8

Hannah zette een bord met brood op tafel en liep terug naar de haard. Met een haak tilde ze een hete pan boven het vuur vandaan. Met een dubbelgevouwen doek pakte ze de hete hendel en tilde de pan naar de tafel. Daar zette ze hem op een ijzeren onderzetter. Ze tilde het deksel ervan af. Een geur van gekookte groente en gekookt vlees vulde de kamer. In plaats van dat de geur haar eetlust opwekte, herinnerde de lucht haar aan de afschuwelijke gebeurtenissen van de vorige dag. Met een houten lepel roerde ze het stoofpotje nog eens door en deed daarna de deksel weer op de pan.

John zal wel honger hebben. Hij zal er geen moeite mee hebben om zijn bord leeg te eten. Hannah wist dat het onredelijk van haar was om zo veel boosheid te voelen, maar toch voelde ze diep van binnen grote woede. Elke keer als ze terugdacht aan het kangoeroejong en hoe het gestorven was, voedde ze haar pijn over het verlies van het onschuldige wezentje.

Doe niet zo kinderachtig. John heeft dat beestje niet expres gedood. Waarom maak ik me er toch zo boos over? Onwillig beantwoordde ze haar eigen vraag. Ze sloot haar ogen. Ze was niet woedend op John, maar op zichzelf. Ze had haar kind niet vermoord, maar ze had het wel dood gewenst. Dat was een grote zonde die niet onbestraft kon blijven.

Ze liep naar de deur en deed die open. John was naar de stal gelopen om Geduld te melken. De duisternis van de nacht was al over het land gevallen. Het enige wat ze kon zien was een klein lichtje in de stal. Ze trok een wollen sjaal van de haak naast de deur en omhulde zich met de lap stof. Ze liep de paar traptreden van hun veranda af. Ze trok haar jurk een beetje omhoog, zodat die niet door de modder sleepte, en liep de duisternis in. Opeens leek het alsof de duisternis haar insloot. Ze werd bang. Zat er iemand naar haar te kijken? Ze gluurde rond. Er is niks. Hou op met die onzin. Ze liep snel naar de stal.

Toen ze de deur opende, rook ze de bekende geuren van dieren en hooi. Ze voelde zich beschermd. Geduld stond rustig in haar nekbeugel en kauwde langzaam op een beetje hooi. Hannah leunde tegen een hekrand en bekeek haar echtgenoot.

Geconcentreerd op zijn werk en zich onbewust van haar aanwezigheid steunde hij met zijn voorhoofd tegen de ronde buik van Geduld terwijl zijn sterke handen de melk uit haar uiers knepen. Toen hij klaar was, rekte John zich uit en klopte de koe op haar zij. 'Goed zo, meisje.' Hij pakte het handvat van de volle emmer en stond op. Met zijn andere hand pakte hij de melkkruk. Toen hij zich omdraaide naar de staldeur, zag hij Hannah. Een vrolijke glans verscheen in zijn ogen. 'Hannah, ik wist niet dat je hier was.'

'Ik kwam je net vertellen dat het eten klaar is. Zal ik even helpen?'

'Als je deze naar binnen wilt brengen, zet ik Geduld even op stal.' John gaf de emmer aan Hannah en zette het krukje tegen de muur. Hij maakte Geduld los en leidde haar naar haar plekje. Daar deed hij een beetje hooi in haar voerbak.

Uit alle macht probeerde Hannah haar stem vrolijk te laten klinken. 'Ze geeft veel melk, vind je niet? Meer dan we nodig hebben.'

'Ik zat erover te denken om wat melk naar de vrouwelijke gevangenen die gedwongen werken in de Vrouwenfabriek te brengen. Die kunnen wel wat extra's gebruiken.'

'Ik weet uit eigen ervaring dat dat zo is, maar ik denk dat die vrouwen nog geen slok ervan zullen krijgen. Waarschijnlijk verdelen de bewakers het onderling.'

'Dat zal wel meevallen, denk ik. De bewakers die ik ken, drinken liever bier dan melk.' John glimlachte schalks.

'Misschien moeten we dan ook wat boter meenemen.'

'We hebben meer dan genoeg voorraad in ons koelhutje boven het water.'

Omringd door de stilte van de donkere avond liepen Hannah en John zwijgend terug naar het huis. De gebeurtenissen van de vorige dag vormden nog steeds een scheiding tussen hen. De warmte van het kookvuur en de geur van vers bereid eten verwelkomde hen, toen ze naar binnen stapten.

'Mmmm. Dat ruikt goed.' John hielp Hannah om haar sjaal af te doen en hing daarna zijn eigen jas en hoed aan een haak. 'Ik rammel van de honger.'

Hannah zette de emmer op de werktafel en goot het door een schone doek om het vuil eruit te zeven.

'Ik breng dat straks wel even naar het koelhok, na het eten', zei John. Hij ging behaaglijk op een stoel aan tafel zitten. 'Ik zou ook wel wat verse melk bij het eten lusten.'

Met een soeplepel schepte Hannah twee glazen vol met melk. 'Er zit veel room op.' Ze zette de glazen op tafel.

'Ik vind die verse room lekker.' Alsof hij zijn woorden kracht bij wilde zetten, pakte John zijn glas met de nog lauwe melk en dronk het halfleeg. Met een tevreden glimlach zette hij zijn glas weer op tafel.

Hannah ging tegenover hem zitten.

'Zullen we bidden? Onze Vader in de hemel, wij danken U voor Uw zegeningen. Help ons die zo te gebruiken dat het tot Uw eer is. Amen.'

'Amen.' Hannah besefte dat ze zich rijk gezegend zou moeten voelen, maar ze voelde wanhoop - vanwege de dood van het kangoeroejong en vanwege haar eigen onvruchtbaarheid.

Ze pakte de deksel van de pan en vulde het schaaltje van John met de stoofpot. Hij pakte een stuk brood en smeerde er boter op. Hij nam een hap en kauwde aandachtig. 'Hoe gaat het met je? Voel je je al iets beter?'

'Ja, een beetje.' Hannah schepte voor zichzelf eten op en zette het schaaltje voor zich op tafel. Ze staarde ernaar, maar kon geen hap door haar keel krijgen. Ze kon het beeld van de jonge kangoeroe in de buidel van zijn dode moeder niet vergeten. Je stelt je aan. Hou daarmee op.

Hannah besmeerde ook een stuk brood met boter. Ze nam een hap brood en duwde haar lepel in de stoofpot, maar schepte er niks uit. Ze staarde met een brok in haar keel naar haar avondeten. Ze nam een slok melk en slikte met moeite haar brood door. Uiteindelijk pakte ze haar volle lepel beet, maar het lukte haar niet om de lepel naar haar mond te brengen. Het was maar een kangoeroe. Het is gewoon en gezond voedsel. Ze nam een hap en kauwde erop.

John leunde met een arm op tafel. 'Heerlijk. Lekker brood. Goede stoofpot.' Hij glimlachte en nam nog een hap brood. 'Je zorgt veel te goed voor me, Hannah.'

Hannah reageerde nauwelijks. Ze werd verscheurd door haar schuldgevoel.

'Je bent zo stil. Zit je nog steeds in over wat er gisteren gebeurde?'

Het lukte Hannah niet om John aan te kijken. Ze duwde haar lepel weer in haar schaaltje. 'Ik voel me prima', zei ze, maar dat klopte niet; ze wist geen raad meer met haar grote geheim.

'Dat geloof ik niet. Waarom ben je zo van streek? Ik ken je lang genoeg om te zien dat er nu echt iets aan de hand is.'

'Het was onschuldig. Het verdiende niet te sterven.'

John stopte met eten en ging recht zitten. Hij legde beide handen op tafel. 'Het was een kangoeroe. We hebben alles gedaan wat we konden. Als ik had geweten dat het dier een jong bij zich had, had ik niet geschoten. Jij hebt echt alles gedaan wat je kon om het beestje te redden.'

'Ik weet het. Ik stel me aan. Sorry.' Hannah deed een nieuwe poging om iets te eten.

John leunde voorover en pakte haar hand. 'Het spijt me echt, meisje. Ik ben er verantwoordelijk voor dat we te eten hebben. Zo'n kans kon ik niet laten gaan. We kunnen nog lange tijd van die kangoeroe eten. Het is mijn plicht om voor ons te zorgen, en over een tijdje ook voor onze kinderen.'

Hij kneep zachtjes in Hannahs hand. 'Je moet proberen dit te vergeten.'

'Weet ik.'

'Er zullen nog wel moeilijker dingen komen. Daar moeten we rekening mee houden. Ik zou je willen beschermen voor alle teleurstellingen en problemen in het leven, maar dat is onmogelijk.'

De ongeveinsde uitdrukking van liefde in Johns ogen verdreven Hannahs depressie en boosheid. Ze hield van hem. 'Het spijt me dat ik me zo aanstel. Ik weet niet wat er met me gebeurde.'

'Het geeft niet. Laten we proberen te genieten van ons eten en van elkaar.'

Hannah nam een hap van haar stoofpot. John was een fijne en goede echtgenoot. Hij verdiende het om haar grote geheim te kennen. Ze had het hem moeten vertellen, voordat ze trouwden.

Hoe heb ik ooit zoiets belangrijks voor hem geheim kunnen houden? Dat verdient hij niet. Ze voelde tranen achter haar ogen branden. Ze probeerde ze te onderdrukken. Ze brak een stukje brood af. Ik heb tegen hem gelogen. Hij had er recht op om het te weten. Ik ben niet eerlijk geweest.

Nu was het alleen maar erger geworden. Het was voor haar duidelijk dat God niet van plan was om hen kinderen te schenken. Dat was haar fout en John had er recht op om het te weten.

Ze legde haar brood op tafel en duwde haar schaaltje aan de kant. Zou ze de moed kunnen opbrengen om eindelijk de waarheid te vertellen? Haar keel was droog en haar maag deed pijn. Met een zachte stem, bijna fluisterend, zei ze: 'Ik moet je iets vertellen.'

Haar hart sloeg zo snel dat Hannah bijna flauwviel. Met trillende handen klemde ze zich vast aan de tafelrand.

'Ik heb je nog niet alles verteld over mezelf... mijn verleden.' Ze keek schichtig naar John. Toen keek ze weer snel naar haar handen. 'Ik had dit willen vertellen, voordat we trouwden, maar jij zei dat ik niet alles hoefde te vertellen.' Hannah besefte dat ze nu hem beschuldigde. 'Nee. Dat klopt niet. Ik wilde het je vertellen, maar ik was er te bang voor.' Ze keek hem in zijn lichtbruine ogen. 'Toen je me troostte op die avond voor onze bruiloft toen ik naar jouw huisje kwam, was het makkelijker om te zwijgen.'

John keek haar verward en bezorgd aan. 'Wat heb je me niet verteld? Wat is er gebeurd?' Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Vertel het maar. Ik wil je helpen.'

Hannah haalde diep adem. 'John ... we zullen nooit kinderen krijgen ... en het is mijn schuld.'

'Dat kun jij niet weten. Ons leven ligt in Gods handen.'

'Ja. Dat klopt. En ... en ooit heeft hij mij een kind gegeven.' Hannah was zo gespannen dat ze bang was dat haar spieren zouden scheuren.

'Toen ik alleen in Londen woonde, na de dood van mijn moeder ... werkte ik voor een rechter ... ene meneer Walker. Op een avond ... kwam hij naar mijn kamer en ... wierp hij zich op me.'

Johns ogen vulden zich met afschuw en verwarring. Hij drukte zijn rug plat tegen de stoelleuning. 'Wat bedoel je?'

'Hij verkrachtte me.' Hannah zag het allemaal weer scherp voor zich. 'Ik probeerde hem van me af te duwen, maar ik was niet sterk genoeg.' Van schrik hield Hannah haar hand voor haar mond. 'Ik liep weg en de dagen daarna leefde ik op straat. Ik zocht naar werk, maar niemand wilde me in dienst nemen. Op een dag had ik zo'n honger dat ik een brood heb gestolen.'

Hannah duwde met haar handen op het tafelblad. 'Ik werd gearresteerd. De man die me verkrachtte, meneer Walker, was ook de rechter die mijn zaak behandelde. Hij loog. Hij beweerde zelfs dat ik een zilveren kelk uit zijn huis had gestolen. Hij veroordeelde me tot dwangarbeid hier in New South Wales.' Hannah probeerde haar lippen te bevochtigen, maar haar tong was droog. 'En toen bleek dat ik in verwachting was.'

John had een harde, woedende blik in zijn ogen gekregen.

O Heer, help hem alstublieft om mij te vergeven en van me te blijven houden. Hannah wist dat ze hem zou kunnen verliezen. Maar nu ze was begonnen met haar verhaal, wilde ze hem alles vertellen.

'Toen ik op het gevangenisschip was, merkte ik dat ik zwanger was. Het was voor mij onmogelijk om onder die omstandigheden een kind te krijgen. Ik zou de schande niet kunnen verdragen. Daarom vroeg ik God of Hij het kind weg wilde nemen.'

John sprong op van tafel. Zijn stoel viel achterover. 'Genoeg. Ik wil niks meer horen.' Hij deed zijn armen over elkaar en keerde Hannah zijn rug toe.

Hannah wist dat ze zou moeten stoppen. John kon er niet meer tegen. Maar nu ze eraan begonnen was, kon ze niet meer stoppen; ze moest haar verhaal kwijt. 'Alsjeblieft John, laat me uitpraten.' Ze huilde. Ze stond op en liep naar hem toe.

Hij deed een stap opzij, van haar weg.

Hannah sprak verder. 'Ik wist dat het verkeerd was, maar ik bad of het kind mocht sterven. Dat gebeurde ook. Het werd te vroeg geboren. Lydia heeft me geholpen, maar zij kon de baby niet redden.' Tranen stroomden over Hannahs wangen. 'Ze bracht de baby naar buiten in een wc-emmer.'

Met een ruk draaide John zich om en keek Hannah aan. De glans was uit zijn ogen verdwenen.

Hannah kon bijna niet meer praten, maar ging toch door. 'Het spijt me. Ik weet nu dat het kind een zegen was van God die ik heb geweigerd. Hij straft me nu. We zullen geen kinderen hebben. Nooit.'

John keek haar woedend aan. Zijn ogen vol walging en woede. 'Je hebt tegen me gelogen. Waarom? Wat ben jij er voor één?'

'Ik was bang. Het lukte me niet om het je te zeggen.'

Hij streek met zijn handen door zijn haar. 'Was het echt een verkrachting? Of heb je die meneer Walker verleid?'

Het voelde alsof John met een mes diep in Hannahs hart wroette. Zo'n pijn deed die opmerking. Het was alsof er zwaar op haar borst werd gedrukt. Ze kon bijna geen adem halen. 'Nee. Dat heb ik nooit gedaan. Ik smeekte hem te stoppen, maar dat deed hij niet. Ik heb hem niet verleid. Nooit.'

Wanhopig liep Hannah naar John toe en pakte zijn handen. 'Geloof me alsjeblieft. Vergeef me. Ik heb je nooit willen bedriegen.'

'Dat heb je wel gedaan.' John rukte zijn handen los. 'Hoe kan ik je ooit nog vertrouwen? Jij bent mijn vrouw. Ik zou in jou meer vertrouwen moeten hebben dan in wie dan ook. Maar nu ... hoe kan ik je ooit nog vertrouwen?'

Hannah liet haar armen langs haar lichaam hangen. 'Dat is de reden dat ik het je niet durfde te vertellen. Ik was bang dat je me zou haten. Dat je me zou verlaten.'

John griste zijn hoed en jas van de haak. Hij duwde de hoed op zijn hoofd en trok met ruwe gebaren zijn jas aan. 'Dat is precies wat er nu gaat gebeuren.' Hij deed de deur open en draaide zich om. Hij staarde Hannah aan alsof zij een geestverschijning was. Er schitterden tranen in zijn ogen. Hij schudde zijn hoofd. 'Hoe bestaat het dat je hebt kunnen bidden om de dood van een kind? Je bent een andere persoon dan ik dacht.' Hij liep naar buiten en deed de deur met een klap achter zich dicht.

 

Blinde woede en pijn verhinderden John helder te denken. Hij rende naar de stal. Hij werd verblind door wraakgevoelens. Zo'n intense woede had hij nog nooit gevoeld. Hij zadelde zijn paard, sprong erop en snelde de duisternis in.

Ik dacht dat je een speciaal iemand was; volmaakt eerlijk. Het lachende gezicht van zijn eerste vrouw flitste door zijn gedachten. Dit was niet de eerste keer dat hij door een vrouw bedrogen werd.

Toen hij het einde van het erf bereikte, keek hij over zijn schouder naar het huis. Hij zag het silhouet van Hannah door het raam. Hij wist dat ze berouw had en bang was, maar het kon hem niks schelen. Hij wilde niet meer met haar praten, of zelfs maar in hetzelfde huis verblijven als zij. Ze was naar bed geweest met een andere man, haar werkgever nog wel. Daarna beschouwde ze een onschuldig kind als een vervelend probleem waar ze van af wilde.

Met gevaar voor eigen leven zette John zijn paard aan tot volle galop. Zo denderde hij voort, totdat zijn paard het schuim op zijn mond had staan en buiten adem raakte. Hij liet zijn paard langzaam uitlopen en stopte toen. Er was slechts een streepje zichtbaar van de maan in een verder inktzwarte hemel. De rivier glansde bleekjes in het zwakke maanlicht. John steeg af en liep naar de oever. Hij staarde in de zwarte diepte van het nauwelijks stromende water.

Waarom had ze hem bedrogen? Wat moest hij nu doen? Hij overwoog om in het water te springen en zichzelf met zijn zorgen in de diepte te laten verdwijnen.

Uiteindelijk sleepte hij zich naar een boom waarvan de takken gedeeltelijk boven het water hingen. Hij bond zijn paard vast en ging zitten met zijn rug strak tegen de stam. Daar zat hij lange tijd in het flauwe licht van de maan in het niets te staren. Hij voelde zich leeg, verlaten en bedrogen.

Langzaam werd het iets minder donker. Ook John keerde langzaam terug tot zichzelf. Hij overdacht de gebeurtenissen van de vorige avond nog eens. Wat moest hij nu doen? Scheiden? En wat dan, als hij dat deed? Hij wilde niet zonder haar door het leven. Hij kon zich niet voorstellen haar nooit meer te zien. Maar haar bekentenis had wel een blijvende scheiding tussen hen gebracht. Het zou nooit meer hetzelfde worden.

Hij zag geen uitweg en sloot zijn ogen. Als hij bij Hannah bleef, zou hij haar nooit meer vertrouwen. En er zouden ook geen kinderen komen. Hij had er altijd over gedroomd vader te worden. Dat dat nooit zou gebeuren, was ondraaglijk.

Zonder dat John het besefte, gleden de uren voorbij. Langzaam maar zeker begon hij de zaken anders te bekijken. Hij zag Hannahs gezicht voor zich en dacht aan haar in plaats van aan haar zonde. Ze zou hem nooit pijn willen doen. Dat zou ze niet eens kunnen, bij niemand. Hij had nooit iets van hoogmoed of gemene trucjes bij haar gezien.

John realiseerde zich dat hij haar verkeerd beoordeeld had. Het kan niet anders dan dat die rechter haar aangevallen heeft. Zij zou hem nooit verleiden. Hij schaamde zich over hoe hij haar had behandeld en wat hij tegen haar had gezegd.

Hij herinnerde zich dat ze er zo'n moeite mee had gehad om zijn liefde te aanvaarden. Dat ze had geprobeerd hem te ontwijken toen hij haar probeerde te versieren. Hij was degene geweest die haar probeerde in te palmen. Zelfs toen ze tegen hem had gezegd dat ze nooit haar liefde aan hem zou kunnen geven, ging hij door.

Hij voelde wroeging. Het was gedeeltelijk ook mijn fout. Ze heeft het me een paar keer willen vertellen, maar ik luisterde niet.

Hij zag wat Hannah had verteld nu in een ander licht. Een andere man had haar onteerd, haar tegen haar wil aangeraakt. Hij klemde zijn kaken opeen en balde zijn handen tot vuisten.

Maar aan de andere kant: tijdens hun huwelijksnacht dacht hij dat Hannah nog maagd was. Hij kneep zijn ogen dicht. 'God, wat moet ik doen? Vertel het me alstublieft.'

Hij dacht terug aan de onmenselijke omstandigheden aan boord van het gevangenisschip. Geen enkele vrouw zou onder die omstandigheden een kind ter wereld willen brengen. Maar wacht even. Dat is niet alles. Ze zei ook iets over haar eer. Dat ze wenste dat haar kind zou sterven, had niet alleen te maken met de slechte omstandigheden voor de baby; Hannah was ook bang voor haar eigen eer.

John bleef bij de rivier zitten tot het ochtendlicht de lucht kleurde. Hij klom weer op zijn paard en reed in de richting van het stadje Sydney. Het was al lange tijd geleden dat hij voor het laatst bier had gedronken. Hij had er nu behoefte aan.