Hoofdstuk 28

 

 

 

We waren inmiddels een heel eind de tunnel in gelopen. Het was te laat om nog terug te keren. Ik voelde een kilte in mijn rug en stelde me voor dat er een geest achter me door de schaduwen zweefde, hunkerend naar mijn energie, zich voedend met mijn warmte.

Ik draaide me met een ruk om, mijn hart kloppend in mijn keel. ‘Hoorde jij ook iets?’

‘Nee.’ Devlin keerde zich om en scheen met het licht in de tunnel.

Ik ving een glimp op van kraaloogjes, en hoorde het haastige gekrabbel van kleine pootjes. Gewoon een rat.

We liepen verder. Ik ademde iets makkelijker nu ik wist dat de geluiden achter me werden veroorzaakt door een knaagdier dat over de stenen trippelde. En vreemd genoeg had het me opgelucht om Devlin over mijn nachtmerrie te vertellen. Het leek me te hebben verlost van een angst uit mijn kindertijd die me jarenlang had achtervolgd. Het betekende ook dat hij nu deelgenoot was van mijn geheim. Ik had nooit iemand over de droom verteld. Wat dat zei over mijn gevoelens voor hem, durfde ik niet nader te onderzoeken.

Tot nog toe hadden we er flink de pas in gehouden, maar nu vertraagde ik mijn tempo, mijn hoofd opzij draaiend toen een nieuw geluid de stilte doorbrak. Ik bleef staan, deed een stap naar voren, keek toen over mijn schouder.

‘Er zit iets achter ons.’

Devlin hield zijn pas nauwelijks in. ‘Nog een rat.’

‘Nee, geen rat. Luister.’

Niets dan stilte.

Toen klonk het opnieuw, een soort heimelijk geschuifel. Mijn nekharen gingen overeind staan.

‘Daar! Hoorde je het?’

Devlin draaide zich om, het donker doorborend met het licht van de zaklamp. ‘Blijf rustig.’

‘Ik bén rustig,’ zei ik, hoewel mijn hart tegen mijn ribbenkast roffelde. ‘Wat denk je dat het is?’

‘Geen idee.’

Het was geen geest. Dit was iets werkelijks, iets wat tastbaar was en levend.

Devlin nam de zaklamp over in zijn linkerhand en trok met de rechter het pistool uit zijn holster. Steeds opnieuw scheen hij met de zaklamp heen en weer.

‘Ga voor me staan,’ zei hij, en hij gaf me de zaklamp.

‘Hij is ergens achter ons, toch?’ fluisterde ik.

‘Blijf gewoon lopen.’

We gingen in complete stilte verder. Toen het geluid vervaagde, kalmeerden mijn zenuwen een beetje en merkte ik op dat de tunnel licht omhoog liep. En net toen ik begon te hopen dat dit betekende dat we bijna bij de uitgang waren, liep de weg dood.

Voor ons bevond zich slechts een massieve stenen muur.

De gedachte dat we zouden moeten omkeren en teruglopen in de richting van dat geluid, terug naar de kamer vol gruwelen, was me te veel. Emotioneel was ik aan het eind van mijn Latijn. Ik zou het liefst op de grond gaan zitten en in huilen uitbarsten.

‘Daar,’ zei Devlin, en hij duwde mijn hand met de zaklamp omlaag en naar links.

Nog een opening. Een uitweg.

Hij nam de zaklamp van me over en scheen ermee in het gat.

‘Kunnen we er langs die weg uit?’ vroeg ik nerveus.

‘Ik denk van wel. Kom.’ Hij ging eerst en wachtte aan de andere kant tot ik hem was gevolgd.

We bevonden ons in een kleine ronde ruimte met een diameter van ongeveer anderhalve meter. Er staken metalen voetsteunen in de muur, en mijn hart sprong op, tot ik me realiseerde dat die treden nergens naartoe leidden. Er was geen opening bovenaan. Alleen complete duisternis.

‘Volgens mij is dit een oude put of een stortgat,’ zei Devlin. Zijn stem, die tegen de ronde muren weerkaatste, had een metalige klank.

‘Hoe komen we eruit?’

‘Er moet een luik bovenop liggen.’ Hij scheen het licht even omhoog, en gaf mij toen de zaklamp en het pistool.

‘Weet je hoe je met een wapen moet omgaan?’

‘Niet echt, nee.’

‘Hij is gebruiksklaar. Als er iets door dat gat komt, richt het pistool er dan op en haal de trekker over. Niet bij nadenken, gewoon doen.’

Ik knikte.

‘Houd de zaklamp bij je,’ vervolgde hij. ‘Kijk niet maar mij, maar houd dat gat in de gaten.’

‘Oké.’

Hij probeerde of de ladder hem hield en begon te klimmen, zijn voetstappen kletterend op het metaal. Binnen een paar seconden bevond hij zich een meter of zes boven me. Ik hoorde de aansteker klikken en Devlin kreunen terwijl hij probeerde het luik van zijn plek te krijgen, maar ik weerstond de verleiding om omhoog te kijken.

‘Is het vergrendeld?’

‘Iemand heeft er van buitenaf iets zwaars op gelegd. Ik kan het maar een klein stukje omhoog duwen.’

Met mijn ogen nog steeds strak op de opening gericht, klemde ik het pistool wat steviger vast. Even had ik kunnen zweren…

Daar had je het weer! Dat stiekeme geschuifel, alsof iemand langzaam door de tunnel kwam, stilletjes door het donker sluipend om zijn aanwezigheid niet te verraden.

‘Hij komt eraan,’ fluisterde ik.

Ondanks mijn gedempte stem had Devlin me gehoord, want hij kwam vlug omlaag. Hij nam het pistool en de zaklamp van me over en scheen langs de ladder omhoog.

‘Klim naar boven. Het is me gelukt om het luik een stukje open te wrikken. Kijk of je je erdoor kunt wringen.’

‘En jij dan?’

‘Ga nu maar gewoon. Ik kom achter je aan.’

Toen ik een stukje de ladder op was geklommen en over mijn schouder keek, zag ik het licht van de zaklamp echter in het gat verdwijnen.

‘Devlin?’

Geen antwoord.

Ik werd verscheurd door twijfel. Moest ik verder omhoog klimmen of terugkeren naar beneden? Het was alsof ik mijn nachtmerrie herbeleefde. Ik hing daar nog steeds toen Devlin even later weer door het gat kwam gekropen.

Hij sprak geen woord, wachtte simpelweg onderaan tot ik boven was en kwam toen achter me aan.

Ik wurmde me door de opening, mijn ellebogen en knieën openhalend aan de ruwe stenen, en toen ik er eenmaal door was, gebruikte ik al mijn kracht om de kei opzij te duwen die het luik blokkeerde, zodat Devlin er ook doorheen kon.

Hij klom uit de put, en we keken allebei om ons heen om te zien waar we terecht waren gekomen. We bevonden ons ergens in het bos, buiten de hekken van de begraafplaats.

Het was nog niet donker. In het westen gloeide de horizon. In het oosten steeg de maan boven de boomtoppen uit. Een briesje fluisterde door de bladeren en ik rook de geur van jasmijn in de schemering.

Devlin pakte mijn hand, en samen liepen we door de afkoelende lucht, terwijl zijn geesten achter ons door de sluier glipten.