Het kippenhok

Veel had ik in de harem niet te doen, in ieder geval niet vergeleken met het leven op de boerderij, waar ik voor van alles verantwoordelijk geweest was. Hier mocht ik af en toe helpen bij het koken, de binnenplaats vegen, op de kleintjes passen, het gemeenschapshuis netjes houden en jammer genoeg maar zelden helpen op school. Ik probeerde me overal nuttig te maken, maar op de een of andere manier had ik het gevoel dat ik niet op mijn plaats was. Ik hoorde niet meer thuis in de harem en dus trok ik van de ene kleine binnenplaats naar de andere en nam alles goed in me op.

Bij een van die wandeltochtjes viel me een vrouw op, die me op de een of andere manier bekend voorkwam. Ik staarde haar waarschijnlijk nogal ongegeneerd aan, maar toen schoot het me te binnen. Het was Idu, die mijn vader tien jaar daarvoor uit de harem had gegooid omdat ze geen afstand wilde doen van haar televisietoestel! Ik begreep de wereld niet meer. Hoe kwam ze hier terecht, waarom had mijn vader haar weer opgenomen? Ik durfde niet op mama Idu af te stappen en het haar te vragen. En dus wendde ik me tot mama Ada, die ik als eerste tegen het lijf liep.

'Het hart van papa David heeft vele kamers,' antwoordde mijn peettante. Daar kon ik helemaal niks mee beginnen. Mama Bisi was spraakzamer, zij vertelde dat Idu mijn vader ongeveer twee jaar geleden om genade had gesmeekt én gevraagd had haar gedrag te vergeven. Dat was in de tijd geweest dat ik net uit Lagos naar Jeba teruggekeerd was. Daarom had ik haar toen niet ontmoet.

Jems treurige lot had mij duidelijk gemaakt dat mijn vader streng was en onverbiddelijk. Zijn mildheid tegenover Idu was voor mij dan ook des te verwarrender. De kwestie van het televisietoestel had ik als klein kind al onterecht gevonden. Het feit dat hij was bijgedraaid en mama Ada's opmerking over de vele kamers in het hart van mijn vader leken nu echter te bewijzen dat hij onrecht weer ongedaan kon maken.

Mama Idu had net als ik weinig vriendinnen in de harem. Ze ging bij me zitten toen ik op een middag een of ander deprimerend, eenzaam spelletje speelde, en lokte een gesprek uit. 'Jij bent toch de dochter van mijn belangrijke medevrouw uit Duitsland?' begon ze. 'Hoe is het met jou en je moeder gegaan?' Onbevangen vertelde ik haar over onze boerderij en het leven in de natuur, maar ik repte er met geen woord van waarom het afgelopen was.

Nadat ik haar verteld had over Jo en onze madonna's, schoot Idu iets te binnen: 'Waarom ga je niet weer houtsnijden?' stelde ze voor. Ik zei dat het in de harem bijna onmogelijk was om aan geschikt hout te komen. Als het er was, dan werd het gebruikt om vuur mee te maken. Een paar dagen later verraste ze me met een paar stukken die echt bruikbaar waren. Eindelijk had ik weer iets te doen! Wat was ik mama Idu dankbaar. Samen zaten we op haar binnenplaats. Ik bewerkte het hout en zij vertelde hoe het haar in de jaren buiten de harem vergaan was.

Idu was van de ene familie naar de andere gereisd. Maar waar ze ook kwam, haar reputatie van ongehoorzame vrouw was haar al vooruitgesneld. 'Ik werd nog steeds beschouwd als een vrouw van je vader, die geen enkele andere man mocht aankijken. Ik moest minderwaardig werk doen en werd weliswaar geduld, maar was nergens echt welkom. Als er een vrachtauto de stad verliet met spullen die mijn gastvrouwen gemaakt hadden om naar een andere familie te brengen, dan reed ik mee. Ik leidde zo ongeveer het leven van een nomade,' vertrouwde ze me toe.

Die reizen langs de families, vertelde Idu, waren niets ongebruikelijks. Opmerkelijk was alleen het feit dat een vrouw in de vruchtbare leeftijd, die eigenlijk voor haai kinderen moest zorgen, het deed.

Idu kon heel levendig vertellen en ik luisterde graag naar haar, net als indertijd naar Jo nadat hij uit Ibadan was gekomen. Ook Idu had daar gewoond. Mij schoot direct de ontmoeting met papa Felix te binnen, die als een slang naar mij toe gekropen was. Plotseling keek mama Idu mij nieuwsgierig aan: 'Jij kent papa Felix immers, niet waar? Je hebt hem in Jeba vast ontmoet.'

Ik wist niet wat ik moest antwoorden. Ik voelde me betrapt. Mama Idu had de hele tijd geweten waarom we weg moesten uit Jeba! Ik zweeg.

'Papa Felix is een belangrijk man,' ging ze verder. 'Als je vader niet opknapt, zal papa Felix het hoofd van de familie worden.'

Geschrokken keek ik haar aan. Dat zou toch vreselijk zijn! Hij interesseerde zich immers helemaal niet voor het welzijn van onze boerderij. Hoe moest hij dan een harem leiden?

Mama Idu glimlachte. 'Je mag hem zeker niet?' giste ze. Het klonk alsof ze papa Felix echt waardeerde.

Ik schudde mijn hoofd en verzamelde al mijn moed om te vragen: 'Waarom ben je niet bij hem gebleven?'

'Ik ben immers officieel de vrouw van je vader. Hij zou nooit toestaan dat ik met een andere man trouwde,' legde ze uit.

Over die opmerking dacht ik de hele nacht na. Betekende dat niet dat mama Idu het liefst met papa Felix getrouwd was?

Het verstoppertje spelen met de maandelijkse bloedingen beheerste ik inmiddels vrij goed. Mijn moeder had katoenen verbandjes gemaakt die voorkwamen dat ik wakker werd in een smerig bed. Om ze te verwisselen ging ik naar haar vertrekken. Vóór mijn vaders ziekte had ik ze aan mijn moeder gegeven om uit te wassen, maar daar had ze nu geen tijd meer voor. Dus deed ik het zelf. Ik haalde water uit een van onze eigen bronnen en sleepte het omhoog naar de woning van mijn moeder. Op een van die tochten kwam ik mama Idu tegen, die mij vroeg wat ik van plan was.

'Ik moet wassen, zei ik. Ze keek me bevreemd aan. De anderen wasten hun spullen bij de waterput naast het kookhuis. 'Ik heb iets vies gemaakt in het huis van mijn moeder,' was mijn smoesje en ik maakte dat ik wegkwam met mijn emmer.

De volgende ochtend riep mama Idu mij bij zich in het kinderhuis. Ze had de taak te controleren of alles schoon was. Mama Idu wees naar mijn bed. Daar zat een vlek op en het was zonder twijfel bloed. Ik schrok me helemaal kapot en controleerde zonder na te denken of mijn verbandje nog goed zat.

Mama Idu had een sluwe blik in haar ogen. 'Weet je vader het al?' vroeg ze.

'Wat?' stamelde ik.

'Je bent een jonge vrouw geworden,' zei Idu.

'Alsjeblieft,' smeekte ik, 'dat kan toch ons geheimpje blijven! ' Ik greep haastig naar het laken en trok het eraf om het te gaan wassen.

'Ik wil geen problemen met mama Felicitas,' was haar kille antwoord. 'Meisjes die voor het eerst gemenstrueerd hebben mogen niet meer in het kinderhuis wonen.'

Met gebogen hoofd sloop ik weg, het beddengoed dat mij had verraden onder mijn armen in elkaar gerold. Ik had mezelf om de oren kunnen slaan vanwege mijn onnadenkendheid.

In mijn moeders vertrekken vouwde ik het bewijs van mijn vrouwzijn boven het wasbekken uit elkaar. De vlek was nog vochtig. Ik stond versteld. Hoe was dat nou mogelijk? Ik was al drie uur op. Toen herinnerde ik me dat mijn nachthemd en mijn onderbroek schoon geweest waren.

Dat was mijn bloed helemaal niet! Mama Idu had een val voor me gezet! Ik was er vierkant in getrapt en had mezelf verraden. Hoe kon ze zo gemeen zijn en eerst mijn vertrouwen winnen om mij vervolgens te verraden! Ik was vertwijfeld en wilde mijn moeder om raad vragen, maar zij had het te druk met papa David. Voor mama Felicitas en mama Patty gold hetzelfde en daarom gebeurde er een hele tijd lang niets. Na een paar dagen was ik het voorval bijna vergeten, hoewel ik het gezelschap van mama Idu voortaan meed. Tot mijn verrassing mocht ik in het kinderhuis blijven.

Mijn vader was nu al een halfjaar ziek en ook de vele artsen konden hem kennelijk niet helpen. Een tijd ging zelfs het gerucht dat hij helemaal niet meer op het terrein van de compound was, maar in het buitenland kuurde. De sfeer onder de queens was uitermate geladen. Terwijl er vroeger harmonie heerste, begon de tweedracht nu om zich heen te grijpen. De vrouwen maakten ruzie wie er aan de beurt was om te koken, te wassen en het grote complex schoon te maken. Toen papa David nog gezond was, leefde de hele compound volgens een vast ritme, dat bepaald werd door het samenzijn met hem. Mijn moeder, Patty en Felicitas, mijn vaders belangrijkste steunpilaren, hadden zelfs samen niet genoeg gezag om de dagindeling te kunnen bepalen. En bovendien ontbrak hun daarvoor de tijd, mijn vader eiste al hun aandacht op. Stiekem hoopte ik dat mijn menstruatie in deze chaotische toestand te onbelangrijk was om consequenties te hebben.

Maar toen werd ik op een ochtend ruw gewekt: iemand griste het laken weg.

'Ik heb het je immers gezegd! Ze hoort niet meer in het kinderhuis!' Mama Idu had een groepje vrouwen om zich heen verzameld die me allemaal aangaapten. Het was weer zover en mijn voorzorgsmaatregelen waren niet voldoende geweest: het bed was bevuild.

De jongere meisjes giechelden toen ik mijn spullen bij elkaar zocht en bijna vijftien jaar oud uit het kinderhuis vertrok. Voor altijd. Zo akelig had ik mij het afscheid van mijn jeugd niet voorgesteld! Ik werd in een huis ondergebracht dat de weinig flatteuze naam 'kippenhok' droeg. Daar woonden de geslachtsrijpe jonge meisje, waartoe ik nu officieel ook behoorde. Ze stonden onder bijzondere bewaking van de queens, die erop moesten letten dat de maagden niet werden benaderd door jongemannen.

Wat verlangde ik toen naar steun van mijn moeder, naar het feit dat ze een goed woordje voor me zou doen. Zodat ze datgene zou verhinderen waar ik 's nachts telkens weer akelig van droomde - een opgedrongen huwelijk met een vreemde man die ik niet kende en die even weinig van mij hield als ik van hem. Weken later vond mijn moeder wat tijd om te luisteren naar de dingen waar ik me zorgen over maakte, maar erg ongerust was ze niet.

'Je vader zal in de komende tijd geen huwelijk arrangeren; hij is er niet voor in de stemming,' zei ze alleen.

'Wat heeft hij dan?' wilde ik weten.

'Hij heeft een zware longontsteking opgelopen. Waarschijnlijk is hij op de rit van Jeba naar hier verkouden geworden en heeft hij dat niet serieus genomen' beweerde mijn moeder.

'En als hij weer gezond is? Wanneer moet ik dan trouwen? Alsjeblieft mama, zeg tegen hem dat ik niet tegen mijn wil uitgehuwelijkt wil worden!'

'Dat zal ik hem zeker niet op die manier zeggen, m'n kind. Vertrouw me. Ik vind er wel iets op.'

In het 'kippenhok' legde mama Uloma, die zelf al zes getrouwde dochters had, ons vier maagden de taak op die wij allen, die vlak voor onze verloving stonden, moesten volbrengen: wij moesten onze eigen bruidsjurk naaien.

Ik kon dan wel met planten omgaan en houtsnijden, maar om naaiwerk was ik steeds met een grote boog heen gelopen. Mijn naden waren scheef, ik prikte mezelf constant in mijn vingers en ik had echt helemaal geen zin in dit werk. En als het me niet lukte om een bruidsjurk te maken, maakte ik mezelf wijs, dan hoefde ik niet te trouwen-

Mama Uloma had me door. 'Wil je dat de hele gemeente je uitlacht als je in zo'n jurk de kerk binnenkomt?' Zuchtend haalde ik de naad er weer uit en begon opnieuw. Ik wilde me in ieder geval de schande besparen dat ik het mikpunt van spot zou worden.

Als ik niet als een bezetene aan het naaien was, alsof ik daardoor mijn aangetaste reputatie wilde herstellen, dan moesten mijn drie lotgenoten en ik naar de speciale lessen van mama Uloma luisteren. Met een ernstig gezicht legde ze ons uit hoe wij onze toekomstige man moesten dienen.

Ten eerste: spreek hem nooit tegen. Ten tweede: stel je in je vruchtbare periode beschikbaar voor je man. Ten derde: deel alles met je medevrouwen. Ten vierde: als je een zoon krijgt, leer hem dan zijn vader te eren en voed hem zo op dat hij je verzorgt als je oud geworden bent. Ten vijfde: wordt het een meisje, dan mag je het maar een jaar voeden en moet je je voorbereiden op een nieuwe zwangerschap na die tijd.

In de harem leken al die regels misschien zinvol, vrouwzijn betekende je onderschikken, zoveel mogelijk kinderen krijgen en daardoor afzien van eigen interesses die verdergingen dan dat (tenzij ze in het belang van iedereen waren). Maar ik had het geluk gehad een ander leven te mogen leren kennen. Ik had gezien hoe mijn moeder zonder mannelijke raad het landbouwbedrijf geleid had. Als jong meisje was ik naar de markt gegaan en had daar met de vrouwen over de prijs van mijn waren onderhandeld. Ik wist dat een vrouw meer kan dan alleen gehoorzamen. En het was nog erger: ik had papa Felix ontmoet. Felix, die een familie moest leiden en haar bescheiden en vol verantwoordelijkheidsbesef tot voorbeeld moest dienen, hield geen enkele rekening met zijn vrouwen en kinderen.

En ik wist wat Jem was overkomen. Hoe langer ik naar Uloma luisterde, des te meer raakte ik ervan overtuigd dat haar tragische lot te vermijden was geweest.

Als ik dat alles in Jeba niet had beleefd, had ik misschien net zo zwijgzaam als de anderen voor mama Uloma op de grond gezeten en naar haar regels geluisterd. En zo groeide in mij dag na dag het gevoel dat ik het wel uit kon schreeuwen. Ik werd beheerst door slechts één gedachte: ik wil niet! Maar waar had ik heen moeten gaan? Op die vraag wist ik geen antwoord. Dus luisterde ik, terwijl ik er met mijn hoofd soms helemaal niet bij was, naar Uloma's instructies over het huishouden en de seksuele plichten van een goede echtgenote - en zweeg. De hele tijd voelde ik dat de dag waar ik steeds banger voor werd, dichterbij kwam. Ik wist dat ik dan al die dingen zou moeten doen die ik diep in mijn hart alleen maar kon afwijzen.

Mijn lichaam reageerde zoals het in dat soort situaties altijd reageert: ik werd ziek. Het was het oude liedje: hoge koorts, nachtmerries, koude rillingen. Eerst probeerde mama Uloma het met koude priesnitzwikkels en vervolgens werd het gerucht in omloop gebracht dat ik misschien meningitis had, omdat ik over hoofdpijn klaagde. Hersenvliesontsteking is besmettelijk, dat wist ik. Het resultaat was als verwacht: Uloma liet mij opsluiten in een kamer in een ander gebouw, waar niemand mij mocht bezoeken. Ik had rust, hoefde geen jurk meer te naaien en niet meer naar de adviezen voor mijn toekomstige huwelijksleven te luisteren. Het was alleen verschrikkelijk saai in het kleine kamertje.

Eindelijk kwam mijn moeder mij opzoeken. In verband met het besmettingsgevaar droeg ze een mondkapje! Ze was echt bezorgd. Ik verlangde ernaar om haar alles te vertellen, mijn hart was zo vol! Dus praatte en praatte ik maar, zonder ophouden. Mijn moeder zweeg alleen en luisterde.

Toen deed ze het mondkapje af. Er schoot een glimlachje over haar gezicht.

'Mijn kleine Choga,' zei ze en aaide me over mijn hoofd. Wat deed dat me goed! Ik wierp me in haar armen en huilde alsof de tranen al mijn zorgen van me afkonden wassen.

'Ziek ben je niet,' zei mijn moeder. 'In elk geval heb je geen meningitis.'

'Maar wat is er dan met me aan de hand?' vroeg ik.

'Je wilt niet volwassen worden,' antwoordde ze. Ze pakte me onder mijn kin en hief mijn gezicht omhoog naar het hare. 'Maar je bent nu eenmaal bijna zestien. In dit land is dat het moment waarop een jong meisje gaat trouwen. Wij tweeën kunnen daarvoor de ogen niet langer sluiten.'

'Ik wil niet trouwen, mama.'

In mijn moeders ogen leek ik verdriet te kunnen lezen, alsof ze begreep wat er in mij omging. 'Ik moet nadenken, Choga Regina, hoe het verder moet. Tot ik het weet, moet je dapper vechten tegen je hersenvliesontsteking. Heb je me begrepen?' Ze gaf me een kus op het voorhoofd. 'Ik heb je niet zo vaak gezegd dat ik van je hou, is het wel? Maar het is zo. Wees nu maar rustig. Ik kom gauw weer bij je.'

Ze deed het mondkapje weer voor en verliet de kamer. Ik staarde naar het plafond en stelde me de zachte heuvel voor waarin onze boerderij verscholen lag. Als ik daar toch naartoe terug zou kunnen gaan!

Mijn moeder liet geen arts voor me halen, waarom zou ze ook? In plaats daarvan kwam haar oude vriendin Amara langs, om met haar diagnose de queens en mijn zussen gerust te stellen, zodat ik weer in het leven van alledag opgenomen kon worden.

Ik had de genezeres voor het laatst gezien toen ik een kind was en zij haar raad gaf in verband met het probleem met mijn been, Ze was intussen nog zwaarlijviger geworden, haar lichaam vulde bijna de hele kamer. Ze trok een stoel bij mijn bed en keek me diep in de ogen. Zwijgend. Ik was onzeker, wist niet hoe ik moest reageren, sloeg beschaamd mijn ogen neer en voelde Amara's blik op mijn huid. Eindelijk durfde ik de genezeres weer aan te kijken. Ze had haar blik nog steeds niet afgewend.

'Je bent een goed meisje, zei ze eindelijk en pakte mijn ijskoude handen. Ik wist niets te zeggen. 'Wat zou je graag doen?' vroeg Amara.

'Ik zou graag naar huis willen,' antwoordde ik spontaan.

'Waar is je thuis dan?'

Dat had papa Felix ons afgenomen en de harem was ons thuis ook niet meer. Hulpeloos haalde ik mijn schouders op.

'God is je thuis,' zei Amara. 'Je woont in zijn huis en hij woont in jou, mijn kind. Vertrouw erop dat God je beschermt. Hij laatje nooit in de steek.' Ze drukte mijn handen. 'Soms lijkt het alleen maar zo. Dat zijn de beproevingen die hij ons oplegt. Er wachtje een grote beproeving, maar je zult erdoor groeien. Voor een beproeving mag je nooit weglopen.' Amara keek mij strak aan. 'Anders komt zij je achterna, Ze glimlachte mij bemoedigend toe, tastte in haar buidel van dierenvel en gaf me een zakje met een ritselende inhoud. 'Ik ben niet alleen gekomen om je verstandige dingen te vertellen, mijn kind. Van deze kruiden zet je elke avond voor je gaat slapen thee voor jezelf. Over een paar weken zal ik weer naar je komen kijken of het geholpen heeft.'

Ik volgde Amara's raad op, al smaakte de thee van grijsgroene blaadjes wat bitter. Na misschien een week zette ik mijn angst voor de toekomst opzij en keerde ik in het 'kippenhok' terug, waar ik mijn jurk afmaakte. Ik zag in dat niemand zijn lot kan ontlopen; er was een veel betere manier: het uithouden en kracht verzamelen, sterk worden tot de dagen van beproeving werkelijk waren aangebroken.

Meer dan een jaar lang dronk ik Amara's thee zonder me af te vragen wat erin zat. Tegen de anderen zei ik dat het vanwege mijn doorstane meningitis was. Ze mochten niet weten wat ik zelf was gaan inzien: het geloof in God gaf kracht, maar Amara's thee gaf mij de kracht ook in God te geloven als ik niet meer wist hoe het verder moest.

Misschien was dat de eerste echte les van het volwassen leven die ik leerde. In een wereld waarin de mannen de regels opstellen, hebben vrouwen meer nodig dan alleen hun geloof. Maar voorzichtigheidshalve hield ik dat inzicht voor mezelf...