14
Heb je gehoord wat er met Charles Davies is gebeurd?' vroeg Perry aan John. Hij liep achter John aan de werkplaats van de Athertons uit.
'Nee. Wat dan?'
'Hij is gisteren overleden.'
'Wat is er gebeurd?'
Volgens mij waren hij en zijn zoon aan het vissen bij de rivier. Toen ging hij stuiptrekken of zo en is in het water gevallen. Die jongen heeft nog geprobeerd hem te redden, maar dat is niet gelukt.'
'Tjonge, jonge.' John schudde zijn hoofd. 'Davies was een goede vent, een kundig metselaar.'
'Dat was hij zeker. Hij heeft hier bij ons altijd eersteklas werk geleverd.'
John zuchtte. 'En wat nu met zijn zoon? Die jongen is zijn moeder toch ook al kwijt?'
Ja. En z'n zus ook. Hij is nu alleen.'
'Arme jongen. Helemaal geen verdere familie?'
'Voor zover ik weet niet.'
John zweeg. Wat moest hij ook zeggen over iemand die net wees geworden was? In een flits herinnerde hij zich zijn eigen vader die hem voordeed hoe hij een worm aan de haak moest doen. Hij kon zich niet voorstellen om zonder vader opgegroeid te zijn. 'Wat moet er van die jongen terechtkomen?'
Perry haalde zijn schouders op. 'Ik heb gehoord dat hij nu bij de familie Roberts is. Maar het schijnt niet zo goed met hem te gaan. Hij zegt geen woord.'
'Dat kun je zo'n jongen niet kwalijk nemen. Hij heet Thomas, toch?'
'Ja.'
'Hoe oud is hij?'
'Een jaar of tien.'
Droevig zei John: 'Het is echt heel erg voor hem.'
'Ik denk dat de Heere wel voor hem zal zorgen.'
John knikte. 'Nou, ik moet ervandoor.' Hij liep naar zijn paard, maakte de teugels los van de paardenpaal en klom met een zwierige beweging in het zadel. 'Hannah wacht op me. Als ik niet snel naar huis kom, gaat ze zich zorgen maken.'
'Oké, nog een goeie dag.'
John leunde even met zijn handen op de punt van het zadel. 'De werkplaats en de winkel zien er trouwens ontzettend mooi uit. Je doet 't goed.'
'Zonder jou zou ik hier niet eens zijn. Jij hebt toen meneer Atherton op mij gewezen.' Perry tilde even zijn hoed omhoog. 'Dus, nog bedankt daarvoor.' Hij glimlachte. 'Ik vind het leuk werk. Ik word steeds beter in het vervaardigen van stukken gereedschap. Wie had dat ooit kunnen denken?' Hij grinnikte.
'Ik wist wel dat het je zou lukken.' John pakte de teugels.
Nog even, voordat je weggaat - ik wil graag weten wat je ervan zou vinden als ik ging trouwen.'
John trok zijn wenkbrauwen op. Hij had al gehoopt dat Perry iets zou zeggen over Gwen. 'Dat hangt ervan af met wie.'
'Gwen natuurlijk. Ze is een fantastische meid. Wat zou je daarvan vinden?'
'Jullie passen volgens mij goed bij elkaar. Het lijkt me een goed idee.' Zijn paard leunde onrustig van zijn ene op zijn andere been. 'En Lydia dan? Wat is er gebeurd met jouw gevoelens voor haar? Het is natuurlijk niet verstandig om te trouwen met Gwen als je nog steeds verliefd bent op Lydia.'
Perry krabde stevig op zijn achterhoofd, zodat zijn hoed naar voren schoof. 'Ik ben bang dat ik nooit al mijn gevoelens voor haar zal kwijtraken. Maar ik ben er wel van overtuigd dat we niet goed bij elkaar passen, niet op die manier. We zijn nog steeds goede vrienden.' Hij keek naar het woonhuis. 'En Gwen, dat is gewoon een goede vrouw. Ik hou van haar en ik denk dat ze van mij houdt.'
'Dat je van haar houdt, is het enige dat van belang is', zei John glimlachend.
Met een kort knikje deed Perry een stap in de richting van de werkplaats. 'Dus je komt volgende week weer terug?'
'Zondag. Hannah en een paar van de vrouwen hier hebben een afspraak gemaakt voor na de kerkdienst.' Een windvlaag dreigde ervandoor te gaan met Johns hoed. Hij greep hem vast en keek naar donkere wolken in de lucht. 'Dat ziet er niet goed uit. Ik ga snel naar huis, voordat het onweer losbarst. Ik heb nieuwe lammetjes die ik met deze kou en regen snel naar de stal moet brengen. Die beestjes gaan heel gemakkelijk dood in de eerste weken van hun leven - net alsof ze geen zin hebben om te blijven leven.'
'Ja, ik hoorde dat je weer nieuwe hebt.' Perry schudde zijn hoofd. 'Ik kan me niet voorstellen dat jij nu voor lammetjes zorgt.'
'Dat is zwaar werk. Jij zou het ook eens moeten proberen.'
'Nee, dank je. Ik zie je zondag wel.' Perry slenterde naar de werkplaats.
John reed in een draf de oprijlaan af naar de weg. Zijn gedachten waren bij Charles Davies en zijn zoon, Thomas. Gelukkig was er tenminste nog iemand die voor de jongen zorgde.
Deidre wandelde langs de oprijlaan. Ze ging stilstaan en zette een vriendelijk gezicht. Ze plaatste haar handen in haar heupen en wachtte op hem.
Dat is wel de laatste aan wie ik nu behoefte heb. John trok aan de teugels, zodat zijn paard langzamer ging lopen. Hij stopte naast Deidre.
'Goeiedag.' Haar ogen hielden die van hem op haar gericht. 'Ik wil even met je praten.'
'O, waarover?' John wist al wat er ging komen.
'Het leven is soms zo moeilijk, zeker voor een vrouw die alleen is. Het is een eenzaam, moeilijk bestaan. Ik heb aan alles gebrek. Ik heb echt een nieuwe voorraad nodig om de zomer te halen.'
John voelde de woede in hem opborrelen. Hij greep de teugels krachtig vast.
'Ik hoop dat het mogelijk is voor jou om me nog een varken te sturen en wat spullen voor in mijn voorraadkast.' 'Ik heb je al meer gegeven dan ik had moeten doen. En dat is nog maar een paar weken geleden. Als het nu al opraakt, zou ik zeggen dat je zuiniger met je spullen om moet gaan.'
Deidre liet haar boterzachte toon varen en vroeg John scherp: 'Je wil toch niet zeggen dat ik zorgeloos met geld smijt?'
'Je mag ervan maken wat je wilt.'
Ze deed haar armen over elkaar. 'Maakt ook niks uit. Zonder extra hulp red ik het niet. En jij bent op mijn weg geplaatst om mij te helpen.'
'Ik ben helemaal niet op jouw weg geplaatst.' John keek verlangend naar de grote weg. Hij wilde deze kwaadaardige dame links laten liggen en naar huis gaan, naar Hannah. 'Ik heb meer dan genoeg gedaan.'
'Nee, dat heb je niet.' Deidres ogen vernauwden zich tot spleetjes. 'Ik verwacht meer.'
John klemde zijn kaken op elkaar en keek woest naar haar omlaag. 'Nee. Je krijgt niks meer.'
Ze zuchtte overdreven. 'Jawel. Je hebt geen keus.' Ze glimlachte boosaardig.
John kon het niet meer verdragen. Hij leunde naar voren en probeerde haar te passeren. Ze sprong snel voor hem om de weg te blokkeren en greep de teugels. Geschrokken trok het paard aan de teugels. Zijn hoofd ging wild heen en weer.
Ze liet het dier niet gaan. Deidre was sterker dan ze eruitzag. 'Ik wil bloem en maïsmeel. Verder wil ik groente, stroop en nog een varken. Ik heb ook contant geld nodig om stoffen te kopen.'
Wat moet je met nóg een varken?'
Deidre keek hem met een gemene grijns aan. 'Ik heb heel veel honger gehad de laatste tijd.'
'Je hebt het verkocht!' zei John boos. 'Ik kan niks meer voor je doen. Je zult ergens anders op zoek moeten naar hulp.'
Deidre lachte alleen maar en deed alsof ze hem niet had gehoord. Ze deed een stap achteruit en tilde haar jurk precies ver genoeg op om de neus van haar schoen te laten zien. 'Ik moet hoognodig naar de schoenmaker. Mijn schoenen zien er niet uit.'
'Jouw schoenen kunnen me niks schelen. Laat die teugels los.'
De gezichtsuitdrukking op haar gezicht werd nu keihard. Het voelde voor John alsof hij in gevecht was met een dodelijke gifslang. Ze zou een moord kunnen plegen als dat haar zo uitkwam.
'Je doet wat ik je vraag. Anders ga ik naar dominee Taylor.'
'Je hebt de verkeerde man uitgekozen om af te persen. Het was slimmer van je geweest om iemand te pakken te nemen die iets had om weg te geven.'
'Maar dit is veel leuker', gniffelde Deidre.
John wist dat hij in de val zat. Zou hij iets kunnen zeggen om haar van gedachten te laten veranderen? 'Het lukt me toch nooit om jou te geven waar je om vraagt, zonder dat het ontdekt wordt? Hannah zal het natuurlijk zien als er opeens spullen weg zijn. Ik heb al tegen haar gelogen over de schapen en het eerste varken.'
'Heb je een goed verhaal kunnen bedenken?'
John wierp haar een boze blik toe. Hij wilde haar niet wijzer maken dan ze al was. Hij herinnerde zich hoe schuldig hij zich had gevoeld toen hij Hannah vertelde dat de schapen afgedwaald waren en dat hij het varken verkocht had. Hij was er niet aan gewend om te liegen.
'Wat je tegen je vrouw zegt, is jouw probleem. Het maakt me ook niks uit als ze het wist dat je mij zo nu en dan helpt, en waarom je dat doet. Waarom houd je het voor haar achter?' Ze draaide zich om en liep terug naar het woonhuis. Ze keek over haar schouders en zei: 'Ik verwacht je morgen. Dan hoef ik niet te werken.'
John voelde zich als een rat in een rattenval. Hij keek haar na terwijl ze wegliep. Haar vraag 'Waarom houd je het voor haar achter?' galmde door zijn hoofd.
Natuurlijk kan ik niks tegen Hannah zeggen. Ze heeft al genoeg om zich zorgen over te maken. Wat hebben we eraan als ik het tegen haar zeg? John wist dat zijn zorg om Hannah niet de enige reden was. Deidre zorgde ervoor dat hij zich machteloos voelde. Ze had hem in haar greep. Het was zijn plicht om voor Hannah te zorgen en haar te beschermen. Hij faalde daarin.
Wat er met Hannah gebeurd was, was een waarheid die John niet onder ogen wilde zien - iets dat hij uit zijn gedachten wilde bannen. Als hij Hannah zou vertellen over de afpersing door Deidre zouden ze weliswaar samen daarmee om kunnen gaan, maar dan zou hij Hannahs verleden dus niet kunnen vergeten. Dan zou het immers plotseling deel uitmaken van het heden.
Dat Deidre van het geheim op de hoogte was, was al erg genoeg. Hoe was ze het te weten gekomen?
Met een strak gezicht nam John het landgoed van de Athertons in zich op. Hij was zich er nauwelijks van bewust dat Hannah er ook was. Hij hielp haar om van de wagen af te stappen. Daarna haalde hij de picknickmand uit de laadruimte. 'Waar zal ik hem neerzetten?'
'Het is vandaag zulk lekker weer dat Catharine zei dat ze het liefst op de veranda wilde eten.' Hannah keek omhoog naar de wolkeloze lucht en daarna weer naar John. Hij was zichzelf niet vandaag. Hij was stiller dan anders en heel gespannen. 'John, is alles goed?'
'Ja. Natuurlijk.'
'Echt waar?'
'Wat zou er dan aan de hand kunnen zijn?'
'Dat vraag ik me ook af. Je zit niet lekker in je vel.'
'Het is prima. Ik heb een beetje hoofdpijn. Meer niet.'
Oké dan. Ik ga Lydia zoeken.' Er nog steeds van overtuigd dat John iets dwarszat, wandelde Hannah naar het huisje van Lydia. De deur ging al open, voordat Hannah de kans kreeg erop te kloppen.
Met een brede glimlach greep Lydia de handen van Hannah. 'Ik heb heel goed nieuws: David komt ook.' Ze stapte de veranda op. 'Zie ik er mooi uit?' Ze maakte een sierlijke draai.
'Ja. Prachtig.'
'Ik bedoel, zit mijn haar goed en ...'
'Je ziet er prachtig uit. David zal je bewonderen.'
'Ik weet dat ik me er niet zo druk over moet maken, maar het is nog maar sinds kort dat we weer met elkaar omgaan.'
'Volgens mij is er echt niks waar jij je zorgen over moet maken.'
Lydia haakte haar arm door die van Hannah. 'Ik hoop dat je gelijk hebt.' Samen liepen ze naar het woonhuis.
'Wat aardig van de Athertons dat ze mij ook hebben uitgenodigd voor de picknick. Ik ben tenslotte slechts bij hen in dienst en dan ben ik ook nog eens een gevangene.'
'Het zijn erg aardige mensen.'
'Op z'n minst, ja. Ik weet dat er ook mensen zijn die het ze kwalijk zouden nemen als ze wisten hoe amicaal ze met hun personeel omgaan.'
Hannah voelde haar maag rommelen. 'Ik rammel van de honger. John bleef na afloop van de dienst nog even napraten met de dominee. Hij maakt wat gereedschappen voor de kerk.'
'Da's mooi.' Lydia's maag maakte een knorrend geluid. 'Ik heb zo'n honger dat ik wel een hele koe op kan.'
Toen de twee vriendinnen het trappetje naar de veranda opliepen, groette mevrouw Atherton Hannah met een omhelzing. 'Je ziet er prachtig uit, meid. Je zou vaker langs moeten komen.'
'Dat zou ik ook graag willen, maar er is altijd zo veel te doen thuis.' Ze liep de veranda op en glimlachte naar William Atherton, die behaaglijk in een stoel zat. 'Dank u wel voor de uitnodiging.'
William stond op. 'We vinden het leuk dat jullie gekomen zijn.' Hij bleef staan, totdat Hannah en Lydia op hun stoel zaten. Toen ging ook hij weer zitten.
'Het is toch niet te koud?' vroeg Catharine toen ze op de stoel naast die van haar echtgenoot ging zitten.
'Nee. Het weer is perfect', zei Hannah.
William sloeg zijn benen over elkaar. 'Ik hoorde dat men een vroege zomer verwacht dit jaar. Waarschijnlijk ook droger en heter dan normaal.'
'Ik kan wel wat warm weer gebruiken', zei John. Hij leunde tegen de reling van de veranda. Hij bleef maar rondkijken, alsof hij iets of iemand verwachtte te zien.
Hannah had een onaangenaam gevoel in haar maag. Er was iets niet goed. Ze voelde het.
'Is er iets aan de hand, John?' vroeg Catharine.
'Nee. Niks aan de hand', zei hij terwijl hij naast Hannah ging zitten.
'Gelukkig. Het was net alsof je je niet op je gemak voelde.'
'Is dat zo?' Hij leunde achterover en vouwde zijn handen op zijn buik. Dat leek een ontspannen houding, maar geregeld kneep hij in zijn handen. Met zijn voeten roffelde hij zo nu en dan op de houten vloer van de veranda.
Toen mevrouw Goudy de thee serveerde, dacht Hannah dat ook zij gespannen was en zelfs een beetje onvriendelijk deed tegen John. Mevrouw Goudy was niet een hardvochtig type. Dus toen ze John oversloeg bij de eerste keer dat ze thee ronddeelde, dacht Hannah dat ze een vergissing maakte. Maar ze negeerde hem ook bij het uitdelen van de koekjes. Mevrouw Atherton moest haar erop attent maken dat ze ook John een koekje gaf. Mevrouw Goudy deed wat haar werd opgedragen, maar ze deed helemaal niet vriendelijk toen ze John de lekkernij aanbood.
Dat gedrag paste zo slecht bij haar dat Hannah zich excuseerde en de kokkin opzocht. Ze liep de keuken binnen. 'Mevrouw Goudy, je lijkt een beetje uit je doen. Is er iets wat je dwars zit?'
'Nee hoor. Niks mis met me.' Ze goot water in een kristallen kan.
'Maakte je dan een vergissing toen je mijn man oversloeg tijdens het bedienen?'
Mevrouw Goudy keek Hannah niet aan en gaf haar ook geen antwoord.
'Er is wel iets aan de hand. Wat is er?'
'Niks. Ik denk dat uw vrienden u missen.'
'Heb ik iets gedaan wat je vervelend vindt? Of John?'
'Nee. Natuurlijk niet.' Ze tilde de kan op. 'Ik moet weer aan het werk. En daarna moet ik naar Dalton toe. De Athertons verwachten volgende week gasten. We moeten een goed schema maken en een menu samenstellen.'
Hannah besloot het afwijkende gedrag van mevrouw Goudy te negeren. Ze zette een stap in de richting van de eetkamer, maar iets in haar zei dat er toch meer aan de hand was dan dat de kokkin met haar verkeerde been uit bed gestapt was. Ze draaide zich om en keek de vrouw aan. 'Vertel me alsjeblieft wat er aan de hand is. Misschien kan ik helpen.'
Met haar blauwe ogen keek mevrouw Goudy Hannah aan. 'Het zou beter zijn als je deze kwestie laat rusten.'
'Maar als het iets is wat ik heb gedaan ...'
'Nee. Jij hebt niks gedaan.'
'Wat is er dan aan de hand?'
Mevrouw Goudy zette de kan neer. 'Ik wil niet dat jou iets wordt aangedaan, meid.'
Hannah schrok. 'Maar waar heb je het over?'
'Ik hou er niet van om praatjes rond te bazuinen ...' Ze perste haar lippen op elkaar. 'Maar ik vind het ook verkeerd om niks te doen als iemand van wie ik hou, verkeerd wordt behandeld.'
'Je maakt me bang. Waarom ben je zo bezorgd?'
Mevrouw Goudy keek even snel in de richting van de veranda en toen weer naar Hannah. 'Ik kan niet anders dan ermee voor de dag komen. Ook al gaat dit jou pijn doen.' Haar ogen vulden zich met tranen. 'Ik heb John meerdere keren gezien met Deidre O'Neil. En ik heb ook gehoord dat hij is gezien bij haar huisje ... met cadeautjes.'
Hannah schrok. Ongeloof, maar ook angst vulden haar hart. 'Hoe bedoel je dat hij met haar gezien is?'
'Niks meer dan dat. Ze hebben samen tijd doorgebracht en hij heeft haar in haar huisje opgezocht, altijd met cadeautjes.'
'Wil je daarmee zeggen ... dat mijn echtgenoot mij bedriegt?' Met trillende vingers speelde Hannah met haar kraag.
'Ik weet alleen maar wat ik zelf heb gezien en gehoord. En ik ken Deidre. Ze is altijd op mannenjacht. Vooral als die iets voor haar kunnen betekenen. Ik kan het zelf ook niet geloven. John leek altijd zo'n keurige heer, maar de listen van een vrouw kunnen zelfs de beste man bedwelmen.'
Hannah draaide rond, zodat ze met haar rug naar mevrouw Goudy gericht stond. Ze kookte van woede, maar voelde zich ook op haar ziel getrapt. Ze duwde een gebalde vuist tegen haar lippen. Hoe bestond het? John? Hij zou nooit... Ze probeerde zichzelf voor te houden dat John altijd goudeerlijk was geweest. Maar ze besefte dat hij ook maar gewoon een man was. De laatste tijd gedroeg hij zich vreemd.
'Het spijt me', zei mevrouw Goudy. Ze liep daarna snel de keuken uit.
Als aan de grond genageld bleef Hannah staan. Het lukte haar niet om onder ogen te zien dat John misschien vreemd ging. Wat moet ik doen? Ik kan toch niet naar buiten lopen en hem aankijken alsof er niets aan de hand is? En al die anderen? Misschien is iedereen er al van op de hoogte.
'Hannah?' John riep haar.
Ze hoorde het geluid van de dichtslaande deur aan de andere kant van het huis. Ze hoorde de echo van zijn voetstappen dichterbij komen.
'Ah, daar ben je. Ik vroeg me af ...' Hij stopte en keek Hannah verbaasd aan. 'Wat is er? Wat is er gebeurd?'
Hannah keek hem woest aan. 'Hoe durf je?'
'Wat?'
'Je weet waar ik het over heb.'
'Dat weet ik niet.' Hij liep naar Hannah toe, maar zij keerde zich van hem af.
'Ik vertrouwde je.' Ze keek hem aan door haar tranen heen. 'En dan ook nog met die Deidre. Waarom Deidre?'
'Waar heb je het over?'
'Ik weet het nu ook. Mevrouw Goudy heeft het me net verteld. Ze heeft jou samen gezien met... haar. Anderen hebben jullie ook samen gezien.'
'Wat bedoel je?'
'Je hebt omgang met haar! Hou toch op met eromheen draaien!'
John keek haar aan met een verslagen en betrapt gezicht. Hannah had gehoopt dat hij de beschuldigingen zou ontkennen. Dat hij zou uitleggen dat het slechts een misverstand was. In plaats daarvan werd hij wit en zei niets.
'Zo. Het is dus waar.' Hannah voelde zich misselijk worden.
'Nee. Het is niet wat je denkt. Ik ben wel bij haar geweest, maar ik heb geen interesse in Deidre. Niet op die manier. Dat zou ik nooit kunnen.'
'Wat heb je dan met haar bij haar thuis gedaan? Waarom nam je steeds cadeautjes mee? Zonder het aan mij te vertellen.'
John staarde een tijd naar de vloer. Toen hij uiteindelijk zijn hoofd ophief en Hannah aankeek, stonden zijn anders altijd zo levendige ogen dof. 'Ik weet dat het heel raar lijkt, maar ik heb niets verkeerds gedaan.' Hij aarzelde even, maar voegde eraantoe: 'Behalve dan dat ik iets voor je heb achtergehouden.'
'Dus je geeft het toch toe?'
Hij keek haar diep aan. 'Natuurlijk niet. Ik zou nooit iets met Deidre willen hebben.' Toen zei hij zo zachtjes dat Hannah het bijna niet kon verstaan: 'Ze weet het.'
'Wat weet ze?'
'Ze weet het van die rechter Walker, van de baby ... Ze weet alles.'
De kamer begon te draaien. Hannah zocht naar iets om zich aan vast te houden. John pakte haar bij een arm en hielp haar in een stoel.
In Hannahs hoofd was het een warboel van vragen. 'Hoe kan het dat zij het weet? Wie heeft het haar verteld?' Ze keek John aan. 'En wat heeft dat te maken met jou?'
'Ze dreigde ermee het aan de kerkenraad te vertellen. Ik wilde dat niet laten gebeuren. Ik wilde voorkomen dat ze jou een slechte naam zou bezorgen. Ze eist nu steeds dat ik spulletjes aan haar geef ... anders gaat ze naar de dominee en de ouderlingen van de kerk.'
De angst die Hannah voelde, veranderde in blinde woede. 'Hoe durft ze?' Hannah stond op. 'Waar is ze? Ik wil met haar praten!'
'Dat zal niet helpen. Ik heb al geprobeerd met haar te praten. Ik heb zelfs geprobeerd om haar de les te lezen, maar niets hielp.' John pakte Hannah voorzichtig bij haar armen. 'Ik wilde jou hier niet mee opzadelen. Je had al zo veel aan je hoofd. Ik had gehoopt dat ze het er na een tijdje bij zou laten zitten, maar ze bleef maar steeds nieuwe goederen eisen.' Hij legde een hand op haar schouder. 'Het spijt me. Ik heb er een puinhoop van gemaakt.'
'Nee. Het is niet jouw fout. Het spijt me dat ik dacht dat jij en zij ... zouden ... nou, je weet wel.'
'Ik kan me voorstellen dat het zo is overgekomen, maar ik had gedacht dat jij wel beter zou weten.'
'Dat is ook zo. Het spijt me.' Hannah zuchtte diep. 'Hoe is zij erachter gekomen? Ik heb het aan niemand anders verteld, alleen aan Lydia en Catharine.'
'Misschien heeft ze een gesprek afgeluisterd.'
Hannah dacht terug aan de dag dat ze de zaak samen met Lydia had besproken in de eetkamer. Op dat moment woonde Deidre hier nog niet eens. Catharine zou haar nooit iets vertellen. 'Als ze nog een keer om iets vraagt, moet je het haar niet meer geven.'
'Hannah, je kent haar niet.'
'Ah, jullie zitten hier', zei Lydia. 'Ik vroeg me al af - '
Hannah kon zich niet meer inhouden. 'Lydia, heb jij er met Deidre over gesproken? Heb jij haar verteld dat ...'
Ze ging zachter praten. 'Heb jij met haar gesproken over rechter Walker en de baby?'
Lydia zette grote ogen op en ze duwde verschrikt haar hand voor haar mond.
'Heb je dat gedaan?'
Lydia keek naar de vloer. 'Toen ze hier nog maar net werkte ... toen was ze zo aardig ... en toen ze vroeg wat er met jou aan de hand was, heb ik het haar verteld.' Lydia haastte zich om verder te vertellen. 'Het spijt me. Ik had er niet over mogen praten. Maar ze leek zo'n aardige, beschaafde vrouw. Anders zou ik het nooit - '
'Ik vertrouwde je.' Hannah voelde zich zwaar bedrogen. Het lukte haar niet meer om Lydia aan te kijken. 'John, we gaan.' Ze bleef strak voor zich uit kijken en liep naar de voorkant van het huis. Wat moest ze tegen de Athertons zeggen?
'Het spijt me Hannah. Is er iets gebeurd? Heeft Deidre er iets van gezegd?'
Hannah draaide zich bruusk om. 'Dat kun je wel zeggen, ja. Ze dreigt om het tegen de kerkenraad te vertellen als wij haar voorraadkast niet blijven vullen. Daar gaan we aan kapot!' De pijn van het verraad raakte Hannah zo diep, dat het leek alsof ze erin stikte. Ze kon geen woord meer zeggen.
Lydia liep naar haar toe. Hannah deed een stap terug. 'Waarom heb je het gedaan?'
'Alsjeblieft, vergeef het me. Ik ... ik deed het niet expres.'
'Het maakt me niet uit waarom je het hebt gedaan, maar dat je het hebt gedaan. Je hebt niet alleen mijn naam te grabbel gegooid, maar die van John ook.' Ze gluurde even in de richting van de veranda. 'Mevrouw Goudy denkt nu dat hij vreemd gaat.'
'Oh, nee.' Lydia legde haar hand op haar mond. 'Ik zal haar vertellen dat het niet zo is.'
'En hoe wilde je haar dat vertellen, zonder te zeggen wat er met mij is gebeurd? Ik denk dat je door te praten nu wel genoeg ellende hebt veroorzaakt.'
Lydia keek haar verbluft aan. 'Ik weet niet hoe ik je duidelijk kan maken dat het me spijt. Ik heb er zo'n spijt van. Vergeef het me. Alsjeblieft.'
'Dit kan ik je niet vergeven. Nooit.' Hannah liep de keuken uit.