17
Hannah wrong haar vingers onder een onkruidplantje, wrikte de aarde los en trok het ongenode plantje er toen uit. Met wortel en al lag het in haar hand. Ze schudde de aarde eraf en gooide het toen in een kist. Zo liep ze de hele rij wortels af. Hun moestuin deed het goed, maar er groeide ongeveer net zo veel onkruid als groente. Voorzichtig, om de wortelplantjes niet te beschadigen, wrikte ze nog meer onkruid los en gooide dat ook in de kist.
Ze zat op haar hurken. Achteroverleunend snoof ze genietend de geur op van aarde, vocht en begroeiing. Ze hield ervan om in de moestuin te werken. Het gaf haar rust. Ze keek omhoog naar de blakende zon. Het was nog vroeg in de ochtend, maar het was nu al drukkend warm. Het werd steeds vroeger warm. Nog even en ze zou de koelte van de schaduw moeten zoeken.
Ze keek naar de lange rij groente voor haar en vervolgens gleed haar blik over de hele moestuin. De stengels van de aardappels waren dik en groen. Ook de rode bietjes en de knolrapen waren bijna klaar voor de oogst. Ook de maïs was bijna rijp: er kwamen hier en daar al pluimpjes tevoorschijn tussen de maïsstengels. Daarmee moest ze ook een dezer dagen aan de slag. Met al het huishoudelijke werk was het moeilijk om genoeg tijd vrij te houden voor de moestuin. De tuin moest ook hoognodig besproeid worden. Met deze hitte moesten de groentes voortdurend extra vocht hebben.
Ze wreef over een pijnlijke plek op haar rechterschouder en wenste dat John er was om haar te helpen. Hij was al vroeg vertrokken naar een veiling waar hij voor een zacht prijsje schapen en een ram op de kop hoopte te tikken. Hun schapen hadden veel lammetjes gekregen. De kudde groeide snel. John had zijn zinnen gezet op een gewaagde uitbreiding en daar moesten ze extra dieren voor kopen. Daarom was een sterke ram van groot belang, want een goede ram maakte het verschil tussen veerkrachtige lammeren en een ziekelijke kudde.
Uit de stal kwam een kletterend geluid. Hannah hield haar hand boven haar ogen en probeerde te zien wat de oorzaak was van die herrie. Thomas kwam niet tevoorschijn. Voordat John die ochtend was vertrokken, had hij Thomas opgedragen om de stal schoon te maken en alvast een gedeelte van het nieuwe hooi op te binden.
Thomas had met John mee willen gaan. Toen hij te horen kreeg dat hij thuis moest blijven en aan de slag moest, had hij wat tegengesputterd, maar hij had John niet openlijk tegengesproken. Tussen die twee leek - tot vreugde van Hannah - iets van een band te ontstaan. Ze zou graag willen dat hetzelfde zou gebeuren tussen haar en Thomas. Hij meed nog steeds het contact met haar.
Ze zuchtte diep. Geduld, Hannah. Ooit zal het gebeuren.
Hun levens waren in ieder geval in rustiger vaarwater terechtgekomen. John en Thomas verdeelden 's morgens de taken en gingen dan aan de slag. Later op de ochtend kwamen ze terug voor een stevig ontbijt. Meestal werkten ze ergens rondom de boerderij terwijl Hannah binnen het huishouden draaiende hield.
Ze was er inmiddels aan gewend geraakt dat Thomas er nu ook was, maar ze moest nog dagelijks op het puntje van haar tong bijten. Alleen schietgebedjes hielpen haar door zijn koppige buien. Soms kon ze hem niet luchten of zien. Maar gelukkig gebeurde dat steeds minder. Ze was er nog steeds van overtuigd dat de jongen van haar walgde. Ze vroeg zich af hoelang het zou duren, voordat hij het afschuwelijke moment van die eerste dag kon vergeten toen hij haar hoorde zeggen dat ze hem niet wilde. John slaagde er nog steeds in haar moed in te spreken om geduldig te blijven. Hij leek ervan overtuigd dat Thomas zou leren om van hen beiden te houden. Maar stel je voor dat hij dat nooit gaat doen?
Hannah sloeg naar een vlieg die rond haar hoofd bleef zoemen. Wat zou het toch heerlijk zijn om een zoon te hebben van wie ze kon houden. Die ze liefdevol kon opvoeden. Een kind dat haar liefde teruggaf. Zou het echt mogelijk zijn dat Thomas op die manier haar zoon werd, zoals John volhield? Soms voelde ze zich als een moeder voor hem, maar dat was slechts zelden het geval. Ook dan gaf hij geen enkele blijk van genegenheid voor haar.
Het kletterende geluid bleek niet uit de stal te komen, maar werd veroorzaakt door de wielen van wagens en het gerinkel van tuig voor de paarden. Vanaf de weg naderde iets. Hannah stond op om te kijken of ze kon zien wie er over de snelweg reisde. Waarschijnlijk gewoon voorbijgangers.
Ze bleef toch kijken. Het was al een tijdje geleden dat ze voor het laatst bezoek had gehad. Toen de wagen in zicht kwam, lukte het Hannah niet direct om de bestuurder te herkennen. Toen de wagen dichterbij kwam, realiseerde ze zich dat het Lydia was.
'Niet nu.' Ze duwde haar vingers diep in de aarde en tilde een handvol aarde omhoog. 'Ik ben er nog niet klaar voor.' Ze keek weer, in de vergeefse hoop dat Lydia toevallig langsreed onderweg naar iemand anders. Maar Lydia stuurde de twee paarden die haar wagen trokken het pad op dat naar het huis van Hannah leidde.
Hannah gooide de aarde weer terug. Jackson, die in de schaduw lag te slapen, stond op en blafte. Daarna rende hij uitbundig kwispelend op de wagen af.
Lydia liet de paarden stoppen bij de stal en zette de rem vast. Ze haakte de teugels vast aan een hendel en klom van de wagen af. Ze hield haar handen boven haar ogen tegen het felle zonlicht en zocht Hannah. Ze liep naar de moestuin, zich niks aantrekkend van de om aandacht vragende hond.
Hannah voelde buikpijn opkomen toen ze de stevige vrouw met grote passen op zich af zag komen. Lydia liep als iemand met een duidelijk doel voor ogen. Hannah zette zich schrap voor een aanval. Natuurlijk had ze hun vriendschap gemist, maar Hannah was nog steeds boos. Ze had het gevoel dat ze die vrouw niet kon vertrouwen. Het vuil van haar handen boenend, wachtte ze af.
Lydia stopte op een paar passen afstand. Met haar groene ogen keek ze Hannah vurig aan. Ze zette haar handen in haar zij. 'Het wordt tijd dat we praten. Ik heb gewacht en gewacht, maar nu kan ik niet langer wachten. Ik mis je en ik heb je al verteld hoe erg het me spijt. Ik ben nu hier om het je weer te vertellen. Het spijt me echt heel erg. Ik hoop dat je me kunt vergeven.'
Hannah verhardde haar hart. Ze verlangde naar Lydia's vriendschap, maar het lukte haar niet om na te denken over wat Lydia had gedaan zonder boos te worden. Telkens als ze eraan dacht, voelde ze weer dezelfde pijn. De wond was nog te vers. 'Ik weet dat je het niet deed om me te kwetsen, maar ik kan er nog niet over praten. Nog niet.'
'Hannah, alsjeblieft.'
'Je hebt me bedrogen. Dat doet pijn. Hoe kun je verwachten dat ik je nu weer vertrouw? Dat kan ik niet.' Ze keek hoe een spin van een maïsstengel afviel en langs een groot, groen blad weer omhoogliep. Ze richtte haar aandacht weer op Lydia die haar nog steeds intens aankeek. 'Hoe kunnen we weer vrienden worden? Ik kan nooit meer van hart tot hart met je praten. Ik zal altijd bang zijn dat je het weer aan iemand anders vertelt.'
Lydia bleef haar intens aankijken, maar haar ogen vulden zich met tranen. 'Ik heb toch al verteld, waarom ik dat deed. Het was alleen maar om je te helpen.'
Dat besefte Hannah ook wel, maar ze was bang.
'Wat ik heb gedaan, was verkeerd, maar we hebben samen al zo veel meegemaakt. Afschuwelijke dingen, maar gelukkig ook heel mooie momenten. We hebben elkaar geholpen om te overleven. We hebben voor elkaar gebeden en elkaar erdoorheen geholpen als er niemand anders was die ons steunde. Ik geloof niet dat onze vriendschap nu voor altijd kapot is.' Toen Hannah niet reageerde, sprak Lydia verder: 'Ik heb mijn mond voorbijgepraat. Ik had nooit de bedoeling om je pijn te doen.'
'Wat je hebt doorverteld was zeer persoonlijk. Het was veel meer dan even je mond voorbijpraten. Jij hebt mijn grootste geheim, de grootste fout uit mijn leven, aan Deidre verteld.' Hannah schudde met haar hoofd. 'Ik kan nog steeds niet geloven dat je zoiets kon doen.'
'Ik heb je al verteld dat ik niet doorhad wat voor persoon zij was, toen ik het haar vertelde. Ik maakte me zorgen over je en zij zei dat ze wilde helpen en voor je bidden. Ik geloofde haar.'
'Dat kan wel zo zijn, maar dat maakt nog niet goed wat je hebt gedaan. Dat weet je nu, maar dat wist je ook toen. Daarvoor bestaat geen excuus.'
Lydia schudde zachtjes met haar hoofd. In haar ogen lag een verslagen blik.
'Het kan zo zijn dat het leven van mij en van John wordt geruïneerd door wat je toen hebt gezegd. Misschien moeten we wel verhuizen. Deidre bedreigt ons nog steeds en ze eist nog steeds dat wij haar dingen geven. Dat jij even je mond voorbij praatte, komt ons duur te staan.' Hannah draaide zich om en ging op haar hurken zitten om verder te gaan met het wieden van de rij wortelplantjes.
Lydia stond nog een lange tijd zwijgend achter haar. Daarna zei ze met de stem van iemand die haar verlies erkent: 'Ik zal het niet nog eens vragen.' Ze liep weg.
Hannah ging door met werken. Ze trok onkruid uit de moestuin en gooide dat in de kist. Ze wist niet wat ze anders moest doen. Pas toen ze hoorde dat de wagen de hoofdweg had bereikt, keek ze op. Met een bezwaard hart stond ze op en keek hoe de wagen de weg op hobbelde. Ze wist dat het verkeerd was wat ze had gedaan, maar het lukte haar niet om haar gevoelens te veranderen. Haar trots stond dat niet toe. Vergeving leek onmogelijk.
Toen ze de wagen niet meer kon zien, groeide de pijn in haar hart. Ze was haar beste vriendin kwijt, voor altijd. God had haar zo veel vergeven, maar toch was ze niet in staat om Lydia deze misstap te vergeven.
Waarom? Wat moet God wel niet van me denken? Vergeef me dit, alstublieft. Hannah bleef lange tijd op dezelfde plek stilstaan. Ze staarde naar de weg. Uiteindelijk berustte ze zich in haar eenzaamheid. Ze veegde haar tranen af en ging weer aan het werk.
Thomas kwam de stal uit en liep naar Hannah toe. Hij hield zijn handen in zijn broekzakken. 'Was dat uw vriendin?'
'Ja.'
'Waarom bleef ze niet wat langer?' vroeg hij op een zachte en geïnteresseerde toon.
'Dat is iets wat jij nog niet begrijpt.'
'Misschien wel. Ik ben al bijna een man.' Zijn stem klonk veel vriendelijker dan anders.
'Nou, ik denk dat een jongetje van tien nog lang geen man is.'
Thomas klemde zijn kaken op elkaar en staarde haar aan.
O nee, ik doe het weer. 'Thomas, ik bedoel niet dat ik je mening niet waardeer, maar je bent gewoon nog een beetje jong.'
Zonder te letten op wat ze hem vertelde, zei hij: 'Ik heb de stal schoongemaakt, het nieuwe hooi gedaan en de dieren zijn gevoed. Wilt u dat ik nog wat ga doen?' De toon van zijn stem en de uitdrukking op zijn gezicht waren weer net zo afstandelijk en koppig als tevoren.
Hannah voelde dat ze gefaald had. Hij had toenadering gezocht en zij had er keihard op gereageerd. Ze stopte met wieden en keek hem aan. 'Het spijt me dat je niet met John mee kon. Ik weet dat je dat graag wilde. Er waren gewoon te veel dingen die hier moesten gebeuren.'
'Ik vind het niet erg om te werken, maar het is ...' Thomas keek naar de weg. 'Ik wilde met hem meegaan, omdat hij aardig tegen me doet. Als ik bij hem ben, vergeet ik soms om na te denken over alles wat er gebeurd is.'
Tot haar vreugde ontdekte Hannah dat ze nu wel tedere gevoelens voor de jongen had. Ze stond op. 'Als jij even gaat spelen, maak ik ondertussen iets te eten klaar voor ons.'
'Dat is goed.' Thomas liep naar de rivier. Zijn handen zwaaiden tijdens het lopen ontspannen langs zijn lichaam. Hij keek naar de grond. Dat deed hij graag, want vaak vond hij schatten, zoals stenen met mooie kleuren of met een grillige vorm, insecten, klavertjevieren.
'Wees voorzichtig, hoor', riep Hannah hem na. 'De Parramatta stroomt nu erg langzaam, maar je kunt er makkelijk in verdrinken.'
Thomas keek haar over zijn schouder even aan, maar bleef doorlopen.
Hannah deed geschrokken een hand voor haar mond. Dat had ik natuurlijk niet tegen hem hoeven te zeggen.
Zijn vader is in die rivier verdronken. Ze vond het jammer dat ze zo'n domme opmerking gemaakt had.
Toen Thomas de oever had bereikt, stond hij een tijdje naar het water te staren. Daarna liep hij langs de oever, totdat hij een goede gomboom had gevonden om in te klimmen. Hij ging zitten op een tak die boven het water hing.
Hannah sloeg het stof van haar handen en liep door het veld naar het huis. Misschien kon ze wel iets speciaals klaarmaken voor de lunch of een lekker toetje voor bij het avondeten. Als het vuur in de haard nog heet genoeg was, had ze nog net genoeg tijd om een citroencake te bakken. Ze berekende snel hoeveel ze nodig had van alle ingrediënten en ze wist zeker dat er genoeg in huis was.
Op de haard pruttelde nog steeds een stoofpotje met kip en groente. Dat zou Thomas lekker vinden. Ze prikte in de kooltjes. De haard was nog heet genoeg om een cake te bakken. Ze hoefde er alleen maar een beetje extra hout op te leggen.
Door nog meer hout op het vuur te leggen, zou het binnen onhoudbaar warm worden, maar toch deed Hannah het. Het is het waard, dacht ze. Ze wist dat Thomas en John blij zouden zijn met zo'n zoete traktatie.
Ze pakte een schaal van een plank, deed er een pond boter in en klopte die net zo lang dat het een dikke crème was. Ze deed er toen twaalf eierdooiers bij en een beker melk. Ze roerde die mix stevig door elkaar. Daarna voegde ze er nog een pond bloem en een pond suiker aan toe. Ze had de suiker bewaard voor een speciaal moment, en wat kon er belangrijker zijn dan dat Thomas zich geliefd voelde? Nadat ze er nog twee hele citroenen in had uitgeknepen, goot ze het beslag in een grote kookpot. Het zweet droop van haar hoofd. Met de punt van haar schort depte ze snel haar gezicht droog. Daarna zette ze de pot midden in de gloeiende kolen.
Ze roerde nog even het vlees en de aardappels door elkaar en riep toen vanuit de deuropening naar Thomas. Ze keek toe hoe hij uit de boom klom. Hij leek zo al een beetje meer op de jongen die hij geweest moest zijn, voordat zijn vader om het leven kwam.
Hannah liep terug naar haar keukentje, pakte twee kommen en vulde die met een paar scheppen van de stoofpot. Ze zette de kommen op tafel met lepels en twee mokken melk. Ze sneed nog snel een paar boterhammen en legde die ook op tafel. Ze keek tevreden naar de stevige en lekkere lunch.
Ze wierp een blik op de cake in wording. Toen ze de deksel van de pot pakte steeg er een heerlijk zoete geur uit op. Thomas heeft iets om zich op te verheugen. Ze stelde zich voor hoe blij hij zou zijn met de lekkere cake.
Ze plaatste de deksel weer op de pot en liep naar de deur om te kijken waar Thomas bleef. Hij kwam tevoorschijn achter een groepje struikjes bij de rivier. Hij liep langzaam het paadje op naar huis. Terwijl hij slenterde, schopte hij tegen een steen.
Hannah bleef wachten op de veranda, tot hij op de onderste tree stond. 'Thomas, let alsjeblieft goed op als je bij het huis vandaan bent. Het kan hier best gevaarlijk zijn.'
'Bedoelt u die zwarten? Ik heb er nog geen een gezien.'
'Ja, maar er zijn ook andere gevaren. Soms zwerven er ontsnapte gevangenen rond en je moet ook uitkijken voor slangen.'
'Dat doe ik. Ik ben echt niet gek, hoor.' Hij wierp haar een spottende blik toe die goed paste bij de respectloze toon die hij aansloeg.
Hannah voelde haar bloed alweer koken, maar ze hield zich in. 'Nee, natuurlijk ben je niet gek. Kom snel binnen. Ik heb een lekkere lunch voor ons tweeën gemaakt.'
Hannah ging aan tafel zitten, maar Thomas pakte zijn kom van tafel en liep naar buiten. Hij liet de deur openstaan en ging op de bovenste tree van de verandatrap zitten eten.
Onmiddellijk vlogen wespen en vliegen het huis binnen. Ze werden aangetrokken door de etensluchten.
Geïrriteerd stond Hannah op om te voorkomen dat er nog meer naar binnen zouden vliegen. Hij weet dat hij de deur achter zich dicht moet trekken en hij zou toch het fatsoen moeten hebben om samen met mij aan tafel te eten. In de deuropening zei ze: 'Thomas je hebt de deur open laten staan ... alweer. Er zijn in deze tijd van het jaar heel veel vliegen. Dat weet je best.'
Hij keek over zijn schouder omhoog. 'O, sorry.' Daarna ging hij verder met eten.
Hannah probeerde haar irritatie te verdringen. 'Ik heb de tafel gedekt. Het is de gewoonte dat je meeëet aan tafel als iemand je vraagt om samen te eten.'
Hij gaf geen antwoord, maar bleef dooreten.
Haar irritatie ontvlamde in regelrechte woede. Hannah deed de deur dicht, harder dan nodig was. Nu heb ik het genoeg geprobeerd. Ik kan niks doen om hem blij te maken.
Ze besloot dan maar zonder hem te eten en ging weer aan tafel zitten. Ze pakte haar lepel, maar in plaats van te eten, staarde ze naar de stoofpot. Ze gaf haar irritatie de ruimte om te groeien. Uiteindelijk zette ze haar lepel in de kom. 'Dit kan ik niet over mijn kant laten gaan. Wat zal hij straks doen? Ik ben er verantwoordelijk voor dat hij opgroeit tot een galante en verstandige volwassene.'
Met grote passen liep ze naar de deur, deed die open en stapte de veranda op. 'Thomas ik heb je al een paar keer gevraagd om de deur achter je dicht te doen. Ik wil dat je luistert.'
Hij keek haar aan, maar zei niks.
'En ik heb ook voor ons samen lekker eten gekookt. Ik dacht dat we dat samen op zouden eten. Het is erg ongemanierd van jou om naar buiten te lopen en op de veranda te eten.'
'Ik wilde buiten eten, omdat het binnen zo heet is.'
'Het is zo warm binnen, omdat ik speciaal voor jou iets lekkers aan het bakken ben - een citroencake. Als ik het binnen in die hitte uit kan houden, dan kan jij dat ook.'
'U had ook bij mij buiten kunnen komen eten.'
Daar had Hannah niet direct een antwoord op. Ze dacht dat hij best gelijk kon hebben.
Hij keek door zijn blonde haarlokken heen naar haar omhoog. 'Ik wist niet eens dat u samen met me wilde eten. Dat heeft u nog nooit gewild.' Hij ging weer verder met eten.
Hoe durft hij, brieste Hannah in zichzelf. 'Thomas, ik wil dat je binnenkomt en aan tafel eet.'
'Ik wil dat niet.'
'Je hebt maar naar mij te luisteren.'
Hij keek haar over zijn schouder boos aan. 'Dat hoef ik helemaal niet. U bent mijn moeder niet.'
'Waarom zeg je van die vervelende dingen tegen mij? Ik weet dat het vreselijk is om je ouders te verliezen - ik ben ze ook allebei kwijtgeraakt. Maar dat betekent nog niet dat je ongemanierd mag zijn, of vol met haat.'
Thomas zette zijn kop naast zich op de veranda en stond op. Hij had een harde blik in zijn ogen. 'Waarom zegt u dat ik het ben die vervelende dingen zegt tegen u? Het is andersom. U hebt een hekel aan mij. Dat hebt u toch in het begin al gezegd?'
'Dat is niet waar.' Hannah zocht naar de juiste woorden. 'Ik geef toe dat ik het moeilijk vind om met jouw koppigheid en je norse buien om te gaan. En jij zegt ook bijna nooit iets aardigs. Zelfs niet tegen die lieve Lottie die alleen maar je vriend wil zijn.'
'U wil toch niet dat ik vriendjes word met haar? Het is een meisje.'
'Dan kun je toch wel iets tegen haar zeggen. Dat is beleefd. Het maakt niet uit hoe oud je bent. Dat doe je gewoon.' Hannah deed haar armen over elkaar. Thomas keek haar boos aan en stak vastberaden zijn kin naar voren. Hannah had er genoeg van. 'Goed dan, je blijft de rest van de dag in je kamer en je krijgt geen cake.'
'Ik wil die cake van u niet eens. En ik ga niet naar mijn kamer. Het is daar veel te heet!'
'Hou je mond. Doe wat ik je zeg.'
In plaats van haar te gehoorzamen, deed Thomas een stap de trap af. 'Nee. Dat doe ik niet. U bent mijn moeder niet en dat zult u ook nooit worden. Niet dat u dat nou zo erg vindt, want u wilde me toch al niet. U hebt me nooit gewild. Ik ben alleen maar hier omdat John zo graag voor me wilde zorgen. Maar ik heb jullie niet nodig. Alle twee niet. Ik kan al heel goed voor mezelf zorgen.'
Met zo'n uitbarsting had Hannah geen rekening gehouden. 'Thomas', zei ze en ze hoopte dat haar stem nu vriendelijker klonk. 'Natuurlijk willen we voor je zorgen. We willen heus niet dat je weggaat.'
'U zegt alleen maar wat u denkt te moeten zeggen. Maar maak u maar geen zorgen. Als ik een mogelijkheid zie, ben ik hier vertrokken.' Hij kreeg rode randen rond zijn blauwe ogen. Het leek alsof hij probeerde niet te huilen. 'Waarom bent u niet doodgegaan in plaats van mijn vader en moeder?'
Hij schopte de kom met nog een beetje eten erin van de veranda, sprong naar beneden en zette het op een lopen. Hij rende zo snel als hij kon het veld over, dwars door een groepje schapen heen.
Met pijn in haar hart zakte Hannah door haar knieën en keek hem na, totdat hij achter een heuveltje verdween. Wat moet ik doen?
Ze deed haar ogen dicht. Tranen rolden naar beneden. 'Ik weet niet hoe ik een moeder voor hem kan zijn. Misschien kan ik wel voor geen enkel kind een moeder zijn.'
Ze dacht aan haar eigen moeder. Ik mis u zo. Waarom kan ik niet meer op u lijken? Het was alsof ze weer even de zachte stem van haar moeder hoorde, haar lieve handen voelde. Zij was zo anders als haar moeder. 'Ik heb u nodig, mam. Waarom bent u doodgegaan?'
Ze opende haar ogen weer en keek naar de plek waar ze Thomas voor het laatst had gezien. Hoe ver was hij weggerend? Zou hij terugkomen? En als hij terugkwam, wat zou ze dan tegen hem zeggen?
Ze kwam moeizaam overeind en liep langzaam het trappetje af. Ze raapte de kom en de lepel op en keek over het veld. Ze had zich nog nooit zo eenzaam gevoeld als nu. Ze had hem niet willen kwetsen, maar dat had ze wel gedaan. Ik ben geen goede moeder voor hem. Waarom is hij hier, Heere?
Hannah ging terug naar binnen, legde de kom en de lepel in de wasteil en liep naar het raam. Ze hoopte dat ze hem zou zien bij de rivier of lopend over het veld, terug naar huis.
Ze kon hem niet zien, maar ze wist dat hij daar was. Ergens. Waarschijnlijk huilde hij zijn verdriet weg. 'Heere, laat hem alstublieft weten dat hij niet alleen is. Laat hem merken dat U van hem houdt. En help mij om van hem te houden zoals een echte moeder doet.' Ook al was Hannah aan het bidden, ze wist dat het te laat was. Er was al te veel schade aangericht. Alleen een wonder kon hun relatie nog redden.
Ze had zich niet gerealiseerd hoezeer Thomas haar nodig had. Ze had er alleen maar aan gedacht hoe graag zij een eigen kind wilde hebben en niet zo'n koppige, kleine jongen. Pas nu drong het tot haar door hoe egoïstisch ze was geweest.
Ze voelde zich misselijk worden. Ze deed haar ogen dicht en wreef over haar slapen. Ze voelde een zware hoofdpijn naar boven komen. 'Ik heb hem zo verschrikkelijk in de steek gelaten.'
Ze dacht aan John. Hij hield al zo veel van Thomas. Hij wilde een zoon en nu had hij een zoon. Ze wilde de gedachte dat ze Thomas wel eens konden verliezen, niet toelaten.
Laat me zien wat ik moet doen, Heere.