Hoofdstuk 8

 

Delage was in het gezelschap van iemand die de Ryders nog niet eerder hadden gezien. De man was jong, blond en breedgeschouderd. Hij droeg een grijs flanellen pak, dat zo gesneden was, dat de wapenuitrusting die hij met zich meetorste niet zichtbaar zou zijn en een donkere bril van het type dat erg in zwang was bij mensen van de geheime dienst, wier taak het is over het welzijn van de leiders van naties te waken. 'Dit is Leroy,' zei Dunne. 'Uit San Diego. Hij helpt de jongens in Washington met het ontcijferen van LeWinters code. Hij heeft ook contact opgenomen met de kerncentrale van de CKE in Illinois om informatie over Carltons verleden in te winnen. Daarnaast heeft hij een paar mensen aan het werk gezet om een lijst van georganiseerde zonderlingen samen te stellen. Hebben jullie al iets, Leroy?' Leroy schudde zijn hoofd. 'Nee, hopelijk weten we vanmiddag meer.' Dunne wendde zich tot Delage. 'Wat was nou zo geheim, dat je het me niet over de telefoon wilde vertellen?' 'Zo geheim zal het niet lang meer blijven. De pers weet er inmiddels alles van, maar Barrow heeft ze gezegd het nieuws nog even in de ijskast te zetten. En wanneer Barrow dat zegt, gebeurt het ook.' Hij maakte een hoofdbeweging naar een bandrecorder. 'We hebben dit rechtstreeks opgenomen van onze directe telefoonlijn met Los Angeles. Het schijnt dat Durrer van de DOOE een eigen kopie van deze opname heeft gekregen.' Hij drukte een knop in en een welluidende, beschaafde stem begon te spreken in vloeiend, maar enigszins schools Engels. 'Mijn naam is Morro en ik ben — zoals velen van u inmiddels zullen weten — verantwoordelijk voor de overval op de kerncentrale van San Ruffino. Ik heb een boodschap voor u van een aantal prominente geleerden en ik raad u aan goed te luisteren. Ik herhaal, voor uw eigen bestwil, luister goed.' Dunne stak zijn hand op en de tape werd stopgezet. Hij vroeg: 'Herkent iemand die stem?' Dat was duidelijk niet het geval. 'Kan iemand het accent thuisbrengen? Zou eruit afgeleid kunnen worden waar deze Morro vandaan komt?' Delage zei: 'Europa? Azië? Het is heel moeilijk te zeggen. Misschien komt hij wel uit Amerika en is het accent nep.' 'Waarom vragen jullie 't de experts niet?' vroeg Ryder. 'Universiteiten zat in Californië. Tussen San Diego en Stanford vind je vast wel 'n professor die 't accent kan thuisbrengen. Ze beweren toch dat ze hier alle belangrijke en ook nog 'n groot aantal minder belangrijke talen doceren?' 'Geen gek idee. Misschien hebben Barrow en Sassoon er ook al aan gedacht. We zullen het in ieder geval opperen.' Hij knikte tegen Delage, die de bandrecorder weer aanzette. Een raspende en verontwaardigde stem zei: 'Dit is professor Burnett uit San Diego. Dit is niet iemand die mijn stem tracht te imiteren — bandjes met mijn stem kunnen bij de Universiteit van San Diego worden opgevraagd. Deze vervloekte klerelijer van een Morro — ' Na de toornige tirade van Burnett, volgde een even woedende van dr. Schmidt. Healey en Bramwell klonken aanmerkelijk kalmer, maar één ding hadden zij met elkaar gemeen — het leed geen twijfel dat ze de waarheid spraken. Dunne zie, tegen niemand in het bijzonder: 'Moeten we ze geloven?' 'Ik geloof ze zonder meer.' Uit Delages stem sprak absolute zekerheid. 'Dit is de vierde keer dat ik dit bandje hoor en hoe vaker ik het hoor, hoe minder ik aan de echtheid ervan twijfel. Het is duidelijk dat ze niet gedwongen worden dit te doen. Of dat ze onder invloed zijn van verdovende middelen, of iets in die geest. Vooral professor Burnett overtuigt me. Z'n woede is echt, zo iets speel je niet. Ik ga er natuurlijk vanuit dat deze vier mannen zijn wie ze zeggen dat ze zijn — en dat lijkt me zeer waarschijnlijk; als ze straks te horen zijn op de radio en de televisie, zullen honderden collega's, vrienden en studenten zeker kunnen vaststellen of ze het inderdaad zijn. Eén megaton? Is dat niet gelijk aan één miljoen kilo TNT? Mijn God.' Ryder zei tegen Dunne: 'Dat geeft dan meteen antwoord op 'n vraag die ik me daarnet bij Donahure stelde. Hij heeft die geleerden dus inderdaad nodig om z'n dreigementen kracht bij te zetten en ons de stuipen op 't lijf te jagen. En 't heeft er alle schijn van dat 'm dat gaat lukken.' Leroy zei: 'Wat mij dwars zit, is dat ze nog geen enkele indicatie hebben gegeven van wat ze van plan zijn.' 'Dat zal straks 'n hoop mensen dwars zitten,' zei Ryder. 'Dat is onder andere 't doel van z'n psychologische oorlogvoering. Iedereen de stuipen op 't lijf te jagen.' 'Nu we het toch over de stuipen op het lijf jagen hebben, kan ik aansluitend meteen even het volgende laten horen,' zei Dunne, terwijl hij de startknop van de bandrecorder indrukte en Morro's stem opnieuw hoorbaar werd. 'Een laatste opmerking nog. De autoriteiten beweren dat de aardbeving van vanochtend zou hebben plaatsgevonden in de Witte Wolf-breuk. Dit is een pertinente leugen. Zoals ik al eerder heb verklaard, was ik verantwoordelijk voor deze schok. Om te bewijzen dat de autoriteiten liegen, zal ik morgenochtend, om tien uur precies, opnieuw een atoombom tot ontploffing brengen. De bom is reeds geplaatst. De locatie is zodanig gekozen dat wij de bom voortdurend in de gaten kunnen houden: elke poging om de bom te lokaliseren of te benaderen, zal mij noodzaken deze radiografisch tot ontploffing te brengen. Ik raad iedereen aan de bewuste plek niet dichter dan tien kilometer te naderen. Doet men dat wel, dan kan ik niet instaan voor de gevolgen. Eventuele toeschouwers raad ik aan zo verstandig te zijn een speciale donkere bril te dragen. Ook bij het negeren van dit advies, heeft het slachtoffer de gevolgen aan zichzelf te wijten. De locatie die ik voor deze ontploffing heb uitgezocht, bevindt zich zo'n twintig kilometer ten noordwesten van Skull Peak aan de uiterste grens van de Yucca Vlakte. De bom waarom het hier gaat is qua kracht te vergelijken met die welke Hirosjima en Nagasaki verwoestte.' Delage zette de bandrecorder uit. Dunne verbrak de lange stilte die na Morro's boodschap was ingevallen. Hij zei peinzend: 'Die man heeft wel lef, moet ik zeggen, om het officiële testgebied van de Verenigde Staten voor zijn eigen doeleinden te gebruiken. Wat is hij in Godsnaam van plan? Gelooft iedereen wat ons zo juist verteld is?' 'Ik wel,' zei Ryder. 'Onvoorwaardelijk. Ik geloof dat die bom is geplaatst. Ik geloof ook dat Morro 'm op de afgesproken tijd tot ontploffing zal brengen en eveneens dat we 'm niet kunnen tegenhouden. Volgens mij kunnen we alleen proberen zoveel mogelijk dagjesmensen van de Yucca Vlakte weg te houden, om te voorkomen dat ze in de fik vliegen, verdampen of op 'n andere manier aan hun eind komen, 't Zal trouwens 'n beste verkeerschaos opleveren.' Jeff zei: 'Voor 'n verkeerschaos heb je wegen nodig en die zijn daar niet. Alleen wat karrensporen.' 'Dat is ons pakkie-an niet,' zei Dunne. 'Dat is de taak van het leger, de Nationale Garde. Die kunnen tanks, pantservoertuigen en jeeps inzetten. En als de luchtmacht een paar Phantoms levert, moet het een koud kunstje zijn om nieuwsgierigen op een afstand te houden en het gebied af te grendelen. Bovendien geloof ik eerder dat mensen zich uit de voeten zullen maken dan gaan kijken. Het enige dat mij bezighoudt is het waarom? Chantage en dreigementen. Die zullen zeker nog komen. Maar wat willen ze? Je kunt je soms zo verdomd hulpeloos voelen. Het gevoel hebben dat je niets, helemaal niets kunt doen.' 'Ik weet in ieder geval wat ik ga doen,' zei Ryder. 'Ik ga naar m'n bed.'

 

 

De Sikorski vrachthelikopter landde op de binnenplaats. Maar geen van de aanwezigen in de eetzaal van het Adlerheim schonk er enige aandacht aan: de helikopter vloog voortdurend af en aan met proviand en voorraden voor het kasteel en men had geleerd met het oorverdovende lawaai te leven. Bovendien waren de paar bewakers, de gijzelaars, Morro en Dubois aanmerkelijk meer geïnteresseerd in wat er zich op het grote televisiescherm voor hen afspeelde. De omroeper, wiens houding en gezicht berusting en gepaste ernst uitdrukten, had juist de opname laten horen van de vier geleerden en was nu bezig Morro's laatste boodschap in te leiden. De helikopterpiloot, gekleed in een geruit wollen jasje, kwam de eetzaal binnen en liep op Morro toe, maar deze gebaarde hem te gaan zitten: Morro was niet geïnteresseerd in het horen van zijn eigen stem, maar scheen er genoegen in te scheppen naar de begeleidende commentaren van de nieuwslezer te luisteren en te kijken naar de ernstige gelaatsuitdrukkingen van de gijzelaars. Toen Morro's laatste boodschap was afgedraaid, draaide Burnett zich om naar Schmidt en zei met luide stem: 'Nou, wat heb ik je gezegd, Schmidt? Die man is niet goed bij zijn hoofd.' Morro scheen geen aanstoot te nemen aan deze opmerking: niets leek hem ooit uit zijn evenwicht te brengen. 'Als dat op mij slaat, professor Burnett — en ik moet haast aannemen dat dat het geval is — vind ik dat een hoogst onvriendelijke opmerking. Hoe bent u tot die conclusie gekomen?' 'In de eerste plaats hebt u geen atoombom — ' 'En dat is zelfs een hele domme opmerking. Ik heb namelijk nooit beweerd dat het hier om een atoombom ging. Een mechaniek, professor, een mechaniek, al komt dat dan op hetzelfde neer. Een mechaniek van achttien kiloton nog wel.' Bramwell zei: 'Meer dan uw woord — ' 'Ik vertrouw erop dat U — én professor Burnett — morgenochtend om één minuut over tien zo wellevend zult zijn om uw verontschuldigingen aan te bieden.' Bramwell was niet langer zo zeker van zichzelf. 'Zelfs als u de een of andere bom zou hebben, wat voor zin heeft het dan om die in de woestijn tot ontploffing te brengen?' 'Dat lijkt me nogal voor de hand te liggen. Om de mensen te bewijzen dat ik zo'n bom in mijn bezit heb. Eerst veroorzaakt men een algehele stemming van onzekerheid, dan van bezorgdheid, vervolgens lichte angst en ten slotte doodsangst.' 'Hebt u nog meer bommen achter de hand?' 'De wetenschappelijke nieuwsgierigheid van u en uw collega's zal nog vanavond bevredigd worden.' Schmidt vroeg: 'Wat is nu eigenlijk je bedoeling, Morro? Wat voor een spel probeer je nu eigenlijk te spelen?' 'Van een spel is hier geen sprake, zoals de Verenigde Staten en de rest van de wereld spoedig zullen ontdekken.' 'Aha! Daar gaat het dus om, psychologische oorlogvoering. Zet de fantasie van de mensen maar aan het werk. Laat ze het hoofd maar breken over de eventuele mogelijkheden. Laat ze zich maar op het ergste voorbereiden. En maak ze dan duidelijk dat het ergste nog niet erg genoeg is, dat het nog erger kan. Zie ik het goed?' 'Uitstekend, dr. Schmidt, voortreffelijk verwoord. Dat zal ik zeker opnemen in mijn eerstvolgende boodschap aan het Amerikaanse volk. "Zet de fantasie maar aan het werk. Bereid u op het ergste voor. En houd er rekening mee dat het nog erger kan." Uitstekend. Uiteraard zal ik de eer voor mij zelf opeisen.' Morro stond op, liep naar de helikopterpiloot, luisterde voorovergebogen naar wat deze hem in het oor fluisterde, knikte en liep op Susan toe. 'Wilt u mij even volgen, mevrouw Ryder?' Hij liep voor haar uit de gang in. Susan vroeg nieuwsgierig: 'Wat nu, meneer Morro? Of moet dat een verrassing blijven? Een onplezierige verrassing misschien? U schijnt er genoegen in te scheppen mensen onplezierige verrassingen te bezorgen. In de eerste plaats ons door ons hier gevangen te zetten, dan de geleerden met uw waterstofbom plan en nu miljoenen inwoners van Californië. Beleeft u daar vreugde aan, meneer Morro?' Morro dacht even na. 'Nee, ik geloof het niet. De onaangename verrassingen waren tot nu toe óf onvermijdelijk, óf het onvermijdelijke gevolg van mijn plannen. Maar van een pervers sadistisch genoegen is geen sprake. Ik zie er bijvoorbeeld erg tegenop om u de onaangename boodschap te bezorgen die ik voor u in petto heb. Het had gelukkig erger gekund, want u hoeft zich niet echt zorgen te maken. Uw dochter is hier, mevrouw Ryder, en ze is gewond. Licht gewond gelukkig, en het zal zeker weer goed komen.' 'M'n dochter! Peggy! Hier? Wat doet ze hier, in Godsnaam? En hoe komt het dat ze gewond is?' Morro antwoordde niet, maar deed een deur open. De deur gaf toegang tot een kleine ziekenzaal, die drie bedden bevatte. Twee bedden waren leeg en in het derde bed lag een bleek meisje met lang donker haar, het enige waarin zij uiterlijk verschilde van haar moeder, met wie zij een verbluffende gelijkenis vertoonde. Haar mond viel open en zij staarde met bruine, verbaasde ogen naar haar moeder. Toen strekte zij haar rechterarm uit en het verband om haar schouder was duidelijk zichtbaar. Zoals te verwachten was, volgde hierop de onvermijdelijke uitwisseling van liefkozingen en gefluisterde uitingen van medegevoel, terwijl Morro attent op enige afstand bleef staan en met een gebiedende hand een man tegenhield die net was binnengekomen: de nieuwkomer droeg een witte jas, had een stethoscoop om zijn nek hangen en hield een zwart koffertje in de hand. Zelfs zonder deze attributen zou hij duidelijk herkenbaar zijn geweest als een dokter. Susan vroeg: 'Doet je schouder erg pijn, Peggy?' 'Niet meer. Nou ja, nog 'n beetje.' 'Hoe is het gebeurd?' 'Er is op me geschoten, toen ze me ontvoerden.' 'Juist ja. Er is op je geschoten, toen ze je ontvoerden.' Susan sloot haar ogen, schudde haar hoofd en keek naar Morro. 'Dat is uw werk, neem ik aan.' 'Mam.' In de ogen van het meisje stond onbegrip te lezen. 'Wat is hier de bedoeling van? Waar ben ik? In welk ziekenhuis — ' 'Je ligt niet in 't ziekenhuis, schat. Je bent te gast bij de heer Morro hier. De man die de kerncentrale van San Ruffino heeft overvallen. De man die mij heeft ontvoerd, en nu ook jou heeft ontvoerd.' 'Hebt u —' Met een bittere klank in haar stem zei Susan: 'Meneer Morro is geen kleine jongen en doet graag alles op grote schaal. Er zitten hier nog zeven andere gijzelaars.' Peggy viel terug in de kussens. 'Ik begrijp 't niet.' De dokter gaf Morro een tikje op de arm. 'De jongedame moet rust hebben, meneer.' 'Inderdaad. Kom, mevrouw Ryder. De dokter moet nog naar de schouder van uw dochter kijken. Dr. Hitushi hier is een volledig bevoegd arts.' Hij zweeg en keek Peggy aan. 'Het spijt me oprecht dat dit gebeurd is. Vertel eens, is je nog iets opgevallen aan een van je ontvoerders?' 'Ja.' Er voer een huivering door Peggy's lichaam. 'Aan de kleinste van de twee — die had geen linkerhand.' 'Een stomp? Niets meer?' 'Nee. Hij had — twee — haken leken het, met rubberuiteinden.' 'Ik kom zo snel mogelijk weer bij je,' zei Susan. Zij liet zich door Morro bij de elleboog nemen en het vertrekt uitleiden. Toen zij in de gang waren gekomen, rukte zij haar arm driftig los. 'Moest u dat 't arme kind nu aandoen?' 'Het spijt mij verschrikkelijk. Zo'n knap meisje.' 'En u voerde geen strijd tegen vrouwen?' Het schaamrood zou Morro naar de kaken hebben moeten stijgen, maar dat gebeurde niet. 'Waarom hebt u haar hier gebracht?' 'Nogmaals, ik doe vrouwen geen kwaad en sta evenmin toe dat dat gebeurt. Het was een ongelukje. Ik heb haar hier gebracht, omdat ik vond dat ze beter bij haar moeder kon zijn.' 'Niet alleen zaait u angst in de harten van de mensen en vertelt u leugens, maar u bent nog 'n hypocriet ook.' Opnieuw bleef Morro onverstoorbaar. 'Uw minachting is begrijpelijk, uw moed prijzenswaardig, maar u slaat op alle fronten de plank mis. Ik heb haar hierheen gebracht om haar door een dokter te kunnen laten behandelen.' 'Dat had ook in San Diego gekund.' 'Ik ken wel mensen in San Diego, maar geen doktoren.' 'Ik zou u erop willen wijzen, meneer Morro, dat er uitstekende ziekenhuizen in San Diego zijn.' 'En ik zou u erop willen wijzen dat ziekenhuizen onmiddellijk de inmenging van de politie tot gevolg gehad zouden hebben. Hoeveel Mexicanen dacht u dat er in San Diego rondliepen met een prothese in plaats van een linkerhand? Ze hadden hem zeker binnen een paar uur opgepakt en dan hadden wij in een mum van tijd hier de politie over de vloer gehad. En dat, mevrouw Ryder, wil ik ten koste van alles voorkomen. En ik wilde haar ook niet bij vrienden in San Diego onderbrengen, want dan zou zij niet alleen erg eenzaam geweest zijn, maar ook de noodzakelijke doktershulp hebben moeten ontberen, zaken die haar geestelijk en lichamelijk geen goed hadden kunnen doen. Hier heeft zij u en een uitstekende dokter. Zodra de dokter met haar klaar is, zie ik geen enkele reden waarom zij niet naar uw kamer zou worden overgebracht.' Susan,zei: 'U bent een merkwaardige man.' Hij keek haar uitdrukkingsloos aan, draaide zich om en liep weg.

 

 

Ryder werd om halfzes 's middags wakker en voelde zich verre van uitgerust, want hij had slecht geslapen. Dit kwam niet zozeer omdat hij zich zorgen maakte over zijn vrouw en dochter — want hij was meer en meer tot de misschien niet geheel voor de hand liggende conclusie gekomen dat zij minder in gevaar verkeerden dan hij aanvankelijk had gedacht — maar eerder omdat zijn geest hem geen rust gunde en hem onophoudelijk plaagde met gedachten en ingevingen die hij niet helemaal kon thuisbrengen. Hij stond op, zette koffie en maakte wat boterhammen klaar, die hij opat terwijl hij de literatuur over aardbevingen doorlas, die hij in Pasadena had geleend. De koffie deed hem weinig goed en de literatuur bracht hem evenmin een stap verder. Hij verliet het huis en belde vanuit een cel het FBI-bureau. Delage nam op. Ryder zei: 'Is majoor Dunne in de buurt?' 'Die slaapt als 'n roos. Is het belangrijk?' 'Nee, laat 'm maar slapen. Nog nieuws?' 'Ja, ik geloof dat Leroy iets gevonden heeft.' 'Al iets bekend van South Maple 888?' 'Nee, niets belangrijks. Een bemoeizieke buurman, 'n geile ouwe bok — je begrijpt dat ik citeer — die jouw Bettina, als ze zo heet, best wat beter zou willen leren kennen, beweert dat ze vandaag niet naar haar werk is geweest en dat ze zich de hele dag niet heeft laten zien.' 'Is-ie daar zeker van?' 'Foster — de man die wij bij haar huis hebben gepost — zegt dat hij hem gelooft.' "n Waakzaam oud mannetje dus?' 'Ja, vermoedelijk gewapend met 'n sterke verrekijker. Ze is vanmiddag nog wel even weggeweest, maar te voet: er is een supermarkt op de hoek en toen ze terugkwam had ze wat plastic tasjes bij zich. Foster heeft haar goed kunnen bekijken. Hij beweert dat hij die ouwe bok best kan begrijpen. Toen ze weg was, is Foster naar binnen gegaan en heeft haar telefoon afgetapt.' 'Heeft dat nog iets opgeleverd?' 'Ze heeft nog niet gebeld. Wat belangrijker is, is dat het aftappen van LeWinters telefoon wél al het een en ander heeft opgeleverd. Hij heeft eerst vanochtend het gerechtsgebouw gebeld om te zeggen dat hij last had van spit en te vragen of ze 'n plaatsvervanger konden vinden voor vandaag. Later op de dag was er een inkomend gesprek. Nogal cryptisch van inhoud. Een man verzocht de rechter nog maar een paar dagen thuis te blijven met spit, dan kwam alles wel in orde. Meer werd er niet gezegd.' 'Waar kwam 't gesprek vandaan?' 'Bakersfield.' 'Vreemd.' 'Waarom?' 'Bakersfield ligt dicht bij de Witte Wolf-breuk. Daar zou de aardbeving zich hebben voorgedaan.' 'Hoe weet je dat?' "n Kwestie van goed op de hoogte zijn.' Ryder had deze informatie slechts tien minuten geleden uit het door Benson beschikbaar gestelde materiaal gehaald, "t Zal wel toeval zijn. 't Gesprek kwam zeker uit 'n telefooncel?' 'Inderdaad.' Oké, bedankt. Ik kom straks nog even langs.' Hij keerde terug naar huis, belde Jeff — hij had zoon niets te vertellen dat interessant zou kunnen zijn voor een eventuele luistervink — en vroeg hem langs te komen en andere kleren aan te trekken dan die hij de vorige avond had gedragen. Hij hing op en ging naar boven om zich eveneens te verkleden. Jeff arriveerde, wierp een blik op het bekende gekreukte pak van zijn vader, keek vervolgens naar zijn eigen smetteloze blauwe pak en zei: 'Niemand zal jou verwijten dat je al je geld naar de kleermaker brengt. Moeten we ergens vermomd heen?' 'Min of meer. Ik moet onderweg Parker nog even bellen, want die gaat mee. We gaan eerst naar 't FBI-bureau. Kunnen we Parker daar ontmoeten. Trouwens, Delage had nog wat informatie voor ons. Als we klaar zijn bij de FBI gaan we gezellig op bezoek bij 'n dame, hoewel ik betwijfel of de dame in kwestie er de gezelligheid van zal inzien. Bettina Ivanhoe of Ivanov, of hoe ze ook mag heten. Ze zou ons aan onze kleren kunnen herkennen — wat meer is dan wij van haar kunnen zeggen. Maar onze stemmen heeft ze wel gehoord en daarom nemen we Parker mee, dan kan die 't woord doen. Ik vertel 'm wel wat-ie moet vragen.' 'En als jou, of mij, nou plotseling iets te binnen schiet en we willen dat Parker 'n bepaalde vraag stelt?' 'Daarom gaan we dus met z'n drieën. We spreken van tevoren 'n teken af, waarop Parker zegt dat we even naar buiten moeten om via de mobilofoon contact op te nemen met 't bureau. Als ze 'n schuldig geweten heeft, raakt ze daar zeker van in paniek en heb je zelfs kans dat ze naar de telefoon grijpt. En d'r gesprekken worden afgeluisterd.' 'Smerissen zijn toch wel minne mensen.' Ryder keek hem vluchtig aan en onthield zich van commentaar. Dat was ook volkomen overbodig.

 

 

'Laten we met Carlton beginnen,' zei Leroy. 'Het hoofd van de bewakingsdienst van de kerncentrale in Illinois heeft eigenlijk nooit helemaal hoogte van hem kunnen krijgen. Zijn collega's trouwens ook niet. Carlton schijnt een vrij gesloten type te zijn geweest, volgens de mensen die hem gekend hebben.' 'Daar is niks mis mee,' zei Ryder. 'Ik zou willen dat iedereen zich met z'n eigen zaken bemoeide — in z'n vrije tijd dan wel te verstaan. Het valt trouwens te bezien of dat ook voor meneer Carlton opgaat. Nog aanwijzingen?' 'Eén redelijk interessante. Het hoofd van de bewakingsdienst — ene Daimler — heeft de vroegere hospita van Carlton opgespoord en gebeld. Zij vertelde dat Carlton en haar zoon zeer goed met elkaar bevriend waren en vaak samen het weekend weggingen. Beweerde niet te weten waar ze heengingen. Daimler kreeg de indruk dat het haar ook geen donder interesseerde. Ze zit er warmpjes bij — of liever zat: haar echtgenoot heeft haar een redelijke lijfrente nagelaten, maar ze besteedt al haar geld aan drank en kaarten, dus zag ze zich genoodzaakt kamers te verhuren.' 'Verstandige echtgenoot.' 'Is waarschijnlijk in het harnas gestorven. Daimler bood ons aan een bezoekje bij haar af te leggen, maar hij klonk niet erg enthousiast. We hebben hem bedankt voor het aanbod en gezegd dat we wel een van onze eigen mensen zouden sturen — voor de FBI staat de deur altijd open. Knaap gaat er vanavond nog heen. Haar zoon woont trouwens nog steeds thuis. Nou, dat is het wel zo'n beetje. O ja, de moeder maakte nog een interessante opmerking over haar zoon. Hij leed aan godsdienstwaanzin, zei ze, en kon maar beter opgesloten worden.' 'Daar spreekt 't moederinstinct. Verder nog iets?' 'De codes van LeWinter. We hebben bijna alle telefoonnummers nagetrokken. U wist geloof ik al dat het voornamelijk om mensen uit Texas en Californië ging. Nou, zo op het eerste oog lijkt het een redelijk fatsoenlijk clubje — op degenen die we tot nu toe aan een onderzoek hebben onderworpen, was weinig aan te merken. Het lijkt me alleen niet het aangewezen gezelschap voor een rechter van LeWinters formaat.' 'Ik heb ook 'n hoop vrienden — nou ja, vrienden en bekenden — die niet bij de politie zitten en niets met de politie te maken hebben,' zei Jeff. 'Maar dat zegt verder niets van de mensen zelf.' 'Mogelijk. Maar hier hebben we te maken met een prominente rechter — althans iemand die door de buitenwereld als zodanig gezien wordt — die thuis 'n lijst heeft van voornamelijk technici, die bovendien nog specialisten zijn op het gebied van de petrochemie. En niet alleen scheikundigen, metallurgisten, geologen en meer van dat soort jongens, maar ook eigenaars van boortorens, boortechnici, experts op het gebied van explosieven.' Ryder zei: 'Misschien heeft LeWinter 'n nieuwe werkkring op 't oog en gaat-ie z'n heil in de olie zoeken — die ouwe schoft heeft met al z'n illegale activiteiten waarschijnlijk genoeg poen bij elkaar weten te krijgen om 'n dergelijke onderneming te kunnen financieren. Maar nee, dat lijkt me toch geen aannemelijke verklaring. 't Lijkt me waarschijnlijker dat-ie die namen heeft overgehouden aan z'n rechtszaken. Misschien zijn die mensen eens opgeroepen als getuige-deskundige.' Leroy glimlachte. 'Je zult het niet willen geloven, maar daar zijn we zelf ook op gekomen. We hebben een onderzoek ingesteld naar alle civiele zaken, die de rechter in de afgelopen jaren in behandeling heeft gehad. Een groot aantal daarvan waren rechtsgedingen die betrekking hadden op oliezaken, zoals proefboringen, concessies, milieuverontreiniging, boringen in zee, en ga zo maar door. Voordat LeWinter rechter werd, was hij advocaat. En een hele goede, maar dat was te verwachten van 'n sluwe corrupte — ' 'Tut, tut, tut da's vooruit lopen op de feiten,' merkte Ryder op. 'Nou en? U had 't daarnet over een ouwe schoft. Maar goed, zoals ik dus zei deed LeWinter het goed als advocaat. Hij leverde prima werk voor een hoop oliemaatschappijen, die duidelijk in overtreding waren, totdat LeWinter het tegendeel bewees. Het aantal processen dat er in deze Staat door oliemaatschappijen wordt gevoerd is overigens ontstellend. Ik hoop dat u iets aan deze informatie hebt. Mij lijkt het allemaal niet erg relevant. Hoe dan ook, LeWinter is toch al gauw zo'n twintig jaar bij het oliewereldje betrokken geweest en het lijkt me daarom niet waarschijnlijk dat die lijst iets met onze huidige moeilijkheden te maken heeft.' 'Nee, mij ook niet,' zei Ryder. 'Maar het is natuurlijk altijd mogelijk dat-ie zich al twintig jaar heeft voorbereid en pas nu van z'n kennis en connecties gebruik is gaan maken. Maar ook dat lijkt me vergezocht. Bovendien zijn proefboringen en oliewinning duidelijk twee verschillende zaken. Hoe zit 't trouwens met dat exemplaar van Ivanhoe en LeWinters aantekenboekje in code? Ik heb begrepen dat onze experts in Washington flinke vorderingen maken.' 'Best mogelijk. Maar daar laten ze zich niet meer over uit. Het schijnt dat ze hun werkterrein verplaatst hebben naar Genève.' Ryder bleef geduldig. 'Zou je me kunnen vertellen, of liever gezegd, zijn zij misschien zo goed geweest om jou te vertellen wat Genève in Godsnaam te maken heeft met diefstal van splijtstof in de Verenigde Staten?' 'Nee. De heren vonden het niet langer nodig ons op de hoogte te houden. Als je het mij vraagt, houdt het weer verband met de eeuwige rivaliteit tussen de FBI en de CIA . Oorlog zou een beter woord zijn.' Ryder leefde met Leroy mee. 'Straks ga je me nog vertellen dat de CIA z'n neus weer in onze zaken gaat steken.' 'Kennelijk al heeft gestoken, 't Is al erg genoeg dat de CIA op grote schaal opereert in bevriende landen — bondgenoten als je wilt, zonder toestemming aan hun gastheer te vragen, maar om nu ook in zo'n strikt neutraal land als Zwitserland te beginnen — ' 'Opereren ze niet in Zwitserland?' 'Welnee. De geheime agenten die om de VN zwerven — en God weet hoeveel andere organisaties — bestaan alleen maar in de fantasie. 't Gevolg van de ijle berglucht.' 'Je klinkt verbitterd. Laten we hopen dat er snel een eind komt aan deze moeilijkheden. Heeft Interpol al iets over Morro kunnen vinden?' 'Nee. Maar we zouden het die jongens een stuk makkelijker kunnen maken als we ze konden vertellen waar deze pest vandaan kwam.' 'Hoe zit 't met de bandjes van z'n stem? Die we naar onze geleerde professoren hebben gestuurd?' 'Nog te vroeg dag. Nog maar vier mensen hebben gereageerd. Eén plaatst zijn accent in het Midden-Oosten, Beiroet zelfs. Daar Beiroet een vergaarbak is van verscheidene nationaliteiten, begrijp ik niet helmaal waar hij zijn overtuiging op baseert. De tweede houdt het op India, maar zou er geen eed op durven doen, de derde op Japan en de laatste expert is ervan overtuigd dat Morro uit Zuid-oost-Azië komt. Heeft daar zelf lang gewoond en zou het accent altijd herkennen.' Ryder zei: 'Japan lijkt me uitgesloten. M'n vrouw beschreef Morro als 'n breedgeschouderde man van ruim één meter tachtig.' 'En het aantal Japanners dat aan deze beschrijving beantwoordt, lijkt me beperkt. Ik begin mijn vertrouwen in de Universiteiten van Californië te verliezen.' Leroy zuchtte. 'Tja. Dan hebben we, afgezien van Carlton — en ook in die mogelijkheid ga ik steeds minder zien — nog geen enkel aanknopingspunt. Daar staat tegenover dat we misschien iets kunnen doen met de lijst van georganiseerde zonderlingen, die wij op jouw verzoek hebben samengesteld. Je vroeg ons uit te gaan van grote groepen die een jaar bestonden. Zonder eigenwijs te willen zijn, dachten we dat het misschien ook een vrij kleine groep kon zijn, die al wat langer bestond en na infiltratie door Morro en zijn vriendjes is overgenomen. Hier is de lijst. Hij is zeker niet compleet: er bestaat geen wet in Californië die voorschrijft dat iedere zonderling, of zonderlinge groepering, zich als zodanig moet laten registreren. Maar gezien de tijd die ons ter beschikking stond, geloof ik te mogen zeggen dat we een heel eind gekomen zijn.' Ryder liet zijn blik even over de lijst dwalen, gaf hem door aan Jeff, draaide zich om naar brigadier Parker, die net was binnengekomen, sprak even met hem en wendde zich weer tot Leroy. 'Goeie lijst, zo te zien. Datum van oprichting, ledental, maar geen enkele informatie over de doelstelling van de groep.' 'Is dat belangrijk?' 'Hoe moet ik dat weten?' Er klonk terecht enige irritatie in Ryders stem. 'Misschien geeft 't 'n indicatie, of zelfs maar de geringste aanwijzing. Nu zit dat er niet in.' Met een gebaar of hij een konijn uit een hoge hoed toverde, haalde Leroy een tweede vel papier te voorschijn. 'Vroeg je hier misschien om?' Hij keek afkeurend naar de lijst. 'Godverlaten langdradige verhandelingen over hun doelstellingen en motivering. Te veel om op één vel papier te krijgen, 'n Mededeelzaam, om niet te zeggen praatziek zootje.' 'Zitten d'r ook godsdienstfanaten bij?' 'Waarom?' 'Omdat Carlton d'r met een bevriend is — of misschien, was. Vergezocht toegegeven. Maar 'n drenkeling grijpt naar elke strohalm.' 'Ik geloof dat je het gezegde wat verbastert,' zei Leroy met lichte spot in zijn stem. 'Maar ik begrijp wat je bedoelt.' Hij bestudeerde de lijst. 'Het overgrote deel is religieus. Maar dat was te verwachten. Veel van deze organisaties bestaan al zo lang, dat ze niet eens meer als zonderling beschouwd worden. De aanhangers van het Zen-Boeddhisme, de leer der Hindoes en van Zoroaster. En dan zijn er nog de nodige inlandse groepen met 'n eigen religie, die je onmiddellijk een proces zouden aandoen als je het zou wagen ze zonderlinge fanaten te noemen.' 'Nou, als 't beestje maar 'n naam heeft,' zei Ryder. Hij nam de lijst op en liet er hoopvol, maar zonder veel vertrouwen, zijn blik over dwalen. Hij zei klaaglijk: 'De helft van deze namen kan ik niet eens uitspreken, laat staan begrijpen.' 'Dit is een kosmopolitische Staat, brigadier.' Ryder keek Leroy argwanend aan, maar niets in diens gezicht wees erop dat hij de spot met hem dreef. 'Borondiërs,' vervolgde Ryder. 'Corinthiërs. De Richteren. De Ridders van Calvarië. Het Blauwe Kruis. Het Blauwe Kruis?' 'Niet het ziekenfonds, brigadier.' 'De Seekers?' 'Niet het zanggroepje.' 'Negentiennegenennegentig?' 'De dag waarop de wereld vergaat.' 'Ararat?' 'Splintergroep van Negentiennegenennegentig. Naam van de plaats waar de Ark van Noach aan de grond liep. Is samengegaan met een groep die zich de Revelaties noemt. Bouwen hoog in het Siërra Gebergte een boot om de volgende zondvloed het hoofd te kunnen bieden.' 'Geen gek idee. Volgens professor Benson van CalTech verdwijnt er met 'n volgende aardbeving een flink stuk Californië in zee. 't Kan overigens nog wel even duren, 'n miljoen jaar of zo. Aha! Dit lijkt d'r op. 'n Groep met ruim honderd leden. Bestaat pas acht maanden. De Tempel van Allah.' 'Moslims. Zitten ook in de Siërra's, zij het wat minder hoog. Die hebben we ook al doorgelicht. Niet interessant.' 'Ik weet 't niet. Carlton is 'n godsdienstfanaat — ' 'Een moslim een godsdienstfanaat? Dan is een christen dat ook.' 'Ik citeer alleen maar Carltons hospita. Voor haar is iedereen die wel es de binnenkant van 'n kerk heeft gezien 'n godsdienstfanaat. En dan is Beiroet 'n mogelijkheid. Daar wonen veel moslims.' 'En christenen. Zijn verleden jaar druk in de weer geweest om elkaar uit te roeien. Dood spoor, brigadier. Op die manier kan Morro ook uit India komen, want Carlton is in New Delhi geweest. Alleen wonen daar Hindoes en geen moslims. Zuidoost-Azië, ook een mogelijkheid. Want Carlton is in Singapore, Hong Kong en Manila geweest. Boeddhisten in de eerste twee plaatsen en een overwegend katholieke bevolking in Manila. Japan, derde mogelijkheid. Carlton is er zeker geweest en Morro misschien ook, als we een van onze taalkundigen mogen geloven. Dat wijst in de richting van het sjintoïsme. Als je zo doorgaat, brigadier, is elke religie in een theorie te passen — bovendien hebben we geen enkel bewijs dat Carlton ooit in Beiroet is geweest. Bovendien hebben we — zoals ik al zei — een onderzoek naar deze groep ingesteld. De commissaris van politie zou er zijn hand voor in het vuur —' 'Da's 'n reden om ze onmiddellijk te arresteren.' 'Niet iedere commissaris is een Donahure. Deze man — Curragh — wordt alom gerespecteerd. De gouverneur van Californië is hun beschermheer. De groep heeft twee miljoen dollar aan liefdadige instellingen geschonken. Ik herhaal, twee miljoen!' Ryder hief bezwerend een hand op. 'Goed, goed. 't Is duidelijk. Waar wonen deze weldoeners der mensheid?' 'Het Adlerheim. Een soort kasteel.' 'Ja, ik ken 't. Ik ben d'r zelfs geweest. Het geesteskind van een of andere steenrijke zonderling. Ene von Streicher.' Hij zweeg. 'Moslim of geen moslim, iedereen die daar wil wonen moet niet helemaal in orde zijn.' Hij zweeg opnieuw, opende zijn mond om iets te gaan zeggen, maar scheen zich te bedenken. Leroy zei: 'Het spijt me dat ik niet meer voor je heb kunnen doen.' 'Toch bedankt. Als je 't niet erg vindt, neem ik die lijsten mee. In combinatie met m'n studiemateriaal over aardbevingen zou dat 'n hoop informatie moeten opleveren, nietwaar?' Parker liep voor hen uit naar de auto. Jeff vroeg zachtjes aan Ryder: 'Voor den dag ermee. Wat wilde je daarbinnen gaan zeggen, voordat je je bedacht?' 'De grootte van deze Staat in aanmerking genomen, ligt Bakersfield op 'n steenworp afstand van het Adlerheim. En vanuit Bakersfield werd dat mysterieuze telefoongesprek met LeWinter gevoerd.' 'Wat zou dat kunnen betekenen?' 'Dat zou kunnen betekenen, dat dit 't avondje van de vergezochte conclusies is. Toch zou 't interessant zijn om na te gaan of d'r een directe telefoonverbinding is tussen 't kasteel en Bakersfield.' Op weg naar de voorstad bracht Ryder Parker zo uitgebreid mogelijk met de ontwikkelingen op de hoogte. South Maple was en korte, rechte laan, met bomen aan weerszijden en ademde een sfeer van rust uit. De huizen waren opgetrokken in de Spaans-Marokkaanse bouwstijl die zo populair was in het zuiden van Californië. Tweehonderd meter van Bettina Ivanhoes huis parkeerde Ryder de auto achter een onopvallende zwarte personenwagen, stapte uit en liep op de auto af. Ryder zei: 'Foster, neem ik aan?' 'Inderdaad. Brigadier Ryder? Het bureau heeft me al ingelicht.' 'Heb je haar al die tijd afgeluisterd?' 'Dat is niet nodig. Eersteklas apparatuur.' Hij tikte tegen de onderkant van de mobilofoon. 'Wanneer zij de hoorn van de haak neemt, gaat er een belletje over in dit kastje. Bovendien wordt het gesprek automatisch opgenomen.' 'Wij gaan nu even 'n babbeltje met de jongedame maken en zullen d'r straks onder een of ander voorwendsel even alleen laten. Ik acht 't niet uitgesloten dat ze tijdens onze afwezigheid zal proberen iemand te bellen.' "t Gesprek wordt opgenomen, brigadier. Geen probleem.' Bettina Ivanhoe woonde in een bijzonder fraai huis, weliswaar klein en niet te vergelijken met de woonsteden van Donahure en LeWinter, maar toch zo groot dat men niet om de conclusie heen kon dat zij zich ondanks haar jeugdige leeftijd en niet al te lucratieve functie best wist te redden — of hierbij in niet onaanzienlijke mate door iemand anders werd geholpen. Ryder belde aan. Bettina Ivanhoe deed open en keek onzeker naar het drietal op de stoep. 'Politie,' zei Parker. 'Kunnen we u even spreken?' 'Politie? Ja, dat moet dan maar. Ik bedoel, natuurlijk, komt u binnen.' Zij ging hen voor naar een kleine woonkamer, ging op de bank zitten met haar benen onder zich, terwijl de drie mannen plaatsnamen in leunstoelen. Zij zag er lief, ernstig en zedig uit, maar dat zei niet veel: zij had er bij LeWinter ook lief en ernstig uitgezien, maar verre van zedig, toen zij aan LeWinter vastgeklonken in diens bed had gelegen. 'Zijn er — zit ik in moeilijkheden?' Dat hopen we niet.' Parker had een diepe sonore stem. Een van die zeldzame stemmen die tegelijkertijd joviaal, geruststellend en dreigend konden klinken. 'We hebben wat informatie nodig en hopen dat u ons kunt helpen. We hebben 'n onderzoek ingesteld naar aanleiding van beweringen — en sommige van die beweringen blijken reeds op waarheid te berusten — dat er op grote schaal buitenlanders en hooggeplaatste functionarissen op diverse belangrijke departementen hier in Californië worden omgekocht, 'n Aantal jaren geleden waren het de Koreanen, die, ogenschijnlijk uit de goedheid van hun hart, met miljoenen strooiden.' Hij zuchtte. 'En dit keer zijn het de Russen. U zult begrijpen dat ik niet in details kan treden.' 'Ja, dat begrijp ik.' Maar het was duidelijk dat zij er niets van begreep. 'Hoe lang woont u hier al?' Van de geruststellende en joviale klank in Parkers stem was weinig meer te bespeuren. 'Vijf maanden.' De onzekerheid was er nog steeds, maar zij was nu ook op haar hoede. 'Waarom?' 'Ik stel hier de vragen.' Parker keek op zijn gemak de kamer rond. 'U woont hier heel aardig. Wat doet u voor de kost, juffrouw Ivanhoe?' 'Ik ben secretaresse.' 'Hoe lang al?' 'Twee jaar.' 'En vóór die tijd?' 'Studeerde ik. San Diego.' 'Universiteit van Californië?' Zij knikte. 'Met de studie gestopt?' Zij knikte opnieuw. 'Waarom?' Zij aarzelde. 'Houdt u er rekening mee, dat wij dit zonder moeite kunnen nagaan. Onvoldoende resultaten misschien?' 'Nee, ik kon het niet meer betalen — ' 'Niet meer betalen?' Parker liet zijn blik opnieuw door de kamer dwalen. 'Maar toch ziet u, een beginnend secretaresse, kans om binnen twee jaar 'n dergelijk huis te bewonen? De meeste secretaressen moeten 't in 't begin met veel minder doen, of blijven bij hun ouders inwonen.' Hij sloeg zich theatraal op het voorhoofd. 'Ach natuurlijk. Uw ouders. Moeten sympathieke mensen zijn en erg vrijgevig.' 'Mijn ouders zijn dood.' 'Dat spijt me.' Er klonk geen spijt in Parkers stem. 'Dan moet iemand anders erg vrijgevig geweest zijn.' 'U hebt mij nog van niets beschuldigd.' Zij kneep haar lippen samen tot een dunne streep en zette met een zwaai haar voeten op de grond. 'En ik beantwoord geen vraag meer, voordat ik met m'n advocaat gesproken heb.' 'Rechter LeWinter is vandaag niet bereikbaar. Hij heeft last van spit.' Deze mededeling trof doel. Zij liet zich terugzakken in de kussens en zag er opeens opvallend kwetsbaar en weerloos uit. De weerloosheid kon gespeeld zijn, maar erg waarschijnlijk was dit niet. Als Parker al enig medelijden voelde, toonde hij het niet. 'U bent Russische, niet?' 'Nee. Nee. Nee.' 'Ja. Ja. Ja. Waar bent u geboren?' 'San Diego.' 'Kom kom. U komt daar niet in 't geboorteregister voor.' Parker had er geen flauw idee van of deze opmerking op waarheid berustte. Maar het leek hem een voor de hand liggende veronderstelling. 'Waar bent u geboren?' 'Wladiwostok.' Haar verzet was gebroken. 'Waar zijn uw ouders begraven?' 'Mijn ouders leven nog. Ze zijn teruggegaan naar Moskou.' 'Wanneer?' 'Vier jaar geleden.' 'Waarom?' 'Ze werden teruggeroepen.' 'Waren ze genaturaliseerd?' 'Ja. Al heel lang.' 'Waar heeft uw vader gewerkt?' 'In Burbank.' 'Bij Lockheed, neem ik aan?' 'Ja.' 'Hoe bent u aan uw baan gekomen?' 'Via een advertentie in de krant. Er werd een secretaresse gevraagd die zowel Russisch als Chinees sprak.' 'Die zullen er niet veel zijn.' 'Ik was de enige.' 'Rechter LeWinter doet dus ook het nodige thuiswerk?' 'Ja.' 'En heeft Russische en Chinese cliënten?' Ja. En soms hebben ze een tolk nodig in de rechtszaal.' Moet u buiten de rechtszaal wel eens wat voor hem vertalen?' Zij aarzelde. 'Soms.' 'Uit 't Russisch natuurlijk. Militaire zaken en alles in code.' Parker moest zich voorover buigen om haar te kunnen verstaan. 'Ja.' 'Ook wel eens 'n weerbericht?' Zij keek hem verbluft aan. 'Hoe weet u — ' 'Beseft u niet hoe fout u bent? Weet u niet dat u zich schuldig maakt aan verraad? Weet u wat daar voor straf op staat?' Zij legde haar hoofd op haar arm en gaf geen antwoord. Ryder vroeg: 'Bent u gesteld op LeWinter?' Als zij zijn stem al van de vorige avond herkende liet zij dat niet merken. 'Ik haat hem! Ik haat hem! Ik haat hem! Haar stem beefde maar de felheid waarmee zij had gesproken was gemeend. Ryder stond op en knikte naar de deur. Parker zei: 'We gaan even naar de auto om contact op te nemen met 't bureau. We zijn zo weer terug.' De drie mannen liepen de kamer uit. Ryder zei: 'Zij haat LeWinter en ik, Dave, haat jou.' 'Ik haat mezelf ook.' 'Jeff, kan jij even kijken of die knaap van de FBI 'n gesprek doorkrijgt? Het zit er niet in, maar ga toch maar even naar 'm toe.' Jeff vertrok. 'Arm, arm kind.' Parker schudde zijn hoofd. 'Stel je Peggy eens in haar plaats voor.' 'Daar moest ik ook net aan denken. D'r ouwe heer was vermoedelijk 'n bedrijfsspion. Teruggeroepen naar Rusland om verslag uit te brengen. Waarschijnlijk houden ze hem nu samen met haar moeder vast, om druk op de dochter uit te kunnen oefenen. Over chantage gesproken. Nou, we kunnen onze superspionnen in Genève vertellen dat ze hun tijd op 'n andere manier kunnen gaan verspillen. De jongedame is intelligent. Ik maak me sterk dat ze zich dat Russische weerbericht, of wat 't ook mag zijn, letterlijk kan herinneren.' 'Heeft ze al niet genoeg te verduren gehad, John? En wat zal er met haar ouders gebeuren?' 'Niets, als je 't mij vraagt. Zeker niet als 't nieuws uitlekt dat ze is gearresteerd of spoorloos verdwenen. Dat is de manier waarop ze daar te werk gaan.' 'Maar niet de manier waarop wij in onze heilige democratie te werk gaan.' 'Zij geloven niet in onze heilige democratie.' Zij bleven buiten staan tot Jeff terugkwam. Deze keek hen aan en schudde zijn hoofd. 'Dat was te verwachten,' zei Ryder. 'Onze arme Bettina staat er nu helemaal alleen voor.' Zij gingen de woonkamer weer binnen. Zij was rechtop gaan zitten en keek hen weinig hoopvol aan. Haar ogen stonden dof en op haar wangen waren de sporen van tranen zichtbaar. De mannen bleven staan. Zij keek Ryder aan. 'Ik ken u.' 'Dat lijkt me zeer onwaarschijnlijk,' zei Ryder. 'Want ik zie u voor 't eerst. U hoeft zich niet ongerust te maken. We gaan u in beschermende hechtenis nemen.' 'Dat ken ik. Beschermende hechtenis. Spionage, verraad, schending van de openbare zedelijkheid. Beschermende hechtenis, 't mocht wat.' Ryder greep haar bij de pols, trok haar overeind en hield haar bij de schouders vast. 'Je bent hier in Californië, niet in Siberië. Beschermende hechtenis houdt in dat we je op 'n veilige plaats gaan onderbrengen, totdat deze hele zaak voorbij is. Er wordt geen aanklacht tegen je ingediend, want daar is geen enkele reden voor. We geven je ons woord dat je niets zal overkomen, nu niet en later ook niet.' Hij leidde haar naar de deur en deed deze open. 'Maar als je zelf andere plannen hebt, zullen we je niet tegenhouden. Maar 't is koud daarbuiten en donker. Alleen is maar alleen. En je bent nog te jong om alleen te zijn.' Zij keek naar buiten en draaide zich om. Haar blik ontmoette die van Ryder en het was niet duidelijk of zij haar schouders ophaalde of een huivering onderdrukte. Ryder zei: 'Wij weten 'n veilige plaats. We sturen 'n politieagente met je mee om je te bewaken. Niet een of andere Kenau, die je met argusogen in de gaten houdt, maar 'n jong, knap meisje als jezelf, om je gezelschap te houden.' Hij knikte tegen Jeff. 'Ik ben er zeker van dat mijn zoon met het grootste genoegen en de grootste zorg de juiste gezelschapsdame zal weten uit te zoeken.' Jeff grinnikte en het was vermoedelijk zijn ontwapenende glimlach, die bij haar de doorslag gaf. 'Er zal natuurlijk wel een gewapende politieman buiten op wacht staan. Ga maar vast pakken, 't Is hooguit voor twee of drie dagen. Nou, kom, verstandige meid zijn; we willen je alleen maar helpen.' Zij glimlachte voor de eerste keer, knikte en liep de kamer uit. Jeff grinnikte opnieuw. 'Ik heb me vaak afgevraagd hoe jij Susan aan de haak hebt kunnen slaan. Maar ik geloof dat ik dat nu wel — ' Ryder keek hem koud aan. 'Foster kan inpakken. Zou je zo vriendelijk willen zijn 'm dat te gaan vertellen.' Met de glimlach nog om de lippen liep Jeff de kamer uit.

 

 

Healey, Bramwell en Schmidt zaten in Burnetts kamer, na een maaltijd, die even uitzonderlijk van kwaliteit was geweest als de meeste maaltijden van Adlerheim. Zoals gewoonlijk was de stemming gedrukt geweest, niet in de laatste plaats door de afwezigheid van Susan, die bij haar dochter op de kamer had gegeten. Carlton had eveneens verstek laten gaan, maar zijn afwezigheid had nauwelijks enige invloed uitgeoefend, daar het waarnemend hoofd van de bewakingsdienst zich weinig aan de anderen gelegen liet liggen. Hij was meestal somber gestemd en leidde een erg teruggetrokken leven op het kasteel: de andere gijzelaars gingen ervan uit dat Carlton werd gekweld door zijn tekortkomingen als bewaker. Na een haastige en in begrafenisstilte genuttigde maaltijd, hadden allen de eetzaal zo spoedig mogelijk verlaten. Burnett had de anderen voorgesteld het gebruikelijke drankje na de maaltijd op zijn kamer te gebruiken en schonk nu met gulle hand een uitstekende cognac. 'Die vrouw is niet normaal.' Burnett had het woord genomen en zoals gewoonlijk werd de mededeling gepresenteerd als een vaststaand feit. Bramwell vroeg voorzichtig: 'Welke vrouw is niet normaal?' 'Welke vrouw wél, zou 'n betere vraag zijn. Maar ik had het nu over mevrouw Ryder.' Healey zette peinzend zijn vingertoppen tegen elkaar. 'Ik zou haar eerder willen omschrijven als charmant.' 'Charmant? Zeker. Zeker. Charmant. Erg knap zelfs. Maar gestoord.' Hij maakte een vaag armgebaar. 'Ik denk dat dit allemaal wat te veel is voor een vrouw. Ik ben direct na de maaltijd nog even naar de ziekenzaal geweest om te kijken hoe het ermee ging en mijn deelneming te betuigen met de gewonde dochter, 'n Erg knap meisje. Ligt daar nu met al die kogelwonden.' Als men Burnett moest geloven was de patiënte doorzeefd met machinegeweerkogels. 'Nou, jullie kennen me toch als een man die niet gauw zijn humeur verliest', — hij scheen zich oprecht niet bewust te zijn van zijn reputatie — 'maar mevrouw Ryder zag toch de kans me heel kwaad te krijgen. Ik zei dat Morro een wreed monster was dat vernietigd moest worden. En jullie zullen het niet willen geloven, maar daar was ze het niet mee eens.' Hij stond even stil bij dit ontstellende gebrek aan mensenkennis en schudde zijn hoofd, vertwijfeld door zoveel onbegrip. 'Ze gaf wel toe dat hij gearresteerd moest worden, maar vond hem verder niet onaardig en bij vlagen zelfs zeer attent. En ik nog denken dat ik met een intelligente vrouw te maken had. Een uiterst intelligente vrouw zelfs.' Burnett schudde opnieuw zijn hoofd en het was niet duidelijk of hij zich opeens pijnlijk bewust was geworden van zijn eigen gebrek aan mensenkennis, of dat hij zich een idee trachtte te vormen van de intelligentie van vrouwen in het algemeen. Het was in ieder geval wel duidelijk dat de cognac hem niet zo goed smaakte als anders. 'Nu vraag ik u, heren, nu vraag ik u.' Bramwell hield zich weer op de vlakte. 'Dat de man gestoord is, een maniak, ben ik wel met je eens, ja. Maar toch minder immoreel dan je van een maniak zou verwachten. Als hij werkelijk op een indrukwekkende manier met zijn bom voor den dag had willen komen, had hij hem zonder voorafgaande waarschuwing op de Wilshire Boulevard in Los Angeles kunnen laten ontploffen. In plaats van mét voorafgaande waarschuwing in de woestijn.' 'Kletspraat. Opperste waanzin gaat altijd gepaard met intense sluwheid. En daar is dit een voorbeeld van. De man wil zijn omgeving, of liever gezegd, de buitenwereld, ervan overtuigen dat hij een redelijk denkend wezen is.' Burnett zag dat zijn glas leeg was, stond op en liep naar de bar. 'Nou, mij zal hij niet overtuigen. Ik haat clichés, heren — maar let op mijn woorden.' Zijn woorden werden gevolgd door een stilte, die voortduurde tot Morro en Dubois de kamer binnenkwamen. Uit Morro's gedrag viel niet op te maken of hem het woedende gezicht van Burnett en de sombere gezichten van de anderen was opgevallen, of dat hij deze negeerde. 'Het spijt me dat ik u stoor, heren. Maar de avonden op het Adlerheim zijn wat saai en het leek mij daarom geen gek idee om uw nieuwsgierigheid — een eigenschap die zo typerend is voor de wetenschapper — wat te prikkelen. Zonder theatraal te willen klinken, geloof ik zonder meer te kunnen stellen dat u stomverbaasd — zo niet overdonderd — zult zijn door hetgeen Abraham en ik u zo zullen tonen. Wilt u mij maar volgen, heren?' Burnett zou Burnett niet zijn als hij deze gelegenheid voorbij liet gaan om zijn gebruikelijke recalcitrante gedrag ten toon te spreiden. 'En als wij dat weigeren?' 'Dat is uw goed recht. En waarschijnlijk bent u de enige die van dat recht gebruik zal maken, professor, want ik heb zo het idee dat uw collega's zeker geïnteresseerd zullen zijn en u na afloop heel wat te vertellen hebben. Het staat u uiteraard allen vrij om te weigeren. Ik zal u echt niet dwingen.' Healey stond op. 'Ik ben van nature een nieuwsgierig mens. Het eten is hier prima, maar het amusement houdt inderdaad niet over. Niets op de televisie — zoals gewoonlijk, zou je bijna zeggen — behalve dan veel geklets over de voorzorgen die er genomen worden om dagjesmensen morgen weg te houden van de Yucca Vlakte en angstige speculaties over wat de bedoelingen van meneer Morro zijn. Wat is de bedoeling, Morro?' 'Daar hebben we het later nog wel over. Nu zou ik degenen die geïnteresseerd zijn —' Zij waren allemaal geïnteresseerd, ook Burnett. Twee in witte boernoesen gestoken acolieten stonden op de gang te wachten. Hun aanwezigheid stoorde de geleerden niet, noch de wetenschap dat zij Ingram-machinepistolen verborgen hielden in de plooien van hun gewaad. Wat de gijzelaars echter meteen opviel, was dat een van hen een bandrecorder bij zich had. Zoals altijd was Burnett de enige die bezwaar aantekende. 'Wat voer je verdomme in je schild, Morro? Wat moet die vervloekte bandrecorder hier?' Morro liet zich niet provoceren. 'Om een opname te maken. Ik dacht dat u het misschien op prijs zou stellen om als eersten de inwoners van onze Gouden Staat mee te kunnen delen waarover ik hier de beschikking heb en ze tegelijkertijd een idee te geven wat hun boven het hoofd hangt. Om zoals dr. Healey het zo treffend uitdrukte, een eind te maken aan hun "angstige speculaties". Ik vrees overigens dat hun onzekerheid plaats zal maken voor een ongekende paniek. Een paniek, die mij in staat zal stellen zijn doel te bereiken en — een overweging die u zeker zal aanspreken — dit te bereiken zonder dat daarbij miljoenen mensen het leven laten, een mogelijkheid die niet geheel ondenkbaar is, als u weigert uw medewerking te verlenen.' Het stond als een paal boven water, dat Morro geen enkele twijfel koesterde over de haalbaarheid van zijn doel, maar wanneer de menselijke geest geconfronteerd wordt met dingen die buiten haar bevattingsvermogen liggen, zoekt zij haar toevlucht in ongeloof en scepsis. 'Je bent gek, knettergek.' Deze keer sprak er geen woede of weerspannigheid uit Burnetts stem, maar werden zijn woorden bezield door dezelfde overtuigingskracht, als die welke in Morro's woorden had geklonken. 'En als we onze medewerking onthouden? Duimschroeven? Of gaan de vrouwen dan onder het mes?' 'Mevrouw Ryder zal u ongetwijfeld hebben verteld dat vrouwen niets van mij te duchten hebben. U bent soms erg traag van begrip, professor. Van martelen is geen sprake. Hooguit zult u later zelf gekweld worden door uw geweten — uw verdere leven achtervolgd worden door de gedachte dat u miljoenen mensenlevens had kunnen redden, maar er de voorkeur aan gaf dit niet te doen.' Healey zei: 'Als ik het goed begrijp, moeten wij de buitenwereld bewijzen dat jij niet bluft, omdat ze anders misschien wel eens onaanvaardbare risico's zouden kunnen nemen.' Morro glimlachte. 'Zo zou ik het zelf niet stellen, maar inderdaad, daar komt het op neer.' 'Ik stel voor dat we gaan kijken hoe gek Morro nu eigenlijk is.' De lift was van een uiterst merkwaardige constructie. De vloer mat ongeveer één meter twintig bij één meter tachtig, maar de hoogte was tot de verbazing van de geleerden al gauw vier meter. Terwijl de lift omlaag zoefde, glimlachte Morro opnieuw en zei: 'Ik geef toe dat het een merkwaardig ontwerp is, maar het zal u spoedig duidelijk worden waarom.' De lift stopte, de deur ging open en de acht mannen liepen een grote kamer binnen, van ruim zes bij zes meter. De ruimte was uit de rots gehouwen. Op de vloer was beton gestort, de muren en het plafond waren nog in hun originele staat. Aan één kant stonden grote platen getemperd of roestvrij staal, schuin tegen de muur geplaatst. Tegen de andere muur stonden platen aluminium. Dat het vertrek dienst deed als werkplaats, werd ten slotte overduidelijk aangetoond door de draaibanken, persen, boren, snijmachines, lasapparatuur en rekken met blinkende gereedschappen. Morro maakte een achteloos handgebaar. 'In een automobielfabriek zou dit de carrosserie-afdeling zijn. Hier maken we de mantels. Meer hoef ik, dacht ik, niet te zeggen.' Over de hele lengte van het plafond liep een solide uitziende, metalen lopende band. Deze liep door tot in het volgende vertrek. Morro ging hen voor. Het eerste dat opviel was een tafel, die van muur tot muur liep en was uitgerust met ronde stalen klemmen. Aan beide zijden van de tafel bevonden zich met dik gaas afgesloten opslagruimten, waarin metalen vaten zichtbaar waren, die men, zover als de lengte van het vertrek het toeliet, uit elkaar had geplaatst. Zonder zijn pas in te houden, zei Morro: 'Links plutonium, rechts U-235.' Hij liep een kleiner vertrek binnen. 'Elektronica-afdeling, heren. Niet zo interessant. Maar het volgende vertrek zal u zeker interesseren. De montagewerkplaats.' Morro had zich niet vergist. De vier geleerden waren zonder twijfel meer geïnteresseerd dan zij ooit geweest waren. Meer nog dan door de montagewerkplaats zelf, werd hun aandacht opgeëist door het rek aan de rechtermuur. Naast elkaar waren tien vier meter hoge cilinders bevestigd, elk zo'n elf centimeter in doorsnee en matzwart van kleur, met onder en boven twee rode banden van ieder twee centimeter breed. Aan het einde van het rek waren twee open plaatsen zichtbaar. Morro keek de geleerden een voor een aan. Op hun gezichten viel dezelfde uitdrukking van diepe ontsteltenis te lezen. Morro's gezicht verried niets — geen triomf, geen voldoening, niets. De stilte leek eindeloos lang te duren, maar in werkelijkheid waren er slechts twintig seconden verstreken toen dr. Healey het woord nam. Zijn gezicht was lijkbleek en zijn stem was schor. Zich losrukkend uit zijn bijna hypnotische trance, draaide hij zich om en keek Morro aan. 'Dit is een nachtmerrie.' 'Nee, dit is geen nachtmerrie. Want uit een nachtmerrie ontwaakt men en dromen zijn bedrog. Dit is geen bedrog. Dit is de verschrikkelijke realiteit.' Toen Burnett sprak, klonk zijn stem even schor als die van Healey: 'De Aunt Sally!' Morro verbeterde hem. 'Meervoud graag, professor. Het zijn er tien. Ik moet u trouwens nageven dat u op het gebied van het ontwerpen van oorlogstuig uw mannetje staat, professor. Aan mij het genoegen u uw geesteskind in kant en klare vorm te tonen. De omstandigheden hadden misschien wat gelukkiger kunnen zijn.' Uit Burnetts ogen sprak haat. 'Morro, je bent een vervloekte duivel, een smeerlap.' 'Schelden heeft geen zin, professor, en wel om twee redenen. In de eerste plaats is uw opmerking niet waar, want deze situatie verschaft mij geen duivels genoegen, en in de tweede plaats moet u zo langzamerhand weten dat ik ongevoelig ben voor beledigingen.' Met uiterste inspanning wist Burnett zijn woede te beheersen. Vervolgens keek hij Morro nadenkend en met enige achterdocht aan en zei langzaam: 'Ik moet toegeven dat ze griezelig veel op de Aunt Sally lijken.' 'Wat probeert u te suggereren, professor?' 'Ik suggereer dat dit een enorme stunt is. Ik suggereer dat u bluft en dat al deze prachtige machines, de elektronica-afdeling en de montagewerkplaats deel uitmaken van een briljante façade. Ik suggereer dat u mij én de buitenwereld er op slinkse wijze van probeert te overtuigen dat u daadwerkelijk in het bezit bent van deze waterstofbommen, terwijl het in werkelijkheid alleen maar lege hulzen zijn. Die cilinders kunnen moeiteloos in honderden verschillende plaatsen in de Verenigde Staten besteld worden. Maar dat geldt niet voor de vitale onderdelen voor een waterstofbom. Daarvoor zou u zeer ingewikkelde schema's op moeten sturen en dat levert zeker moeilijkheden op. Ik ben bang, meneer Morro, dat uw kwaliteiten als technicus beperkt zijn. En om de onderdelen zelf te maken heb je vaklui nodig. Bankwerkers, draaiers, technici met een gedegen opleiding. Mensen die hoge salarissen verdienen, meneer Morro, en die je niet zo maar even van straat oppikt. Mensen, meneer Morro, die hun carrière echt niet op het spel zullen zetten door voor een misdadiger te gaan werken.' Morro zei: 'Bravo, professor. Een interessante en amusante uiteenzetting, maar niet meer dan dat, vrees ik. Bent u uitgesproken?' Toen Burnett geen antwoord gaf, liep Morro naar een grote, in de muur verzonken stalen plaat en drukte op een knop. De stalen plaat schoof met een zoemend geluid opzij en een getraliede deur werd zichtbaar. Achter de tralies zaten zes mannen. Twee keken er naar de televisie, twee zaten te lezen. De twee anderen legden een kaartje. Alle zes richtten hun blik op de deur. Hun gezichten waren bleek en gespannen en in hun ogen stond een mengeling van haat en angst te lezen. 'Zouden dit misschien de technici kunnen zijn die u bedoelt?' Weer sprak er geen voldoening of triomf uit Morro's stem. 'Eén matrijzenmaker, één stanser, twee bankwerkers, één draaier, één specialist op het gebied van de elektronica.' Hij keek naar de zes mannen en zei: 'Zou u zo goed willen zijn mijn zo juist gedane bewering te bevestigen, heren?' De zes mannen keken hem aan en zwegen, maar hun strak opeengeklemde kaken en de uitdrukking van haat op hun gezichten spraken boekdelen. Morro haalde zijn schouders op. 'Tja, dat gebeurt wel vaker — dat de heren in een plotselinge opwelling besluiten ons hun medewerking te ontzeggen. Zeer irritant. Of, om het anders te stellen, de heren zijn zeer hardleers.' Hij liep het vertrek door, ging een klein, telefooncelachtig kantoortje binnen en reikte naar de telefoon. Morro sprak even op zachte toon en bleef in het kantoortje staan tot een man, die de geleerden nog niet eerder gezien hadden, de ruimte binnenkwam. Morro liep op hem toe en samen voegden zij zich bij het wachtende groepje. 'Dit is Lopez,' zei Morro. Lopez was een kleine, gezette man, met een bol gezicht, een dun donker snorretje en een, naar het scheen, eeuwig goedgemutste glimlach om zijn lippen. Hij knikte en bleef glimlachten, toen Morro hem voorstelde, maar zei niets. 'Lopez, je stelt me teleur.' Morro sprak op ernstige toon, maar zijn glimlach deed niet voor die van Lopez onder. 'En dan te bedenken dat ik je zo'n vorstelijk salaris betaal.' 'Dat doet mij veel leed, senor.' Als dat het geval was, wist Lopez het goed te verbergen. De glimlach speelde nog steeds om zijn lippen. 'Als u zo vriendelijk zou willen zijn mij te vertellen op welke manier ik heb — ' Morro knikte naar de zes mannen achter de tralies. De haat in hun ogen had nu volledig plaatsgemaakt voor angst. Morro zei: 'Ze weigeren antwoord te geven.' Lopez zuchtte. 'Ik doe echt mijn best om ze manieren te leren, senor Morro — maar zelfs Lopez kan geen wonderen verrichten.' Hij drukte op een knop en de deur gleed open. Lopez glimlachte nog vriendelijker en wenkte. 'Peters, zullen wij op mijn kamer even 'n praatje maken, ja?' De man die hij had aangesproken zei: 'Mijn naam is John Peters, machinebankwerker van beroep.' Zijn stem beefde en de onverholen angst in zijn ogen was voor het hele gezelschap zichtbaar. Een tweede man stond op en zei: 'Ik ben Conrad Bronowski, elektronicatechnicus.' De vier andere mannen volgden hun voorbeeld. 'De heren worden vriendelijk bedankt.' Morro drukte beide knoppen in en keek de vier geleerden vragend aan, terwijl de deur en stalen plaat dichtgleden. Maar de aandacht van de geleerden was gevestigd op Lopez. Schmidt vroeg: 'Wie is deze man?' 'Lopez? Hun leermeester en begeleider. U hebt wellicht kunnen zien hoe gunstig de technici reageerden op zijn vriendelijkheid en zijn hartelijke benadering. Dankjewel, Lopez.' 'Niets te danken, senor.' Burnett maakte zijn blik met grote moeite van Lopez los en keek Morro aan. 'Die mannen deden me denken aan mensen uit een concentratiekamp. Dwangarbeid. En deze man is hun bewaker, hun folteraar. Ik heb nog nooit zulke angst gezien als in de ogen van die mannen.' 'Een onvriendelijke opmerking, professor. En onwaar. Lopez is ten zeerste begaan met zijn medemensen. En hoewel ik moet toegeven dat deze mensen hier niet geheel vrijwillig zijn, kan ik u de verzekering geven —' 'Ze zijn dus ook ontvoerd?' 'Als u dat zo wilt stellen: ja. Maar, zoals ik u vertelde, of liever, wilde vertellen, kan ik u de verzekering geven dat zij op zeer korte termijn weer in de schoot van hun familie zullen terugkeren.' 'Nou, jullie horen het.' Burnett wendde zich tot zijn collega's. 'Vriendelijk attent, begaan met anderen. Je bent een vervloekte hypocriet!' 'Uw beledigingen raken mij niet, professor Burnett. Totaal niet. Goed, zouden wij dan nu over kunnen gaan tot de opname?' 'Een ogenblik graag.' De uitdrukking van afschuw op dr. Healey's gezicht had plaats gemaakt voor berekening. 'Laten we aannemen dat deze mensen inderdaad de vaklui zijn die ze zeggen dat ze zijn, of beter, door dit monster gedwongen werden te zeggen — ' Lopez bleef beminnelijk glimlachen: kennelijk was hij net zo gevoelig voor beledigingen als Morro — 'dan zijn zij alleen toch niet genoeg om een waterstofbom te maken. Daar heb je een eersteklas atoomgeleerde bij nodig. En daarom geloof ik dat deze mensen een hersenspoeling hebben ondergaan om ze datgene te laten zeggen wat ze daarnet hebben gezegd.' 'Slim,' zei Morro. 'Maar u moet wel bedenken, dr. Healey, als ik zes man iets zou willen laten zeggen, dan belet niets mij toch zes van mijn eigen mensen te nemen? Een taak waarvan zij zich zonder enige druk of dwang mijnerzijds en met het meeste plezier hunnerzijds zouden kwijten. Dacht u ook niet?' De terneergeslagen uitdrukking op dr. Healey's gezicht maakte duidelijk dat hij dat inderdaad dacht. Morro zuchtte berustend. 'Lopez, zou je even in het kantoortje willen gaan zitten?' Lopez glimlachte, alsof hij zich reeds verheugde op wat komen ging en liep naar het kantoortje van waaruit Morro had gebeld. Morro ging de anderen voor naar een tweede stalen deur, drukte op een knop, om deze te openen en daarmee op een tweede knop om de daarachter liggende traliedeur te ontsluiten. In het zwakke licht van een kaal peertje zagen de geleerden een oude man, die onderuitgezakt in een oude leunstoel lag, het enige meubelstuk in de cel dat nog wat comfort bood. De man had wit krullend haar en een afgetobd, ongelooflijk gerimpeld gezicht. Hij droeg afgedragen kleren, die als vodden om een lichaam hingen, dat net zo uitgemergeld was als zijn gezicht. Zijn ogen waren gesloten en hij leek te slapen. Als de spieren van de blauwbeaderde handen niet af en toe krampachtig hadden getrokken, had hij evengoed dood kunnen zijn. Morro gebaarde naar de slapende man. 'Herkent u hem?' De vier mannen keken een tijdje aandachtig naar de man in de cel. Toen zei Burnett, met minachting in zijn stem: 'Is dit de grote troef? Is dit het meesterbrein achter de waterstofbommen? Je schijnt vergeten te zijn, Morro, dat ik alle belangrijke kernfysici in dit land ken. Deze man heb ik nog nooit gezien.' 'Mensen kunnen veranderen,' zei Morro kalm. Hij schudde de oude man aan diens schouder heen en weer, totdat deze wakker schrok en zijn ogen opende, ogen die dof en bloeddoorlopen waren. Met een hand onder de magere arm, hielp Morro de man overeind en leidde hem de helder verlichte montagewerkplaats binnen. 'Misschien herkent u hem nu?' 'Ik weet niet wat je nu weer probeert uit te halen,' zei Burnett, terwijl hij de oude man aandachtig in zich opnam. 'Maar, zoals ik al zei, ik heb deze man nog nooit gezien.' Morro zei: 'Het is toch triest hoe snel men oude vrienden vergeet. U kent hem heel goed, professor. Probeert u zich eens voor te stellen dat deze man zo'n dertig kilo zwaarder zou zijn en wat minder gerimpeld. En dat hij zwart haar had in plaats van wit. Denk goed na, professor. Denk goed na.' Burnett dacht na en keek de man vóór hem onderzoekend aan. Plotseling kwam er een starende blik in zijn ogen. Het bloed trok weg uit zijn gezicht. Hij greep de oude man bij de schouders. 'Godallemachtig! Willi Aachen! Willi Aachen! Wat hebben ze in Godsnaam met je gedaan?' 'Mijn goede vriend Andy" Zijn stem was volkomen in overeenstemming met het uiterlijk van de geleerde: oud en gebroken. 'Ik ben blij je weer te zien.' 'Wat hebben ze met je gedaan?' 'Ontvoerd.' Hij huiverde en probeerde gelijktijdig te glimlachen. 'Ze hebben me gedwongen voor hen te werken.' Burnett probeerde zich op Morro te storten, maar kwam niet eens in de buurt. De achter hem staande Dubois greep hem met zijn enorme handen bij beide bovenarmen. Burnett was een sterke man en zijn woede gaf hem op dat moment de kracht van een dolleman, maar hij had net zo weinig kans om zich aan die ijzeren greep te ontworstelen als de gebroken Willi Aachen zou hebben gehad. 'Het heeft geen zin, Andy.' Aachen klonk verdrietig. 'Geen enkele zin. We staan machteloos.' Burnett gaf zijn zinloze verzet op. Zwaar ademend vroeg hij voor de derde keer: 'Wat hebben ze met je gedaan? Hoe hebben ze je zover kunnen krijgen? En wie, wie heeft het gedaan?' Lopez, vermoedelijk gehoorzamend aan een handgebaar van Morro, kwam naast Willi Aachen staan. Aachen kreeg hem in het oog en deed onwillekeurig een stap terug, terwijl hij afwerend zijn arm ophief. Zijn gezicht was plotseling vertrokken van angst. Morro, die Aachen nog steeds bij de arm vasthield, glimlachte tegen Burnett. 'Het is verbazend hoe onvolwassen en soms naïef mensen met een hoog IQ kunnen zijn. Zoals u weet, professor Burnett, bestaan er maar twee blauwdrukken van de Aunt Sally, door u en professor Aachen vervaardigd, die zich beide in de kluizen van de CKE bevinden. Het moet u bekend zijn dat die ontwerpen nog steeds in die kluizen liggen. Ergo, ik kan het ontwerp dus maar van twee mannen in de Verenigde Staten gekregen hebben. En die beide mannen zijn nu te gast op het Adlerheim. Kunt u mij volgen?' Burnett haalde nog steeds moeilijk adem. 'Ik ken professor Aachen goed genoeg om te weten dat hij nooit voor u zou werken. Voor u niet, voor niemand. Niemand! Niemand!' Lopez glimlachte nog breder en jovialer dan voorheen. 'Senor Morro, ik geloof dat het geen slecht idee zou zijn als ik even een gezellig praatje maakte met professor Burnett. Tien minuten lijkt mij genoeg.' 'Dat dacht ik ook, Lopez. Lang genoeg in ieder geval om hem ervan te overtuigen dat iedereen voor mij zou werken.' 'Doe het niet, Andy! Doe het niet!' Er sprak panische angst uit Aachens stem. 'Jemoet Morro geloven, Andy! In Godsnaam!' Hij keek met afschuw naar Lopez. 'Dit monster kent meer afgrijselijke en duivelse martelmethoden dan ieder normaal mens zou kunnen bedenken. In Godsnaam, Andy, ik smeek het je, wees verstandig: dit monster maakt je kapot, op dezelfde manier als hij mij kapot heeft gemaakt.' 'Ik geloof je.' Healey had een paar passen naar voren gedaan en Burnett bij de arm genomen op het moment dat Dubois hem losliet. Hij keek naar Schmidt en Bramwell en liet zijn blik toen op Burnett rusten. 'Wij drieën zijn overtuigd. Wat heeft het voor zin om op een moderne manier geradbraakt te worden, als je er niets mee kunt bereiken? We hebben het bewijs. Mijn God, je herkende niet eens een heel goede vriend, die je nog maar een paar maanden geleden voor het laatst had gezien. Is dat geen bewijs?' Hij keek Morro aan. 'Toch is er nog een manier waarop u nog bestaande twijfels definitief kunt wegnemen. Als die Aunt Sally's echt zijn, moet u ze op de een of andere manier tot ontploffing kunnen brengen. Daarvoor staan u twee mogelijkheden open: een tijdmechanisme of radiogolven. Een tijdmechanisme lijkt me onwaarschijnlijk, want dat is — eenmaal ingesteld — niet meer te stoppen, onherroepelijk, en het onherroepelijk ligt u volgens mij niet zo. Ik moet dus aannemen dat u uw keus heeft laten vallen op de radiogolven.' 'Nee maar,' zei Morro. 'Niet alleen slim dit keer, maar ook doordacht. Inderdaad, u hebt gelijk. Wilt u mij maar volgen?' Hij liep naar het kleine kantoortje. Hierin bevond zich nog een stalen deur. Alleen werd deze deur niet met een knop geopend; in plaats hiervan was er naast de deur een klein blinkend gepoetst paneeltje aangebracht. Het paneeltje was van koper en mat ongeveer vijfentwintig bij vijftien centimeter. Morro drukte zijn handpalm en vingers plat tegen het plaatje en de deur gleed geruisloos open. Achter de stalen deur lag een ruimte van hooguit twee bij twee meter. Op een muurtafeltje tegenover de deur stond een eenvoudige zender, qua grootte te vergelijken met een televisietoestel. Aan de voorkant van de zender waren wijzerplaten en regelknoppen zichtbaar. Boven op de zender zat een rode knop in een perspex huis. Naast de tafel was een twintig centimeter lange cilinder bevestigd met een diameter van ongeveer tien centimeter. Aan het ene uiteinde van de cilinder zat een slinger, aan het andere een geïsoleerde draad, die aangesloten was op de zender. Naast deze aansluiting was de zender nog aangesloten op een accu, die op de grond stond en liep er nog een draad van de zender naar een stopcontact in de muur. 'Een kinderlijk eenvoudig ontstekingsmechanisme, heren,' merkte Morro op. 'Een doodgewone huis-, tuin- en keukenzender, maar gebruikt voor een zeer bijzonder doel. Hij is afgesteld op een zeer speciale golflengte en we maken gebruik van een hoogst ongewone code. De kans dat iemand toevallig met dezelfde code op dezelfde golflengte terechtkomt, is zo gering, dat deze vrijwel is uitgesloten. Zoals u kunt zien, hebben wij waar het de stroomvoorziening betreft de nodige voorzorgsmaatregelen genomen. Mocht de stroom uitvallen, dan kunnen wij niet alleen gebruik maken van deze accu, maar ook nog van die handgenerator, waarvan u de slinger daar boven op de cilinder ziet zitten.' Hij tikte op de perspex beschermkap over de rode knop. 'Om een ontploffing te krijgen, schroeft men gewoon deze kap los, draait de rode knop negentig graden naar rechts en drukt.' Met zachte drang leidde hij de geleerden het kamertje weer uit, legde zijn hand op het plaatje en keek toe hoe de deur dichtgleed. 'Knoppen zouden niet verstandig zijn; men kan niet het risico lopen dat iemand toevallig tegen de knop leunt.' Healey vroeg: 'U kunt deze deur alleen met úw hand openen, met uw handafdruk, bedoel ik?' 'U dacht toch niet dat die koperen plaat gewoon een grote drukknop was, wel? En dan nu de opname, heren.' 'Nog één ding,' zei Burnett, een hoofdbeweging makend naar de Aunt Sally's. 'Ik zie daar twee lege plaatsen. 'Waar zijn die voor?' 'Ah!' Morro schonk hem een nietszeggende glimlach. 'Daar vraagt u zoiets.'

 

 

De vier geleerden zaten om de tafel in Burnetts kamer en praatten over de toekomst met een begrijpelijke 'gedeprimeerdheid, die zelfs de uitstekende cognac niet kon verlichten. 'Heb ik het niet gezegd?' zei Burnett. ' "Let op mijn woorden", heb ik gezegd. Herinneren jullie je het nog?' Niemand gaf antwoord. De situatie maakte commentaar overbodig. 'Die controlekamer zou natuurlijk ook nep kunnen zijn.' Schmidt probeerde zich kennelijk nog vast te klampen aan niet aanwezige strohalmen. Weer gaf niemand antwoord en om dezelfde reden. 'En dan te bedenken dat ik gezegd heb dat hij voor een krankzinnige nog niet eens zo immoreel was,' zei Bramwell. 'Dat hij, als hij echt gek zou zijn, z'n bom in de Wilshire Boulevard tot ontploffing zou brengen.' Ook deze opmerking lokte geen commentaar uit. Burnett stond op en zei: 'Ik ben zo weer terug.'

 

 

Peggy lag nog steeds in bed, maar zag er aanmerkelijk beter uit dan bij haar aankomst op het Adlerheim het geval was geweest. Haar moeder zat in een leunstoel naast het bed. Burnett had een glas cognac in de hand. Hij was zonder glas binnengekomen, maar onmiddellijk op de huisbar afgestevend. Hij bevond zich daar nu nog, met zijn ellebogen op de bar geleund, een apocalyptisch oog op zijn gehoor gericht, dat hij in apocalyptische termen toesprak. Het einde der wereld was duidelijk nabij en de onheilsengel was gekomen om de mensen daar kond va» te doen. 'Ik geloof niet dat er getwijfeld hoeft te worden aan ons unanieme oordeel dat wij ons boven voldoende splijtstof bevinden om de grootste krater te veroorzaken in de geschiedenis van de mensheid en ons allemaal in een baan om de aarde te schieten — in gasvormige toestand wel te verstaan. Ik schat de totale hoeveelheid splijtstof gelijk aan vijfendertig miljoen ton conventioneel explosief materiaal. Dat zal me een klap geven, dacht u ook niet?' Het was een avond van lange stiltes en onbeantwoorde vragen. 'U zei dat deze man mild, menselijk en begaan met anderen was. Maar ik acht het niet uitgesloten dat deze man de geschiedenis ingaat als het hardvochtigste, wreedste monster dat ooit heeft bestaan. Beneden in de kelders zitten zeven mannen, die hij kapot heeft gemaakt — of laten maken. Die gemarteld zijn op een manier waarvan wij ons geen voorstelling kunnen maken. "Menselijk, begaan met zijn medemensen?" En waar dacht u dat deze humane figuur de ontbrekende bom heeft verstopt? Een bom, die een verkleinde uitvoering van de Aunt Sally is — een onbenullige anderhalve megaton, ongeveer vijfenzeventig keer krachtiger dan de bommen die we op Hirosjima en Nagasaki hebben laten vallen. Een bom die erg veel slachtoffers zal maken, zowel door de explosie als door de straling. De straling zal in dit geval misschien meevallen, omdat de bom al geplaatst is en we dus veilig kunnen aannemen dat hij ergens onder de grond zit. Desondanks zullen de gevolgen nog steeds verschrikkelijk zijn. En nu mag u mij vertellen waar u dacht dat deze vriendelijke Christusachtige figuur deze bom geplaatst heeft, opdat Gods kinderen gespaard blijven?' Hij keek Susan nog steeds strak aan, maar zij had haar blik van hem afgewend. Evenals de anderen was zij diep geschokt. Zij staarde met niets ziende ogen voor zich uit, bereidde zich voor op het ergste. 'Zal ik het u dan maar vertellen?' Het bleef een avond van stiltes. 'Los Angeles.'