HOOFDSTUK 44

Toen Jack het ouderlijk huis van Sandy Shortt had verlaten, reed hij naar de Leitrim Arms, de plaatselijke pub in het dorp. Ondanks het vroege uur was het donker in de pub, die werd verlicht door te weinig, stoffige lampen aan de muur. Het licht van buiten werd tegengehouden door donkerrode glas-in-loodramen. De stenen vloer was hobbelig, en op de houten banken lagen paisley kussens waar het schuim aan de zijkanten uitpuilde. Er waren drie mannen in de pub: twee zaten er aan beide uiteinden van de bar, met een glas bier in hun hand, hun nek rekkend om de paardenrace te zien op de kleine televisie die aan het plafond hing. Achter de bar hield de barman hof, met zijn armen op de tap, hoofd omhoog, ogen vastgekleefd aan de race. Op de gezichten van de mannen lag een uitdrukking van bange verwachting, het was duidelijk dat ze er geld in hadden zitten. De commentator deed met een vet Corks accent van seconde tot seconde verslag van de race, en hij sprak zo snel dat iedereen de adem inhield, wat bijdroeg tot een sfeer vol spanning.

Jack ving de aandacht van de barman en bestelde een pint Guinness, waarna hij in een knus zitje ging zitten, ver weg van de bar en de rest. Hij had iets belangrijks te doen.

De barman wendde zijn blik af van de televisie—beroep gaat boven obsessie—en wijdde zijn volle aandacht aan het schenken van het perfecte biertje. Hij hield het glas in een hoek van 45 graden vlak bij de tuit, zodat er geen grote bellen in het schuim zouden komen. Hij deed de tap helemaal open en vulde het glas voor 75 procent. Hij zette de pint op de bar, en liet hem rusten voordat hij de rest van het glas zou vullen.

Jack pakte Donal’s politiedossier uit zijn tas en legde het voor zich op tafel, waarbij hij de bladzijden voor de laatste keer voor zich uitspreidde. Dit was het afscheid. Dit was het einde, de laatste blik op alles wat hij het afgelopen jaar elke dag had bestudeerd. Het einde van de zoektocht, het begin van de rest van zijn leven. Hij wilde nog één keer het glas heffen op zijn broer, een laatste keer samen drinken. Hij liet zijn ogen over de politieverslagen gaan, de lange uren toegewijd politiewerk, en elke bladzijde herinnerde hem aan de ups en downs, de hoop en teleurstellingen van het afgelopen jaar. Het was lang en moeilijk geweest. Hij legde de getuigenverslagen op een rijtje, de verslagen van al Donal’s vrienden die die avond bij hem waren geweest. Wat had het een kwellingen en tranen, verloren slaap en wanhoop gekost om te proberen zich elk laatste vervaagde detail van die avond te herinneren.

Jack legde Donal’s foto op de stoel tegenover hem. Een laatste glas bier met zijn broer. Hij glimlachte naar hem. Ik heb mijn best gedaan, Donal; ik beloof je dat ik mijn best heb gedaan. Dit was de eerste keer dat hij het geloofde. Hij kon niets meer doen. Met die gedachte welde er grote opluchting in hem op. Hij keek weer op de bladzijden die voor hem lagen. Alan O’Connors gezicht staarde naar hem terug vanaf de pasfoto die aan de hoek was gehecht. Nog een gebroken man, nog een bijna vernietigd leven. Alan was nog lang niet bij het punt dat Jack vandaag had bereikt. Jack had zijn broer verloren, een broer die hij niet zo goed kende als had gemoeten, maar Alan was zijn beste vriend kwijtgeraakt. Hij keek naar de verklaring die hij al duizend keer had gelezen, zo niet vaker. Alans gedetailleerde verslag van die gedoemde avond klopte met dat van Andrew, Paul en Gavin en dat van de drie meisjes die ze in het fastfood-restaurant waren tegengekomen, hoewel ze zich het begin van hun avond amper konden herinneren, laat staan de vroege uurtjes van de ochtend erna. De taal van het verslag was ongemakkelijk, vormelijk en onbekend. Hij was emotieloos, alleen de feiten, tijden en plaatsen, werden vermeld, wie er was en wat er was gezegd. Geen gevoelens waaruit bleek dat een groep vrienden uiteengerukt was door het gebeuren van die ene avond. Die ene avond die een heel leven aan avonden veranderde.

Andrew, Paul, Gavin, Shane, Donal en ik gingen om ongeveer half een vrijdagnacht weg uit Clohessy’s aan Howley’s Quay. We gingen naar de nachtclub ‘The Sin Bin’ in hetzelfde gebouw… Jack sloeg de details over wat er in de club was gebeurd over. Andrew, Paul, Gavin, Donal en ik gingen om ongeveer twee uur weg uit de club en liepen twee straten verder naar SuperMacs op O’Connell Street. Shane had een meisje ontmoet in de nachtclub dat we niet kenden, en is met haar naar huis gegaan… Hij sloeg een paar regels over. We gingen rechts in het zitje het dichtst bij de toonbank zitten en aten onze burgers en patat. We raakten aan de praat met drie meisjes die ook in het restaurant zaten. We vroegen of ze erbij wilden komen zitten, en toen zaten we met zijn allen in het zitje. We waren met ons achten: Andrew, Paul, Gavin, Donal, Collette, Samantha, Fiona en ik. Donal zat aan de buitenkant, op het uiteinde van de bank, naast Fiona en tegenover mij. We vatten het plan op om naar een feestje bij Fiona thuis te gaan… Jack sloeg weer iets over en ging naar het belangrijkste deel. Ik vroeg Donal of hij meeging naar het feestje en hij zei ja en dat was het laatste wat we die nacht tegen elkaar zeiden. Hij zei niets tegen me toen hij wegging. Ik praatte met Colette en toen ik me omdraaide was Donal weg. Dat was ongeveer om drie uur.

Ze hadden allemaal hetzelfde verhaal verteld. Het was een normale avond stappen met de jongens. Pub, nachtclub, fastfood-restaurant, niets raars dat ze zich zouden herinneren, alleen het feit dat hun beste vriend verdween. Ieder van de vrienden had met iemand anders een gesprek gevoerd, niemand herinnerde zich dat hij wegging behalve Fiona, die naast hem zat en pas merkte dat hij niet meer naast haar zat toen ze zich omdraaide en hem zag weglopen. Ze zei dat hij bij het weggaan tegen de deuropening aan was gevallen, en dat een paar meisjes bij de deur hem hadden gezien en erom hadden gelachen. Later kon geen van die meisjes meer informatie geven dan dat. Het restaurant zat vol met mensen die tegelijkertijd uit de nachtclubs waren gegooid, en de camera in het restaurant filmde het zitje waar Donal zat niet. De rijen aan de toonbank en de menigte mensen die buiten stond en geen tafel kon krijgen, blokkeerden het zicht op de zitjes. Maar er was toch niets anders te zien geweest dan Donal die het restaurant uit liep en met zijn schouder tegen de deuropening was gelopen, zoals iedereen had gezien. Hij was wel gefilmd bij de dichtstbijzijnde geldautomaat, waar hij dertig euro pinde, daarna nog een keertje toen hij over Armur’s Quay zwalkte, en toen was het spoor verdwenen.

Jack dacht aan de laatste keer dat hij Alan had gesproken en voelde zich schuldig dat hij hem onder druk had gezet zodat hij zich meer zou herinneren. Alan was duidelijk al tot de laatste details uitgeknepen door de gardaí. Jack had op een of andere manier het gevoel gehad dat het feit dat zijn broer vermist werd zijn schuld was geweest, dat hij als oudere broer iets had moeten doen, dat hij het in orde had moeten maken. Zijn moeder was met hetzelfde gevoel van verantwoordelijkheid gestorven. Was er iemand die zichzelf niet de schuld gaf? Hij dacht terug aan zijn gesprek met Alan, die een paar dagen geleden hetzelfde had opgebiecht.

Ik hoop dat je hem vindt, Jack. Ik blijf maar aan die avond denken, en ik wilde dat ik met hem was meegegaan.

Op de toonbank begon de crèmige schuimkop van de Guinness zich van de zwarte vloeistof te scheiden. Hij was nog troebel, maar werd al helderder.

Ik blijf maar aan die avond denken, en ik wilde dat ik met hem was meegegaan.

Jacks hart bonsde in zijn keel. Hij bladerde door het verslag, op zoek naar Alans verklaring. We vatten het plan op om naar een feestje bij Fiona thuis te gaan. Ik vroeg Donal of hij meeging naar het feestje en hij zei ja en dat was het laatste wat we die nacht tegen elkaar zeiden. Hij zei niets tegen me toen hij wegging.

De barman maakte zijn biertje af door de tap iets open te zetten, waardoor de kraag tot net boven de rand van het glas steeg.

Jack zat rechtop, concentreerde zich, bleef nadenken. Er begonnen gedachten in hem op te komen en hij voelde dat hij ergens dichtbij was. Hij las het politieverslag steeds opnieuw, terwijl hij tegelijkertijd in zijn hoofd het gesprek met Alan van een paar dagen geleden afspeelde.

Het bier stroomde niet over en liep niet over de rand van het glas.

Jack hield zijn ademhaling onder controle en onderdrukte zijn angst.

De barman bracht de pint naar het zitje en aarzelde bij de ingang, omdat hij niet wist waar hij de Guinness neer moest zetten, met al die papieren op tafel.

“Zet hem maar ergens neer,” zei Jack. De barman draaide de pint rond in de lucht, probeerde te besluiten waar hij hem neer zou zetten en plantte hem uiteindelijk op tafel, waarna hij zich terughaastte naar de mannen, die tegen de televisie aan het schreeuwen waren om hun paarden aan te moedigen. Jacks blik zwierf over het zwarte bier, naar de onderkant van het glas. De barman had hem op Alans verklaring gezet, naast de zin die hij steeds opnieuw had gelezen. Ik vroeg Donal of hij meeging naar het feestje en hij zei ja en dat was het laatste wat we die nacht tegen elkaar zeiden. Hij zei niets tegen me toen hij wegging.

Jack trilde, maar hij wist niet waarom. Hij tilde het trillende glas op en glimlachte bleekjes naar zijn broers foto. Hij zette het glas aan zijn lippen en nam een grote slok van de dikke vloeistof. Op het moment dat het warme bier door zijn keel naar beneden stroomde, schoot Alans volgende zin hem te binnen.

Ik dacht echt dat het in orde was dat hij een taxi die kant op nam, weet je?

De Guinness bleef in zijn keel steken en hij begon te kuchen, en boog zich naast de tafel naar voren om het op te hoesten.

“Gaat het?” riep de barman.

“Yes! Goedzo, paardje!” De twee mannen in de bar vierden de overwinning van hun paard, klapten in hun handen en juichten, waardoor ze Jack lieten opschrikken.

Jack bedacht tientallen excuses, verdedigingen, fouten en vroeg zich af of hij het verkeerd had verstaan. Hij dacht aan de afspraak die Sandy met rode hoofdletters in haar agenda had gezet, hij dacht aan het bezorgde gezicht van mevrouw O’Connor—Denk je dat hij iets verkeerds heeft gedaan? Ze wist het. Ze had het de hele tijd geweten. De rillingen liepen hem over de rug. Er stroomde woede door zijn aderen. Met een klap zette hij de pint op tafel, in het glas was een witte ring overgebleven. Zijn benen werden slap toen de angst en woede het overnamen.

Hij herinnerde zich niet dat hij wegging uit de bar, hij herinnerde zich niet dat hij Alan belde en in recordtijd terug naar Limerick reed om hem te ontmoeten. Terugkijkend op die uren wist hij niet veel meer van die avond dan wat anderen hem vertelden. Het enige wat hij zich herinnerde was Alans ongelukkige stem, die nu voortdurend in zijn hoofd klonk: Ik blijf die avond keer op keer afspelen, wensend dat ik samen met hem was weggegaan. Ik dacht echt dat het in orde was dat hij een taxi die kant op nam, weet je? De tegensprekende stem uit zijn verklaring riep nog harder: Ik vroeg Donal of hij meeging naar het feestje en hij zei ja en dat was het laatste wat we die nacht tegen elkaar zeiden.

Dat was het laatste wat we die nacht tegen elkaar zeiden.

Hij had gelogen. En waarom zou hij dat hebben gedaan?