Tweede hoofdstuk
MET JE NEUS IN DE BOTER
Dinsdag 26 juli, 5 uur 's middagsHet verkeerslicht sprong van
geel op rood. Auto's stopten, van een carrier werd knarsend de rem
aangetrokken en fietsers hielden hun vaart in — op één na. Die
trapte doodgemoedereerd door, als had hij nog nooit van stoplichten
gehoord of als waren die niet voor hem bestemd. Hij passeerde de
witte streep. Iedereen keek hem vol verbazing na, maar niemand
waarschuwde Bas, die daar kennelijk in diepzinnige gedachten
verzonken voortreed.
In de zijstraat was het groene licht aangeflitst en daar stormde nu
het verkeer aan. Motoren trokken brullend op en auto's
startten.
Een stoot van een claxon, gegier van remmende banden. Bas schrok
op. Eerst nu drong het tot hem door dat hij op een haar na was
aangereden door een motorfiets. „Ik... " begon hij. De motorrijder
luisterde niet eens. „Sufferd!" schold hij en vervolgde zijn weg.
Een beetje onnozel stond Bas om zich heen te kijken. Het was hem
nog niet goed duidelijk wat er nu precies gaande was. „Kom eens
hier, vriend!"
Bas' hoofd ging opzij. Op het trottoir stond een agent, die hem
dichterbij wenkte. Bas sprong van zijn fiets en ging naar hem
toe.
„Kleurenblind?" informeerde de agent. „Niet dat ik weet, "
antwoordde Bas. Het was gelukkig een al wat oudere politieman,
waarmee hij te maken had, zag hij. Die lieten je nog wel eens een
keer schieten, als je een overtreding had begaan.
„Dus je kunt een rood licht zien?" vroeg de politieman. „Ik dacht
van wel. "
„ Dan schijn je je toch te vergissen. Kijk daar eens. "
Bas deed het. Er stond verkeer te wachten, tot het stoplicht op
veilig zou komen.
„Stom van me, " bekende Bas. „Ik heb er niet op gelet. Het is me
totaal ontgaan. Het lijkt wel of ik heb zitten slapen. " „Dat kun
je beter in bed doen, " meende de agent. „Anders zie ik je nog in
het ziekenhuis wakker worden. " Bas knikte.
„Ik zal er op letten, " beloofde hij.
„Dat zou ik maar doen. Als die motorrijder niet zo snel had weten
te remmen, was je vierkant tegen de grond gereden. " „Het overkomt
me anders nooit, " verdedigde Bas zich. „Dat moest er nog bijkomen,
" zei de agent. „Eén keer kan trouwens genoeg zijn. Eigenlijk moest
ik proces-verbaal opmaken. " Hij maakte een beweging of hij zijn
boekje wilde opzoeken.
„Zal mijn vader niet leuk vinden, " vertelde Bas. „Hij zal de boete
moeten betalen. Mijn zakcenten zijn al weken op. " „Nou, voor dit
keer zal ik het er bij laten zitten, " stuurde de agent hem weg.
„Maar kijk in het vervolg beter uit je doppen. "
Bas sprong weer op zijn fiets — als je dit allegaartje van oud
roest tenminste nog een fiets zou mogen noemen. Het apparaat stond
er zelf misschien nog het meest van te kijken dat het niet van pure
narigheid in elkaar zakte. Waarschijnlijk hoefde er maar één boutje
los te schieten en dan zouden er alleen nog maar wat verroeste
buizen en kromme spaken op de straatstenen liggen.
Stom dat hij door dat verkeerslicht was gereden. Maar zijn
gedachten waren dan ook heel ergens anders geweest. Ook nu keerden
ze weer terug naar zijn rapport, waarover hij nogal in de war
zat.
De klok van de kerktoren wees vijf uur, zag Bas. Dan zou de
postbode al wel langs zijn geweest, veronderstelde hij. Het had
geen zin om nog langer te blijven rondlummelen. De zaak was toch al
beslist. Goed beschouwd was dat de vorige week zaterdag op de
leraarsvergadering al gebeurd.
Hoe stonden zijn kansen, overwoog hij misschien al wel voor de
honderdste keer bij zichzelf. Overgegaan was hij wel. Hij zou
tenminste al heel raar staan te kijken, als hij was blijven zitten.
Helemaal zeker kon je van dat soort dingen natuurlijk nooit zijn,
want je maakte soms de gekste verrassingen mee met rapporten. Maar
goed, hij durfde er toch wel een tientje om te verwedden dat hij in
september de vijfde klas van de H. B. S. binnen zou stappen.
Dat was het ook niet waarover hij in de war zat. Maar een
herexamen, daar kneep hij 'm geducht voor. Mijnheer Staal, de
Engelse leraar, had zaterdag niet voor niets op zo'n merkwaardige
toon gezegd:,, Jij zal onder de vakantie nog wel eens aan me
denken, Bas. "
Kijk, die woorden vertrouwde hij niet. Mijnheer Staal kon wel meer
op zo'n typische manier uit de hoek komen en je daarbij zo'n beetje
spottend aankijken. Nou, wat Bas betrof, kon hij beter in die hoek
blijven, want meestal kwam je bij dat soort gelegenheden van een
koude kermis thuis. Bas verwachtte er ook ditmaal weinig goeds van,
juist omdat hij zijn proefwerk Engels zo belabberd had gemaakt. De
laatste maanden had hij weinig aan zijn Engels gedaan en meer
zitten blokken op geschiedenis en wiskunde, zijn zwakke vakken. Het
zag er nu naar uit dat hem dat lelijk op zou breken. Geschiedenis
en wiskunde, vooral algebra, waren hem erg meegevallen, maar dat
Engels... Hij had in zijn thema een paar prachtexemplaren van
bokken geschoten, echt van die voorbeelden uit het schoolboekje hoe
het niet moest. Hij had zich voor de kop geslagen, toen hij het in
de gaten kreeg, maar het was helaas wel een beetje aan de late
kant, want hij had zijn papier al ingeleverd. Die fouten zaten hem
nu nog dwars en hij maakte alle kans dat ze hem heel
zijn vakantie zouden verzuren. Zijn vader zou vast niet gemakkelijk
zijn en hij hoefde er niet aan te denken dat hij uit werken zou
kunnen gaan, nee, dat kon hij gerust afschrijven. Wanneer hij een
herexamen had, werd het iedere ochtend en middag minstens twee uur
studeren en 's avonds zou de pipa natuurlijk steekproevennemen of
hij wel braaf had geblokt. Zoiets stond je te wachten, als je vader
onderwijzer was.
Dat hem dit grapje nu juist bij mijnheer Staal zou moeten
overkomen. Hij kon goed met de Engelse leraar overweg en die scheen
hem ook wel te mogen. Toch had de Kikker — zoals ze hem noemden —
meer dan eens langs zijn neus weg gezegd: Je moet niet denken dat
jij het wel kunt, Bas. Al gaat het Engels jou vrij gemakkelijk af,
ook jij moet goed aanpakken, anders zou je nog wel eens lelijk op
je neus kunnen kijken. "
Nu al hoorde hij wat zijn vader zou zeggen. ,. Moet jij ook maar
niet gaan hockeyen en zwemmen, aan toneel doen en aan de
schoolkrant meewerken. Dat is allemaal wel heel aardig, maar je zit
op de H. B. S. en het volgend jaar moet je eindexamen doen. Dat is
de hoofdzaak, de rest is maar bijkomstig. "
Hij zou zijn plezier op kunnen, wanneer mijnheer Staal hem op een
herretje had getrakteerd. Hij was van plan geweest heel de vakantie
te gaan werken, om zo het geld voor een nieuwe fiets bij elkaar te
sparen. Met een beetje geluk en goede wil zou dat wel voor elkaar
komen. Het vorige jaar had hij immers ook een aardig centje
verdiend. Maar nu begon het er toch aardig op te lijken dat hij die
nieuwe fiets gedag kon zeggen. Hij zou dus nog een jaar op die ouwe
brik van hem rond moeten karren met de kans dat hij
vandaag of morgen met alleen nog maar het stuur in zijn handen op
de straatstenen kwam te zitten, omdat hij door het frame was
gezakt. Bas keek op en merkte dat hij bij zijn huis was gekomen.
Hij stapte af en terwijl hij zijn fiets — rammelend als een handkar
met blik — naar de schuur reed, keek hij naar het huis of hij er
iets bijzonders opmerkte. Er viel niets te zien, natuurlijk niet.
Hij grijnsde even. Had hij soms verwacht dat ze de vlag halfstok
zouden hangen, omdat zoonlief een herexamen had gekregen?Hij liep
door de achterdeur de keuken binnen. Moeder was daar aan het
werk.
Je bent niet vroeg, Bas. " Ze zei het op gewone toon. Was zijn
rapport er misschien nog niet? „Ik ben met Harry meegegaan en heb
nog een straatje rondgereden. " Hij wachtte even. Moeder ging
rustig door met haar werk. „Is vader er al?" „Ja, hij is op zijn
kamer. " „Mijn rapport, is dat gekomen?" „Vader heeft het mee naar
boven genomen. " Bas aarzelde. Nu was hij nog niets wijzer en voor
hij naar zijn vader toeging, wilde hij toch wel enige zekerheid
hebben waar hij aan toe was.
„Eh... hoe zag het er uit?" informeerde hij. „Ik heb het maar met
een half oog gezien, Bas. Ik had het te druk. Straks zal ik het
eens op mijn gemak bekijken. " Bas merkte niet dat zijn moeder zich
omdraaide, zodat hem de glinstering in haar ogen zou ontgaan. „Loop
even naar vader toe, " zei ze, „dan weet je het. " Er zou weinig
anders op zitten, dacht Bas. Hij draaide wat rond, maar zijn moeder
zette hem de keuken uit, omdat ze geen pottekijkers nodig had,
zoals ze hem te verstaan gaf. Hij liep naar de trap. „Bas, " riep
zijn moeder hem. Ja?"
„Mijnheer Staal heeft een uur geleden opgebeld. Of je hem terug wou
bellen. "
„Hoe laat moet dat gebeuren? Heeft hij dat nog gezegd?" „Vóór zes
uur. Er was nogal haast bij. " Daar had je het gegooi in de glazen
al, vreesde Bas: natuurlijk een herexamen. Dacht je een paar centen
te verdienen voor een nieuwe fiets, als het kon zo'n sportkarretje
met drie versnellingen. Dat had je gedroomd, Bas Banning. Jij
krijgt een fijn herexamentje, dan heb je onder de vakantie wat te
doen. Dag werk, dag fiets, dag vakantie... Ga jij nog maar eens
lekker zes weken zitten blokken.
Zou hij eerst opbellen? Ach wat, mijnheer Staal kon nog wel
wachten; eerst de boetepreek van papa eens afwachten.
Bas liep de trap op en ging naar zijn vaders studeerkamer, of daar
de tandarts op hem stond te wachten. Mijnheer Banning zat aan zijn
bureau te schrijven. Voor hem lag de gele envelop van school en
daarnaast het rapport, maar dichtgevouwen, zodat Bas, die tersluiks
over de schouder van zijn vader keek, niets van de cijfers kon
zien.
„Moeder vertelde me dat mijn rapport er was, " begon hij
onzeker.
„Ja, " zijn vader beëindigde de regel waarmee hij bezig was, zette
zijn leesbril af en keek zijn jongste zoon aan. „Ja, dat is
vanmiddag gekomen. Waar heb ik het ook weer? G, hier ligt het. "
Bas viel neer in de gemakkelijke stoel naast het bureau. Hij voelde
zich bepaald niet op zijn gemak en wist wel waar hij liever zat.
Hou je vast, jongen, dacht hij, hou je vast, nou gaat het
komen.
„Eerlijk gezegd, Bas, " vertelde zijn vader, „viel me jouw rapport
helemaal niet mee. Zo denken je leraren er trouwens ook over. " Hij
keek weer naar zijn zoon, die kleintjes naast hem zat. Er speelde
even een glimlach om zijn lippen, maar dat zag Bas niet. Mijnheer
Banning vouwde het rapport open. Weer probeerde Bas iets van de
cijfers te onderscheiden, maar ook nu lukte hem dat niet.
„'ns Kijken, " zei zijn vader en zette zijn leesbril weer op. „'ns
Kijken, vat je gepresteerd hebt. Geschiedenis zes. " Hij wachtte en
herhaalde dan: „Geschiedenis zes... " Het scheen hem tegen te
vallen dat de jongen zich zo weinig onder de indruk toonde. Vragend
keek hij Bas aan. Die meende zich te moeten rechtvaardigen.
„Vorige keer had ik maar een heel dun vijfje. " „Dat was helemaal
te laag. Wiskunde zeven, dat is voor jouw doen niet onaardig.
Nederlands acht, aardrijkskunde zes, Frans zes, Duits zes, ja, en
dan je Engels... " Even de adem inhouden, dacht Bas, nou krijgen we
de grote klap. „Vorige keer had je voor je Engels een negen en met
kerstmis een acht en een half. Maar nu... " Mijnheer Banning
schudde mistroostig het hoofd. Zeg het nou, dacht Bas, zeghet nou,
dan weet ik wat me te wachten staat. „Het is niet meer dan een
mager zesje. Niet zo bijster, vind je wel?" Bas knikte
schuldbewust, maar hij voelde zich toch al een behoorlijk stuk
opgelucht. Een zes was nog altijd voldoende en dat betekende: geen
herexamen. Maar hij mocht nog niet te gauw hoera roepen. Misschien
had de Kikker hem een taak gegeven en dan was hij nog heel de
vakantie de sigaar. Zijn vader las de resterende cijfers voor. Al
met al viel het Bas een beetje tegen. Hij was geen ster maar kon
toch op school heel behoorlijk meekomen en zijn rapport mocht er
meestal dan ook zijn.
„Bepaald geen rapport om in te lijsten en aan de muur te hangen,
vind je wel?" meende mijnheer Banning. „Wat staat er ook weer
onder? O ja. 'Bas denkt soms al te gemakkelijk dat hij het wel kan.
Ook hij moet aanpakken, dan kan hij tot veel betere resultaten
komen. ' Ik heb zo'n idee dat die woorden je echt niet vreemd in de
oren zullen klinken. Heb je ze al eens niet eerder in deze kamer
gehoord?" Bas knikte. Gelukkig ook geen taak, dacht hij. Tenslotte
mocht hij toch nog niet mopperen, want tegen de verwachting in zou
hij heel de vakantie vrij man zijn. „Nou ja, " ging zijn vader
verder. „We zullen er nu maar niet te lang over praten. Tegen dat
de vakantie om is, hebben we het er nog wel eens over. Het volgende
jaar is het laatste en het beslissende, dus... In ieder geval ben
je overgegaan. Van harte proficiat, jongen. "
Mijnheer Banning kwam overeind en gaf Bas een stevige hand.
„Zorg dat we het volgend jaar helemaal tevreden kunnen zijn. Geniet
nu eerst maar eens van je vakantie. " „Vindt u het goed, dat ik
weer ga werken, net als vorig jaar? Ik wou graag het geld voor een
nieuwe fiets verdienen. " „Ja, die heb je wel nodig. Ik heb er
niets op tegen dat je gaat werken, dat weet je. Maar overleg eerst
met ons voor je definitief iets aanneemt. " „Daar kunt u op
rekenen, vader. "
Met twee, drie treden tegelijk holde Bas de trap af. Bijnarende hij
zijn moeder ondersteboven. Hij kon zich nog juistaan de leuning
vastgrijpen en zwierde om haar heen.
„Wil je me nog even laten staan? " lachte zijn moeder. „Dankan ik
je tenminste feliciteren. "
„Wist u dan dat ik over was? "„Natuurlijk, jongen. "
„Waarom zei u dan dat u mijn rapport nog niet goed had gezien?"
Je zat er nogal over in, is het niet?" „Een beetje wel. "
„Een beetje veel, geloof ik. Anders had je toch wel kunnen
begrijpen dat ik natuurlijk je rapport goed gezien had. Dacht je
dat ik daar niet benieuwd naar zou zijn? Maar vader en ik wilden je
even in het onzekere laten. We hadden al lang door dat je je
benauwd maakte over je rapport. Je was de laatste dagen zo
ongedurig... Het was wel eens goed voor je, als je nog een paar
minuten in spanning bleef. Maar goed, je hebt het gehaald en dat is
een gelukwens waard. Jongen, proficiat. "
Luidruchtig zingend liep Bas het huis door. Op zich was dat niet zo
erg, maar hij had nu niet direct een welluidende zangstem. „Een
stem om er cokes mee te kloppen en er dan nog de schoorsteen mee te
vegen, " zei zijn zusje Paula altijd. Zijn moeder maakte dan ook
gauw een eind aan zijn gegalm. „Vergeet je mijnheer Staal niet op
te bellen?" vroeg ze. Bas zweeg abrupt.
„Dat is waar ook, " herinnerde hij zich. Haastig liep hij naar de
telefoon. Hij had er geen flauw vermoeden van waarvoor de Kikker
hem nodig zou hebben, nu er geen herexamen of taak dreigde.
„Heb je al werk voor onder de vakantie, Bas?" informeerde mijnheer
Staal.
„Nog niet, mijnheer. Ik wou er morgen op uitgaan. " „Was je er niet
zeker van of je de vakantie wel vrij zou hebben?" De stem van de
leraar klonk plagend.
„Ik zat er wel een beetje over in of ik misschien een herexamen zou
krijgen, " bekende Bas eerlijk. „Dat heeft ook niet veel gescheeld.
Het was maar op het kantje af. Maar ik heb je niet opgebeld om
daarover met je te praten. Het gaat om heel iets anders. Een zwager
van mij is persfotograaf. Hij heeft het de komende weken nogal
druk, daarom heeft hij mij gevraagd of ik misschien een tijdelijke
hulp voor hem wist. Voel jij er iets voor?" „Dat zeker, mijnheer
Staal. Maar zou hij iets aan mij hebben? Ik weet zo goed als niets
van fotograferen af. " „Jij hoeft ook niet te fotograferen, "
lachte mijnheer Staal. „Ik veronderstel dat mijn zwager dat wel zal
doen. Maar als je zin hebt in dat werk, ga dan vanavond nog even
met hem praten, want ik geloof dat hij je morgen al nodig heeft. "
Hij gaf het adres op en Bas sprak af dat hij er na het eten nog
heen zou gaan.
Toen ze aan tafel zaten, vertelde Bas van het telefoontje van
mijnheer Staal. Rob, die negentien jaar was en in september in
Delft zou gaan studeren, wilde zich groot houden, maar het was
duidelijk, dat hij zijn jongere broer benijdde. Paula, zijn enige
zusje, die pas achttien was geworden, vond dat Bas het best
getroffen had. Zijn ouders toonden zich echter maar matig
enthousiast.
„Ik weet het niet, " zei mijnheer Banning, „het is best mogelijk
dat ik me vergis, maar ik heb het er niet erg op begrepen. Over het
algemeen moet ik niet veel van persfotografen hebben. Het zijn
allemaal zulke vrijpostige, om niet te zeggen vrijgevochten lieden.
"
„Dat moeten ze wel zijn, willen ze hun foto's kunnen maken, meende
Bas.
„Dat is best mogelijk, maar neem nou eens wat er laatst is gebeurd
bij de opening van de nieuwe brug. Ik heb het zelf van dichtbij
gezien. De burgemeester stond klaar om het lint door te knippen.
Kwam me daar ineens een fotograaf aanhollen, een raar, onooglijk
kereltje met een zeiljopper aan en een manchesterbroek. Hij duwde
iedereen opzij, tot zelfs devrouw van de burgemeester. Er liep nog
een agent naar hem toe, maar daar trok hij zich niets van aan. Ken
u effies zo blijven staan, burgemeester?' riep hij, terwijl hij
niet eens de moeite nam zijn sigaret weg te leggen. De burgemeester
nam het nogal sportief op en deed wat hem gevraagd werd. Maar daar
was mijnheer de fotograaf nog niet mee tevreden. Ken u misschien
een tikkie meer naar rechts? Nog een hortje. ja, zo is-t-ie pico
bello. ' Knip, en weg was die vogel. Een bedankje voor de moeite
was er niet eens bij. Dat is toch geen manier van doen? Nee, Bas,
bescheidenheid is toch al niet bepaald je grootste deugd, dus ik
kan moeilijk aannemen dat jij in het meest geschikte gezelschap
voor jou komt. " „Alle fotografen zijn niet zo, " kwam Rob zijn
jongere broer te hulp.
„Dat zal wel niet, maar het merkwaardige is dat ik ze nooit anders
heb meegemaakt. "
„Maar als deze ook zo was, had mijnheer Staal Bas toch niet naar
hem toegestuurd, " meende Paula. Die laatste opmerking bleek veel
gewicht in de schaal te leggen bij mijnheer Banning en hij vond het
goed dat Bas eens poolshoogte zou gaan nemen.
8 uur 's avondsMijnheer Heiligers bleek weinig weg te hebben van
een vrijpostige persfotograaf. Het was een dikke, joviale baas met
een uitbundige haardos, die vast onder geen enkele hoed te vangen
was. Zijn tongval verried dat hij uit Limburg afkomstig moest zijn.
Hij was vrijgezel en woonde op kamers. Toen Bas op het door
mijnheer Staal opgegeven adres had aangebeld, werd hem opengedaan
door een merkwaardig man: een bijna twee meter lange, tot op het
bot magere figuur met een volkomen gladde schedel en een gezicht,
dat wel tweemaal zo lang leek als dat van een normaal mens. Hij
bewoog zich zo houterig, dat je onwillekeurig verwachtte dat er
aanstonds zo maar een arm of been los op de grond zou neervallen,
omdat het scharnier doorgesleten was. Hij droegeen gestreept linnen
jasje en Bas maakte daaruit op dat hij de huisknecht was.
„Meneer?" zei de man met een zware bas, die wel uit de oerwouden
van Afrika afkomstig leek. „Ik zou graag mijnheer Heiligers
spreken. " „Ik zal meneer vragen of hij aan uw wens kan voldoen, "
verklaarde de zware bas. „Wie kan ik zeggen dat er voor meneer is,
meneer?"
„Bas Banning. Mijnheer Staal heeft me hierheen gestuurd. " „Bas
Banning, gestuurd door meneer Staal. Ik zal het meneer zeggen. Wilt
u hier even wachten, meneer?" De man liet hem alleen. Dat woord
„meneer" lijkt hem wel in de mond bestorven te liggen,
dacht Bas. Hoeveel keer zou hij het in die paar zinnen al niet
gebruikt hebben? Maar het was een mooie vent om te zien, echt iets
om voor een bokke-wagen te spannen.
De man was verbazend snel terug, al bewoog hij zich langzaamen
schijnbaar zonder de minste haast. „Wilt u mij maar volgen,
meneer?"
Bas ging hem achterna de trap op en werd binnengelaten in een
kamer, die in werkelijkheid vrij ruim moest zijn, maar de indruk
wekte dat je je er nauwelijks roeren kon. Alle vier de muren gingen
grotendeels schuil achter overladen boekenkasten. Overal stonden
antieke voorwerpen, tot de meest vreemdsoortige. In een hoek stond
een levensgroot beeld van een jongen met een vis. Vroeger moest het
als fontein hebben dienst gedaan, nu was er een kap op aangebracht
en zo was het beeld tot schemerlamp gemaakt. Daarnaast stonden een
oude schommelstoel, een wagenwiel, een grote scheepslantaren en een
opgezette toekan. Verderop een eiken tafel, die afgeladen was met
asbakken, siervazen, glaswerk, flessen en fotografisch materiaal.
Rond een bureau stonden enkele zware leren clubfauteuils, maar als
je daarin wilde komen, moest je over de leuning heen klimmen.
Er was amper enige ruimte vrij in het vertrek en Bas vroeg zich
verbaasd af hoe de gezette fotograaf zich hier kon bewegen zonder
telkens weer iets om te gooien. Dat bleek ook onmogelijk, want
terwijl Heiligers naar een fauteuil toeging, stootte hij een
rookstandaard om. Bas schoot toe om die weer overeind te zetten,
maar raakte daarbij zelf een hoge stapel boeken. Die dreigde neer
te storten. Bas wist de stapel nog wel tegen te houden, maar hij
durfde nu geen beweging meer te maken, uit angst dat de wankele
toren het dan zou begeven. Heiligers kwam hem te hulp, maar nogal
onhandig, want ineens ging de stapel toch glijden en viel
kletterend op de vloer. Een bijzettafeltje sloeg om, een
bloemenstandaard en een paar lege flessen rolden opzij.
„Laat alles maar liggen, " lachte Heiligers. „Je kunt hier wel aan
de gang blijven en het enige resultaat is dan dat op een gegeven
ogenblik alles op de grond ligt. Deze kamer is te klein of ik heb
teveel spullen. Ik ben er nog steeds niet achter wat het precies
is. Ik heb geen zin om dat te gaan uitzoeken en nog minder om er
verandering in aan te brengen. " De fotograaf keek Bas eens aan.
„Zo, dus jij moet mijn duvelstoejager worden. Nou, ik zou zeggen:
maak je borst maar nat, want er valt in de komende dagen heel wat
werk te verzetten. " „Ik heb geen flauw idee vat ik doen
moet, " vertelde Bas. „Daar ben je gauw achter: alles waar ik te
lui voor ben geworden. Mijn koffer met apparatuur dragen, flitslamp
vasthouden, een pakje sigaretten kopen, als ik zonder zit; dingen
helpen onthouden, die ik vergeten zou en dat zijn er nogal wat.
Echt het werk voor een duvelstoejager, begrijp je wel. " Bas
begreep het nog niet goed, maar knikte toch van ja. „Wanneer zou ik
moeten beginnen?" informeerde hij. „Eigenlijk gisteren al, " zei
Heiligers, „ toen kon ik het eenvoudig niet meer bijbenen, zo druk
als het was. Maar laten we zeggen: morgenmiddag. Kan dat?" Bas
knikte. „Afgesproken. Dan sta ik morgen om twee uur bij je voor de
deur. " „Ik zal wel naar u toekomen, " stelde Bas voor. „Nergens
voor nodig. Ik kom je ophalen met de auto. Ik moet morgen een
reportage maken van de radiowagens van de politie. Dat kon wel eens
heel laat en vermoeiend worden. Bereid je er maar op voor dat het
een flinke lange dag wordt. " „Moet ik nog iets meenemen?" vroeg
Bas. „Ja, je verstand. Verder hebben we al genoeg mee te sjouwen.
-Ze werden het direct eens over hetgeen Bas zou verdienen en
daarmee was het gesprek afgelopen. Toen ze de kamer verlieten,
stootte Bas — dank zij de uiterste voorzichtigheid en een kruip
door, sluip door techniek — niets om, maar Heilagers zwaaide een
tinnen pul van een tafeltje. „Nou, Bertus heeft morgen weer wat op
te ruimen, " lachte de fotograaf. „Een mooie kerel is dat, vind je
niet?" „Ik was bang dat hij in tweeën zou breken, " vertelde Bas.
„Hij is ongelooflijk mager, maar taai. Je zult niet gauw zo'n
tweede exemplaar als hij tegenkomen, " zei Heiligers. „Hij past
prachtig bij al dat antiek van me. Je zou hem er zo tussen kunnen
zetten. En overal heeft hij verstand van. Hij kan voortreffelijk
koken, mijn auto repareren en een radio bouwen. Vroeger heeft hij
in Engeland bij een adellijke familie gediend. Door een erfenis is
hij in het bezit van dit huis gekomen. Het was natuurlijk veel te
groot voor hem en ik heb er twee jaar geleden een verdieping van
gehuurd. Hij doet heel het huishouden, maar ik zou hem voor geen
hospita willen ruilen. "
Ze waren bij de buitendeur gekomen en Heiligers liet Bas uit.
„Tot morgenmiddag drie uur dan, " zei de fotograaf.
„Ik dacht dat u om twee uur langs zou komen?" hielp
Basherinneren.
„Dat is waar ook. Nou, je bent dus al met je werk begonnen: je
helpt me meteen al herinneren wat ik vergeten ben. " Toen Bas naar
huis fietste, wist hij nog altijd niet wat hij er allemaal van
denken moest, maar zijn nieuwsgierigheid overheerste alle andere
gedachten.
Hij zou in ieder geval morgen met Heiligers meegaan. Beviel het hem
niet, dan kon hij altijd nog zien. De fotograaf leek hem overigens
een geschikte kerel en het werk zou bestafwisselend zijn. Morgen al
een reportage over de radiowagens van de politie. Daar kwam je
anders nooit bij. Nee, het zag er allemaal nog zo gek niet uit.
Haastig fietste hij nog even naar zijn vriend Harry van der Bomen
om hem van zijn bezoek aan Heiligers te vertellen. Hij kwam Harry
onderweg al tegen. „Hé, ik wilde net naar jou toegaan. "
„En ik naar jou, " lachte Bas. „Dat spaart ons allebei de helft
uit. Ben je geslaagd, Harry?"
„Met de hakken over de sloot. Het is maar net aan, maar ik ben er
en dat is het belangrijkste. En jij?" „Wat denk je?"
„Aan je gezicht te zien, is het dik voor mekaar. " „Nou dik... maar
ik ben over, " vertelde Bas. Hij begon nou pas goed te merken hoe
erg hij de laatste dagen in spanning had gezeten of het allemaal
wel goed af zou lopen. „Ik heb zelfs geen herretje of een taak
gekregen. " „Ik ook niet, jong. En nu maar goed vakantie houden, "
zei Harry.
„Ik ga morgen al werken. "
„Hij wel... Nou, mij niet gezien. Ik ga eerst eens een
weekuitblazen. Al dat blokken is me niet in de koude kleren
gaanzitten. Voorlopig kan ik geen boek meer zien. Wat ga jijdoen?
Bonen plukken of aardappelen rooien?"
„Je krijgt een gulden als je het raadt, " stelde Bas voor.
„Dan raad ik niet. Als jij met guldens begint te smijten, zitik er
natuurlijk aan alle kanten naast. "
„Ik word assistent van een persfotograaf. "
„Dat zal waar wezen, " deed Harry ongelovig. „Waarom zegje niet
ineens dat je zolang hulppiloot bij de K. L. M. wordt?"
„Toch is het waar, " zei Bas en deed hem uitvoerig heel
hetverhaal.
„Dat noem ik nog eens boffen, " meende Harry. „Je moet dan wel als
een beter soort pakezel dienst doen en als notitieboekje voor die
fotograaf fungeren, maar jij kan in de komende dagen nog eens wat
beleven. Dat is nou echt zo'nbaantje waar ik altijd van gedroomd
heb. Maar jij gaat er mee schuiven. Jij valt toch altijd maar weer
met je neus in de boter. "
„Dat zal ik nog moeten afwachten, " antwoordde Bas. Hij kon zelfs
niet vermoeden hoe juist die woorden waren. Want vóór hij die
vrijdagavond daarop in de radiowagen van de politie achter de
Zwarte Ruiter aanjoeg, zou hij zich verscheidene keren afvragen, of
hij niet alleen met zijn neus maar met heel zijn lichaam in de
boter was gevallen en of hij er nog ooit uit zou komen...