HOOFDSTUK 7
Het licht op de veranda was nog steeds aan toen Jack thuiskwam. Hij liet het de hele nacht aan voor Donal, als een baken om zijn broer naar huis te leiden. Nu het buiten licht was, deed hij het uit en liep zachtjes op zijn tenen door de cottage, voorzichtig om Gloria niet wakker te maken, die van haar zondagse uitslaapsessie genoot. Hij doorzocht de mand met vieze was, pakte het minst gekreukte kledingstuk dat hij kon vinden en verruilde snel het ene geruite overhemd voor het andere. Hij had zich niet gewassen omdat hij niet wilde dat de badkamerventilator die op het licht en de douche was aangesloten haar wakker zou maken. Hij had zelfs de wc niet doorgespoeld. Hij wist dat hij dit allemaal niet deed omdat hij extra aardig voor haar wilde zijn, en toch schaamde hij zich niet voor het feit dat het precies het omgekeerde was. Hij hield zijn ontmoeting met Sandy Shortt opzettelijk geheim voor Gloria en de rest van zijn familie.
Dat deed hij zowel voor hen als voor zichzelf. In hun hart begonnen ze al verder te gaan met hun leven. Ze probeerden uit alle macht weer hun gewone leven te leiden na die enorme aardverschuiving en schok van het verlies van niet één, maar twee familieleden in een jaar. Jack begreep hun opstelling, dat ze allemaal een punt hadden bereikt waarop ze geen dagen meer vrij konden nemen van hun werk, waarop meelevende glimlachjes werden vervangen door een alledaagse groet, en gesprekken met buren weer normaal werden.
Stel je eens voor, mensen praatten echt over andere dingen en stelden geen vragen, gaven geen advies. Er vielen geen kaartjes met troostende woorden meer op de mat. Mensen vonden hun eigen leven weer belangrijk, werkgevers hadden diensten zo veel mogelijk verschoven en nu moesten alle betrokkenen het gewone leven weer oppakken. Maar voor Jack voelde het verkeerd en ongemakkelijk dat het leven doorging zonder Donal.
Om eerlijk te zijn was het niet Donal’s afwezigheid die Jack tegenhield om net als zijn familie dapper door te gaan met de rest van zijn leven. Natuurlijk miste hij hem, maar net als over de dood van zijn moeder zou hij een keer uitgerouwd zijn. Het was echter het mysterie dat rond zijn verdwijning hing; alle onbeantwoorde vragen lieten vraagtekens achter die zijn blikveld blokkeerden, als het flitslicht van een fototoestel.
Hij deed de deur van de rommelige bungalow met één slaapkamer waar Gloria en hij al vijfjaar woonden achter zich dicht. Net als zijn vader werkte Jack al zijn hele arbeidzame leven als verlader bij Shannon Foynes Port.
Hij had het stadje Glin uitgekozen, dertien kilometer ten westen van Foynes, voor de ontmoeting met Sandy Shortt, aangezien daar geen familie van hem woonde. Hij zat om negen uur ‘s-ochtends in een klein cafeetje, een half-uur voordat ze hadden afgesproken. Sandy had aan de telefoon gezegd dat ze altijd vroeg was, en hij was zenuwachtig en wilde heel graag met dit nieuwe idee aan de slag. Hoe meer tijd ze samen hadden, hoe beter. Hij bestelde een kopje koffie en keek naar de meest recente foto van Donal, die voor hem op tafel lag. Hij had het afgelopen jaar in bijna elke krant in Ierland gestaan en was op mededelingenborden en winkelruiten geplakt. Op de foto stond op de achtergrond de witte kunstkerstboom die zijn moeder elk jaar in de woonkamer opzette. De kerstballen vingen het flitslicht van de camera en de slingers twinkelden. Donal’s guitige glimlach straalde Jack tegemoet alsof hij hem beschimpte en hem uitdaagde om hem te vinden. Als kind was Donal dol geweest op verstoppertje spelen. Hij bleef uren verstopt zitten als hij daardoor won. Dan werd iedereen ongeduldig en ging heel hard roepen dat Donal had gewonnen, zodat hij uit zijn schuilplekje kon komen, met een trots stralende glimlach. Dit was de langste zoektocht die Jack ooit had gehouden en hij wilde dat zijn broer nu uit zijn ver-stopplek zou komen, zich zou laten zien met die trotse glimlach en het spelletje zou beëindigen.
Donal’s blauwe ogen, het enige uiterlijke kenmerk dat de twee broers gemeen hadden, fonkelden Jack tegemoet en hij verwachtte bijna dat hij zou knipogen. Het maakte niet uit hoe lang en ingespannen hij naar de foto had zitten staren, hij kon hem niet tot leven brengen. Hij kon zijn hand niet in de foto steken en zijn broer eruit trekken, hij kon de aftershave niet ruiken waarmee hij zichzelf overdadig besprenkelde, hij kon niet door zijn bruine haar woelen en zijn kapsel door de war maken zoals hij vaak pestend deed, en hij kon zijn stem niet horen als hij hun moeder in huis hielp. Een jaar later kon hij zich zijn aanraking en geur nog wel herinneren, hoewel de herinnering alleen voor hem niet genoeg was, in tegenstelling tot voor de rest van de familie.
De foto was tijdens de voorlaatste Kerstmis genomen, slechts zes maanden voordat hij verdween. Jack kwam één keer per week bij zijn moeder, waar Donal de enige van zes broers en zussen was die nog thuis woonde. Afgezien van de gewone gesprekjes tussen Jack en Donal, die niet langer dan twee minuten duurden, was die Kerstmis de laatste keer geweest dat Jack echt met Donal had gesproken. Donal had Frem het cadeau gegeven dat hij altijd gaf, sokken, en Jack had hem de doos met zakdoekjes gegeven die zijn oudste zus hem het jaar daarvoor had gegeven. Ze hadden allebei moeten lachen om de onattente cadeaus.
Die dag was Donal opgewekt geweest, blij met zijn nieuwe baan als iCT’er. Hij was in september begonnen nadat hij was afgestudeerd aan Limerick University, tijdens een ceremonie waarbij zijn moeder bijna van haar stoel kukelde door het gewicht van de trots op haar jongste. Donal had vol zelfvertrouwen gepraat over hoe leuk hij zijn werk vond en Jack zag hoe volwassen hij was geworden en dat hij zich meer op zijn gemak voelde nu hij het studentenleven achter zich had gelaten.
Ze waren nooit heel close geweest. In het gezin met zes kinderen was Donal de verrassingsbaby, waarbij niemand verbaasder was dan hun moeder, Frances, die zevenenveertig was toen ze erachter kwam dat ze weer zwanger was. Jack was twaalf jaar ouder dan Donal, dus hij was uit huis gegaan toen Donal zes was. Hij leerde de geheime kanten van zijn broer niet kennen, die je alleen ziet als je met iemand in een huis woont, en dus waren ze achttien jaar lang broers geweest, maar geen vrienden.
Jack vroeg zich, niet voor het eerst, af of hij, als hij Donal beter had gekend, een deel van het mysterie had kunnen oplossen. Misschien was hij, als hij beter zijn best had gedaan om zijn broertje te leren kennen of meer gesprekken had gevoerd over iets wezenlijks, er dan bij geweest op de avond van zijn verjaardag. Misschien had hij kunnen voorkomen dat hij het fastfoodrestaurant uitliep, of misschien had hij samen met hem kunnen weggaan én een taxi kunnen nemen.
Of misschien had Jack zich dan op dezelfde plek bevonden waar Donal nu was. Waar dat dan ook was.