HOOFDSTUK 53

Helena riep tegen ons dat ze terug naar het dorp moest voor de generale repetitie en terwijl de rest afscheid nam, brachten Jenny-May en ik onze hoofden bij elkaar, keken naar de camera in mijn hand en glimlachten. Ik pakte de foto en stopte hem in de zak van mijn blouse. Jenny-May sloeg de uitnodiging om het toneelstuk te komen zien af, omdat ze liever thuis bij haar gezin bleef. We zeiden dat we elkaar weer zouden treffen, maar spraken niets af. Niet vanwege animositeit tussen ons, maar omdat ik het gevoel had dat alles was gezegd, of niet gezegd, maar begrepen, en dat vond zij waarschijnlijk ook. Het was voldoende dat ik wist dat ze daar was, en dat gold waarschijnlijk omgekeerd voor haar ook. Soms is dat alles waar mensen behoefte aan hebben. Om het te weten.

We leenden een zaklamp van Jenny-May omdat de zon al onder was. Helena wees ons de weg naar het dorp. Eindelijk zag ik de lichtjes in de verte. Ik voelde me duizelig van blijdschap en pakte de foto’s uit mijn zak om ze tijdens het lopen nog een keer te bekijken. Ik haalde er twee uit en voelde waar de derde was. Die was weg.

“O, nee,” kreunde ik, en ik bleef staan en keek onmiddellijk naar de grond.

“Wat is er?” Bobby stopte en riep tegen Helena dat ze moest blijven staan.

“De foto van Jenny-May en mij is weg.” Ik begon terug te lopen naar waar ik vandaan kwam.

“Wacht even, Sandy.” Bobby liep achter me aan, naar de grond kijkend. “We lopen nu al bijna een uur. Die foto kan overal zijn. We moeten echt terug naar de gemeenschapszaal voor het toneelstuk, we zijn al erg laat. Morgen, als het licht is, kun je nog een foto met haar samen nemen.”

“Nee, dat kan niet,” klaagde ik, en ik spande me in om in het avondlicht de grond te zien.

Helena, die tot nu toe nog niets had gezegd, deed een stap naar voren. “Heb je hem laten vallen?”

Daardoor hield ik op met wat ik deed en keek ik op. Haar gezicht stond ernstig, haar toon was serieus.

“Ik denk het. Het lijkt me niet dat hij uit mijn zak is gesprongen en weggerend.”

“Je weet wat ik bedoel.”

“Nee, ik heb hem gewoon laten vallen. Mijn zak staat open, zie je?” Ik liet hun het ondiepe borstzakje zien. “Waarom lopen jullie niet gewoon verder, dan kijk ik hier nog een tijdje rond.”

Ze twijfelden.

“We zijn minder dan vijf minuten van het dorp verwijderd. We zijn zo dichtbij, ik kan het pad ernaartoe zien,” zei ik glimlachend. “Echt waar, het is goed zo. Ik moet die foto zien te vinden en dan kom ik rechtstreeks naar de gemeenschapszaal om het toneelstuk te zien. Dat beloof ik.”

Helena keek me vreemd aan, ze kon duidelijk niet kiezen tussen mij helpen en de spelers helpen met de voorbereiding voor de generale repetitie.

“Ik laat je hier niet in je eentje achter,” zei Bobby.

“Hier, Sandy, pak jij de zaklamp maar. Bobby en ik kunnen vanaf hier de weg wel vinden. Ik weet dat het heel belangrijk voor je is om de foto te vinden.” Ze gaf me de zaklamp en ik dacht dat ik tranen in haar ogen zag.

“Helena, maak je nou geen zorgen!” zei ik lachend. “Het komt allemaal goed.”

“Dat weet ik, lieverd.” Ze boog zich voorover en ze verraste me door me een snelle kus op mijn wang en een stevige knuffel te geven. “Doe voorzichtig.”

Bobby glimlachte tegen me over Helena’s schouder. “Ze gaat heus niet dood, hoor, Helena.”

Helena gaf hem speels een tikje tegen zijn hoofd. “Kom maar met mij mee. Je moet nog alle kostuums uit de winkel naar de zaal brengen, Bobby! Je had beloofd dat ik ze gisteren al zou hebben!”

“Ja, maar dat was voordat David Copperfield hier in de gemeenschapszaal werd ontboden!” voerde hij aan ter verdediging.

Helena wierp hem een blik toe.

“Oké, oké!” Hij deed een stapje terug. “Ik hoop dat je hem vindt, Sandy.” Hij knipoogde tegen me voordat hij achter Helena aan verder het pad afliep. Ik hoorde nog een tijdje dat ze elkaar plaagden, totdat het geluid van hun stemmen verdween en ze het dorp binnenliepen.

Ik draaide me om en zocht de grond af. Ik herinnerde me vrij goed hoe we waren gekomen. Het leek één hoofdpad te zijn, we waren maar weinig kruisingen tegengekomen, en dus, met mijn ogen strak op de grond gericht, liep ik dieper het bos in.

Helena en Bobby haastten zich achter het toneel, ze repareerden kostuums, ritsen die op het laatste moment kapot gingen en gescheurde naden, repeteerden zinnen met zenuwachtige spelers en gaven peptalks tegen een paniekerige crew. Helena haastte zich naar haar stoel in de zaal, naast Joseph, voordat de voorstelling begon, en voor het eerst in een uur kon ze zich ontspannen.

“Is Sandy er niet?” vroeg Joseph, in het rond kijkend.

“Nee,” zei Helena, die recht naar voren bleef staren en weigerde haar echtgenoot aan te kijken. “Ze is in het bos achtergebleven.”

Joseph pakte de hand van zijn vrouw en fluisterde: “Aan de Keniaanse kust, waar ik vandaan kom, ligt een bos dat het Arabuko-Sokoke bos heet.”

“Ja, daar heb je weleens over verteld,” zei Helena.

“Daar zijn de kipepeo-meisjes, vlinder-kweeksters die helpen het bos te behouden.”

Helena keek naar hem, eindelijk wist ze wat die bijnaam betekende.

Hij glimlachte. “Ze staan bekend als de hoedsters van het woud.” “Ze is in het bos gebleven om een foto van haar en Jenny-May te vinden. Ze denkt dat ze hem heeft laten vallen.” Er welden tranen op in Helena’s ogen en Joseph gaf een kneepje in haar hand. De gordijnen voor het toneel schoven opzij.

Af en toe dacht ik dat ik het wit van de foto in het maanlicht zag glanzen en dan verliet ik het pad om tussen de struikjes te zoeken, waarbij ik vogeltjes en kleine wezentjes met mijn zaklamp verjoeg. Na een half-uur had ik de eerste open plek toch bereikt moeten hebben. Ik scheen met de zaklamp om me heen, op zoek naar iets bekends, maar ik zag alleen maar bomen, bomen, en nog eens bomen. Maar ja, ik had wel veel langzamer gelopen en dus zou het langer duren voordat ik er kwam. Ik besloot in dezelfde richting verder te lopen. Het was nu aardedonker, en om me heen schreeuwden uilen en bewogen wezens in hun natuurlijke habitat, verbaasd dat ik daar was waar ik niet hoorde. Ik was niet van plan er nog veel langer te blijven. Ik bibberde, de koele avond werd nu koud. Ik scheen recht vooruit met de zaklamp, en ging er vanuit dat ik de foto dichter bij Jenny-Mays huis had laten vallen dan ik dacht.

“Waar ben ik?” Orla Keane stapte het toneel op als Dorothy Gale, en keek de gemeenschapszaal rond die voor die avond een groots theater was geworden. Duizenden mensen keken terug. “Wat is dit voor een vreemd land?”

Dertig minuten later, zwetend, hijgend en duizelig van het in allerlei richtingen joggen, herkende ik de eerste open plek voor me. Ik hield op met rennen en leunde tegen een boom aan, om me te ondersteunen en weer op adem te komen. Ik haalde opgelucht adem, en was van mijn stuk gebracht toen tot me doordrong dat ik banger was geweest om te verdwalen dan ik dacht.

“Ik heb een hart nodig,” zong Derek. “Ik heb hersens nodig,” zei Bernard dramatisch. “En ik heb moed nodig,” zei Marcus zachtjes, op verveelde toon. Het publiek lachte terwijl ze allemaal samen met Dorothy rechts van het toneel af huppelden, arm in arm.

Op de open plek was het lichter, want de maan kon ongehinderd door de bomen naar beneden schijnen. De grond was er blauw en in het midden zag ik een klein wit vierkantje glinsteren. Ondanks de vermoeidheid en de pijn op mijn borst rende ik naar de foto toe. Ik wist dat ik al langer weg was dan mijn bedoeling was geweest en ik had Helena beloofd dat ik er voor haar zou zijn. Er ging een mengeling aan emoties door me heen toen ik de druk voelde om de foto te vinden en om Helena en mijn nieuwe vrienden te steunen. Ik concentreerde me niet toen ik stom genoeg op volle snelheid rende, in het donker, op de hoge hakken van Barbara Langleys schoenen. Ik struikelde en voelde dat mijn enkel verzwikte. De pijn schoot door mijn been omhoog en bracht me uit balans. De grond kwam snel omhoog, voordat ik er iets tegen kon doen.

“Bedoel je dat ik de hele tijd al de macht in me had om naar huis te gaan?” vroeg Orla Keane onschuldig. Het publiek moest lachen.

“Ja, Dorothy,” zei Carol Dempsey, gekleed als de goede heks Glinda, op haar normale, vriendelijke toon. “Je hoeft alleen maar met je hakken tegen elkaar te klikken en de woorden uit te spreken.”

Helena hield Joseph’s hand steviger vast en hij gaf een kneepje terug.

Orla Keane sloot haar ogen en klikte met haar hakken tegen elkaar. “Het is nergens zo goed als thuis,” zei ze, en ze trok iedereen mee in die mantra. “Het is nergens zo goed als thuis.”

Joseph keek naar zijn vrouw en zag een traan over haar gezicht rollen. Met zijn duim ving hij hem op voordat hij van haar kin viel. “Ons kipepeo-meisje is gevlogen.”

Helena knikte, en nu viel er wel een traan.

Ik voelde dat alles onder me vandaan gleed, mijn hoofd klapte tegen iets hards aan. Ik voelde de pijn door mijn ruggengraat schieten en alles werd zwart.

Op het toneel klikte Orla Keane nog één keer haar rode schoentjes tegen elkaar voordat ze in een rookwolk verdween, met dank aan Bobby’s voetzoekers. “Het is nergens zo goed als thuis.”