21

Hannah plaatste twee kandelaars met rode kaarsen erin op de rand van de haard en deed een stap terug om ze te bewonderen. Ze zagen er prachtig uit, vooral de kandelaars. Die hadden ze voor hun bruiloft gekregen van de Athertons. Ze riepen herinneringen op aan een set kandelaars die haar moeder ooit had gehad. Ze werden alleen tijdens Kerst tevoorschijn gehaald. Hoewel ze maar weinig aardse bezittingen hadden, was het kerstfeest altijd een periode vol vreugde en dankbaarheid. Hannah glimlachte bij al die plotselinge herinneringen.

Toen haar vader nog leefde, kwam hij op kerstavond altijd thuis met onder iedere arm een cadeau: een voor haar moeder en een voor Hannah. Hij maakte altijd een hele ceremonie van het geven van de cadeautjes. Dan deed hij eerst alsof hij was vergeten dat het kerstfeest was. Daarna aten ze samen een feestelijk maal en zongen kerstliederen. Het feest was compleet als er ook vrienden langskwamen die meezongen.

Dit zou haar eerste kerstfeest worden als moeder. De eerste keer dat ze als familie het feest vierden. Het zou een heel speciale dag worden.

Thomas stormde de steile trap af. 'Goedemorgen, mam.' Hij glimlachte, rende naar Hannah en sloeg zijn armen om haar middel.

'Jij ook een goede morgen.' Hannah omarmde hem ook. Ze veegde zijn blonde haren achterover en hij keek naar haar op. Er waren nu twee weken voorbij sinds hij weggerend was. Hannah genoot nog steeds met volle teugen van het wonder dat moederliefde heette. Waarom had ze zich er zolang tegen verzet? Haar halsstarrigheid had haar bijna een zoon gekost.

Glimlachend naar hem omlaag kijkend, zei ze: 'Jij hebt lekker lang geslapen. Heb je honger? Ik heb toast met eieren gemaakt.'

'Ik heb heel veel honger.' Thomas liep met grote stappen naar de tafel en ging zitten. 'Is John al vertrokken?'

'Ja, maar hij zei dat hij later op de morgen voor jou zou terugkomen. Hij wil je een goede visplek laten zien die hij pas heeft ontdekt.'

Thomas sloeg enthousiast zijn handen ineen en legde ze toen op tafel voor hem. 'Misschien eten we vanavond wel verse vis, hè?'

'Dat zou lekker zijn.' Hannah keek naar de kaarsen. 'Vind je de nieuwe kaarsen die ik heb gemaakt, leuk?'

'Ja, best wel. Rood is een mooie kleur.'

'Gelukkig dat het niet meer zo ontzettend warm is. Gwen heeft mij en Lydia geleerd hoe we kaarsen kunnen maken met een kleur. Dat is leuk voor het kerstfeest over twee weken.'

Thomas bekeek de kaarsen eens wat beter. 'Waarom zijn ze rood?'

'Nou, dat heb ik gedaan, omdat rood de kleur is van het bloed van Jezus dat Hij voor mij vergoten heeft. Weet je wat dat betekent?'

'Ja, dat heeft m'n moeder verteld.' Thomas kreeg een verdrietige glans in zijn ogen. Hannah wist dat hij nu aan zijn moeder dacht en haar miste. Hij ging verder: 'Ik was nog maar zes jaar oud toen ze me vertelde dat Jezus voor ons gestorven is. Mam heeft me verteld dat ik dankzij Zijn dood naar de hemel kan gaan. Mijn moeder, mijn zus en mijn vader zijn daar al.'

'Mijn vader en moeder zijn ook al in de hemel. Ik mis ze heel erg, maar ooit zullen we weer samen zijn.'

'Ik wilde dat mijn vader en moeder nu hier waren. Waarom denkt u dat God ze heeft afgepakt?'

'Dat weet ik eigenlijk niet. Maar wat ik wel weet, ook al kunnen we de hemel niet zien, is dat het een plaats is waar alleen maar vreugde is en geen verdriet. De mensen van wie wij hebben gehouden, zijn nu daar. We zouden blij moeten zijn voor hen.'

'Dat ben ik ook, maar ik mis ze.'

'Ik weet het. Dat is iets waarin we God moeten vertrouwen.'

'Ja, dat denk ik ook.' Thomas leunde met zijn kin in zijn hand. 'Gaan we het kerstfeest vieren, mam?'

'Ja, dat gaan we zeker doen.'

Thomas glimlachte breed. 'Zijn er dan ook cadeautjes?'

'Ja, natuurlijk.' Hannah verheugde zich er ook al op. John had in de avonduren een nieuwe vishengel voor Thomas gemaakt. Hij had ook een exemplaar van het boek Robinson Crusoe gevonden. Dat was zijn favoriete boek geweest toen hij zelf een jongen was. Hij had het niet kunnen weerstaan om het te kopen. Hannah had voor Thomas een paar nieuwe sokken gemaakt en een warme deken voor de wintermaanden.

Ze zette een bord vol eieren en toast voor hem neer. 'Het wordt vast een mooi kerstfeest.'

'Ik vind het jammer dat het zo warm is.' Hij pakte een boterham en nam een hap. 'Vroeger ging ik altijd schaatsen met mijn vrienden.'

'Het klinkt misschien een beetje raar, maar ik mis die koude, Engelse winters niet. Het kon echt afschuwelijk koud zijn.'

'Ik zou het wel leuk vinden als het ging sneeuwen. Dan zou ik lekker gaan sleeën.'

'Ja ... maar nu kun je vissen. Dat is ook leuk.'

Thomas knikte en nam nog een hap brood.

Het geluid van een paard en wagen drong van buiten naar binnen door. Hannah verwachtte niemand. Ze liep snel naar de deur en zag dat het Lydia was. Ze was helemaal alleen naar haar toe komen rijden in het rijtuigje van de Athertons. Er moest iets aan de hand zijn. Hannah rende de verandatrap af, naar haar vriendin toe.

Lydia zag er totaal niet verontrust uit.

'Goedemorgen', zei Hannah bezorgd.

'Goedemorgen', riep Lydia verheugd. Lydia leek wel te gloeien. 'Ik kon echt niet wachten om je het nieuws te vertellen.' Ze bond de teugels vast en klauterde van haar zitplaats naar beneden. 'Mevrouw Atherton was zo aardig om mij toestemming te geven met haar rijtuigje hierheen te komen.'

Hannah wist dat Lydia iets heel belangrijks te vertellen had. Maar wat? 'Zeg het dan. Wat is je nieuws?'

Lydia gaf niet gelijk antwoord. Ze aarzelde even, alsof ze het bijna jammer vond om haar geheim te delen, omdat het dan iets van zijn glans zou verliezen. Na een korte stilte strekte ze haar linkerarm uit. Om haar ringvinger fonkelde een gouden ring. 'David heeft me gevraagd of ik met hem wil trouwen!'

'Echt waar? Fantastisch!' Hannah probeerde opgewonden te klinken, maar ze had zo haar gedachten.

'Hij ging naar meneer Atherton toe en vroeg hem om toestemming. Gisteravond na het eten vroeg hij of we even samen een stukje konden gaan wandelen. Toen vroeg hij me.' Lydia's ogen straalden en ze bloosde, zodat haar huid vol sproeten roze werd. 'Onze bruiloft is de derde week van januari.'

'Dan heb je niet veel tijd om je voor te bereiden. Hoe ga je dat doen?'

'We houden het simpel. We willen niet langer wachten.'

'Maar je moet toch een jurk maken?'

'Weet ik. Ik hoop dat jij me daarbij kunt helpen.' Lydia glimlachte.

'Natuurlijk ga ik je helpen. Ik vind het een eer.'

'David zei dat ik een mooie stof moest uitkiezen. Wil je met me meegaan naar de stad om iets te zoeken?'

'Vandaag?'

'Nee, maar wel binnenkort.'

'Dat klinkt leuk.' Hannah bleef ongerust over de trouwplannen van haar vriendin. De laatste tijd konden David en Lydia weer goed met elkaar overweg, maar het klassenverschil bleef erg groot. Het was nog niet zo lang geleden dat David had laten merken dat hij moeite had met de ongelijkheid tussen hen.

Hannah omhelsde Lydia. 'Ik vind het zo mooi voor je. Kom je even binnen voor een kop thee?'

'Van mevrouw Atherton mag ik net zo lang blijven als ik wil.'

'Mooi. Ik heb de thee al warm staan.'

Hannah en Lydia namen tegenover elkaar plaats aan de keukentafel. Thomas excuseerde zich en liep naar buiten om daar nog wat karweitjes te doen. Met haar twee handen behaaglijk om haar mok warme thee gebogen, keek Lydia onderzoekend naar Hannah. 'Je bent helemaal niet zo opgetogen als ik had verwacht.'

'Natuurlijk ben ik blij voor je, maar ik moet ook eerlijk bekennen dat ik wat twijfels heb.'

'Ik weet wat je wilt zeggen ... je bedoelt de verschillen tussen hem en mij. Daar maak je je zorgen over.'

'Ja precies, wel een beetje, ja. Ik geloof dat David van je houdt, maar jullie hadden behoorlijke conflicten over de manier waarop je praat en over je kleding ...'

'Ik weet ook dat we uit heel verschillende sociale klassen komen, maar onze relatie is sterker dan die verschillen. David lijkt heel tevreden met mij zoals ik ben. Hij zegt dat hij van me houdt en dat ik van hem niet hoef te veranderen.'

'En leden van zijn familie?'

Lydia haalde haar schouders op. 'Die wonen in Londen. De kans is klein dat we die ooit ontmoeten. Ze komen natuurlijk niet op de bruiloft. David en ik zullen al getrouwd zijn voordat zij ervan op de hoogte zijn dat wij trouwplannen hebben.'

'Maar als ze op een dag toch opeens opdagen? Heb je er al met David over gesproken hoe zij erover zullen denken dat hij met iemand als jij getrouwd is?'

'Hij zei dat zijn familie het waarschijnlijk zal afkeuren, maar dat hij zich daar weinig van aantrekt. Hij zei ook dat zijn ouders net zo veel van me zouden houden als hij, wanneer ze mij goed zouden kennen.'

Hannah ging rechtzitten, met haar rug tegen de stoelleuning. 'Geloof je hem?'

'Hoe kan ik dat nou weten? Ik kan toch niet weten hoe zijn ouders op mij reageren als ik ze nog nooit ontmoet heb?' De toon van Lydia werd scherper. 'Dat maakt toch ook allemaal niks uit? We gaan trouwen en we willen niet wachten op toestemming van zijn ouders.'

Hannah boog zich voorover, over de tafel heen en pakte de handen van Lydia. 'Ik vind het fantastisch voor je. Echt waar. Ik wil alleen niet dat jou iets vervelends overkomt.'

 

De weken van voorbereiding voor de bruiloft vlogen voorbij. Al heel snel brak de grote dag van het huwelijk van David en Lydia aan. Lydia had Hannah gevraagd om haar die dag bij te staan. David had daarvoor een collega gevraagd.

Op de morgen van de trouwdag vertrokken Hannah, John en Thomas naar de kerk. Het was warm en windstil, maar gelukkig was het niet ondraaglijk heet.

Ze wilden graag nog wat helpen en arriveerden daarom al vroeg bij de kerk. Er stonden nog maar weinig andere rijtuigen: die van de Athertons, van David en nog een andere die Hannah niet kon thuisbrengen.

John pakte Hannahs hand om haar te helpen met uitstappen. Thomas klauterde van de wagen af en rende eromheen om naar de achterkant van de kerk te lopen. 'Blijf wel een beetje in de buurt', riep John hem na.

'Dat is goed', riep Thomas vrolijk.

'En zorg ervoor dat je niet vies wordt.' Hannah keek de jongen na. 'Soms is hij zo zorgeloos. Hij is zo veranderd.'

'Dat kun je wel zeggen. Hij is nu gelukkig.'

'Dat is echt een wonder. Ik kan me nog herinneren dat ik dacht dat hij nooit gelukkig zou worden.' Hannah leunde dicht tegen John aan. 'Natuurlijk weet ik dat God machtig is, maar toch verrast Hij me nog zo vaak.'

'Ja, mooi hè?' John en Hannah liepen samen naar de kerk.

Hannah voelde zich erg opgetogen, alsof het haar eigen huwelijk betrof. Ze bleef onder aan het trappetje naar de ingang even stilstaan en keek John aan. 'Het is nog niet eens zo heel lang geleden dat wij elkaar trouw beloofden.'

John gaf haar een zoen. 'Dat herinner ik me nog goed.'

'Het is nog maar net iets meer dan een jaar geleden.'

Al die herinneringen bezorgden Hannah een warm gevoel, maar tegelijkertijd bedacht ze ook hoeveel maanden er al voorbij waren gegleden zonder dat ze zwanger was geworden. Ze hield van Thomas, en met z'n drieën hadden ze het goed, maar ze hoopte nog steeds vurig op een eigen baby. Misschien zou ze zich ooit kunnen neerleggen bij Gods beslissing.

Ze schudde die melancholische gedachten van zich af en liep snel de trap op. Ze haastte zich naar de hal. Daar was een klein kamertje waar Lydia zou wachten. Hannah klopte zachtjes op de deur.

De deur ging een heel klein eindje open en Lydia gluurde om het hoekje. 'Oh, eindelijk. Kom snel naar binnen.' Ze sleurde Hannah het hokje in en omarmde haar. 'Ik hoopte al dat je snel zou komen. Ik zie er afschuwelijk uit.' Ze liep zenuwachtig heen en weer.

'Je ziet er prachtig uit. Volgens mij hoef je niks anders meer te doen dan rustig wachten. Je bent helemaal af.' Hannah keek bewonderend naar Lydia. 'Je ziet er echt heel mooi uit. David zal niet weten wat hij ziet.'

Lydia ging voor een grote spiegel staan en bekeek haar spiegelbeeld. Ze duwde een lok bruin haar op zijn plek. Daarna hield ze haar armen breed, zodat ze naar haar figuur kon kijken. 'Dit ziet er helemaal niet uit als ik.'

'Je bent oogverblindend. Die jurk staat je fantastisch.'

Lydia legde een hand op haar buik. 'De taille is toch niet te strak, hè?'

'Nee. Helemaal perfect.'

Lydia glimlachte gerust en draaide enthousiast een pirouette. 'Ja, denk je dat echt?'

'Je bent de mooiste bruid die ik ooit heb gezien.'

'Nou, daar geloof ik helemaal niks van, maar bedankt voor het compliment. Het is alleen maar gelukt dankzij jouw oog voor detail en de mooie stof die je hebt gekozen. Dank je.' Lydia veegde een brede ceintuur recht die van wit satijn was gemaakt. Ze keek omlaag naar de rest van de jurk die losjes naar de grond hing. 'Denk je echt dat wit de goede kleur is ... voor mij?'

'Lydia', zei Hannah verbijsterd. 'Natuurlijk mag jij dat dragen.'

'Maar ik ben niet... een echte maagd.'

Hannah herinnerde zich de afschuwelijke avond op het gevangenisschip toen Lydia door dronken matrozen werd weggesleurd. 'Je bent onbezoedeld. Jezus heeft je rein gemaakt.'

Lydia glimlachte. 'Nou, dan is wit de goede kleur. Dankjewel dat je dat zegt.'

'Weet David wat er toen gebeurd is?'

'Ja. Ik wilde niet hetzelfde meemaken als wat jou en John is overkomen. Ik heb het hem uitgebreid verteld. Alles. Hij reageerde niet geschokt of verbaasd. Ik denk dat hij van een vrouwelijke gevangene ... zoiets verwacht had. Volgens mij zag ik tranen in zijn ogen toen ik het vertelde. Hij zei dat hij van me zou blijven houden, wat er ook in het verleden gebeurd was.'

Lydia liep naar en stoel en ging zitten. 'Mevrouw Atherton is zo goed. Ze probeerde een invrijheidsstelling voor me te regelen, zodat ik een vrij mens zou zijn. Maar de gouverneur heeft het geweigerd. Hij zei dat mijn misdaad te afschuwelijk was. Dat hij gevangenen heus niet zomaar vrij kon laten. Dat hij al veel te veel gevangenen had laten gaan.'

'Mag je dan wel bij de Athertons blijven werken?'

'Nee. Het huis van David is te ver bij hen vandaan. Ik ben overgeplaatst naar het koopmanshuis. Zij hadden behoefte aan een goedkope arbeidskracht, zoals een gevangene. Het is vlak bij het kantoor van David. We gaan ook in het stadscentrum wonen.' Ze glimlachte. 'Het is geen perfecte situatie, maar ik vind het prima.'

'Het is ook dichter bij mijn huis.' Hannah glimlachte.

'Ja, dat is waar.' Lydia keek weer naar zichzelf in de spiegel. 'Niet te geloven dat ik bijna mevrouw Gelson ben, de vrouw van een arts en dus lid van de elite.' Haar ogen werden vochtig. 'Als ik in Londen was blijven wonen, was zoiets nooit gebeurd.'

Er verscheen een gepijnigde blik in Lydia's ogen. Ze kromp een beetje ineen en sloeg haar armen om haar middel. 'Ik zie mezelf opeens weer boven het lichaam staan van de nieuwe echtgenoot van mijn moeder. Met een pistool in mijn hand. Hij lag plat op de grond, dood, badend in zijn eigen bloed. Ik dacht toen dat ik aan de galg zou eindigen. Toen ik werd verbannen, voelde dat als een onverwacht cadeau. Dat was het ook. Toen ik werd overgeplaatst naar de Athertons was het alsof ik een nieuw leven kreeg.'

'Het is zo typerend voor God dat Hij zo werkt. Hij creëert schatten uit wat door ons als afval wordt gezien.' Nu schoot ook Hannah vol.

'Ja, echt waar. Ik heb altijd met mijn verstand geloofd dat Hij almachtig was, maar ik heb ook periodes gehad, dat ...' Lydia kon niet meer verder praten. Ze depte haar ogen. 'We moeten erover ophouden. Anders zie ik er afschuwelijk uit als ik straks door de kerk naar voren loop.'

 

De groene ogen van Lydia straalden van vreugde toen ze het bruidsboeket aan Hannah overhandigde en zich omdraaide naar David. Terwijl de bruid en de bruidegom elkaar trouw beloofden, vonden Hannahs ogen die van John. Ze wist dat hij zich hun eigen bruiloft herinnerde, net als zij. Ook zij hadden zich aan elkaar gegeven. Ze herinnerde het zich zo helder alsof het gisteren gebeurd was. God was zo onvoorstelbaar goed voor haar geweest. Haar leven was een opeenstapeling van wonderen. Hij heeft veel meer gegeven dan ik heb verdiend.

Direct na zijn laatste belofte, duwde David een ring om Lydia's vinger. Hij keek haar met zo veel liefde aan, dat al Hannahs zorgen wegsmolten. Ze raakte ervan overtuigd dat hij genoeg van haar hield om hun verschillen te overbruggen.

De dominee pakte hun handen en duwde die tegen elkaar terwijl hij bad om Gods zegen. Hij keek het bruidspaar glimlachend aan en zei: 'David, je mag je bruid zoenen.'

David trok Lydia liefdevol naar zich toe en drukte zijn lippen op die van haar. Getrouw aan haar directe manier van doen, zoende Lydia hem hevig terug. Ze keken elkaar glimlachend aan. Hun liefde was zo duidelijk aanwezig, dat het bijna tastbaar was. Een golf waar ze zich gewillig door lieten overspoelen.

De dominee fluisterde zijn felicitaties en keerde zich daarna tot de aanwezige gasten. 'Ik wil u graag voorstellen aan dokter en mevrouw Gelson.'

David pakte Lydia's hand en begeleidde haar door het middenpad van de kerk. Terwijl ze tussen de banken door liepen, wensten mensen hen geluk. Nog vol herinneringen aan hun eigen bruiloft, pakte Hannah geëmotioneerd Johns hand. Samen volgden ze het bruidspaar.

Daarna volgde een blij feest met heerlijk eten en fijne muziek. Toen de zon laag aan de hemel stond, nam David Lydia mee de kerktrap af. Hij hielp haar zijn rijtuig in en onder gejuich van de gasten nam het bruidspaar afscheid.

Hannah stond op de het trappetje van de kerk met John aan de ene kant en Thomas aan haar andere zijde. Ze zwaaide naar het verdwijnende rijtuigje en knipperde een traan weg.

'Zullen we ook gaan?' vroeg John.

'Ja, maar ik ga even mijn tasje uit de kleedkamer halen. Ik ben zo terug.'

 

Thomas en een vriend vermaakten zich rennend tussen een groepje gombomen. John slenterde naar de wagen om daar te wachten tot Hannah de kerk uit zou komen. Hij genoot van de stilte om zich heen en van de rust diep van binnen. Hij voelde zich gelukkig en dankbaar na deze mooie dag. Maar die goede stemming verdween toen hij Deidre op zich af zag lopen. Ze had hem de afgelopen tijd niet lastiggevallen en hij hoopte dan ook dat de nachtmerrie voorbij zou zijn. Hij pakte graan uit een zak achter in de wagen en voerde elk van de paarden een handvol.

'Ik moet even met je praten', zei Deidre terwijl ze met grote stappen dichterbij kwam.

Hij keek haar niet aan. 'Ik heb daar geen behoefte aan.'

'Nou, toch wel. Ik heb je hulp nodig.'

John legde een hand op het grote hoofd van een paard en keek haar aan. Hij deed geen enkele poging om zijn minachting voor haar te verbergen. 'Dat verbaast me niks. Je zult erg weinig inkomsten hebben sinds mevrouw Atherton je terecht heeft ontslagen.'

'Dat heeft ze inderdaad. Maar er was geen enkele reden voor. Ik leverde uitstekend werk. Eigenlijk zou ik de verantwoordelijkheid over het hele huishouden gekregen moeten hebben. Ik vraag me af of er soms iemand lelijke praatjes over mij rondgebazuind heeft.'

'Ik heb geen idee, maar volgens mij mag je van geluk spreken dat je niet opnieuw in de gevangenis zit.'

'Ik heb mijn straf uitgezeten.' Ze gluurde naar het rijtuigje van de Athertons dat wegreed. 'Ze zal er nog spijt van krijgen dat ze me heeft weggestuurd.'

'Is dat een dreigement? Ik zou uitkijken als ik jou was, want de Athertons zijn erg geliefd.'

Ze keek naar de kerk. 'Ik ben hier om mijn nood te klagen. Het gaat niet goed met mij. Ik heb geld nodig. Zonder werk raak ik snel door mijn reserves heen.'

'Dan zou ik maar snel een baantje gaan zoeken als ik jou was.' John grinnikte bijna, maar hij ergerde zich zo aan de aanwezigheid van Deidre dat het hem niet lukte. In plaats daarvan inspecteerde hij het tuig van de paarden.

Met een stem vol minachting zei ze: 'Draai je om en kijk naar me. Ik accepteer niet dat je mij je rug toekeert.'

Langzaam keerde John zich om. Hij boorde zijn ogen in die van haar. Die stonden koud, emotieloos. Hoe had hij haar ooit knap kunnen vinden?

'Ik heb geld nodig. Nu.'

'Ik heb niks om je te geven.'

'Het interesseert me niet hoe je eraan komt, maar je zult me geld geven.'

John verachtte haar. Hij vocht tegen het verlangen om haar te slaan. 'Je krijgt van mij helemaal niks meer.'

Ze gromde minachtend. 'Dat geloof je toch zelf niet? Dat zou betekenen dat ik naar de ouderlingen moet gaan om hen te vertellen over ... de escapades van je vrouw.'

'Ik geloof niet dat je dat doet.' John hoopte dat zijn stem overtuigend over kwam. 'Als jij het vertelt, zal ook openbaar worden wat jij hebt gedaan. Daarmee ruïneer je dus niet alleen Hannah, maar ook jezelf.'

'Denk jij dat ik me iets aantrek van wat mensen over mij denken?' Ze gniffelde. 'Daar trek ik me niks van aan. Bovendien zijn er nog voldoende andere plaatsen waar ik kan gaan wonen. Beter dan dit belachelijke gehucht.' Haar blauwe ogen keken nog strakker naar hem. 'Maar wees ervan verzekerd dat ik hier niet wegga, voordat ik met de ouderlingen heb gesproken.'

John wist dat ze meende wat ze zei. 'Dit kan slecht aflopen voor je.'

Deidre lachte. 'Wie weet, maar dan zal het nog veel vervelender eindigen voor jou.' Ze plaatste een hand in haar heup. 'Als je durft, mag je best afwachten wat er gaat gebeuren.'

Er was geen ontkomen aan. John had geen argumenten meer. 'Wat heb je met het geld gedaan dat je verdiende met de verkoop van het stierkalf? Ik weet dat je het verkocht hebt.'

'Dat is al heel lang geleden. En het gaat je niks aan wat ik met mijn geld doe.'

Hij keek haar woest aan. Hij werd steeds bozer. 'Goed dan, maar dit is de laatste keer. Vraag me nooit meer iets.'

Deidre grinnikte. 'Natuurlijk niet.'

'Ik zal geld voor je regelen, maar daar heb ik wel een paar dagen voor nodig. Ik heb nu niks.'

'Ik geef je niet langer dan een week. Als je dan nog niks geeft, ga ik naar de dominee.' Ze slenterde weg naar een rijtuig van een man die John nog nooit eerder had gezien.

John voelde zo veel haat tegen die vrouw, dat hij er zelf bang van werd. Toch voelde hij zich machteloos. Hij bestond het dat iemand als Deidre zijn leven beheerste?

Hij keek naar de kerk, naar Hannah die met grote, boze stappen op hem af kwam.