19
Floors T-shirt plakte aan haar rug toen ze bij het restaurant aankwam waar de sportdag zou beginnen voor hun klas en klas 3d. Hè, een rek vol fietsen en een denderende stilte...
Ze kneep in het stuur. Wat nu? Weer naar huis? Op de fiets naar de plek waar ze vanmiddag het spelcircuit hadden? Maar waar lag dat ook alweer?
Nou, maar even bij het water kijken. Floor zette haar fiets in het rek. De witte steentjes van het pad naar de achterkant van het restaurant knisperden onder haar voeten. Ze zag een terras en daarachter lag, in alle rust, de lege haven. Met de mouw van haar T-shirt veegde ze langs haar voorhoofd. Wat moet ik nou?
Toen zag ze de eenzame figuur die met een krant aan een van de tafeltjes zat. Die rug herkende ze onmiddellijk. Ze liep naar hem toe, langzaam, voorzichtig, alsof het pad naar hem toe uit glasscherven bestond.
'Sorry dat ik zo laat ben,' zei ze zacht. 'Ik heb me verslapen.' Onzeker keek ze neer op zijn krant, opnieuw uit de hand gelopen demonstratie in...
'Ah! Daar ben je.' De krant kraakte toen Michiel hem in elkaar vouwde. Zou hij de pest in hebben? Hij stond op. 'Ik heb in alle rust van een kopje koffie en mijn krantje genoten, dus...'
Nu durfde ze hem aan te kijken. Zou hij denken dat ze het erom gedaan had, te laat komen? 'Het is anders niks voor mij,' zei ze snel, 'ik kom nooit te laat.' Zij kon natuurlijk niet weten...
'Kan gebeuren.' Dat klonk tamelijk laconiek. 'Kom mee! We zullen eens kijken of ze een boot voor ons hebben overgelaten.'
Zij? Bij hem in de boot? Bij elke andere leraar zou ze zich vreselijk opgelaten hebben gevoeld. Nu maakte ze in gedachten een paar huppelsprongetjes. Uitverkoren! Ze keek om zich heen. Nergens lagen kano's.
'Ik zal eens kijken...' zei Michiel en hij liep weg.
Floor veegde nog eens met de mouw van haar T-shirt over haar gezicht. Het was nu al om te stikken, zo heet.
Michiel kwam terug met een man die een rode pet droeg.
'De kano's zijn op,' grijnsde hij. 'Foutje! Wat zullen we doen?' Hij wees op de man naast hem. 'Hij kan ons met de motorboot brengen of we kunnen roeien, er is nog wel een roeiboot.'
Moest zij beslissen? Maar hij was leraar! Ze keek naar hem. Hij weet het niet!
'Ach,' besloot hij toen, 'we hebben genoeg tijd voor het spelcircuit begint. Laten we roeien.'
Floor knikte. Ja graag, hoe langer ze erover deden, hoe liever.
Michiel belde een collega dat hij eraan kwam, maar dat het even duurde.
De man met de pet was om het haventje heen gelopen en kwam terug met een touw in zijn hand, waaraan hij een verveloze boot met zich mee trok.
'Wordt normaal nooit verhuurd, maar je kan hem meekrijgen,' zei hij. 'Het is wel een ouwetje.'
Floor liet zich voorzichtig op het voorste bankje zakken, maar de boot wiebelde.
'Ik kom naast je zitten,' zei Michiel, 'dan roeien we samen.'
Floor pakte met beide handen de roeispaan beet die door de ring aan de zijkant van de boot stak. Toen Michiel instapte, wankelde de boot opnieuw. Binnen in haar was ook alles uit balans. Hij ging links van haar op het bankje zitten. Dat ging net. Zodra hij de andere roeispaan beet had, duwde de man hen van de kant af.
Floor trok aan de riem. Doe ik hier wel goed aan? Had ik niet moeten zeggen: laat maar. Straks, als we bij de klas komen... Het water spetterde op. Ze probeerde met Michiel samen éénzelfde beweging te maken.
'Verder doorhalen, ja goed zo!'
Ze zullen zeggen dat het opzet was, ze zullen zeggen dat ik hem versierd heb, ze zullen over niets anders meer praten vanmiddag... Maar zo'n kans krijg ik nooit weer.
'We gaan scheef! Ik even alleen!' riep Michiel.
Floor hield haar riem boven het water terwijl ze naar zijn linkerhand staarde, die wel naast de rechter tegen de riem aan lag en vanuit zijn pols meeduwde en -trok, maar niet zo krachtig als zijn hand met de vingers.
'Ja, sorry,' verontschuldigde hij zich, 'deze hand werkt op halve kracht.' Michiel lachte wat. 'En nu weer samen!'
Wat gaat er in hem om? Waarom doet hij dit? Ik weet niet wat hij denkt. Stop nou eens met piekeren, Floor, geniet nou maar van het moment!
'Gaat best hè?' zei Michiel toen ze eenmaal een goede cadans van duwen en trekken hadden gevonden. 'Valt me niks tegen...'
'Goh, met zo'n hand kun je niet pianospelen,' hoorde Moor zichzelf vol medelijden zeggen.
'Of een ander instrument,' reageerde hij laconiek.
'Of veters strikken.'
'Of een spijker in de muur slaan. Of een kaartspel schudden. Of een knoop aannaaien.'
'Maar wel lezen,' zei Floor.
'Ja, wel lezen.'
'En lesgeven.'
'En schaatsen en hardlopen en samen roeien!'
Ze gleden in een rustig tempo door het water. Links en rechts schoven weilanden voorbij. Een deken van stilte lag over hen, alleen doorbroken door het gespetter en geklots van het water en de knarsende riemen in de roestige ringen. Een fuut, die hen strak aankeek met priemende kraaloogjes, gleed langs en dook plotseling onder.
We zijn alleen, dacht Floor. Nu, op dit moment is hij van mij. Ze zou van alles willen zeggen. Mooie, diepzinnige woorden. Maar ze kon wat ze voelde niet in woorden vangen. Het was te groot en haar hoofd was troebel omdat ze zo dicht bij hem was. Hun armen en benen raakten elkaar, ze voelde hem langs de hele zijkant van haar lijf, terwijl ze samen naar voren en naar achteren bogen. Vanuit haar ooghoeken bekeek ze Michiel. Hij was gespierd, sterk, knap... En... vierentwintig jaar oud. En zij... Ze was maar gewoon, zo doodgewoon. En vijftien jaar.
Toen ze bij het meer kwamen, hield Michiel zijn riem stil boven het water, waardoor de druppels er een voor een afgleden. Ook op zijn voorhoofd glommen druppels.
'Wacht even,' zei hij, 'ik moet even spieken.' Hij haalde een opgevouwen papier tevoorschijn waarop een stippellijn hun route aangaf. 'Daar moeten we naartoe,' wees hij. Toen keek hij om zich heen. 'Zie jij al kano's?'
Ze schudde haar hoofd. Gelukkig niet.
'Die boot is anders wel een wrak,' zei Michiel toen ze verder roeiden. Op de bodem, die droog was toen ze erin stapten, lag een plas water.
'Gratis voetbad!' zei Floor. Daarna gleed haar hand over het verweerde hout van de boot. 'Die heeft inderdaad zijn beste tijd gehad.'
'Nee, dat zie je verkeerd. Ons luxueuze schip is van alle gemakken voorzien. Behalve een voetbad biedt het zijn passagiers bijzonder gemakkelijke stoelen, natuurfilms ter lering ende vermaak, gezellige achtergrondmuziek,' — hij trok hard aan de riem zodat het geknars versterkt werd — 'én airconditioning.'
Inderdaad was de wind opgestoken. Heerlijk! Een beetje koelte! Ze lieten zich weer drijven.
'Prachtig is het hier,' zei Floor.
'Ja, mooi hè.'
'Weet je, ik kan me soms zo verbazen over wat ik om me heen zie.'
'Hoe bedoel je?' vroeg Michiel.
'Ik weet niet. Dan denk ik: goh, dat dit alles bestaat. Dat ik er ben.' Zou hij het gek vinden dat ze dat zomaar zei?
'Verwondering heet dat.' Michiel maakte een weids armgebaar, alsof hij de hele omgeving wilde omvatten. 'Je verwondert je.'
'Verwondering.' Voorzichtig sprak ze het woord uit. 'Daar zit het woord wonder in.'
'Ja, je zou dit alles een soort wonder kunnen noemen. Maar veel mensen nemen daar geen genoegen mee, weet je. Ze verwonderen zich en willen vervolgens begrijpen wat ze waarnemen: de wereld waarin wij leven, de mensen om ons heen, onszelf.'
Getroffen keek Floor hem aan. 'Ja, ik wil ook graag alles begrijpen, alleen... ik snap er soms niks van. Vooral niet van mezelf.' Ze dacht even na. 'Moet je met jezelf beginnen of met de mensen om je heen?'
'Daar vraag je me wat. Als je jezelf kent, kun je beter met de mensen om je heen opschieten, als je de mensen om je heen begrijpt, leer je ook iets over jezelf. Dit is filosofie, Floor: als je probeert de wereld om je heen te begrijpen, ben je bezig met filosofie.'
Floor hield haar adem in. 'Filosofie?'
'Ja, deden de oude Grieken al aan. Plato, bijvoorbeeld, deelde de wereld in tweeën: aan de ene kant de waarneembare, stoffelijke wereld om ons heen — de natuur, het water, de boot, jij en ik — en aan de andere kant het "zijn", onze geestelijke wereld, die we alleen met ons denken kunnen bereiken. Heel veel filosofen hebben daarover nagedacht en hun ideeën daarover opgeschreven.'
'Zijn die boeken moeilijk om te lezen?'
Michiel keek haar aan. 'Interesseert het je?'
'Ja.'
'Er is een Noorse schrijver, Jostein Gaarder, die een prachtige roman voor jongeren heeft geschreven. Daarin krijgt de hoofdpersoon Sofie een cursus filosofie. Ook leert ze zich te verwonderen, zoals jij zonet. Tegelijk is het een spannend verhaal omdat Sofie van een onbekende, geheimzinnige afzender kaarten krijgt die niet eens aan haar geadresseerd zijn. Ik heb het thuis, ook dat mag je wel lenen.'
'Graag!'
'En nu roeien!' grijnsde Michiel. 'Anders lijden we nog schipbreuk ook.'
Floor keek om. Boven de horizon dreven donkere wolken die er net nog niet waren. Het was harder gaan waaien. Ze trok dubbel zo hard aan haar riem.