HOOFDSTUK 19
As Long as I Live

Hij smeet de kleine Black Hat in de dichtstbijzijnde prullenbak langs de straat.
'Wat ben je voor monster, dat je haar dat rotding laat zien? Je vindt het zeker leuk om te zien dat ze instort. Ook als ze helemaal niets meer heeft, proberen jullie nog steeds het bloed uit haar te zuigen. Jullie zijn pas tevreden als ze dood is!'
Zijn rauwe gefluister was net een zweepslag over mijn rug.
Ik wilde iets zeggen. Hij deed niet eens zijn best naar me te luisteren.
'Hou je mond,' waarschuwde hij me. 'Ik breng je net zo makkelijk hier om. Begrepen?'
Wat wilde hij dat ik deed? Moest ik mijn mond houden of zeggen dat ik het begreep?
Hij gaf me een tik en ik besloot tot een compromis: ik knikte dat ik het begreep.
Een pistool dat hard tegen mijn nek werd geduwd. Ik liep een geforceerde mars. Waar nam hij me mee naartoe? Naar zijn appartement voor een nachtmutsje? Dat was niet erg waarschijnlijk.
Nu wist ik hoe Howard zich moest hebben gevoeld.
Eerlijk gezegd kon ik me op een aantal punten in Howard verplaatsen. In New York City wonen zo'n zeven miljoen mensen, toch? Maar onze aanvallers (en in zijn geval was ik de aanvaller geweest) vonden met gemak afgelegen plekken om ons te terroriseren.
Er gingen geen mensen de vele artsenpraktijken langs deze straat in of uit. Die waren allang gesloten. De bedrijven in de buurt die op de ziekenhuizen dreven - de kruideniers, de stomerijen, de bloemisten en de boekhandel - zaten allemaal potdicht. Op dit tijdstip kwam er maar eens in de twintig minuten een bus langs. Zo ver naar het oosten was er geen enkel metrostation meer. Als ik deze nacht overleefde, zou ik de burgemeester eens een pittige brief schrijven over de niet-bestaande metro aan Second Avenue.
Iets waar voor de verandering geen gebrek aan was, waren taxi's.
Ze flitsten door New York als gele insecten. Het zou leuk zijn als ik er een kon aanhouden. Maar ik liet mijn armen toch maar langs mijn zij bungelen. Benson mocht dan oud zijn, hij bewoog zich snel voort op die lange stijve benen van hem. We haastten ons door het verkeer, in oostelijke richting, en verwijderden ons steeds verder van wat er ook aan leven op de Avenue had kunnen zijn. Verder van hulp.
Na een tijdje duwde hij mc abrupt naar links. Misschien gingen we toch naar zijn appartement.
Nee. Op Seventy-third Street ging hij weer naar het oosten. Misschien wilde hij een stukje zwemmen. Het enige wat voor ons lag was de East River Drive, en aan de andere kant daarvan het water.
Benson wilde me waarschijnlijk dwingen me tussen het verkeer op de snelweg te werpen. Ik zou een dodelijk verkeersongeluk krijgen in de Upper East Side. Wat een sneue manier om dood te gaan.
Om met Aubrey te spreken: klote.
Ik zette mijn beste strijdbare stem op. 'Ik ga nu iets zeggen, dokter Benson, of u het nou leuk vindt of niet.'Hij schrok, alsof ik hem wakker had gemaakt.
'Luister naar me, voordat dit te ver gaat. U hebt al twee mensen gedood. Maar ik weet dat u onder enorme druk stond.'
'Druk?' grauwde hij, met opgetrokken lip en al. 'Noem je dat wat ik heb meegemaakt "druk"? Alleen al daarvoor zou ik je moeten vermoorden, harteloze trut.'
'Ik bedoel alleen maar dat ik weet waarom u het hebt gedaan,' zei ik, in een poging hem te kalmeren. 'Maar dit is anders. Dit hoeft u niet te doen. Dit is domweg moord, zoals u heel goed weet.'
Benson bleef me zwijgend vooruit dirigeren.
Er was bijna geen bestrating meer. Ik kon de rivier al ruiken en hoorde het verkeersgedruis op de snelweg.
Ik ben een prater. Ik zou zolang het maar kon bluffen en veel bombarie maken. Of ik kon hem met mijn welsprekendheid overhalen me niet te vermoorden, of ik kon hem zo lang afleiden dat ik mijn pistool kon pakken.
Bulderend riep ik: 'Hé! Luistert u nou of niet? Ik weet dat Ida Williams uw vrouw op vreselijke wijze heeft bedonderd. Lenore dacht dat Ida een lieve poppenverkoopster was op de boerenmarkt dicht bij uw huis. Ze wist niet dat Ida haar de hel in zou sleuren.
Ik weet ook hoe boos u was toen Kevin van school ging. Toen hij u vertelde wat hij wilde doen, was het net alsof hij uw waarden bespuugde, en u en alles wat u hem had gegeven verwierp. Hij maakte ruzie met u over geld, zijn vriendin, zijn muziek - alles. Toen ging hij weg en wilde niet meer met u praten. Lenore was kwetsbaar en stond op het randje. Ze had iemand nodig om mee te praten, om op te steunen. Dus ze vertelde al haar problemen aan Ida.
Toen Kevin vermoord was, draaide uw vrouw helemaal door. Het was te veel. Ida en een man die zich Miller noemde kregen haar in hun greep.''Ze kregen mij in hun greep,' verbeterde hij me.
'U?'
'Het heeft meer dan een maand geduurd voordat ik erachter kwam dat Lenore mijn zuurverdiende geld aan die smerige bloedzuigers gaf. Ze gaf hun duizenden dollars van haar eigen geld en begon toen aan onze gezamenlijke rekening. Ze zogen haar uit. Niet alleen betaalde ze hen voor hun zogenaamde diensten, ze vervalsten ook cheques.'
'Dat is verachtelijk,' zei ik. 'Afschuwelijk. Maar u kwam erachter wat ze deden. U had ze binnen tien minuten achter de tralies kunnen hebben. Maar dat vond u niet genoeg.'
'Zeker was dat niet genoeg. Waarom zou het genoeg voor mij moeten zijn om hen in de gevangenis te zien? Een jaar of twee zitten zou echt niet goedmaken wat ze ons hadden aangedaan.
Denk je dat mijn vrouw kwetsbaar was? Jij stomme, gemene... Ze was honderd keer meer waard dan jij. Sterker dan jullie allemaal. Ze was al meer dan vijftien jaar stabiel. Twintig jaar geleden had ze zich uit een psychiatrische instelling gesleept. Zich uit de hel gesleept. Ze heeft miskramen overleefd, onrecht, offers waar je geen weet van hebt. Toen Kevin dood was, dacht ik dat dat het einde was, dat was het ergst denkbare. Haar enige kind! Dat daar lag met zijn gezicht half weggeschoten. Ik dacht dat ze zou sterven. Maar dat gebeurde niet. Maar iemand als jij heeft geen flauw benul hoe vreselijk dat is, nietwaar?'
Ik durfde hem niet tegen te spreken, dus ik liet hem verder zijn getuigenis afleggen.
'Toen kregen die kannibalen haar te pakken. Jazeker. Zij hebben haar uiteindelijk gebroken, afgemaakt.'
'Uw vrouw is niet dood, dokter.'
'Dat had net zo goed wel zo kunnen zijn. Ze komt nooit meer bij me terug.'
'Ja ja. U bent zeker de enige die veel verloren heeft. En dus bent u begonnen de score te vereffenen. En u begon met Ida,' zei ik.
'Ik heb al die klotepoppen gehouden, zodat elke keer als ik ernaar keek mijn haat groter werd. Ik moest sterk zijn voor wat ik moest doen. Ik wilde de ogen van dat kreng zien als ik haar een kogel door haar hoofd schoot. Maar dat plezier is me ontnomen.'
'Waar hebt u het over? Stond u te ver weg om haar ogen te kunnen zien toen u haar neerschoot?'
'Dat is me ontnomen!' gilde hij. 'Maar dat betekent niet dat ik er niet van zal genieten om jou te vermoorden. Jij en alle anderen die voor die twee werken. Je hebt haar bedrogen toen ze te zwak was om helder na te kunnen denken, haar gemarteld met die duivelse troep en haar geest voor altijd gebroken.'
'Dat heb ik niet gedaan, dokter Benson. Ik heb uw vrouw niets aangedaan. Ida heeft mij net zo belazerd als Lenore. Ik ben bij uw vrouw op bezoek gegaan omdat...'
Hij deed net alsof hij me niet hoorde. 'Jullie hopeloze, perverse negers,' zei hij. 'Ik zal niet rusten totdat ik jullie allemaal het graf in heb gejaagd.'
'Hé!' riep ik. 'Ik vind het heel naar wat er allemaal met uw gezin is gebeurd. Maar u weet waar u dat gelul in kunt stoppen.'
Hij ademde moeizaam, woest. En dat was ik ook.
Ik bleef uithalen. 'En Felice Sanders dan, dokter. Was zij ook een van de perverselingen? Volgens mij niet. Volgens mij was ze gewoon een meisje, van wie uw zoon hield.'
Dat kon hij niet negeren. Hij leek ineen te krimpen toen ik dc naam Felice noemde.'Wat is er, wijze oude genezer van zieke kinderen?' vroeg ik wreed. 'Waar denkt u nu aan? Herleeft u het ogenblik waarop u dc trekker overhaalde? Het enige kind van een andere vrouw vermoordde? Het ogenblik dat u zelf in een monster veranderde?'
Ik verwachtte geen antwoord, maar hij gaf het me toch. 'Ja,' zei hij eenvoudigweg.
Toen zei hij het nogmaals. 'Ja. Dat hebben ze van me gemaakt. Ze hebben me in een... zwart monster veranderd... dat nergens om geeft en om wie niemand geeft, en dat zonder nadenken moordt.' Hij keek me met glazige ogen aan, en lachte heel diep in zijn keel. 'Een doodlopende straat. Daartoe hebben alle preken van mijn trotse vader en het vertrouwen in de ogen van mijn zoon me geleid. Ik heb al mijn standvastigheid daar achtergelaten.'
Arme ziel, dacht ik.
'U dacht dat Felice met Ida en Miller in het complot zat. U hebt druk op haar uitgeoefend, hebt geprobeerd haar Miller te laten opgeven, u hebt met uw pistool ook voor haar neus staan zwaaien en toen ze maar bleef zeggen dat ze niets af wist van de zwendel met uw vrouw, hebt u haar vermoord.'
Benson knikte ernstig.
'Ik weet ook hoe u erachter bent gekomen waar ze was. Die avond waarop ik naar uw appartement kwam, ging de telefoon terwijl we door de gang liepen. Toentertijd dacht ik er niets van, maar voordat u de hoorn opnam deed u de lamp op het bureau aan. Waarom? Omdat u extra licht nodig had om het nummer op uw nummermelder te kunnen zien. U zag dat het iemand van het ziekenhuis was en dus nam u op. Maar toen er een paar minuten later iemand anders belde, keek u weer naar de nummermelder en besloot u dat dat telefoontje kon wachten.
Ik denk dat Miller u in dc loop van dat hele gedoe met uw vrouw thuis heeft gebeld. Misschien bent u wel een keer thuisgekomen toen Lenore met hem aan het praten was. Hoe dan ook, u keek vanaf welk nummer er werd gebeld. Toen drong het tot u door dat Felice Sanders diezelfde telefoon had gebruikt toen ze u belde om zich te verontschuldigen voor haar gedrag op de bruiloft. U hebt het nummer opgezocht en het bleek van de familie MacLachlin ergens in Greenwich te zijn.
Maar toen u haar in dat appartement had doodgeschoten begon u ernstig te twijfelen, nietwaar? Toen het te laat was. IJ zult wel twee keer moeten nadenken als u mij hebt vermoord, dokter, want ik kan u ook niet vertellen waar Miller is.'
Weer knikte hij met een zwaar hoofd.
'Denk nou na, man!' smeekte ik. 'Ga nou eens nadenken! I loc kan ik deel uitmaken van die geschifte bende? Dat slaat toch nergens op. Ik werkte met de politie samen, godver.
Maar daar maal je zeker niet om? Alles wat je weet, is dat jóuw gezin vernietigd is... dat jóuw geld is verdwenen... dat jóúw geweten je plaagt over Kevin. Je blijft maar denken: als ik dit niet had gedaan, als ik hem dat had laten doen, dan zou hij nog leven. Dan zou ik mijn zoon en vrouw nog hebben.'
Misschien, heel misschien, was wat ik zei aan het doordringen. Ik kon het niet zeggen.
'Ik word er niet goed van, Benson. Je doet net alsof je dit uit liefde voor Lenore doet. Wat moet er van haar worden als ze jou hiervoor opsluiten? Jij zult in de gevangenis sterven... wat zeg ik, misschien executeren ze je wel.'
Ik begon dingen te verzinnen. 'Besef je niet dat de politie het nu allemaal weet? Die is op dit moment naar jou op zoek. Dat was rechercheur Sweet met wie ik aan het praten was.'
Benson zei langzaam, zijn stem dik als gesmolten ijs: 'Het maakt me niet uit met wie je aan het praten was.'
'Hoezo, dat maakt je niet uit? Natuurlijk maakt je dat uit. Je begint te geloven dat ik onschuldig ben. Dat weet ik. Je probeert me er gewoon van te weerhouden de politie te vertellen wat ik weet. Maar daar is het al te laat voor. Ze weten alles al. Ze weten dat je Ida en Felice hebt vermoord. Ze weten dat je Miller hebt opgespoord.Je kunt mij vermoorden, maar ze krijgen je toch wel.'
Dit was het beslissende moment. We waren bij het met stenen overdekte stuk grond naast de oprit naar de snelweg beland. In de zomer stonden hier talloze geïmproviseerde tenten van daklozen. In deze tijd van het jaar lagen er alleen maar een paar dode duiven en allerlei resten van menselijke uitspattingen: gebruikte condooms, naalden en buisjes amylnitraat.
Nu ik niets meer te verliezen had, keek ik de oude man uitdagend aan. Zijn gezicht was vertrokken van verdriet.
'Wat is dit nou, dokter, tranen? Waar huil je in godsnaam om?' riep ik spottend. 'Ik dacht dat je ervan zou genieten om mij te vermoorden. Om wie huil je trouwens? Felice? Huil je om Kevin? Om de wedstrijd?'
Hij probeerde op te houden met snotteren. Hij snufte en hijgde en probeerde rustiger te gaan ademhalen. Met zijn vrije hand wreef hij in zijn ogen. Maar de reden dat hij zich vermande was niet omdat hij het pistool wilde laten zakken om zich over te geven.
Fuck! Hij richtte op mijn hart.
Dat was niet de bedoeling. Nee, nee, nee. Dit klopte niet. Ik zou negentig worden en een enorme begrafenis hebben met allemaal jammerende zwarten, zoals in die soapachtige film die mijn moeder en ik een keer hadden gezien: Imitation of Life.
Dat, of ik zou eraan gaan als ik in mijn fantastische cabriolet de haarspeldbocht miste op die bochtige weg hoog boven Saint Tropez omdat ik te veel had gedronken tijdens le festival du jazz.
Nee, nee, hij bereidde zich voor om de trekker van dat kutding over te halen.
Ik kwam razend snel in actie. Ik dook weg en rende zigzaggend weg.
Zijn eerste schot ging mijn dij in. Het voelde alsof ik door een brandende trein werd aangereden.
Had ik niet ooit een afschuwelijke dichter gehoord die een of andere belachelijke vergelijking maakte tussen een train en Col-trane? Ik wilde lachen, maar had het te druk met kreunen.
Hij liep naar me toe, strompelend, snikkend.
Ik wist dat ik het nooit zou redden, maar toch probeerde ik de Beretta te pakken te krijgen. Ik had geen enkele kans om hem te verslaan, want mijn ledematen waren net zo nuttig als een van Ida's poppen. Maar ik zou niet zonder strijd ten onder gaan.
Wie had gedacht dat ik de idioot zou zijn die een zwarte die zo vreselijk veel had bereikt zou vermoorden? Nou, ik ging het zeker doen, als ik maar een schot kon afvuren!
Drie snelle verschroeiende schoten maakten de zaak af.
Ze waren niet van mijn pistool afkomstig. Dat zat nog in mijn tas.
Benson lag dood op dc grond, en zag er afschuwelijk verrast uit.
Toen ik ophield met schreeuwen hoorde ik voetstappen. Van iemand die wegrende.
De persoon in het donkere windjack rende langs de oprit naar het noorden. Ik zag hem met een noodgang over dc voetgangersbrug gaan die over de snelweg liep en op het joggerspad aan de overkant verdwijnen.
Ik kende hem. Dat dacht ik in elk geval. Ik kende hem ergens van.
Wie was die kerel?