hij 'm niet heeft laten inpakken.
Ik heb die pen toen in mijn zak gestopt, geen hond die het zag. Nee, hij doet 'm in zijn rugtas. Met trillende vingers en een knalrode kop natuurlijk. En maar loeren of ze hem niet zien. Nee, dat valt helemaal niet op. Kampioen stuntel. Voor het eerst kan ik er om lachen.Natuurlijk is hij geen dief. Hij heeft iets willen bewijzen. Die gasten bedenken tegenwoordig van alles, het kan wel een weddenschap zijn geweest. Wie durft er een iPod te jatten? Nou, Ruben wel.
Ik hoor het toch ook van Huib. Die jongens naaien elkaar voortdurend op. Zijn zoon heeft ook niet zomaar uit zichzelf geblowd, Tigo wilde erbij horen. Misschien wilde Ruben indruk maken op een of andere meid.
Dat bedenk ik allemaal terwijl ik het parkeerterrein van mijn kantoor oprijd. Ik bel Olga op.
'Ha schat, we hebben een bod op de Snaarmanlaan. i,z miljoen. Als ze het pakken, zijn we uit de zorgen. Ik zei toch dat we het zouden redden?'
'Reken je nog maar niet rijk, Frank, het is nog niet verkocht. Ik zit in de auto, ik ben onderweg naar de studio. Sjors heeft me gebeld. Het komt nu wel heel beroerd uit met Ruben, maar ze hebben me nodig.'
'O, je bent er vanavond niet. Maakt niks uit, ik vang de boel wel op.'
'Als je maar wel rustig blijft, niemand zit erop te wachten dat jij als een briesende leeuw door het huis loopt.'
'Ik ben over de ergste schrik heen. Weet je schat, geen paniek. Hij heeft zich willen uitsloven. Onze boy studeert voor macho. Nou, als hij dit soort fratsen gaat uithalen zijn we klaar. We hebben het er nog wel over.'
'Waar ben je nu?'
'Ik sta voor de zaak, maar nu ik weet dat jij gaat werken, rijd ik wel naar huis. Geen zorgen, het komt helemaal goed.'
Tien minuten later parkeer ik mijn auto voor de deur van ons huis. Elke dag denk ik hetzelfde: als die hangjongeren uit de buurt er maar met hun tergels van afblijven. Het liefst had ik een garage, maar zo riant is deze stek niet. Een middenwoning uit de jaren dertig.
Ik kon het huis goedkoop krijgen. De eigenaar ging naar een verzorgingsflat, de familie was bang dat het gekraakt zou worden en wilde er snel vanaf. Er moest nogal wat aan gebeuren, maar daar was de prijs dan ook naar. 'Voor de eerste jaren is het prima,' zei Olga toen ze het voor het eerst zag. Maar we wonen er nu alweer twaalf jaar.
Een echt authentiek huis, het liefst Amsterdamse School, dat is mijn droom. Ik ben opgegroeid in een flat, maar vroeger was ik al helemaal weg van oude huizen. Ik las over architectuur, terwijl ik geen lezer ben, maar over huizen kunnen ze me alles vragen.
Jan Los, een vriend van de middelbare school, woonde in een Jugendstil-huis. Alles authentiek: het trappenhuis, de tegels in de keuken met schitterende afbeeldingen erop, de glas-in-loodramen. Ik genoot ervan om daar te zijn, zo'n huis heeft karakter, dat is heel iets anders dan nieuwbouw.
Het was een van de eerste dingen die ik aan mijn ex vroeg: 'Hou je van oude huizen?' Het komt helemaal goed met ons dacht ik toen ze 'Ja' zei. Niet dus. Na drie jaar waren we totaal op elkaar uitgekeken.
Toen ik Olga tegenkwam, heb ik het maar niet gevraagd. Olga moppert wel eens dat het zo'n oude troep is bij ons en dat het haar heerlijk lijkt om in een huis te wonen waar alles werkt, maar ze weet echt wel dat ze met mij nooit in een modern pand terechtkomt.
15.000 euro. Het is mega.
Het eerste wat ik doe als ik binnenkom is een biertje inschenken. Mocht de koop echt doorgaan, dan trek ik een fles champagne open.
Ik kijk naar Ruben die de trap afloopt. Die jongen deugt, iedereen die een beetje uit zijn doppen kan kijken ziet dat. Dat had de eigenaar van die winkel ook moeten zien. Meteen de politie inschakelen: heeft hij zelf geen jongens?r
'Je snapt natuurlijk wel dat je hier nog niet klaar mee bent,' zeg ik streng.
'Sorry, pa,' zegt Ruben. 'Ik wou dat ding niet pikken.'
'Het zat anders wel in je tas.'
'Het was een grap, ik wou 'm terugleggen, echt waar.'
'Een grap...! Dat zijn toch ontzettend stomme grappen, jongen. Nu denken ze dat jij een dief bent. Niemand gelooft je hoor, alleen mama en ik, omdat wij je kennen. Verdomme Ruben, je hebt toch hersens in je kop, straks word je nog van school gestuurd.'
Ruben slikt een paar keer.
'Ja, nou moet je janken, maar doe dan ook niet van die maffe dingen.' Ik leg mijn hand op zijn schouder. 'Je bent mijn jongen, dat weet je toch?'
Ruben knikt.
'Zullen we een rondje joggen?'
'Ik moet om acht uur op de movie club zijn.'
'Een klein rondje dan.'
Ik geef hem een aai over zijn bol.

OLGA

Ik sta met mijn auto voor de slagboom en voer mijn pas in. Zodra de slagboom omhoog gaat, rijd ik de parkeergarage in. Ik heb geluk, er is een lege plek. De garage is bomvol, zoals gewoonlijk.
Dat vind ik zo fijn van mijn werk in de studio: wanneer ik ook kom, het leeft altijd. Ik ben blij dat ik ooit naar Parijs ben gegaan, want daar heb ik het vak geleerd. Na de middelbare school wist ik helemaal niet wat ik moest, alleen dat ik niet wilde studeren.
In die tijd was ik ook in de war. Mijn hele middelbareschooltijd had ik verkering met Floris. Ik keek nooit naar andere jongens. Maar het laatste jaar ontdekte Floris dat er nog meer leuke meiden bestonden en toen maakte hij het uit, vlak voor mijn eindexamen.
Mijn ouders hielden hun hart vast, maar van pure ellende stortte ik me op mijn schoolwerk en ik slaagde. Ik wilde weg en ben een jaar naar Parijs gegaan. Daar ging ik helemaal los, elke twee weken had ik een ander.
Marie, bij wie ik als au pair werkte, was visagiste. Ze had een salon aan huis. Voor het eerst was er iets wat me echt aansprak en toen heb ik daar 's avonds een cursus gevolgd.
Ik moet er niet aan denken dat ik geen baan zou hebben, dan werd ik gek. Frank moppert wel eens dat ik zo vaak weg ben, ook in de weekends. Hij zou het liefst hebben dat ik een eigen salon begon, maar waarvan? Al mijn geld zit in Franks zaak. En zo goed gaat het niet, het is nog altijd een risicofactor. Ik voel er ook niets voor: lekker makkelijk voor hem, en ik thuis zeker alles opvangen. Laat hem ook maar zijn best doen, dat is goed voor hem. Kan hij ook vaderen.
Vanavond zal hij het wel niet makkelijk hebben, maar ik heb geen medelijden met hem. Vanmiddag heeft hij mij er alleen voor laten opdraaien. Toen ik hem net aan de telefoon had was mijn woede alweer over. Frank weet er altijd voor te zorgen dat ik hem vergeef.
Ik toets mijn pincode in en zwaai naar Ronald van de receptie.
'Hebben ze je weer gestrikt?'
Ik knik.
'Ze kunnen niet zonder je, dat moet toch een kick zijn.'
Lachend loop ik door. Beneden wacht Vivian me op. Ik zie het altijd meteen aan haar: ze heeft thuis weer bonje gehad. Ik vraag maar niets, als ze er over wil vertellen hoor ik het
wel. Het is al een hele tijd mis met die twee. Ze hebben geen kinderen, nog een geluk bij een ongeluk.
'Hier is het schema.'
Ik zet mijn koffer met spullen op de tafel en lees het door. 'Krijg ik Antonio?'
'Cadeautje van mij, omdat je op je vrije avond moet werken. Lief, he?'
Ik lach. Antonio is een ontzettend stuk. Echt een versierder. Voor mij is het meer een spel, ik ben toch echt niet van plan op zijn avances in te gaan.
Een sms'je van Frank, ik heb gepreekt, het bleek een grap te zijn. Nu joggen, kus.'
Een grap? Ik zie weer voor me hoe Ruben naast me in de auto zat. Totaal kapot. Alleen om een grap? En waarom komt hij daar nu opeens mee? Ik kan het gewoon niet geloven.
'Hi, schoonheid...'
Antonio geeft me een kus op mijn voorhoofd.
'Ben je zo ver?'
Hij kijkt me aan. Zijn ogen! Even pakt hij mijn hand.
'Neem plaats.'
Ik schuif de stoel wat naar achteren. Als hij zit pomp ik 'm omhoog. In de spiegel zie ik hem naar mijn borsten kijken. Normaal heb ik nooit zo'n laag shirtje aan, dat komt door al dat gedoe. Ik pak een tube uit mijn koffer en draai 'm open.
'Heb jij wel eens iets gestolen?' vraag ik zo nonchalant mogelijk. 'Toen je jong was, bedoel ik.'
Antonio lacht. 'Ja, een cd'tje, samen met mijn vrienden. Hoezo?'
'Ruben,' zeg ik.
'Je zoon? Heeft hij iets gejat?'
'Een iPod. Frank en ik moesten vanmiddag op het politiebureau komen.''Ach, wat zielig. Is hij gesnapt?' 'Het was een grap, beweert hij.'
'Hen grap?' Antonio begint hard te lachen. 'Zoiets kan alleen een zoon van jou verzinnen. Wat een humor.'
Hij hoopt zeker dat ik rood word, maar ik bloos niet zo snel.
Ik kijk hem aan in de spiegel. 'Eerst maar een beetje creme?'
'Hmm,' zegt Antonio en sluit zijn ogen.

PETER

Ik zie het zodra ik aan kom rijden, ons gras ziet er perfect uit. Dat is zo tof van John, als hij maait neemt hij ons gazon ook altijd meteen even mee. Ik wil mijn fiets in de schuur zetten, maar dan bedenk ik dat ik vanavond nog weg moet. Door het raam zie ik Ria in de keuken staan. Ze zwaait naar me. Wat heeft ze toch een leuke lach.
Daar ben ik ook op gevallen, op haar lach en die prachtige blauwe ogen. Ze mag dan door anderen te dik gevonden worden, ik houd er wel van. Zodra ik de deur opendoe hoor ik Berend huilen.
'Dag schat.' Terwijl ik Ria een kus geef zie ik Berends fles in de opwarmer staan, ik haal 'm wel uit bed.'
'Graag, dan maak ik het eten af.'
Ik hoor de tuindeur, het is John. Hij legt de krant voor me neer.
'Je moet toch weg vanavond? Dan kan je 'm nog even lezen.'
'Merci,' zeg ik, 'en nog bedankt voor het gras.'
'Geen moeite.' En John is alweer weg.'Zo, het staat in de oven,' zegt Ria als ik met Berend op de bank zit. 'Over een half uur kunnen we eten.' En ze komt bij me zitten.
'Niet te gulzig mannetje.' Ik leg Berend even op mijn schouder voor een boertje.
'Hoe was je dag?' vraag ik zoals gewoonlijk.
'We hebben vandaag gepolst bij de kinderen naar welke school ze willen, los van de Citotoets die ze gemaakt hebben. Ze mochten hun voorkeur uitspreken.'
'En?'
'De meesten willen naar het Rijnland. En weet je wie daar ook heen wil? Natascha.'
'Natascha?' Ik laat de fles zakken. De speen glipt uit Berends mond. 'Ze wilde toch niet bij haar broer op school?' vraag ik zo rustig mogelijk.
'Ze is helemaal om,' zegt Ria.
'En eh... denk je dat ze hoog genoeg scoort?'
Ria knikt. 'Zij is een van de weinigen waar ik zeker van weet dat ze een geweldige Citotoets gaat maken. Ze kan nog steeds goed leren, met haar hoofd is niks aan de hand gelukkig.'
In mijn gedachten zie ik Natascha in haar rolstoel door de school rijden.
'He. Let je wel op,' zegt Ria.
Nu pas hoor ik Berend huilen en ik houd snel de fles voor zijn mond.
Ik sta bij de deur van de aula. Die is zo goed als vol. Had ik het niet voorspeld? Een jaar geleden heb ik het idee geopperd: waarom starten we hier geen movie club? Dan kan je die kinderen eens een goede film voorschotelen in plaats van al die pulp waar ze op de tv naar kijken. En de school verdient er nog aan ook.Ze zouden het in de vergadering bespreken, maar ik hoorde er nooit meer iets over en ging er al van uit dat het niet door zou gaan, tot twee maanden geleden het plan ineens werd doorgevoerd. En niet zonder succes. Zestig leerlingen hebben zich voor de movie club opgegeven.
De rector kijkt me vragend aan. Ik gebaar dat ik nog even check of iedereen binnen is.
Als ik de trap afloop, rennen een paar kinderen de school in.
'Opschieten jongens!' Ik loop het plein op. Een eindje verderop zie ik een jongen aan komen rijden. Achter hem fietst een groepje: Lars en zijn vrienden.
Ik loop terug naar de deur en wacht, maar er komt niemand. Wel klinkt er gegil en gelach vanuit de fietsenstalling. Wat zijn ze daar allemaal aan het doen? Ik wil poolshoogte nemen, maar er komt een telefoontje tussendoor. Een leerling belt af. Als ik ophang, zijn de jongens er nog steeds niet.
Net als ik er heen wil gaan, komen ze aangeslenterd.
'Schiet op mannen, iedereen wacht op jullie,' zeg ik.
Ik laat ze de aula in en geef het teken dat we kunnen beginnen. Pas als ik naar de film kijk, dringt het tot me door. Het groepje dat ik net binnenliet was met z'n drieen. Ze waren toch met z'n vieren?
Ik probeer het terug te halen, en dan weet ik het zeker. Er reed een jongen voor hen. Het zit me niet lekker, vooral omdat het om het groepje van Lars gaat. Ik weet wat voor etters het zijn.
Ik sta op en loop in het donker de aula uit. In de fietsenstalling knip ik het licht aan. Uit het hok achter in de kelder klinkt zacht gehuil.
'Rustig maar, ik kom er al aan.'
Ik doe de schuif eraf. Met een wit, angstig koppie kijkt Ruben Verstraten me aan. Het jong beeft als een riet.
'Hoe kom jij nou in die kast?' vraag ik, hoewel ik het antwoord al weet.
Ruben haalt snikkend zijn schouders op.
Ik vraag niet verder. Lars en z'n vrienden hebben hem opgesloten. Durven ze wel, tegen een brugklassertje.
'Gaat het?' vraag ik bezorgd.
Ruben veegt zijn tranen af.
'Kom maar gauw mee kerel, je hebt alleen het begin van de film gemist.'
'Ik ga naar huis,' zegt Ruben met gesmoorde stem.
Ik kijk de jongen na als hij met zijn fiets aan de hand de kelder uitloopt en ga terug naar de aula.
Op de gang kom ik de rector tegen. Hij kijkt me onderzoekend aan.
'Alles in orde?'
'Jazeker.'