Hoofdstuk 35

 

 

 

Zelfs al had ik het gewild, dan nog had ik Ethan die middag niet kunnen opzoeken. Op weg naar huis werd ik gebeld door tante Lynrose, die me vertelde dat mijn moeder was opgenomen in het MUSC, hetzelfde ziekenhuis waar Jane Rice, een van de slachtoffers, verpleegkundige was geweest. Ze was op weg geweest naar haar werk toen ze negen jaar geleden was verdwenen.

Niet dat het één iets met het ander te maken had, maar het toeval vergrootte de paniek nog die zich na het telefoontje van mijn tante meester van me had gemaakt.

Na een korte stop bij mijn huis om te douchen en me om te kleden, reed ik direct Rutledge Avenue op, vond een parkeergarage en liep toen naar het enorme gebouw van baksteen en glas dat onderdak bood aan het hoofdgedeelte van het ziekenhuis.

Toen ik eindelijk de juiste vleugel en de juiste verdieping had gevonden, bleek er een arts bij mijn moeder te zijn, zodat ik op de gang moest wachten met mijn tante, die me tot mijn frustratie niets wilde vertellen.

‘Het komt helemaal goed met haar,’ verzekerde tante Lynrose me terwijl we naast elkaar op de rand van een bank zaten. ‘Maar ik vind dat zij het je moet vertellen.’

Tegen de tijd dat we eindelijk naar binnen mochten, had ik mezelf aardig opgefokt, het ergste veronderstellend. Mijn moeder zag er echter beter uit dan de laatste keer dat ik haar had gezien. Ze had een gezonde kleur, en maakte een sterke, alerte indruk. Ik liep naar haar toe om haar te omhelzen en een kus te geven, waarna ik op de rand van haar bed ging zitten. Lynrose schoof een stoel naast het bed, en een paar seconden lang zaten we met zijn drieën in een geladen stilzwijgen.

Ik wilde niet aandringen, maar ik kon de stilte niet langer verdragen. ‘Mama –’

‘Ik heb kanker,’ zei ze.

Meteen sprongen de tranen me in de ogen. Ik pakte haar hand en kneep erin.

‘Het is borstkanker,’ zei ze. ‘Het knobbeltje was zichtbaar op mijn laatste mammogram.’

‘De dokter zei dat het heel goed te behandelen is,’ voegde Lynrose eraan toe. ‘Hij zei dat we alle reden hebben om optimistisch te zijn over een volledige genezing.’

‘Dat is niet precies wat hij zei,’ corrigeerde mijn moeder haar. ‘Hij zei dat de prognose gunstig is, maar dat de tumor zich in een vergevorderd stadium bevindt en van het soort is dat zich snel kan verspreiden. Er is dus een agressieve behandeling nodig, en we moeten realistisch zijn over mijn kansen.’

Het voelde alsof iemand een hand in mijn borst had geramd en mijn hart als een bankschroef omklemde. Ik slikte moeizaam en probeerde mijn emoties onder controle te houden. ‘Wat doen we nu? Wat is de volgende stap?’

‘Ik word morgenochtend vroeg geopereerd.’

‘Zo snel al?’

Ze klopte op mijn hand. ‘Zo snel is dat niet. Ik weet het al een poosje.’

‘Hoelang al?’ Toen drong het tot me door. ‘Daarom kwam je naar Charleston voor je verjaardag! Je wist het toen al. Waarom heb je het me niet verteld?’

‘We hadden het zo geweldig naar onze zin, en ik wilde de sfeer niet bederven. En daarna… Ik wilde niet dat je het wist voordat het absoluut nodig was.’

‘Waarom? Ik had er voor je kunnen zijn.’ Ik voelde me enigszins verraden door haar stilzwijgen.

‘Ik had Lyn. Ze heeft heel goed voor me gezorgd.’

‘Ik had erbij moeten zijn.’

‘Er was niets wat je kon doen. En je had het druk met je werk.’

‘Maar toch –’

‘Amelia.’ Tante Lynrose schudde haar hoofd, en ik zweeg, bijna boos uit het raam starend, waar de zonsondergang boven de Ashley River ondraaglijk symbolisch leek.

‘Ik verwacht over een paar dagen weer thuis te zijn,’ zei mijn moeder kordaat. ‘Ze hangen me morgen vol met draden en slangen… hoogst onplezierig allemaal. Ik wil niet dat jij dat aan moet zien. En bovendien, de chemo…’

Ik vond het onvoorstelbaar dat ze er zo kalm over kon praten. Ik had mijn moeder altijd als een fragiele vrouw beschouwd, maar het pragmatisme waarmee ze de vernietigende diagnose tegemoet trad, deed me versteld staan. Er stond haar een zware operatie te wachten, wekenlange chemokuren, en haar grootste zorg was dat ik niet geconfronteerd zou worden met haar draden en slangen.

Lynrose had zich grootgehouden, maar nu begon ze zachtjes in een linnen zakdoek te snikken.

‘Lyn, in vredesnaam,’ zei mijn moeder op bestraffende toon.

‘Ik weet het, ik weet het, ik moet sterk zijn. Maar je haar, Etta. Je raakt al dat prachtige haar kwijt.’

‘Het is maar haar,’ zei mijn moeder laconiek. ‘Misschien groeien er wel krullen terug. Zou dat niet geweldig zijn, na al het geld dat ik in de loop der jaren aan permanentjes heb uitgegeven?’

Mijn tranen terugdringend, schudde ik haar kussens op en schonk een glas water voor haar in. Toen er niets meer te doen viel, moest ik de onvermijdelijke vraag wel stellen.

‘Waar is vader?’

‘Hij is een man, en dus nutteloos in een situatie als deze,’ zei mijn tante, die, voorzover ik wist, nog nooit een serieuze relatie met een man had gehad, laat staan dat ze er met eentje getrouwd was geweest.

‘Hij was hier eerder,’ zei mijn moeder. ‘Ik heb hem weggestuurd om een frisse neus te gaan halen. Hij heeft nooit tegen besloten ruimtes gekund.’

‘Echt? Dat wist ik niet.’

‘Er zijn heel wat dingen die je niet weet over je vader.’ Er klonk iets door in haar stem wat me deed opkijken en haar gezicht bestuderen.

‘Etta, dit lijkt me niet het moment –’

‘Stil, Lyn. Dit is iets tussen mijn dochter en mij. De kans bestaat dat ik niet meer bijkom uit de narcose.’ Ze hief haar hand op toen mijn tante en ik allebei protesteerden. ‘Een kleine kans, maar toch… Er is iets wat je over Caleb moet weten…’

Lynrose perste haar lippen op elkaar en haalde haar breiwerk tevoorschijn. Ze boog haar hoofd over haar werk, maar ik wist dat ze ons tussen haar wimpers door gadesloeg. En ik kon de spanning in golven van haar af voelen komen.

‘Mama, wat wil je me vertellen?’ vroeg ik zacht. Zou ze het weten van de geesten? Of van mij?

Ze aarzelde, en voor het eerst sinds mijn komst zag ik een deukje in haar harnas, en ving ik een glimp op van de kwetsbare melancholieke vrouw die me had geadopteerd, me had grootgebracht en van me had gehouden. Maar die me nooit de kans had gegeven haar werkelijk te leren kennen.

De breinaalden van mijn tante klikten tegen elkaar in de stilte. Ik vroeg me af of ze echt steken maakte of dat ze gewoon deed alsof.

‘Je vader…’

Ik boog me wat naar voren. Mijn tante volgens mij ook. ‘Ja?’

‘Je vader…’ Haar blik gleed opzij, langs mij heen, en toen ik over mijn schouder keek, zag ik dat vader in de deuropening was verschenen. Hij bleef heel even staan, zijn gezicht verweerd en vermoeid, en toen draaide hij zich zonder een woord om en verdween in de gang.

Ik keerde me abrupt naar mijn moeder. ‘Waarom komt hij niet binnen?’

‘Ik denk dat hij ons onze tijd samen gunt.’

‘Doe nu niet alsof dit de laatste keer is,’ smeekte ik, denkend aan Devlin en het afscheid dat hij nooit had kunnen nemen.

‘Zo bedoelde ik het niet.’

‘Mama, vertel me over vader.’

Ze wisselde een blik met mijn tante.

‘Je vader is een gecompliceerde man met een gecompliceerd verleden,’ zei Lynrose. ‘Het lijkt me het beste als we het daarbij laten.’

‘Een gecompliceerd verleden?’ Ik keek weer naar mijn moeder. ‘Wat betekent dat?’

Ik zag de strijd op mijn moeders gezicht, het innerlijke gevecht dat ze leverde terwijl ze probeerde te bepalen hoeveel ze met me wilde delen. Ze sloot haar ogen en zuchtte. ‘Alles wat je eigenlijk hoeft te weten, is dat hij van je houdt. Meer dan van wat of wie ook, en daar reken ik mezelf bij.’

Dat was niet wat ze had willen zeggen. Ik kende haar goed genoeg om dat door te hebben.

‘Mama –’

‘Ik ben moe. Ik denk dat ik een poosje ga slapen.’

‘Het is beter zo,’ mompelde Lynrose.

Ik wilde niet het risico nemen mijn moeder van streek te maken op de avond voor haar operatie, dus liet ik de kwestie rusten. Na een poosje stond ik op en glipte de kamer uit, mijn moeder en mijn tante fluisterend achterlatend, net zoals vroeger op de veranda van ons huis.

Toen ik de gang in liep, was vader nergens te bekennen.

 

Mijn moeder werd twee dagen later uit het ziekenhuis ontslagen, en ik ging met haar mee naar huis, in Trinity, waar ik bleef logeren tot zij en mijn tante me overhaalden om terug te keren naar Charleston.

‘Je hebt een bedrijf te runnen, en er is geen enkele reden om jezelf financieel in de nesten te werken terwijl ik alle tijd van de wereld heb,’ drong Lynrose aan, en mijn moeder viel haar bij.

Op mijn laatste avond in Trinity was vader vlak na het eten vertrokken, en ik liep naar Rosehill om hem gedag te zeggen. Ik snoof de geur van de rozen op terwijl ik over het hoofdpad liep. Vader was bij de engelen, wachtend tot de warme gloed van de ondergaande zon hun koude gezichten tot leven zou wekken.

Na het korte fascinerende schouwspel draaide hij zich om, zijn blik langs mij op het hek gericht. Ik wist dat hij de geest zocht. Zijn angst was voelbaar in het invallende duister.

‘Heb je hem weer gezien, vader?’

‘De laatste tijd zie ik hem steeds vaker.’

De onthulling deed mijn bloed bevriezen. ‘Wat wil hij?’

Vader keerde zich naar me toe, en ik schrok van de schittering van tranen op zijn gezicht. Ik had hem nooit eerder emoties zien tonen. Net als ik leefde hij voornamelijk in zijn eigen hoofd.

En toen begreep ik het. Ik sloeg mijn hand voor mijn mond. ‘Vader… denk je dat hij voor mama is teruggekomen?’

Hij sloot zijn ogen en huiverde. ‘Ik wilde dat ik het wist, kind. Ik wilde dat ik het wist.’

 

Het was een lange eenzame rit terug naar Charleston. Onderweg controleerde ik mijn berichten. Eén van Ethan Shaw, één van Temple en niets van Devlin.

Ethan had me uitgenodigd voor een feestje dat aanstaande vrijdag op het Charleston Institute for Parapsychology Studies zou worden gehouden ter ere van de zeventigste verjaardag van zijn vader.

Terwijl ik mezelf het donkere huis binnen liet, vroeg ik me onwillekeurig af of mijn moeder bij háár volgende verjaardag nog onder ons zou zijn.