Achtste hoofdstuk

EEN MINUUT

Vrijdag 29 juli, 10. 15 uur 's avondsDe meldkamer leek wel de commandopost van een leger aan het front. Telefoons rinkelden, de luidspreker kraakte berichten, voortdurend kwamen er agenten binnen met meldingen en op een tafel, in het midden van het lokaal, lag een meters grote plattegrond van de stad, waaromheen een vijftal hoge politieautoriteiten geschaard stond. Ze verschoven daarop kleine fiches, alsof ze met een of ander gezelschapsspel bezig waren, gaven commando's door, veranderden de posities van de zetstukjes weer, overlegden opnieuw en dan ratelde de telefoon en kwamen er nieuwe berichten binnen. Maar allemaal keken ze op, toen Bas door agent Bartels werd binnengebracht. De jongen maakte bepaald geen triomfantelijke entree. Hij dreef nog van het regenwater. Zijn gezicht en handen waren besmeurd met kolenstof en langs zijn been drupte het bloed omlaag. Niemand had daar echter oog voor. Commissaris Verberne liep naar hem toe en bracht hem naar de plattegrond.
„ Vertel eens gauw, Bas, is dit het huis, waarheen ze je hadden gebracht. "
Bas keek op de kaart. Het kostte moeite je even te realiseren dat al die lijnen straten en de minuscule vakjes huizen voorstelden. Hij kende de omgeving van de Flamingolaan niet en het duurde even voor hij zich kon oriënteren. In spanning wachtten de mannen af. Bas' vinger schoof over de kaart. „ Hier reed de radiowagen toch?" informeerde hij voor alle zekerheid bij agent Bartels. Die knikte van ja. Bas telde, een, twee, drie, het vijfde huis van de hoek moest het zijn. Ja. dat klopte, want hij herinnerde zich dat het vierde iets naar voren sprong. Dat was op de kaart goed te zien. „ Dit is het!" bevestigde hij.
De commando's vlogen door het vertrek en werden via de radio verder geseind. De fiches werden opnieuw verschoven en kwamen nu in een kring rondom het huis. De schuilplaats van de bende werd ingesloten.
„Nou Bas, als ze in het huis aanwezig zijn, dan zitten ze als ratten in de val, " vertelde commissaris Verberne. „Kijk maar. " Hij legde de betekenis van de fiches uit, het ene stelde een radiowagen voor, de andere een overvalauto, de derde een jeep met agenten.
„Kunnen ze niet intussen verdwenen zijn?" vroeg Bas bezorgd.
„ De straat is bijna onmiddellijk na jouw bericht afgesloten. Er is daar vlakbij een politiebureau en die hebben er meteen een stuk of tien agenten heen gestuurd. Nee, maak je daarover maar niet ongerust. Maar wat zie jij er uit, jongen. " Verberne riep een agent. „Manders, zorg dat hij wat droge kleren krijgt en zich wat kan opknappen. "
De agent ging weg en de commissaris begon Bas nog tientallen vragen te stellen over hetgeen er die avond was gebeurd. „jongen, jongen, " zei hij, „misschien hebben we straks de hele bende te pakken. Dan heb je je fout van gisteren volkomen goed gemaakt. "
Agent Manders kwam terug met wat kleren voor Bas. Het meeste was hem wel te groot, maar het waren in ieder geval droge kleren. In een ommezien had hij zich wat gewassen en verkleed.
Hij kwam de meldkamer weer binnen, toen daar juist het beginsein werd gegeven voor de overval.
„Attentie voor alle posten, " sprak commissaris, „attentie voor alle posten. Houdt u gereed voor onmiddellijke actie. Hallo, inspecteur Maasland, het kordon sluiten. Hallo, inspecteur de Graaf, u dringt langs de voorkant naar binnen. Hallo, post Leeuwerikstraat, u gaat het huis aan de achterkant binnen. Weest u er op bedacht dat de mannen waarschijnlijk gewapend zijn en misschien het ontvoerde meisje als dekking zullen gebruiken. Hallo, inspecteur de Graaf, probeert u vooralles eerst het meisje in veiligheid te brengen. Hallo, inspecteur Maasland, houdt u gereed. Het huis aan de Flamingolaan binnenvallen. Over dertig seconden van nu. " De commissaris begon te tellen. „Dertig, negenentwintig, achtentwintig, " Bas wachtte in spanning. „Vijftien, veertien, dertien, twaalf " Het was doodstil in het lokaal. Je hoorde alleen de stem van de commissaris, die met het horloge in de hand bleef tellen. „Vijf, vier, drie... twee... een... NU!" Er gebeurde niets. Half en half had Bas verwacht, zo was hij in de ban van dit alles geraakt, dat er revolvers zouden gaan knallen en mitrailleurs beginnen te ratelen. Maar het bleef natuurlijk stil in de meldkamer. De commissaris draaide zich om. „Bartels, brengen jullie me met de wagen naar de Flamingolaan. "
„De auto staat nog beneden, commissaris. "
„Mooi zo!" Verberne gaf opdracht, dat ze hem voortdurendop de hoogte moesten houden van de loop der gebeurtenissenen wilde dan het lokaal verlaten. Bas liep naar hem toe.
„Zou ik misschien mee mogen, commissaris?"
Verberne keek hem eens onderzoekend aan.
„Nog niet genoeg in spanning gezeten? Je kan toch veel beterhier blijven wachten. "
„Ik zou het zo graag eens van dichtbij zien. " „ Nou, ik hoop dat je niets te zien krijgt. Dat het allemaal al achter de rug is, als we daar aankomen. Maar goed, je kan mee. Op voorwaarde dat je in de auto blijft en niet gaat proberen zelf de bende op te rollen. "
Die belofte wilde Bas wel geven en samen met de commissaris en Bartels liep hij naar de radiowagen, waar agent de Nijs achter het stuur zat te wachten. De laatste fase van de strijd was begonnen.
Vrijdag 29 juli, 6. 30 uur 's avonds (Nederlandse tijd: zaterdag 30 juli, 0. 30 uur 's morgens) De tijd kroop voorbij voor ingenieur Dekkers. Ongedurig liep hij zijn kantoor op en neer. Het was over zessen. Het gebouw was nagenoeg geheel verlaten. Hier en daar werkte nog een enkeling na, maar het was doodstil. Liep er iemand over een van de gangen, dan kon je duidelijk zijn voetstappen horen. Het gaf een onwezenlijke sfeer in dit gebouw, waar het anders een en al bedrijvigheid en drukte was. Tot half zeven zou hij wachten, had mijnheer Dekkers zich voorgenomen, dan zou hij op weg gaan naar de Tree Lane. Nog altijd wist hij niet zeker wat hij zou doen. Zou hij inderdaad de formule afgeven, als er geen andere weg meer vrij was? Juist het feit, dat mijnheer Jones hem vrijheid van handelen had gegeven, maakte een beslissing zo moeilijk. Hij had zekerheid gekregen dat de fabriek een verstandig gebruik van zijn vinding zou maken. Hij wist ook welke enorme mogelijkheden er vrij kwamen, indien diamanten kunstmatig werden gefabriceerd. Maar wat zou er gaan gebeuren, indien onbetrouwbare lieden, die kennelijk voor niets terugdeinsden, de formule in handen kregen?Wanneer hij daaraan dacht, wilde hij het uiterste doen om te voorkomen dat zij de formule in hun bezit kregen. Maar dan hoefde hij zich slechts de dreigementen te herinneren die zij hadden laten horen en dan wilde hij niets liever dan de bende haar zin geven. Het leven van Ria ging tenslotte voor alles. Dat had zelfs mijnheer Jones erkend en voor hem was Ria niet meer dan een der kinderen van zijn duizenden employés.
Enkele uren geleden had Guus hem opgebeld. Zijn zwager had slechts kunnen vertellen dat Ria nog steeds niet gevonden was.
„ Vannacht meende de politie haar verblijfplaats ontdekt te hebben, maar ze kwam te laat. Ria was reeds naar elders overgebracht. We kunnen niet anders doen dan hopen, dat er spoedig nieuwe sporen worden gevonden. Heb jij nog iets naders gehoord?"
Ingenieur Dekkers deelde hem nu alles mee: over de ontmoeting die hij met een der leden van de bende had gehad en welke eis hem daarbij was gesteld.
„Wat doe je, Wim?" had Guus geïnformeerd. „ Er zal wel niet veel anders op zitten dan dat ik ze de formule geef. Als ik voor vanavond half zeven niets heb gehoord, ga ik naar het afgesproken punt. "
„ Vanavond half zeven, zeg je. Dan is het bij ons zes uur later, dus half een 's nachts. Mocht ik enig bericht krijgen, dan zal ik je dat in elk geval voor die tijd laten weten. " De wijzer van zijn horloge draaide steeds dichter naar de zes. Wanneer hij dat cijfer bereikt had, zou het half zeven zijn. Guus had niets meer van zich laten horen. Het was in Nederland nu al middernacht en hij moest dus wel aannemen dat de politie Ria nog niet op het spoor was.
De telefoon begon te rinkelen. De ingenieur schrok en rende naar het toestel.
„Met Dekkers, " zei hij ademloos.
„O, bent u er nog, mijnheer Dekkers, " hoorde hij de stem van de telefoniste. „Ik dacht dat u al weg was. Hier is mijnheer Jones voor u. "
Geen Guus, dacht de ingenieur terneergeslagen. Een ogenblik had hij dat gedacht. „ Hallo, " zei hij met matte stem.
„ Mijnheer Dekkers met Jones. U gaat aanstond op weg naar onze concurrentie, als ik die bandieten zo noemen mag?" „Om zeven uur moet ik er zijn. "
„Ik wou u nog eens op het hart drukken geen onnodige risico's te nemen. Als het niet anders kan, moet u die formule afgeven. U mag het leven van uw dochtertje niet riskeren, in geen geval. "
„Dank u, mijnheer Jones, " zei de ingenieur haperend. „Ik zal u niet langer ophouden. Als u terug bent, belt u me dan onmiddellijk op. "
Ingenieur Dekkers kreeg geen gelegenheid nog iets te zeggen, want de president-directeur had de hoorn al neergelegd. Mijnheer Dekkers keek op zijn horloge. Eén minuut over half zeven. Hij zou zijn auto gaan halen en naar de Tree Lane rijden...
Vrijdag 0. 40 uur 's nachts (Amerikaanse tijd: donderdag 6. 40 uur 's avonds) Er stopte een auto voor de deur. Guus de Ridder en Cilia, de huishoudster, keken op. Beiden hadden zij het geluid gehoord. Zij lazen de spanning in elkaars ogen, maar geen van de twee durfde iets te zeggen.
De bel ging over. Het geluid bleef hangen in de stilte van het huis. Meneerke en Cilia sprongen beiden op. „Gaat u maar, " zei de huishoudster dan. Ze liep hem echter achterna en eerder dan hij zag ze de figuur van het meisje, dat uit de auto kwam gestapt. „Ria!" Cilia schreeuwde het uit en Meneerke kon het niet helpen, maar door die kreet sprongen hem de tranen in de ogen. Hij schaamde zich voor de agent, die voor de deur stond en hem voorzichtig had willen vertellen dat zijn nichtje terecht was.
Ria stormde haar oom in de armen. Ook bij haar kwamen nu de waterlanders. Cilia omhelsde het meisje en begon eveneens te huilen. De agent krabde eens achter zijn oren. Hij wist niet goed wat te doen. „Nou, dan ga ik maar weer, " zei hij. „Komt u toch binnen, " verzocht Meneerke hem. „Ik ben niet alleen, " vertelde de agent. „We moeten trouwens meteen weer door en u zult elkaar wel zoveel te vertellen hebben. "
„Wacht u even. Steek dan in ieder geval een sigaar op, " zei Meneerke, terwijl hij schielijk de tranen van zijn wangen veegde.
Hij rende naar de kamer terug, greep wat sigaren en duwde die de agent in de handen.
„Dat is vast wel genoeg voor vannacht, " zei Meneerke. , Dat zou ik denken, mijnheer. Hartelijk bedankt, ook namens mijn collega. "
„En komt u morgen, na de dienst, een kop koffie drinken, " nodigde Cilia uit. „Ik heb nu geen warme koffie meer. " „Maar dat is helemaal niet nodig. Het is al mooi genoeg. "
„Nee, u moet komen, samen met uw collega, " drong nu ook Meneerke aan.
„Nou, meneer, heel graag dan. " De agent salueerde en liep naar de auto terug.
Gedrieën gingen ze nu naar de kamer.
„Was u nog niet naar bed?" vroeg Ria.
„ Kind, we hadden toch niet kunnen slapen. We zaten maarte wachten of er nog bericht zou komen. En nu ben jij er. Ikkan het nog niet geloven, " zei Meneerke.
„Ik ook niet, " beaamde Ria. „Ik moet me telkens weer inmijn arm knijpen, omdat ik denk dat ik droom. "
„Maar nu moet je naar bed gaan, " drong Cilia aan. „Je zaldoodmoe zijn. "
„Ik? Waarvan? Ik heb al die tijd kunnen slapen. En doet u maar niet of u niet wilt weten wat ik allemaal heb meegemaakt. "
Meneerke sprong overeind. „Het is toch kwart over twaalf?" vroeg hij voor alle zekerheid nog. „Ja, " bevestigde Cilia.
„Dus dan is het nou kwart over zes in Amerika. Nog geen zeven uur. Dan moet ik meteen je vader opbellen, Ria. " „Weet hij dan wat er gebeurd is?" vroeg het meisje. Maar haar oom had geen tijd meer om haar dat uit te leggen. Hij was naar de telefoon gesneld en vroeg dringend verbinding met zijn zwager.
„ Dringend, juffrouw. Maak er een ijlgesprek van. " De telefoniste wilde hem iets vertellen over de kosten, maar hij sloeg daar geen acht op.
„Al kost het me vijfhonderd gulden, juffrouw, dat doet niet terzake. Ik moet onmiddellijk verbinding hebben. " Zijn geduld kreeg het zwaar te verduren. Zelfs toen Ria begon te vertellen wat haar allemaal overkomen was, kon hij niet luisteren, zo nerveus was hij. Driftig ijsbeerde hij de kamer op en neer. Maar hij moest wachten tot tien over half een voor de bel van de telefoon rinkelde. „Met Ank?" hoorde Ria hem zeggen. „Is Wim er niet? Kunje hem bereiken?... Weet je niet waar hij is? Probeer hem te bereiken. Probeer hem te bereiken voor zeven uur. Nee, het is van het grootste belang. Zeg hem dat Ria terecht is. Nee, ze is hier bij ons thuis. I... Ik kan het je nu allemaal niet vertellen... Nee, er is niets aan de hand. Alles is in orde. Maar zorg dat je Wim vóór zeven uur te pakken krijgt en vertel hem wat ik je gezegd heb... Je kan me de hele nacht opbellen... Hier is Ria, ze wil je even wat zeggen. " „Mams, tot woensdag, " kon het meisje alleen uitbrengen.
Donderdag 6. 45 uur 's avonds (Amerikaanse tijd) Heel het telefoongesprek was voor mevrouw Dekkers een raadsel geweest. Ze begreep eigenlijk niets van wat haar broer had verteld. Maar ze had nu geen tijd om er zich in te verdiepen wat er allemaal gebeurd kon zijn. Ze moest haar man zien te bereiken. Hij had haar verteld dat hij laat thuis zou komen, omdat hij nog een afspraak had, maar hij had haar niet gezegd waar hij heen zou gaan. Ze belde zijn kantoor op. De telefoniste kon haar ook niet wijzer maken. „Hij is niet meer op zijn bureau, mevrouw. Een kwartier geleden was hij er nog. Toen heeft mijnheer Jones hem getelefoneerd. "
Zou ze de president-directeur opbellen, vroeg mevrouw Dekkers zich af. Guus had nu wel gezegd dat het van het grootste belang was, en ze haar man in elk geval vóór zeven uur moest zien te bereiken, maar was de zaak waarom het ging belangrijk genoeg om de directeur op te bellen en te vragen, waar Wim was? Ze aarzelde even, maar dan zocht ze toch het nummer van mijnheer Jones op. Als het inderdaad om een buitengewoon dringende kwestie ging, zou haar man het haar misschien kwalijk nemen als ze niet alles had gedaan wat mogelijk was. En het moest wel iets heel bijzonders zijn. Het ging over Ria, Ria die terecht zou zijn... „U spreekt met mevrouw Dekkers, mijnheer Jones, " vertelde ze. „Ik hoop dat u het me niet kwalijk neemt dat ik u stoor?" „Integendeel, mevrouw. Ik begrijp dat u in spanning zit, "
was het antwoord. Mevrouw Dekkers keek verrast op. De zaak was inderdaad van het grootste belang, begreep ze, want zelfs de president-directeur wist er van.
„Ik ben zojuist opgebeld uit Nederland, " ging ze verder. „ Men had een dringende boodschap voor mijn man, die hij nog voor zeven uur moet ontvangen. Ik hoorde van de telefoniste dat u hem straks nog gesproken hebt. Misschien is het-u bekend waar hij heen is? Ik weet dat niet en ik moet hem direct opbellen. "
„ Mag ik weten wat het bericht is, mevrouw? De stem van mijnheer Jones klonk gespannen.
„ Het zal u niets zeggen, mijnheer, maar ik moet hem vertellen dat ons dochtertje Ria terecht is. "
„Is dat waar? Wat een geluk voor u, mevrouw. Dat moet een enorme opluchting zijn. Het is fantastisch. Maar uw man moet dat direct weten. Ik zal meteen proberen hem te achterhalen. Ik weet inderdaad waar hij heen is. Hopelijk zijn we nog op tijd. Het is nu tien voor zeven. Misschien... Neemt u me niet kwalijk, mevrouw, dat ik nu afbreek, maar dat moet ik wel doen. Anders zou het nog te laat zijn. " „ Er is toch niets met mijn man?" vroeg mevrouw Dekkers nog bezorgd.
„ Nee, nee, maakt u zich niet ongerust. Over een half uur is hij bij u thuis. "
De verbinding werd verbroken. Niet wetend wat te doen, bleef mevrouw Dekkers met de hoorn in haar handen staan. Het raadsel was alleen maar groter voor haar geworden. Er moest iets gebeurd zijn, waarvan men haar onkundig had gelaten. Het was iets met Ria, dat was haar wel duidelijk. Met een half uur kon Wim er zijn, had mijnheer Jones gezegd. Ze zou niet rusten voor hij haar alles had verteld. Ze keek op de klok. Het was acht minuten voor zeven. Zou mijnheer Jones haar man nog tijdig weten te bereiken? Het was haar nog volkomen duister waarom het ging, maar het was haar nu wel duidelijk dat Wim vóór zeven uur gevonden moest worden.
Donderdag 6. 55 uur 's avonds (Amerikaanse tijd) Vijf voor zeven was het, zag mijnheer Dekkers op zijn horloge. Hij stapte uit zijn auto. Voorzichtig voelde hij nog even of hij de envelop met de formule in zijn binnenzak had. Zijn hand trilde, merkte hij. Was hij tot nog toe onzeker geweest wat hij zou doen, nu wist hij dat hij niet al te lang verzet zou bieden. Wanneer de bandiet volhield zou hij de formule afstaan. Ria moest terugkomen. Er vlaagde even een angstige gedachte door zijn geest. Veronderstel, dat de bende zich niet aan de afspraak zou houden en zijn dochtertje niet terug zou brengen. Hij probeerde die gedachte als volkomen dwaas te verjagen. Maar wie gaf hem de garantie dat het niet zou gebeuren? Die schurken stonden voor niets. Het zou de eerste keer niet zijn dat een ontvoerd kind vermoord werd gevonden, ook al was de losprijs voldaan.
Langzaam ging hij op weg naar de schuur. Hij baande zich een weg door het struikgewas. Tussen de bladeren door zag hij reeds het gebouwtje...
Donderdag 6. 56 uur 's avonds (Amerikaanse tijd) Over de weg joegen de politieauto's. Drie wagens, die elkaar op de hielen volgden. Voor hen uit stormde een motor. De agent, die het brullende gevaarte bestuurde, lag bijna voorovergebogen. Sirenes loeiden en alle verkeer week opzij. „ Hier is de Tree Lane. "
Sirenes werden uitgeschakeld. Politiemannen sprongen uit de auto's.
„ Daar staat een auto!"
De mannen renden vooruit. Een vloog naar de auto toe en keek naar binnen. „Hij is er niet meer. " „ Rechts van de weg. Door de struiken heen. Daar moet een schuur staan. "
Tien, twintig agenten en detectives holden naar het struikgewas. In de verte sloeg een torenklok.
„ Die loopt voor, " hijgde een van de mannen. „Ik heb het één minuut voor. En mijn horloge loopt gelijk. "
Niemand luisterde. De voorste man had een teken gegeven. Ze hielden hun vaart in...
Donderdag 7 uur 's avonds (Amerikaanse tijd) Ingenieur Dekkers wilde de deur openen, toen hij een hand op zijn schouder voelde. „Blijft u wachten. „Maar... " „Politie!"
De ingenieur keek om. Aan alle kanten stonden agenten en detectives, geweer en pistool in de aanslag. De man, die naast hem stond, beduidde hem mee te gaan. „Mijn dochtertje... " zei ingenieur Dekkers hulpeloos. „Sst, " waarschuwde zijn begeleider. „Zij is terecht. Daarom willen wij die kerels hier graag te pakken hebben. Dacht u dat wij wilden onderdoen voor de Nederlandse politie?" Ingenieur Dekkers werd door zijn metgezel naar de weg teruggebracht.
„Hier is het veiliger voor u. Veronderstel dat die bandiet zou beginnen te schieten. "
„Is mijn dochtertje werkelijk terecht?" informeerde de ingenieur, die eigenlijk nog te ontsteld was om goed te begrijpen wat er allemaal gebeurde.
„Hier, in dit huis kunt u wel opbellen naar uw vrouw, " wees de politieman hem. „Zij heeft een kwartier geleden bericht uit Nederland ontvangen. En zegt u nu maar eens dat wij niet vlug zijn!"
Ingenieur Dekkers stond nog aan de telefoon om zijn vrouw in het kort — dat was althans zijn bedoeling, maar ze vroeg hem honderduit — te vertellen wat er aan de hand was geweest, toen hij de agenten al weer terug zag komen. Tussen zich in voerden zij twee mannen mee.