11

De koetsier liet het span paarden stoppen voor het huis van Hannah. Hij klom van het bestuurdersbankje af en opende de deur van het deftige rijtuig van de Athertons. Toen ze aanstalten maakte om uit te stappen, leunde meneer Atherton naar voren. 'Hannah, ik heb toch echt liever dat je op ons landgoed komt wonen, totdat John thuis is.'

'Ik vind het niet erg hier alleen te zijn', loog ze. Na alles wat er gebeurd was, wilde Hannah niets liever dan op het aanbod van meneer Atherton ingaan, maar ze kon het idee niet verdragen dat John thuis zou komen en dat zij er dan niet was.

Meneer Atherton stapte uit het rijtuigje en draaide zich om om haar te helpen. Ze pakte zijn hand en zei: 'Ik verwacht hem vanmiddag al thuis.' Ze slaagde erin te glimlachen. 'Maak u over mij maar geen zorgen.'

Het gepiep van Jackson klonk uit de stal. 'Ach nee! Arme Jackson. Ik was vergeten dat hij opgesloten zat.'

'Ik zal hem wel loslaten.'

'Dank u.' 'En nu ik hier toch ben, wil ik ook even een rondje maken om te kijken of alles veilig is.' Hij trok één wenkbrauw omhoog. 'Als je dat tenminste niet vervelend vindt.'

'Natuurlijk niet. Ga uw gang.' Hannah liep naar de deur. Herinneringen aan wat er gisteravond allemaal gebeurd was, benamen haar bijna de adem.

'Ik zal als eerste naar binnengaan.' Meneer Atherton liep Hannah voorbij de veranda op. Hij opende de deur en liep naar binnen, net als Perry de avond tevoren.

Hannah voelde een vlaag van paniek opkomen en had hem bijna teruggeroepen. Ze stond stil en wachtte af, haar handen stijf opeen geklemd tegen haar buik.

Meneer Atherton keerde terug en zei: 'Ik denk dat het beter is, dat je hier niet blijft. Het is nogal een rommel

'Bloed van Perry', zei Hannah flauwtjes. 'Dat weet ik.'

'Ik stuur wel iemand om het schoon te maken.'

'Nee. Dat doe ik zelf wel.' Met trots dacht ze terug aan de operatie gisteravond. Ze had dokter Gelson goed kunnen helpen. 'Ik ben niet bang voor een beetje bloed', zei ze.

Meneer Atherton haalde zijn schouders op een deed een stapje voor haar opzij. 'Je bent een koppig mens, mevrouw Bradshaw.'

Alleen als het nodig is.' Ze glimlachte en liep naar binnen. Haar ogen gleden over de zwartgeblakerde vloer en de bloedvlekken. De angstige belevenis kwam haar weer levendig voor de geest. Ze voelde zich plotseling licht in haar hoofd worden en ze begon te gloeien. Ze leunde tegen de muur om te voorkomen dat ze zou vallen.

'Hannah? Gaat het goed?'

'Ja, prima. Laat me maar even.'

'Je ziet lijkbleek.'

Ze ademde diep in door haar neus en langzaam uit door haar mond. Daarna voelde ze zich niet meer zo wankel. 'Ik voel me alweer goed.'

William Atherton liep naar de slaapkamerdeur en keek naar binnen. 'Hier is niemand.' Hij ging verder naar de trap. 'Ik kijk ook even op de vliering.' Ondanks zijn lengte, liep hij met gemak de steile trap op. Ze hoorde zijn voetstappen boven haar hoofd. Even later stond hij weer boven aan de trap en klom weer omlaag. 'Zo te zien ben je alleen in huis.'

Zijn laatste woorden dreunden door Hannahs hoofd. Alleen. Ja, ik ben alleen.

Meneer Atherton stapte van de onderste trede. 'Het lijkt erop dat Perry die bandiet flink angst heeft ingeboezemd. Volgens mij zal hij nooit meer één voet op jullie grondgebied zetten.' Hij grinnikte, maar direct erop trok er een schaduw over zijn gezicht. 'Ik kan me voorstellen dat je het vervelend vindt om hier te zijn. Je hoeft je niet als een held te gedragen, Hannah. Ook mijn vrouw zou zich beter voelen als ze wist dat je veilig bij ons logeerde.'

Hannah wilde heel graag met hem mee teruggaan. De gedachte om de komende nacht alleen in dit huis te zijn, bezorgde haar kippenvel. Maar John was belangrijker dan haar angsten. Ze moest hier blijven voor het geval dat hij thuiskwam.

'Dank u wel voor het aanbod, maar ik wil hier zijn, wanneer John thuiskomt.' Hannah voelde zich een beetje beschaamd. Ze had nog steeds tegen niemand, behalve dan tegen Lydia, verteld wat er echt gebeurd was.

'Nou, goed dan.' Meneer Atherton liep naar de deur.

Een klagend geloei klonk uit de stal. 'Ach, die arme Geduld. Ze zal ondertussen wel pijn hebben.'

'Ik wil eerst even de boel rondom het huis controleren en dan goed de stal doorzoeken. Daarna zal ik haar melken en de melk in de koelhut neerzetten.' Hij bracht de tip van zijn vinger naar zijn hoed. 'Daarna ga ik weg.'

'Dank u wel. U zorgt erg goed voor me.'

Meneer Atherton liep de veranda op.

Hannah keek hem na vanuit de deuropening. 'Meneer Atherton ... het is een hele geruststelling om te weten dat er goed voor Perry wordt gezorgd.'

Meneer Atherton glimlachte. 'Ik ben ervan overtuigd dat Gwen hem heel goed verzorgt. Hij zal er snel bovenop komen.' Hij liep het verandatrappetje af. 'Goedendag.'

Hannah sloot de deur en bekeek het lege huis en alle nog zichtbare herinneringen. Het was koud. 'Ik zal eerst maar eens de haard aansteken, voordat ik ga schoonmaken', zei ze tegen zichzelf.

Met dezelfde pook die de indringer had gebruikt om Perry buiten westen te slaan, porde ze in de as. Ze hoopte dat het nog gloeide, maar het vuur was helemaal gedoofd.

Met tegenzin pakte ze wat droog gras en het vuursteentje. Even later kringelden rookwolkjes omhoog en begonnen de eerste vlammen te flikkeren. Vlug hield ze nog meer gras bij het beginnende vuur. Ze blies op de vlammen en voegde er kleine stukjes hout aan toe. Ten slotte legde ze grotere blokken op het vuur. Ze genoot van het geknapper en geknetter. Al snel verdreef het vuur de kou uit haar huis.

Ze hoorde het rijtuigje van meneer Atherton wegrijden en liep naar het raam. Terwijl de afstand tussen het rijtuigje en haar groter werd, voelde het alsof ze meer en meer werd afgesneden van de wereld. Herinneringen aan de bebloede Perry en de stinkende indringer drongen zich aan haar op. Met moeite kon ze opkomende angst onderdrukken.

'Zo is het wel genoeg', zei ze tegen zichzelf. 'Ik heb nog heel veel te doen.'

Ze maakte haar cape los en hing die over het rek naast de deur. Ze bond een schort voor. Vastbesloten om alle herinneringen aan de indringer uit te wissen, ruimde ze eerst alle glassplinters en de overblijfselen van de lamp op. Daarna poetste ze alle oliesporen weg. De zwartgeblakerde plekken op de houten vloer zou ze met schuurpapier wel weg krijgen. Ze pakte de beker en het bord die de indringer had gebruikt en zette die in de afwasteil. Die zou ze later wel schoonwassen. Ze veegde de tafel schoon en keek toen naar de bloedvlekken op de vloer. Die zou ze stevig moeten schrobben met zeep.

Ze dacht weer aan Perry. Hij had zich groot gehouden. Zelfs tijdens de operatie had hij geen kik gegeven. En David Gelson had bewezen dat hij een goede arts was. Het was haar opgevallen dat hij vriendelijk was en echt bezorgd om zijn patiënten, zelfs om een arme sloeber als Perry, die weliswaar vrij rondliep, maar die toch slechts een gevangene was. De inwoners van Parramatta mochten blij zijn met een aanwinst zoals hij. Hannah kon niets fouts in hem vinden. Zag hij maar wat voor een fantastische vrouw Lydia is. Heere, open alstublieft zijn ogen.

Ze zette haar handen in haar heupen en dwong zich weer te concentreren op haar werk. 'Die bloedvlekken verdwijnen echt niet vanzelf.' Ze liep naar de deur en stapte de veranda op. De koele wind was vermengd met de doordringende geur van eucalyptus. Vuil en stof dwarrelden in het rond. Hannah keek verlangend naar het pad. Ze haalde diep adem en sloot haar ogen. Heere, breng alstublieft John weer thuis.

Jackson draafde de stal uit en kwam verheugd op haar af. Lachend aaide Hannah hem over zijn rug en ze krabbelde hem achter zijn oren. 'Ach Jackson, wat ben ik blij je weer te zien.'

Hij kwispelde zo hevig dat zijn hele lichaam schudde. Hij gaf haar een lik in haar gezicht. Na een tijdje leek hij ervan overtuigd dat alles goed was met Hannah en hij liep weer weg, met zijn neus snuffelend over de grond.

Uit de richting van de stal klonk plotseling gekraak. Geschrokken keek Hannah op. Had meneer Atherton wel goed gekeken? Misschien had de ontsnapte gevangene zich er toch verstopt? Hou daarmee op. Hij is weg.

Het lukte haar niet om haar angst helemaal kwijt te raken. Daarom liep Hannah naar de slaapkamer, trok in de kledingkast een lade open en pakte er een pistool en een zakje poederkruit uit. Ze klemde het pistool achter haar rokband en stopte het zakje kruit in de zak van haar schort. Daarna liep ze naar de voordeur.

Ze pakte twee houten emmers en liep naar de rivier. Het landschap zag er vredig uit. Het was stil. Ze hoorde alleen zo nu en dan een vogel. Normaal gesproken vond Hannah de rust en de stilte van het platteland heerlijk, maar vandaag werd ze er onrustig van. Tot haar eigen verrassing verlangde ze terug naar de herrie en de drukte in Londen. Ze had al lange tijd niet aan haar leven in de grote stad teruggedacht.

Samen met haar moeder had ze er een simpel leven gehad. Ze leefden gelukkig samen in hun kleine huisje. Ze naaiden mooie jurken voor rijke mensen en genoten van hun thee. Ze kletsten heel wat af. 's Avonds lazen ze elkaar verhalen voor uit boeken of uit de Bijbel. Met een heftig verlangen dacht Hannah terug aan die gelukkige tijd en aan haar overleden moeder. Ach moeder. Ik mis u.

Haar moeder was een evenwichtige vrouw geweest met een standvastig geloof. Daar had Hannah nu behoefte aan. Wat zou ze moeten doen als John haar in de steek liet? Ze kon niet in haar eentje voor de boerderij zorgen. Ze zou dan gedwongen zijn om weer werk te zoeken als hulp in de huishouding. Ze wist dat de Athertons haar met liefde weer zouden opnemen, maar ze hadden al voldoende huishoudelijke hulpen. Hannah was niet van plan om te leven van liefdadigheid. Ze hadden al zo veel voor haar gedaan.

Waarschijnlijk zou ze Parramatta moeten verlaten en in het stadscentrum van Sydney naar werk moeten zoeken. Het zou moeilijk zijn om werk te vinden want er waren immers meer dan genoeg gevangenen die door de inwoners ingeschakeld konden worden. Ik zou op straat terecht kunnen komen, net als in Londen. Alleen de gedachte daaraan al deed haar huiveren.

Tranen welden op in haar ogen. Ze veegde ze weg, zette een van de emmers neer en keek omhoog naar een hemel die bedekt was met snel voorbijdrijvende, donkere wolken. Ze hadden onduidelijke, steeds veranderende vormen, net als haar leven. Niets was zeker. Bibberend pakte ze de emmer weer op en liep snel verder.

In de verte kwam het geluid van een ruiter snel dichterbij over de weg. Wat zou ze doen als het de ontsnapte gevangene weer was? Ze liet de emmers vallen, pakte het pistool tussen haar rokband vandaan en hurkte neer op de grond. Ze voelde haar bloed door haar aderen kolken.

Blaffend rende Jackson het pad af en verdween richting de weg. 'Jackson! Jackson! Kom terug!' Maar het beest kwam niet terug.

Je maakt je druk om niets. Er zijn altijd wel mensen op reis over de weg. Waarschijnlijk is het gewoon een van de buren. Met bevende handen trok Hannah de slagpin van het pistool naar achteren en deed een beetje buskruit in het slaghoedje. Ze duwde het zakje buskruit terug in de zak van haar schort, keek het pad af en pakte het pistool met twee handen vast. Wat zou ze doen als hij het echt was? Ze had nog nooit op iemand geschoten. Zou ze het durven?

Het hoefgetrappel kwam dichterbij. Het klonk als meer dan één ruiter. Laat het alstublieft niet weer die man zijn, Heere.

Het pistool beefde in Hannahs handen. Ze probeerde haar ademhaling onder controle te krijgen en wachtte af.

Een ruiter kwam in beeld.

'John!' Met het pistool nog in haar handen keek ze hoe hij dichterbij kwam en naar hun huis toe reed. Quincy kwam vlak achter hem aan.

Al snel won de twijfel het van Hannahs vreugde. Wat zou ze tegen hem zeggen? Misschien had hij haar nog niet vergeven en was hij nog steeds boos. Misschien was hij alleen maar teruggekomen om zijn spullen te pakken.

John had een ernstige blik in zijn ogen.

Hannah stond op. De zenuwen gierden door haar lichaam.

Hij reed naar Hannah toe en stopte op enkele passen afstand van haar. Eventjes zei hij niks en vroeg toen: 'Waarom heb je een pistool bij je?'

Ze keek naar het pistool in haar handen. 'Oh ... die was ik helemaal vergeten.' Voorzichtig ontspande ze de slagpin en liet haar arm toen zakken. Haar laatste restje hoop werd de bodem ingeslagen. Waarom vroeg hij niet hoe het met haar ging? Hij had haar zelfs niet begroet, of een uitleg gegeven of zijn verontschuldigingen aangeboden. Trouwens, als hij haar niet alleen had achtergelaten ... Gevoelens van wraak kwamen in de plaats van haar opluchting. Met opeengeklemde kaken gaf ze antwoord. 'Een vrouw die alleen is, moet voor haar eigen veiligheid zorgen.'

John gaf geen antwoord, maar Hannah zag dat ze hem boos had gemaakt. Het kon haar niks schelen. Hij was drie dagen weggeweest zonder voor haar te zorgen. 'Ik was net onderweg om water te halen.' Zonder verder nog iets te zeggen, stopte ze het pistool achter de band van haar rok, pakte de emmers op en liep naar de rivier. Ze groette ook Quincy niet.

De stilte achter haar was oorverdovend. Ze wist dat ze naar haar keken. Ze hoorde de paarden weglopen, maar ze bleef lopen. Iedere stap vocht ze tegen haar tranen.

Met twee bijna volle emmers liep ze terug naar huis. Het water gutste over de randen. Geen van beide mannen was te zien. Ook hun paarden waren er niet. Die zijn waarschijnlijk in de stal. Ze liep de veranda op en zette de emmers op de planken. Ze pakte een borstel en zeep van een plank en gooide die in een emmer. Daarna pakte ze de emmer en liep ermee naar binnen. Ik zeg geen woord, nam ze zich voor. Ze goot water voor de afwas in een pot boven het haardvuur en gebruikte de rest van het water om de bloedvlekken van de vloer te schrobben.

Toen John binnenkwam, zat Hannah op handen en knieën de houten vloer te schrobben. Hij zette zijn geweer terug op zijn plek bij de haard en deed zijn hoed af en jas uit.

Hannah keek niet naar hem. Ze duwde hard op de borstel en schrobde alsof haar leven ervan afhing. Ze kreeg er pijn van in haar schouders. Het water in de emmer kleurde rood en de zeep op de vloer had een roze glans.

'Wat is er op de vloer gevallen?'

'Dit is het bloed van Perry.' Hannah ging door met haar werk.

'Zijn bloed? Wat is er gebeurd? Hoe gaat het met hem?'

Hannah stopte met schrobben en keek hem met een boze blik aan. 'Hij zal het wel overleven, maar het scheelde maar weinig.'

'Waarom ligt zijn bloed hier in huis?'

Ze had al zo veel gezegd en zo veel nagedacht over wat er gebeurd was, dat Hannah er liever niet weer over wilde praten, maar ze zou wel moeten. 'Ik had gisteren behoefte aan een beetje liefde. Daarom ging ik naar Lydia toe. Ze vroeg of ik bleef eten, wat ik deed. Na het eten was het al donker en laat, daarom bracht Perry me naar huis.'

Terwijl Hannah aan het vertellen was, voelde ze opnieuw de angst. Ze stopte met praten en legde haar natte handen in haar schoot. 'Het was afschuwelijk. In ons huis zat een ontsnapte gevangene. Ik denk dat hij wist dat ik alleen was.' Hannah voelde boosheid in haar kolken. Ze wilde John kwetsen, zodat hij zich schuldig zou voelen dat hij haar in de steek had gelaten.

Met een asgrauw gezicht keek hij haar aan. 'Is er met jou iets gebeurd?'

Hannah schudde haar hoofd.

'Wat wilde hij?'

'Ik denk dat hij voedsel zocht. Het enige waar hij om vroeg was eten.' Hannah dacht weer aan de plotselinge duisternis in het huis toen zij en Perry aan kwamen rijden. Ze voelde weer de angst.

'Toen Perry de wagen voor de deur liet stoppen, ging er plotseling een lamp uit. Die arme Perry ging voor me uit om binnen te kijken. Toen hij naar binnen liep, viel de man hem aan met de pook. Perry was meteen buiten westen.'

'Heeft hij jou pijn gedaan? Of iets anders?'

Een grote woede maakte zich van Hannah meester. 'Is dat het enige waar jij aan kunt denken? "Of iets anders?" Denk je soms dat ik hem verleid heb?'

John kromp ineen. 'Natuurlijk niet. Ik zou het gewoon niet kunnen verdragen dat hij jou ook maar iets had aangedaan.'

'Ik ben niet gewond geraakt', zei Hannah kortaf. Ze probeerde een opkomend schuldgevoel weg te duwen.

Ze deed met opzet zo bot tegen hem. 'De man had honger en dus gaf ik hem te eten. Toen Perry weer bij bewustzijn kwam, dacht hij dat ik in gevaar was. Hij probeerde het geweer uit de handen van de man te slaan. Ze vochten. Perry was erg sterk, maar tijdens het gevecht ging het geweer af en werd Perry geraakt.'

Wit en zichtbaar aangedaan zeeg John neer in een stoel. 'Het spijt me. Ik had hier moeten zijn.'

'Juist ja. Jij had hier moeten zijn.'

Het werd stil in de kamer. Langzaam zakte de woede van Hannah. Ze kon zien dat het gebeuren John diep raakte. Met haar botheid maakte ze het alleen maar erger. 'Ik ben degene die het zich moet aantrekken. Jij had een goede reden om boos te zijn.'

Een blik vol spijt en verdriet verscheen in Johns bruine ogen. 'Boos, ja, maar ik had je niet alleen mogen laten.'

Hannah veegde haar handen af aan haar schort en liep naar haar echtgenoot toe. Ze knielde voor hem neer. 'Ik neem het je niet kwalijk.' Ze legde haar hand op de zijne. 'Kun je me vergeven?'

'Ik moet jou om vergeving vragen. Ik heb dwaas gereageerd. Ik dacht alleen maar aan mezelf.' Hij schudde zijn hoofd. 'Dat ik je zo zwaar heb beschuldigd. Ik schaam me diep.'

Hannah keek in zijn ogen. 'Ik heb me ook wel eens afgevraagd of ik schuld had aan de verkrachting door meneer Walker. Ik heb mijn hersens gepijnigd om te bedenken of ik tijdens de paar dagen voor de aanval iets had gedaan waarmee ik hem had geprovoceerd.' Ze veegde een enkele traan weg.

John legde zijn twee handen om Hannahs kin. 'Natuurlijk heb je dat niet gedaan. Jij zou zoiets nooit doen. Dat weet ik. Ik besefte dat al drie dagen geleden, maar toen gaf ik me over aan egoïsme. Ik wilde alleen maar denken aan mijn trots. Het spijt me echt.'

Hannah leunde met haar kin in zijn hand en kuste hem in de palm van zijn hand. 'Ik had het je moeten vertellen. Mevrouw Atherton en Lydia hebben allebei tegen me gezegd dat ik dat moest doen. Maar ik was bang. Ik was bang dat je een hekel aan me zou krijgen en dat ik je zou verliezen.' Ze keek naar hem op. 'Ik heb er heel vaak over nagedacht en ik weet dat ik meneer Walker niet heb verleid. Zelfs niet een klein beetje.'

'Dat weet ik, liefje.' John keek haar met een zachte blik aan. 'Ik voel me erg schuldig dat ik jouw pijn heb verzwaard.'

Hannah glimlachte bemoedigend. 'Ik vergeef jou.' Direct daarna bereidde Hannah zich voor op het moeilijkste onderdeel van dit gesprek. Ze moesten het nog hebben over de dood van haar baby. Ze rechtte haar rug, maar liet zijn hand niet los. 'En heb je nagedacht over de baby?'

'Ik ben niet vergeten dat het leven aan boord verschrikkelijk was. Om aan boord van zo'n schip een kind te krijgen, is afschuwelijk. Ik kan me voorstellen dat je onder die omstandigheden een kind alle ellende wilt besparen.' Er verschenen tranen in zijn ogen. 'Het is logisch dat je hoopte dat het zou sterven en naar de hemel zou gaan.'

'Ja, maar ze had recht op een liefhebbende moeder. In plaats daarvan stierf ze voor haar tijd. Ik was een slechte moeder.' Hannah haalde oppervlakkig adem. 'Ik dacht alleen aan mezelf. Ik wilde dat ze zou sterven, omdat ik het al erg genoeg vond om een gevangene te zijn. Ik kon de schande niet verdragen ook nog eens ongetrouwd zwanger te zijn.'

Hannah voelde weer de angst voor de schaamte die ze toen had gevoeld. 'Ik vertrouwde er niet op dat God tegelijkertijd voor mij en de baby zou kunnen zorgen. Ik was goddeloos. En dat ben ik nog steeds.'

'Dat ben je niet.' John stond op en trok Hannah overeind. 'Je hebt zo veel pijn te verwerken gekregen.' Hij trok haar naar zich toe. 'Ik had je moeten troosten. In plaats daarvan maakte ik het alleen maar moeilijker voor jou.'

Hannah kon bijna niet geloven dat John zo sterk van gedachten was veranderd. Ze kon zijn liefde bijna niet bevatten. Ze sloeg haar armen om zijn middel en drukte zich stevig tegen hem aan.

Lange tijd bleven John en Hannah zo staan, genietend van de troost die ze elkaar gaven. Uiteindelijk deed hij een stap achteruit en glimlachte naar haar. 'Ik heb je gemist. Ieder moment dat ik weg was, wilde ik terug.'

'Waarom ben je dan zolang weggebleven?'

Hij deed zijn ogen even dicht. 'Die avond dat je het tegen me zei, was ik furieus. Ik zag alleen maar mezelf als slachtoffer en reageerde volstrekt overdreven.' Hij schudde zijn hoofd. 'Ik ben de hele nacht bij de rivier geweest. De volgende morgen had ik nog geen oplossing. Daarom reed ik verder naar het stadscentrum van Sydney.' Hij staarde naar het plafond en ademde langzaam in. 'Ik ging naar een café en dronk veel te veel rum. Nog voordat ik de volgende dag weer een beetje bijkwam, wist ik al dat ik iets heel fouts had gedaan. Maar voordat ik terugkeerde naar jou, wilde ik bij God te rade gaan.' 'Ik slenterde door de straten en langs de baai. In de stilte opende God mijn ogen voor mijn egoïstische gedachten en ook voor jouw goedheid.'

'Mijn goedheid?'

'We hebben het er die avond nog over gehad. God heeft jou vergeven en dus is het alsof je die zonde niet hebt gedaan.' Hij keek omlaag naar zijn handen. 'Dat was ik een tijdje vergeten.'

Hannah wist niet wat ze moest zeggen.

John gaf haar een zoen. 'Elke dag ben ik weer dankbaar dat ik jou heb. En nu ben ik God nog dankbaarder, omdat Hij jou heeft beschermd, toen ik weg was. Die man ... wat is er met hem gebeurd?'

'Weet ik niet. Hij schoot Perry neer, pakte mijn paard en verdween. Ik denk dat hij nu al heel ver weg is.'

'En Perry?'

'Gwen zorgt voor hem. Nadat hij neergeschoten was, bracht ik hem naar dokter Gelson. Hij heeft zijn leven gered. Hij is een goede dokter.'

'Daar mogen we God voor danken.'

Hannah glimlachte. 'Jij zou trots geweest zijn op Perry. Hij was echt heel moedig. Hij slaagde er bijna in het geweer af te pakken van die man. Als het niet was afgegaan, weet ik zeker dat Perry had gewonnen.'

'Perry heeft altijd al pit gehad. Ik sta in het krijt bij hem. Als hij er niet geweest was ...' Hij kon niet meer verder praten en hij keek met een intense blik naar Hannah. 'Ik zou het niet hebben kunnen verdragen, als jou iets overkomen was.' Hij pakte haar bij haar bovenarmen. 'Ik zal je nooit meer in de steek laten. Als we ooit nog eens ruzie hebben, moeten we er op een andere manier mee omgaan.'

Hannah knikte, maar ze had nog steeds een knoop in haar maag. Ze zou zich het liefste overgeven aan hun hervonden liefde, maar er moest nog iets besproken worden.

'John, je weet nu dat ik geen kinderen meer zal krijgen. God straft mij op die manier. Dat weet ik zeker. Hij zal me geen kinderen geven.'

John nam Hannah in zijn armen en hield haar even vast. 'Als het Gods wil is om ons kinderen te geven, dan zal ik daar heel blij om zijn. Als Hij dat niet doet, dan kunnen we daar niets aan doen.' Hij streelde Hannahs haar. 'Ik blijf liever alleen met jou, dan dat ik kinderen krijg met een ander.' Hij deed een stap naar achteren en hield zijn wijsvinger onder haar kin. Hij tilde haar gezicht omhoog en dwong haar hem aan te kijken. 'Ik ben er ook van overtuigd dat God van jou houdt en dat Hij degenen van wie Hij houdt zal zegenen. Ooit, als het Zijn tijd is, zullen we een gezin hebben.'