Hoofdstuk 7
Het was halfelf 's ochtends, toen Morro opnieuw zijn werkkamer binnentrad. Dubois zat niet langer achter de doorkijkspiegel, maar had inmiddels plaatsgenomen achter Morro's bureau, waarop twee draaiende bandrecorders stonden. Hij schakelde ze uit en keek op. 'Overleg beëindigd?' vroeg Morro. 'Twintig minuten geleden al. Ze overleggen nu over iets anders.' 'Hoe ze ons kunnen tegenhouden, zeker?' 'Wat anders? Maar ik heb de laatste tien minuten al niet meer geluisterd: ze zouden niet eens in staat zijn een kind van drie tegen te houden. Ze zijn niet eens in staat een samenhangend gesprek te voeren, laat staan logisch te denken.' Morro liep naar de doorkijkspiegel en zette de luidspreker aan. De geleerden zaten alle vier rond de tafel — of liever gezegd, zij hingen onderuitgezakt rond de tafel — en hadden de flessen vóór zich gezet om zich de moeite van de wandeling naar het dranktafeltje te besparen. Burnett had het woord genomen. Hij sprak onduidelijk en zijn gezicht was rood van woede of alcohol, of beide. 'Hij kan naar de hel lopen. Naar de hel, godverdomme. Moet je ons hier ook met zijn vieren zien zitten! En wat voor 'n viertal? De knapste koppen van het land. Wat zeg ik? De knapste atoomkoppen van 't land, als je begrijpt wat ik bedoel. Zo staan we tenminste voor de buitenwereld bekend. En zouden wij 't verdomme dan niet klaar kunnen spelen om met ónze intelligentie en met ónze knapheid iets te verzinnen waardoor we de duivelse bedoelingen van dit monster Morro kunnen vóórkomen — ik bedoel voorkómen? Ik geloof stellig —' Bramwell zei: 'Schei toch uit. Dit is nou al de vierde keer dat we dit gebeuzel aan moeten horen.' Hij schonk zichzelf nog een wodka in, leunde achterover en sloot de ogen. Healey leunde met beide ellebogen op tafel en had zijn handen voor de ogen geslagen. Schmidt staarde met nietsziende ogen voor zich uit, wazig als hij was van de schielijk naar binnen geslagen gin. Morro draaide het geluid weg en keerde de spiegel de rug toe. Hij zei: 'Burnett en Schmidt ken ik niet, hoewel ze me in hun gewone doen lijken. Maar Healey en Bramwell verbazen me. Ze wekken de indruk redelijk nuchter te zijn, maar ze zijn toch duidelijk niet zichzelf. In de zeven weken dat we hen hier te gast hebben, zijn ze als zeer matige mensen overgekomen.' 'Maar in die zeven weken zijn ze ook niet één keer zo geschrokken als nu. Waarschijnlijk nog nooit.' 'Misschien een wat overbodige vraag, maar weten ze het nu?' 'Ze vermoedden het meteen al. En binnen een kwartier waren ze er zeker van. De rest van de tijd hebben ze geprobeerd fouten in de blauwdrukken te vinden. Dat is natuurlijk niet gelukt. En ze weten alle vier hoe je een waterstofbom moet maken.' 'Ben je al bezig met de montage? Hoe lang nog?' 'Pakweg twintig minuten.' 'En als ik een handje help?' 'Tien.' 'Dan kunnen we de heren over een kwartiertje vergasten op een tweede onaangename verrassing, eentje die hen een stuk nuchterder, zo niet helemaal nuchter, zal maken.' Een kwartier later werden de vier geleerden in de werkkamer binnengeleid. Morro bracht hen persoonlijk naar de comfortabele leunstoelen. Naast iedere stoel stond een bijzettafeltje met een glas. Twee in boernoesen gestoken mannen stonden in een hoek van het vertrek. Morro was niet geheel gerust op de reactie die zijn verrassing bij de geleerden teweeg zou brengen. De acolieten konden hun Ingram machinepistolen sneller onder hun gewaad vandaan halen dan de geleerden uit hun stoel overeind zouden kunnen komen. Morro zei: 'Mooi. Glenfiddich voor professor Burnett, gin voor dr. Schmidt, wodka voor dr. Bramwell en bourbon voor dr. Healey.' Morro was een groot voorstander van het zo snel mogelijk ondermijnen van iemands zelfvertrouwen. Toen de geleerden het vertrek binnengekomen waren, sprak er duidelijke woede uit de gezichten van Burnett en Schmidt. Bramwell had een bedachtzamere indruk gemaakt, terwijl bij Healey bezorgdheid overheerste. Bij Morro's laatste woorden keken zij elkaar en Morro aan met een mengeling van verbazing en achterdocht. Burnett was, zoals te verwachten was, de opstandigste. 'Hoe weet je verdomme wat we zo juist gedronken hebben?' 'Wij geven onze ogen en oren de kost, professor. En attent als wij zijn, proberen wij het u zoveel mogelijk naar de zin te maken. Wij dachten dat uw favoriete opkikkertje u bij de nu komende verrassingen misschien wat bij zou kunnen staan. Maar ter zake. Wat vond u van de blauwdrukken?' 'Wat mij betreft kun je naar de hel lopen,' zei Burnett. 'Wie weet komen we elkaar daar allemaal nog eens tegen. Maar ik zou graag een antwoord op mijn vraag hebben.' 'Dat heb ik je al gegeven.' 'Kom kom, professor. Ik krijg het antwoord toch wel.' 'En hoe had je gedacht ons aan het praten te krijgen? Door ons te martelen?' Burnetts opstandigheid had plaats gemaakt voor minachting. 'Als we het antwoord niet weten, kunnen we het ook niet geven.' 'Martelen? Mijn hemel, hoe komt u daarbij? Waarschijnlijk heb ik u later — nee, wat zeg ik — ik heb u later zéker nog nodig. Maar martelen? Hm. Hoewel, heb jij aan die mogelijkheid gedacht, Abraham?' 'Nee, meneer Morro.' Dubois dacht even na. 'Maar misschien is dat helemaal niet zo'n gek idee.' Hij liep op Morro toe en fluisterde hem iets in het oor. Er kwam een geschokte uitdrukking op Morro's gezicht. 'Maar Abraham, je zou me toch beter moeten kennen. Het werd tijd dat je wist dat ik geen onschuldigen in dit conflict wil betrekken.' 'Vervloekte hypocriet!' schreeuwde Burnett schor. 'Daarom heb je die dames natuurlijk hierheen gebracht!' 'Maar mijn beste man —' Bramwei zei vermoeid: 'Het is duidelijk dat die tekeningen betrekking hebben op een soort bom, misschien zelfs op een atoombom, gezien uw diefstal van splijtstof in de afgelopen tijd. Of het plan uitvoerbaar is, of de bom het zal doen, kunnen wij u niet vertellen. Er lopen honderden atoomgeleerden in dit land rond, maar het aantal dat echt een atoombom kan maken is zeer beperkt en wij behoren in ieder geval niet tot de uitverkorenen. Met waterstofbommen ligt het nog moeilijker. Persoonlijk heb ik nog nooit het genoegen gehad kennis te maken met een geleerde die zo'n bom daadwerkelijk kon ontwerpen. Onze wetenschap legt zich uitsluitend toe op de aanwending van kernsplitsing voor vreedzame doeleinden. Healey en ik werden ontvoerd terwijl we werkzaam waren in een laboratorium waar niets anders geproduceerd wordt dan elektriciteit. En Burnett en Schmidt waren in de San Ruffino-centrale, toen die overrompeld werd. Mijn lieve God, man, ze maken geen bommen in een kerncentrale!' 'Slim, erg slim.' Er leek iets van waardering uit Morro's stem te spreken. 'Een knap stukje hersengymnastiek, hoewel uw zittende houding het gebruik van het woord "gymnastiek" misschien enigszins logenstraft. Maar genoeg gepraat. Abraham, hoe lang duurt het afspelen van het bewuste gedeelte van onze montage?' 'Dertig seconden.' Dubois drukte een knop in, spoelde de bandrecorder terug en zette hem op het juiste moment stop. Hij zei: 'Eerst krijgen we Healey.' Healey's stem: 'Daar bestaat dus geen enkele twijfel over.' Schmidts stem: Geen enkele. Ik wist het al, toen ik die godverlaten dingen voor het eerst onder ogen kreeg.' Bramwells stem: 'Bedrading, materiaal, beplating, ontstekingsmechanisme, het ontwerp lijkt me compleet. Wat denk jij ervan, Burnett?' Het bleef even stil, voordat Burnett antwoord gaf. Toen zei hij met vlakke stem: 'Het spijt me, heren, maar ik ben hard aan een borrel toe. Dit is inderdaad de Aunt Sally. Ruw geschat drieëneenhalve megaton — ongeveer vierhonderd keer sterker dan die bommen die Hirosjima en Nagasaki verwoestten. En dan te bedenken dat Willi Aachen en ik op de dag dat we het ontwerp afhadden 's avonds een fles champagne hebben opengetrokken!' Dubois zette de bandrecorder af. Morro zei: 'Ik geloof zelfs dat u, als de nood aan de man kwam, het ontwerp uit het hoofd zou kunnen reproduceren, professor Burnett. Ik kan u dan ook zeggen dat uw aanwezigheid hier mij uiterst nuttig voorkomt.' De vier geleerden zaten als door de bliksem getroffen. Ze waren tot in het diepste wezen van hun ziel geschokt. Morro: 'Als u even mee zoudt willen komen, heren.' Hij ging hen voor naar de doorkijkspiegel, drukte een knop in en ontstak het licht in de aangrenzende kamer. Hij keek naar de geleerden met een blik waaruit op geen enkele manier zelfvoldaanheid, voldoening of triomf sprak. Morro was geen man die zijn gevoelens uitte. 'Toen wij de uitdrukking op uw gezichten zagen, wisten wij al meer dan genoeg.' Als de vier mannen niet zo geschokt waren door de plotselinge ontwikkelingen, de ernst van de situatie en het verbluffende gemak waarmee Morro hen in de val had laten lopen, zouden zij misschien beseft hebben dat Morro — die hun diensten duidelijk nog kon gebruiken — er uitsluitend op uit was om een geestelijk overwicht te creëren door bij hen gevoelens van hulpeloosheid en hopeloosheid teweeg te brengen. 'Maar de opnamen waren toch nuttig. En dat lag ook in de lijn der verwachtingen. Helaas blijken de meeste genieën, zodra het om zaken gaat die buiten het terrein van hun eigen specialiteit liggen, even naïef te zijn als kinderen. Abraham, hoe lang duurt de totale definitieve versie van de opname?' 'Zeveneneenhalve minuut, meneer Morro.' 'Dan zou ik zeggen dat je hem in zijn geheel maar eens moest afspelen voor de heren geleerden. Ik ga even kijken hoe het met de helikopter zit. Ik ben zo terug.' Binnen tien minuten was hij weer terug. Burnett stond, het kon bijna niet anders, zijn glas te vullen uit de kennelijk onuitputtelijke voorraad Glenfiddich. De drie anderen zaten in hun stoel en maakten een bittere, neerslachtige en verslagen indruk. 'Nog één klein verzoek, heren. Ik zou graag willen dat ieder van u een korte verklaring op tape zou zetten, waarin u bevestigt dat ik de beschikking heb over alle blauwdrukken die noodzakelijk zijn voor de vervaardiging van een waterstofbom van megatonsterkte. U wordt niet geacht informatie te verstrekken over de afmetingen ervan, niet over de codenaam "Aunt Sally" — de kinderachtige namen die geleerden aan hun speeltjes geven, vormen ook al een bewijs voor de beperkte fantasie die de meeste wetenschappers buiten hun eigen terrein ten toon spreiden — en ten slotte moet ik u met klem verzoeken geen melding te maken van het feit dat deze bom door professor Aachen en professor Burnett is ontworpen.' Schmidt vroeg: 'Waarom moeten wij zo godverlaten geheimzinnig doen over dit soort dingen, terwijl jullie veel belangrijkere dingen overal rondbazuinen?' 'Dat zal u in de komende dagen duidelijk worden.' 'Je hebt ons bedrogen, voor schut gezet, vernederd, ons als werktuigen gebruikt.' Burnett zag kans deze volzin met opeengeklemde kaken te uiten, een niet geringe prestatie voorwaar. 'Maar je kunt ook te ver gaan. Morro. Een man laat zich niet alles welgevallen. En we zijn nog mannen.' Morro zuchtte, haalde met een vermoeid gebaar zijn schouders op en wenkte. Susan en Julie kwamen het vertrek binnen en keken nieuwsgierig om zich heen. Op hun gezicht stond geen vrees of bezorgdheid te lezen, enkel verwarring. 'Kom op met die klotemicrofoon.' Zonder op toestemming te wachten, griste Burnett de microfoon van de tafel en keek Dubois met vlammende ogen aan. 'Klaar?' 'Klaar.' Ondanks de pure razernij die zich van Burnett had meester gemaakt, klonk zijn stem opmerkelijk helder en vast en was er niets te bespeuren van het feit dat hij sinds het ontbijt — dat hij niet had genuttigd — ruim de helft van een fles Glenfiddich soldaat had gemaakt. 'Dit is professor Burnett uit San Diego. Dit is niet iemand die mijn stem tracht te imiteren — bandjes met mijn stem kunnen bij de Universiteit van San Diego worden opgevraagd. Deze vervloekte klerelijer van een Morro beschikt over een complete set blauwdrukken voor de vervaardiging van een waterstofbom van drieëneenhalve megaton. U móét me geloven. En niet alleen mij, maar ook dr. Schmidt, dr. Healey en dr. Bramwell — de beide laatsten zitten al zeven weken in dit vervloekte oord gevangen. Nogmaals, gelooft u mij alstublieft. Het gaat hier om een compleet en gedetailleerd plan dat onmiddellijk gebruikt kan worden voor de bouw van een bom.' Burnett wachtte even. 'En voor hetzelfde geld heeft de klootzak er al een gebouwd.' Morro knikte naar Dubois, die het apparaat uitzette. Dubois zei: 'De eerste en de laatste zin, meneer Morro —' 'Niet uitwissen.' Morro glimlachte. 'Niet uitwissen. Dan hoeven ze die bandjes met professor Burnetts stem ook niet op te vragen bij de universiteit. Die zinnen zijn namelijk volstrekt typerend voor zijn zeer bloemrijke taalgebruik. Red je het verder alleen, Abraham? Ach, neem me niet kwalijk, dat is een domme vraag. Wilt u mij maar volgen, dames?' Met zachte drang leidde hij hen de kamer uit en trok de deur achter zich dicht. Susan zei: 'Zou u zo vriendelijk willen zijn om ons te vertellen wat dit allemaal te betekenen heeft? Wat is er nu eigenlijk aan de hand?' 'Met alle plezier, dames. Onze geleerde atoomwetenschappers hebben vanochtend een klein klusje voor mij opgeknapt. Ik moet alleen toegeven dat zij zich daar niet van bewust waren, omdat ik, zonder hen daarvan op de hoogte te brengen, hun conversatie op de bandrecorder heb opgenomen. Ik heb hun een aantal blauwdrukken laten zien en aldus bewezen dat ik alle tekeningen die nodig zijn voor de vervaardiging van een waterstofbom in mijn bezit heb. En zij bevestigen dit nu voor de buitenwereld. Simpel.' 'Is dat de reden waarom u die geleerden hier naar toe hebt gehaald?' 'Nee, niet de enige. Maar in eerste instantie wel, ja.' 'Waarom heeft u óns naar die kamer laten komen, uw werkvertrek?' 'Is dat niet duidelijk? U bent van nature nieuwsgierig en ik heb u gewoon in staat willen stellen uw nieuwsgierigheid te bevredigen.' 'Julie is anders helemaal niet zo nieuwsgierig.' Julie knikte heftig. Het huilen scheen haar nader te staan dan het lachen. 'Ik wil hier weg!' Susan schudde haar arm. 'Wat is er?' 'Je weet heel goed wat er is. Je weet heel goed waarom we mee moesten naar die kamer. De mannen worden weerspannig. Daarom moesten wij erbij gehaald worden.' 'Ja, zo iets had ik ook al gedacht,' zei Susan. 'Zou u — of die afschuwelijke reus van u — onze armen uit de kom gedraaid hebben, zodat we het uit zouden schreeuwen van de pijn? Of hebt u kerkers voor dit soort doeleinden — kastelen hebben toch altijd kerkers? U weet wel, met duimschroeven, pijnbanken en ijzeren maagden. Radbraakt u ook mensen, meneer Morro?' 'Een afschuwelijke reus! Abraham zou zich diep gekrenkt voelen. Een vriendelijke en zachtmoedige reus. En wat de rest van uw betoog betreft, directe intimidatie, mevrouw Ryder, is altijd minder effectief dan indirecte. Het is veel beter wanneer mensen uit zichzelf bereid zijn iets te geloven, dan dat je de dingen eerst moet bewijzen.' 'Zou u het in dit geval bewezen hebben?' Morro zweeg. 'Zou u ons hebben laten martelen?' 'Het idee zou niet eens bij me opkomen.' 'Hij liegt! Hij liegt!' riep Julie met trillende stem. 'Hij is een monster en een leugenaar.' 'Een monster is hij inderdaad.' Susan was kalm, op het bedachtzame af. 'En misschien is hij zelfs een leugenaar. Maar in dit geval ben ik geneigd hem te geloven. Gek, hè?' Uit Julies stem sprak wanhoop. 'Je weet niet wat je zegt, Susan!' 'Ik geloof van wel. Ik geloof dat meneer Morro ons verder niet meer nodig heeft.' 'Hoe kun je zo iets nou zeggen?' Morro keek Julie aan. 'Eens zult u misschien even wijs zijn en evenveel begrip hebben als mevrouw Ryder. Maar vóór het zover is, zult u nog veel mensenkennis op moeten doen. Ziet u, mevrouw Ryder weet dat iedereen die een vinger naar u beiden uitsteekt, met mij te doen zal krijgen. Ze weet dat ik haar nooit een haar zal krenken. Ze zal onze geleerden hiervan nu zeker in kennis gaan stellen, zodat ik dat dreigement niet nog een keer kan gebruiken, maar dat is ook niet meer nodig. En daarom heb ik u ook niet meer nodig.' Morro glimlachte. 'Ach, dat klinkt eigenlijk weinig bemoedigend. Laat ik het anders stellen: er zal u niets overkomen.' Julie keek hem even aan met een blik waaruit nog duidelijk angst en achterdocht spraken en keek toen abrupt een andere kant op. 'Goed, zoals u wilt. Ik heb mijn best gedaan. Maar ik kan het u niet kwalijk nemen. U hebt vanochtend niet gehoord wat ik aan de ontbijttafel heb gezegd, dat wij geen strijd voeren tegen vrouwen. Zelfs monsters moeten met zichzelf leren leven.' Hij draaide zich om en liep weg. Susan keek hem na en mompelde: 'En daarin ligt de kiem van zijn ondergang.' Julie keek haar aan. 'Dat ... dat verstond ik niet helemaal. Wat zei je?' 'Niets. Ik brabbel maar wat. Ik ben bang dat dit oord mij ook op mijn zenuwen begint te werken.' Maar ze wist dat dat niet het geval was.
'Nutteloze tijdverspilling.' Jeff was in een pesthumeur en hij deed geen enkele moeite om dat te verbergen. Hij moest schreeuwen om zich boven het geluid van de helikopter verstaanbaar te maken. 'Heeft niks opgeleverd, helemaal niks. Wat academisch gezwets in de ruimte over aardbevingen hebben we aangehoord en zinloos een uur rondgehangen op Sassoons kantoor. En wat heeft 't opgeleverd? Niks, helemaal niks.' Ryder keek op van de aantekeningen die hij bestudeerde en zei, zo kalm als het lawaai toeliet: 'Ach, dat moet je niet zeggen. In ieder geval weten we nu dat geleerden, als dat zo uitkomt, best bereid zijn om de waarheid geweld aan te doen. En we zijn iets te weten gekomen — althans ik — over aardbevingen en het aardbevingssyndroom. En wat dat zinloze uurtje bij Sassoon betreft, dat zat er wel in. Sassoon wist niks en kon ook niks weten. Wij hebben Sassoon op de hoogte moeten brengen.' Hij richtte zijn aandacht weer op de aantekeningen. 'Jezus Christus! Ze hebben Susan, ze hebben Peggy en 't enige wat meneer kan verzinnen is hier wat te zitten en al die nutteloze troep door te lezen. Alsof d'r verdomme —' Dunne boog zich over naar Jeff. Hij zag er niet langer kwiek en opgewekt uit, zoals die ochtend, maar begon zichtbaar last te krijgen van de nacht zonder slaap. Hij zei: 'Jeff, doe me 'n lol.' 'Ja?' 'Hou je kop.'
Er lag een grote stapel papier op Dunnes bureau. De majoor wierp er een lusteloze blik op, legde zijn tas weg, opende een kastje en haalde een fles Jack Daniels te voorschijn. Hij keek Ryder en zijn zoon vragend aan. Ryder glimlachte, maar Jeff schudde het hoofd: hij voelde zich nog steeds gekwetst door Dunnes onverwachte uitbrander. Met het glas in de hand liep Dunne naar de deur, die toegang gaf tot een piepklein kamertje met een opgemaakt veldbed. Hij zei: 'Ik ben niet zo'n filmheld van de FBI die vijf dagen en nachten onafgebroken in de weer kan zijn. Delage' — Delage maakte deel uit van Dunnes vaste team — 'neemt zolang wel voor me waar. Jullie kunnen me dus te allen tijde bellen, maar dan moet het wel verrekt belangrijk zijn.' 'Is 'n aardbeving belangrijk genoeg?' Dunne glimlachte, ging achter het bureau zitten en wijdde zijn aandacht aan de papieren voor hem. Hij schoof de hele stapel opzij en pakte een dikke envelop. Hij wierp een blik op de inhoud en zei: 'Wat dacht je dat erin zat?' 'Carltons paspoort.' 'Jou kan ik verdomme ook nooit eens verrassen. Toch leuk om te zien dat iemand hier aan het werk is geweest.' Hij haalde het paspoort uit de envelop, bladerde het vluchtig door en overhandigde het aan Ryder. 'Ook dit zal dan wel geen verrassing zijn.' 'M'n intuïtie laat me nooit in de steek, 't Kenmerk van de betere speurder.' Ryder bladerde het paspoort door, maar nam er, in tegenstelling tot Dunne, alle tijd voor. 'Verdomd interessant. Bestrijkt veertien van de vijftien maanden dat-ie zoek is geweest, ’n Zwervers natuurtje, als je 't zo bekijkt. Heeft wat afgereisd. Los Angeles, Londen, New Delhi, Singapore, Manila, Hong Kong, weer 'n keer Manila, opnieuw Singapore en wéér Manila. Dan Tokio en terug naar Los Angeles.' Hij gaf het paspoort door aan Jeff. 'Schijnt 'n grote liefde te hebben opgevat voor 't mysterieuze Verre Oosten. Vooral voor de Filippijnen.' 'Kun jij er iets uit opmaken?' vroeg Dunne. 'Niks. Ik mag dan wel wat geslapen hebben, maar veel was 't niet. M'n geest heeft er in ieder geval de brui aan gegeven. En dat lijkt mij ook wel iets: we hebben allebei slaap nodig. Wie weet krijg ik wat inspiratie bij het ontwaken. Niet waarschijnlijk trouwens.' Hij zette Jeff af vóór diens huis. 'Slaap?' 'Ik ga meteen naar bed.' 'Degene die 't eerst wakker is, wekt de ander, oké?' Jeff knikte en ging zijn huis binnen. Hij liep meteen naar de erker van zijn huiskamer en keek de straat in. Vanaf deze positie had hij een uitstekend uitzicht op zijn vaders inrit. Ryder ging ook niet naar bed. Hij belde het bureau en vroeg naar brigadier Parker. Hij werd onmiddellijk doorverbonden. 'Dave? Geen vragen, geen gemaar. Zorg dat je over tien minuten in Delmino's Bar bent.' Hij liep naar het fornuis, liet het naar voren kantelen, haalde er een groene plastic map onderuit, nam die mee naar de garage, duwde de map onder de achterbank van de Peugeot en reed achteruit de inrit af en de weg op. Op het moment dat de achterkant van de auto zichtbaar werd, kwam Jeff in beweging. Hij rende naar de garage, startte zijn auto en wachtte tot Ryder voorbij was. Daarna volgde hij hem op ruime afstand. Ryder scheen bijzonder veel haast te hebben. Bij het eerste kruispunt had zijn auto al een snelheid bereikt van ruim honderd kilometer per uur, een snelheid die over het algemeen goed was voor een zware bekeuring, maar iedere politieman in de stad kende het gehavende voertuig en zijn bestuurder, en geen enkele agent zou zo onverstandig zijn om brigadier Ryder aan te houden, wanneer deze op weg was naar de plaatsen waarheen zijn plicht hem voerde. Toen Ryder bij de eerste stoplichten aankwam, stonden zij op groen, maar Jeff moest stoppen voor het rode licht. Hij stond nog steeds voor het kruispunt, toen hij de Peugeot door de volgende stoplichten zag rijden. Tegen de tijd dat hij daar zelf aankwam, stonden ook deze lichten op rood. Toen hij eindelijk kon doorrijden, was de Peugeot reeds uit het gezicht verdwenen. Jeff vloekte, reed naar de kant van de weg, parkeerde en bleef peinzend in de auto zitten. Toen Ryder Delmino's Bar binnenkwam, zag hij Parker al in het gebruikelijke nisje zitten. Parker had een glas whisky voor zich staan en had tevens een glas laten aanrukken voor Ryder, die zich op dat moment realiseerde dat hij die dag nog helemaal niets had gegeten. Dit deed echter geen enkele afbreuk aan de smaak van de Scotch. Zonder een woord van inleiding vroeg Ryder: 'Waar is de Dikke?' 'Lijdt aan zwaarmoedigheid. Is thuisgebleven met zware koppijn.' 'Verbaast me niks. De kolf van 'n .38 kan hard aankomen. Misschien heb ik zelfs wat harder geslagen dan strikt noodzakelijk was, maar ik deed 't met plezier. Ik ben bang dat-ie zich over twintig minuten nog veel minder lekker zal voelen. Bedankt voor je komst. Ik moet er weer vandoor.' 'Hé, wacht effe, wacht nou effe. Heb jij de commissaris 'n oplawaai verkocht? Je kunt me op z'n minst toch even vertellen wat er is gebeurd.' Ongeduldig gaf Ryder een korte samenvatting van de gebeurtenissen. Parker was zeer onder de indruk. 'Tienduizend ballen. Twee Russische machinepistolen. Plus 't dossier dat jij over 'm hebt samengesteld. Je hebt 'm goed in de tang — onze ex-commissaris van politie. Maar luister es, John, er zijn grenzen aan wat je op je eigen houtje kunt doen.' 'Nee, Dave, die zijn er niet.' Ryder legde zijn hand op die van Parker. 'Ze hebben Peggy, Dave.' Gedurende een moment wist Parker niet wat Ryder bedoelde, maar toen kwam er een kille blik in zijn ogen. Vanaf haar vierde jaar had zij de gewoonte gehad op Parkers knie te zitten en hem met haar kin in haar hand en haar elleboog op zijn schouder van zeer dichtbij aan te staren, een verwarrende en ondeugende gewoonte, waaraan zij veertien jaar later, toen zij was uitgegroeid tot een donkere, maar nog steeds ondeugende schoonheid, nog steeds vasthield, vooral wanneer zij probeerde iets los te krijgen van Ryder. Zij verkeerde namelijk — en ten onrechte — in de veronderstelling dat zij haar vader op deze manier jaloers kon maken. Parker zei geen woord, maar zijn ogen spraken boekdelen. Ryder zei: 'In San Diego. 's Avonds. Ze hebben haar twee bewakers, jongens van de FBI, neergeschoten.' Parker stond met een ruk op. 'Ik ga met je mee.' 'Onmogelijk. Jij bent nog steeds bij de politie. Als jij straks zou zien wat ik met die Dikke ga doen, zou je me moeten arresteren.' 'Ik kan altijd plotseling blind worden.' 'Luister nou even, Dave. Ik mag de wet dan misschien overtreden, maar dat doe ik dan wél in 't belang van de wet en ik moet in ieder geval één wetsdienaar in vertrouwen kunnen nemen. Jij bent de enige die daarvoor in aanmerking komt.' 'Goed dan. Maar als Peggy of Susan iets overkomt, dondert niet wat, dan lever ik onmiddellijk m'n penning in.' 'Het werklozenlegioen zal je met open armen ontvangen.' Ze stonden op en vertrokken. Zodra de deur achter hen dicht ging, stond een magere Mexicaan met een verwilderde snor die tot zijn kin reikte, van een tafeltje naast het hunne op en liep naar de telefoon. Hij deed een munt in het apparaat en draaide een nummer. Hij wachtte een volle minuut, maar er werd niet opgenomen. De jongeman probeerde het opnieuw, maar kreeg geen gehoor. Nu probeerde hij een ander nummer. Hij draaide het tweemaal en en kreeg evenzovele keren geen gehoor. Duidelijk gefrustreerd nu probeerde hij het nog een derde keer. Ditmaal had hij succes. Hij begon zachtjes en gehaast in het Spaans te spreken.
De slapende commissaris Donahure bood een weinig aantrekkelijke aanblik. Hij was volledig gekleed en lag met zijn gezicht naar beneden op een divan, met een halfleeg glas bourbon in zijn linkerhand geklemd. Zijn haar zat in de war en op zijn wangen glinsterden wat transpiratiedruppels hadden kunnen zijn, maar wat in werkelijkheid gesmolten ijswater was, dat uit het strategisch op zijn achterhoofd geplaatste ijszakje sijpelde. Men mocht veilig aannemen dat het luide gesnurk niet het gevolg was van de grote buil die ongetwijfeld schuilging onder de zak met ijs. Het moest veroorzaakt zijn door een overmatig gebruik van whisky, omdat iemand nu eenmaal niet bijkomt van een slag op zijn hoofd, het bureau belt om te zeggen dat hij die dag tot zijn spijt niet kan komen en vervolgens opnieuw het bewustzijn verliest. Ryder legde de plastic map die hij bij zich had op de grond, nam Donahure zijn Colt af en porde hem verre van zachtzinnig met de loop in zijn zij. Donahure kreunde en verloor zijn ijszakje, toen hij zijn hoofd omdraaide en kans zag één oog te openen. Zijn eerste gedachte moet geweest zijn dat hij in een lange, donkere tunnel keek. Toen hij zich geleidelijk aan begon te realiseren dat het hier geen tunnel betrof, maar de loop van zijn eigen revolver, draaide zijn cyclopische blik langzaam van de Colt weg en vestigde zich na enige omzwervingen op het gezicht van Ryder daarboven. Het welslagen van deze inspanning had twee dingen tot gevolg: beide ogen gingen wijd open en de toch al weinig gezonde gelaatskleur veranderde in een alarmerende tint grijs. Ryder zei: 'Rechtop zitten.' Donahure bleef liggen. Hij beefde over zijn hele lichaam. Toen schreeuwde hij het uit van de pijn, toen Ryder hem bij zijn haar greep en ruw overeind trok. Een groot gedeelte van dat haar moest ontworteld zijn geweest in de buil op zijn hoofd. Een plotselinge, pijnlijke prikkeling van de hoofdhuid mist doorgaans zijn uitwerking op de traanbuizen niet en ook Donahure bleef van deze effecten niet gevrijwaard: de tranen schoten hem in zijn toch al zeer drabbige oogjes. Ryder vroeg: 'Weet je hoe je 'n kruisverhoor afneemt, Dikke?' 'Ja.' Een onzichtbaar worgijzer leek Donahure de keel te snoeren. 'Nee, Dikke. Daar weet je de ballen van. Maar ik zal 't je wel effe duidelijk maken. Niet aan de hand van 'n instructieboekje, dus erg veel zal je d'r niet aan hebben. Maar een kruisverhoor dat je straks nog in de rechtszaal te wachten staat, zal hierbij vergeleken kinderspel zijn. Wie is je opdrachtgever, Donahure?' 'Wat heeft dit in godsnaam —' Zijn zin eindigde in een kreet van pijn. Donahure bracht zijn handen naar zijn gezicht. Met duim en wijsvinger verwijderde hij een loszittende tand uit zijn mond en liet deze op de grond vallen. Zijn linkerwang was opengescheurd en het bloed druppelde op zijn kin: Ryder had Donahure hard met de loop van de revolver in diens gezicht geslagen. Ryder nam het pistool over in zijn linkerhand. 'Je opdrachtgever, Donahure.' 'Godverdomme, wat moet —' Weer een kreet en opnieuw een hiaat in de conversatie, toen Donahure zich bezighield met de rechterkant van zijn gezicht. Het bloed vloeide nu rijkelijk uit zijn mond en drupte op zijn overhemd. Ryder nam de revolver weer in zijn rechterhand. 'Wie is je opdrachtgever, Donahure?' 'LeWinter.' Aan deze mededeling ging een vreemd gorgelend geluid vooraf: Donahure had kennelijk bloed ingeslikt. Ryder keek hem koud en zonder enig medelijden aan. 'Wat moet je voor 'm doen?' Donahure bracht opnieuw een gorgelend geluid uit. De schorre klanken die hij erop liet volgen waren onverstaanbaar, "n Oogje dichtknijpen?' Donahure knikte. Er sprak geen haat uit zijn blik. Alleen maar angst. 'En bewijzen tegen misdadige vriendjes vernietigen en bewijzen tegen onschuldige vijanden fingeren?' Donahure knikte voor de tweede keer. 'Hoeveel heeft dat je opgeleverd, Donahure? Zo in al die jaren, bedoel ik. En alle chantage uiteraard meegerekend.' 'Weet ik niet.' Ryder hief de revolver. 'Twintig-, misschien wel dertigduizend dollar.' Donahure gilde het voor de derde keer uit. Zijn neus had dezelfde behandeling ondergaan als die van Raminoff. Ryder zei: 'Ik wil niet zeggen dat ik hier minder plezier aan beleef dan jij, want niets is minder waar. Ik zou hier uren mee kunnen doorgaan. Ik ben alleen bang dat jij het niet langer dan twintig minuten zou volhouden en ik wil je gezicht niet zo in de kreukels slaan dat je straks niet meer kunt praten. In plaats daarvan kan ik je natuurlijk altijd nog je vingers breken. Eén voor één, wel te verstaan.' Ryder meende wat hij zei en de pure angst op wat er nog over was van Donahures gezicht, maakte duidelijk dat hij dat wist. 'Hoeveel?' 'Ik weet 't niet.' Donahure kromp ineen achter zijn omhoog geheven handen. 'Ik weet niet hoeveel, 'n Paar honderd.' "n Paar honderdduizend?' Donahure knikte. Ryder pakte het plastic mapje en haalde er een dossier uit, dat hij aan Donahure liet zien. 'Ik kom tot een totaal van vijfhonderdenvijftigduizend dollar, dat uitstaat bij zeven verschillende banken, onder zeven verschillende namen. Klopt dat een beetje?' Donahure knikte. Ryder deed het dossier terug in het tasje. Als Donahure al zo'n verbluffend hoog bedrag bij elkaar had weten te krijgen, hoeveel moest LeWinter dan wel niet veilig op een Zwitserse bank hebben staan? 'De laatste betaling. Die tienduizend dollar. Waar was die voor?' Donahure was zozeer overmand door pijn en angst, dat het niet eens bij hem opkwam om Ryder te vragen hoe hij van het bestaan van dit bedrag afwist. 'Voor de politie.' 'Steekpenningen dus. Waarvoor?' 'Om alle telefooncellen tussen de centrale en Fergusons huis onklaar te maken en Fergusons eigen telefoonlijn door te snijden. Z'n politieradio te vernielen en de wegen vrij te houden.' 'Vrij te houden? Geen surveillancewagens op de vluchtroute van de gestolen vrachtwagen, bedoel je?' Donahure knikte. Kennelijk ging hem dit makkelijker af dan spreken. 'Jezus, wat 'n stelletje schorem. De namen van de betrokken agenten wil ik later nog van je hebben. Hoe kwam je aan die Russische machinepistolen?' 'Machinepistolen?' Op het uiterst lage voorhoofd van Donahure werd een frons zichtbaar, een duidelijk teken dat hij, althans in beperkte mate, weer tot enig denkwerk in staat was. 'Jij hebt ze dus gestolen. En het geld. Jij —' Hij bracht een hand naar zijn achterhoofd. 'Ik vroeg je iets. Hoe kwam je aan die dingen?' 'Dat kan ik je niet vertellen.' Donahure hief afwerend zijn handen, toen Ryder de revolver omhoogbracht. 'Je kan m'n gezicht tot moes slaan, maar ik weet 't gewoon niet. Ze lagen op 'n avond bij m'n thuiskomst hier in de kamer. Later op de avond belde iemand me op en zei dat ik ze moest houden.' Ryder geloofde hem. 'Heeft deze stem een naam?' 'Nee.' Ook dat geloofde Ryder. Niemand met een greintje verstand zou zijn naam aan Donahure geven. 'Heeft deze man, deze telefoonstem, je misschien gevraagd om LeWinters telefoongesprekken af te luisteren?' 'Hoe weet jij in Jezusnaam —' Deze keer onderbrak Donahure zijn zin niet vanwege een klap, maar omdat het bloed uit mond en neus hem in ademnood bracht. Ten slotte hoestte hij en zei hijgend: 'Ja.' 'Zegt de naam Morro je iets?' 'Morro? Morro wie?' 'Laat maar zitten.' Als Donahure Morro's tussenpersoon niet kende, zou hij Morro zeker niet kennen.
Jeff had eerst een kijkje genomen in de Redox Bar in de Bay Street, het louche etablissement waar zijn vader het rendez-vous met majoor Dunne had gehad. Het personeel had niemand gesignaleerd die aan hun beschrijvingen beantwoordde. En als dat wel het geval was, wenste niemand zich daarover uit te laten. Van de Redox Bar reed hij naar het bureau van de FBI, in de hoop Delage daar aan te treffen. Niet alleen hij, maar ook majoor Dunne was aanwezig. Het was duidelijk dat Dunne nog niet naar bed was geweest. Hij keek Jeff verbaasd aan. 'Wat is er aan de hand?' 'Is mijn vader hier geweest?' 'Nee. Waarom?' 'Toen we thuiskwamen, zei hij dat-ie onmiddellijk naar bed zou gaan. Nou, dat heeft hij niet gedaan, want zo'n drie minuten later is hij in z'n auto gestapt en weggereden. Ik ben hem achterna gereden. Ik weet eigenlijk niet waarom. Ik had zo 't idee dat-ie naar iemand toeging en op de een of andere manier gevaar liep. Ik ben 'm bij de stoplichten kwijtgeraakt.' 'Je kunt je beter zorgen maken over zijn eventuele gastheer.' Dunne aarzelde even. 'Ik heb nieuws voor jou en je vader, en niet zulks goed nieuws. De twee FBI -agenten die gisteravond werden neergeschoten konden gisteren nog niet verhoord worden. Maar een van hen is inmiddels weer wat opgeknapt. Volgens hem was het Peggy die het eerst werd geraakt en niet een van hun tweeën. In haar linkerschouder.' 'Nee!' 'Ik vrees van wel, jongen. Ik ken deze agent goed. Hij maakt geen vergissingen.' 'Maar — maar — als Peggy gewond is — de dokter — ziekenhuis, ze moet —' 'Het spijt me, Jeff. Meer weten ze niet. De overvallers hebben haar nu eenmaal meegenomen.' Jeff leek iets te willen zeggen, draaide zich abrupt om en rende het kantoor uit. Hij reed naar Delmino's Bar, de favoriete kroeg van de manschappen van Donahures bureau. Ja, de barman had brigadier Ryder en Parker die avond inderdaad gezien. Nee, hij wist niet waar ze naar toe waren gegaan. Jeff reed naar het bureau. Hij trof Parker in het gezelschap van brigadier Dickson. Jeff vroeg: 'Heb je m'n vader gezien?' 'Ja. Waarom?' 'Weet je waar hij is?' 'Ja. Nogmaals, waarom?' 'Zeg het me!' 'Ik weet niet of dat de bedoeling is.' Hij keek Jeff aan, zag de gejaagdheid in diens radeloze ogen en kon nog niet weten dat die het gevolg was van het nieuws dat Jeff net had gehoord. Met tegenzin zei hij: 'Hij is bij commissaris Donahure. Maar ik betwijfel —' Hij zweeg. Jeff was al weg. Parker keek Dickson aan en haalde zijn schouders op.
Ryder zei bijna achteloos: 'Heb je al gehoord dat m'n dochter ontvoerd is?' 'Nee. En ik zweer je bij —' 'Ja, ja. Rustig maar. Enig idee hoe ze aan haar adres zijn gekomen?' Donahure schudde zijn hoofd. Maar zijn ogen flikkerden even op, heel even maar. Ryder brak de revolver open: de kamer voor de hamer was leeg, die daarnaast eveneens. Hij klapte het wapen weer dicht, duwde de mollige rechterwijsvinger van Donahure door het trekkerhuis, hield de Colt bij loop en kolf en zei: 'Ik tel tot drie. Als ik dan nog geen antwoord heb, ga ik wat draaiwerk verrichten. Eén —' 'Van mij. Van mij!' 'Hoe ben je eraan gekomen?' 'Twee weken geleden, toen je eens 'n keertje weg was om te lunchen en —' 'Ik m'n adressenboekje in m'n laadje had laten liggen, heb jij gewoon — ja, ja, 't is me duidelijk. Ik zou je alsnog je vinger moeten breken, maar dat zou 't zetten van 'n handtekening onder 'n bekentenis wat moeilijk maken.' 'Een bekentenis?' 'Als burger kan ik je ook arresteren, Donahure. Ik arresteer je wegens diefstal, corruptie, omkoperij — en moord met voorbedachten rade.' Donahure zweeg. Zijn gezicht was bleker dan ooit en hij liet zijn hoofd moedeloos tussen de afhangende schouders zakken. Ryder rook aan de loop. 'Hier is recentelijk mee geschoten.' Hij brak de revolver weer open. 'Twee kamers zijn leeg. Normaal zitten er vijf kogels in 't magazijn, dus is er kort geleden eentje afgevuurd.' Hij duwde een patroon uit het magazijn en haalde zijn nagel langs de punt. 'En met 'n loden punt, net als de kogel waarmee Hartman werd doodgeschoten. En ook 'n .38. Ik maak me sterk dat-ie uit dit pistool komt.' Hij wist dat de kogel te zeer misvormd was om nog als bewijsmateriaal te kunnen dienen, maar Donahure was zich daar of niet van bewust, of hij was te ver heen. 'En je hebt je vingerafdrukken achtergelaten op de deurknop. Erg stom voor 'n commissaris van politie.' Donahures stem klonk mat: 'Ik werd gebeld en die man zei —' 'Vertel je verhaal maar aan de rechter.' 'Oké, beweeg je niet,' zei een hoge schelle stem achter Ryder. Ryder had zijn huidige leeftijd weten te bereiken door aan te voelen hoe hij op kritieke momenten moest handelen en op dit moment leek het hem het beste om te doen wat hem werd gevraagd. Dus bewoog hij zich niet. 'Laat die revolver vallen.' Ryder liet gehoorzaam de revolver vallen, een besluit waarover hij geen seconde hoefde na te denken, te meer daar hij de revolver bij de loop beethield en het magazijn was opengeklapt. 'En nu langzaam omdraaien.' Heeft te veel tweederangs misdaadfilms gezien, dacht Ryder, maar dat maakt 'm niet minder gevaarlijk. Hij draaide zich om — langzaam. De mond en neus van de bezoeker gingen schuil achter een zwarte zakdoek. Hij droeg een donker pak, donker overhemd, witte das en — om het geheel te completeren — een zwarte gleufhoed. Tweederangs misdaadfilms, maar dan wel die uit de jaren dertig. 'Donahure komt niet voor de rechter, jongen. Maar jij wel voor je schepper. Je heb zelfs geen tijd meer voor 'n schietgebedje.' Hij had ook goed naar de dialogen geluisterd. 'Laat dat pistool vallen,' sprak een stem uit de deuropening. Het leed geen twijfel dat de gemaskerde man een stuk jonger was dan Ryder, want hij wist niet hoe hij op kritieke momenten moest handelen. Hij draaide zich bliksemsnel om en schoot op goed geluk in de richting van de deuropening. De omstandigheden in aanmerking genomen was het niet eens een slechte poging, want hij zag kans een stuk uit Jeffs rechtermouw te schieten. Jeff beantwoordde het vuur aanmerkelijk effectiever. De gemaskerde man sloeg dubbel en zakte in elkaar. Ryder knielde naast hem neer. 'Ik wilde hem in z'n rechterhand schieten,' zei Jeff met onvaste stem. 'Ik geloof dat ik gemist heb.' 'Z'n hand wel, ja. Maar z'n hart niet.' Ryder trok het masker voor het gezicht van de dode weg. 'Ach wat spijtig nou. Lennie de Kneu heeft 't tijdelijke voor 't eeuwige verwisseld.' 'Lennie de Kneu?' Jeff stond op zijn benen te trillen. 'Ja. Kneu. Da's 'n zangvogeltje. Nou, ik weet niet waar Lennie z'n muzikale talenten nu nog kan etaleren, maar ik ben d'r zeker van dat-ie 't zonder harpbegeleiding zal moeten stellen.' Ryder keek op, kwam overeind, nam het pistool uit Jeffs krachteloze hand en schoot, handelingen, die hij allemaal vertraagd leek te verrichten. Voor de vijfde keer die avond gilde Donahure het uit van de pijn. De Colt die hij had opgeraapt, kletterde tegen de vloer. Ryder zei: 'Zou je je 'n beetje rustig willen houden, zeg? Je kunt nog altijd 'n bekentenis ondertekenen. En naast moord met voorbedachten rade, kunnen we je nu ook poging tot moord ten laste leggen.' Jeff zei: 'Vader laat zoon zien hoe 't wél moet?' Ryder gaf Jeff een schouderklopje. 'Bedankt voor je hulp.' "t Was niet m'n bedoeling om hem dood te schieten.' 'Ik zou d'r geen traan om laten, als ik jou was. Lennie de Kneu was 'n heroïnehandelaar. Ben je me gevolgd?' 'Dat heb ik geprobeerd, maar dat is niet gelukt. Parker heeft me verteld waar je zat. Maar hoe is hij hier gekomen?' 'Ah, goede vraag. Waarop deze scherpe speurder, zoals wel vaker tegenwoordig, pas weer achteraf 't antwoord wist. Ik vermoedde dat onze telefoongesprekken werden afgeluisterd, dus had ik Parker gevraagd — helaas wel per telefoon — om naar de Delmino te komen. Geen moment bij stilgestaan dat zij ook best eens 'n mannetje konden sturen.' Jeff wierp een blik op Donahure. 'Dus daarom wilde je mij niet mee hebben. Hij is zeker onder 'n vrachtwagen gelopen?' 'Nee hoor. Die verwondingen zijn het gevolg van zijn eigen onhandigheid. Maar van nu af aan mag je mee. Haal even 'n paar handdoeken van boven. We mogen 'm niet dood laten bloeden voor 't proces.' Jeff aarzelde: hij kon het slechte nieuws niet langer achterhouden, maar vreesde voor het leven van Donahure. 'Ik moet je iets vertellen, pa. Er is gisteravond op Peggy geschoten.' 'Geschoten?' Ryder kneep zijn lippen samen tot een dunne streep. Hij vestigde zijn blik op Donahure, verstevigde zijn greep op Jeffs pistool, maar verloor geen moment zijn ijzeren zelfbeheersing. Zijn ogen gingen terug naar Jeff. 'Is ze ernstig gewond?' 'Weet ik niet. Ze is in haar schouder geraakt.' 'Ga die handdoeken halen.' Ryder liep naar de telefoon en belde brigadier Parker. 'Zou je naar Donahures huis willen komen, Dave? Met een ambulance en dokter Hinkley' — Hinkley was de politiearts — 'en Kramer, om 'n verklaring op te nemen. Bel Dunne ook maar. En Dave — er is gisteravond op Peggy geschoten. Ze is in haar linkerschouder geraakt.' Hij hing op.
Parker gaf Kramer opdracht voor de verdere afwikkeling van Ryders verzoek zorg te dragen en begaf zich toen naar het kantoor van Mahler. De blik waarop Parker bij binnenkomst werd getrakteerd was tekenend voor de zwartgallige kijk die de inspecteur op dit moment op het leven had. Parker zei: 'Ik ga nu naar 't huis van Donahure. Er zijn moeilijkheden.' 'Wat voor soort moeilijkheden?' "t Soort moeilijkheden waar een ambulance aan te pas moet komen.' 'O ja? Wie beweert dat?' 'Ryder.' 'Ryder!' Mahler duwde zijn stoel achteruit en kwam overeind. 'Wat heeft Ryder daar godverdomme te zoeken?' Dat heeft hij niet verteld. Ik geloof dat-ie even met hem wilde praten.' 'Hiervoor draait hij de bak in. Ik ga er hoogstpersoonlijk heen!' 'Bezwaar tegen als ik mee ga, inspecteur?' 'Jij blijft hier. Dat is 'n bevel, brigadier Parker.' 'Niet om 't een of ander, inspecteur.' Parker legde zijn penning op het bureau. 'Maar vanaf dit moment neem ik geen bevelen meer aan.'
De vijf mannen arriveerden op hetzelfde tijdstip — twee ziekenbroeders, Kramer, majoor Dunne en dokter Hinkley. De dokter, de belangrijkste man van het gezelschap, in ieder geval de nuttigste gezien de omstandigheden, kwam als eerste de woonkamer binnen. Hij was een klein tanig mannetje, wiens kijk op het leven zo niet verbitterd was, dan toch wel bepaald werd door een diepgeworteld cynisme. Hij keek naar de liggende figuur op de grond. 'Mijn god! Lennie de Kneu! Een zwarte dag voor Amerika, voorwaar.' Hij boog zich voorover en keek naar het roodomrande gaatje in de witte das. 'Bezweken aan een soort hartaandoening zo te zien. Daar krijgt men tegenwoordig op steeds jeugdiger leeftijd last van. En commissaris Donahure!' Hij liep op Donahure toe, die kreunend op de sofa zat en met zijn linkerhand voorzichtig een met bloed doordrenkte handdoek om zijn rechterhand gewikkeld hield. De dokter verwijderde de handdoek op een weinig zachtzinnige manier. 'M'n hemel. Waar is de rest van die twee vingers?' Ryder zei: 'Hij probeerde me neer te schieten. In de rug uiteraard.' 'Ryder!' Inspecteur Mahler kwam binnen met handboeien in de hand. 'Je bent m'n arrestant.' 'Doe die dingen weg en maak uzelf niet belachelijker dan noodzakelijk is, tenzij u straks in de boeien geslagen wilt worden vanwege het belemmeren van de loop van het recht. Als burger kan ik 'n volkomen legale arrestatie verrichten en dat heb ik inmiddels al gedaan. De aanklacht is diefstal, corruptie, omkoperij, poging tot moord en moord met voorbedachten rade. Donahure geeft de aanklacht toe en ik beschik over voldoende bewijzen. Bovendien is-ie medeplichtig aan de aanslag op m'n dochter.' 'Is je dochter neergeschoten?' Vreemd genoeg scheen dit Mahler meer te doen dan de beschuldiging van moord. Hij had zijn handboeien weggestopt. Mahler mocht dan een dienstklopper zijn, onredelijk was hij niet. Ryder keek naar Kramer. 'De commissaris wil graag 'n bekentenis afleggen, maar daar 't spreken hem op dit moment niet zo makkelijk af gaat, zal ik 'm op papier zetten en dan zal hij 'm wel ondertekenen. Je moet hem natuurlijk wel even waarschuwen dat-ie bepaalde rechten heeft en dat z'n bekentenis tegen hem gebruikt kan worden.' Ryder had er ongeveer vier minuten voor nodig om de bekentenis uit te schrijven. Tegen de tijd dat hij klaar was met de vernietigende aanklacht, was er niemand meer in de kamer — Mahler niet uitgezonderd — die niet bereid was onder ede te verklaren dat Donahure zijn bekentenis vrijwillig had afgelegd. Majoor Dunne nam Ryder even apart. 'Gefeliciteerd. Donahure heeft het dus gehad. Ik neem aan dat je beseft dat dit ook voor jou geldt. Je kan niet iemand gevangen nemen zonder een aanklacht in te dienen en de wet in dit land schrijft voor dat die aanklacht openbaar gemaakt moet worden.' 'Sommige dingen hebben ze in Rusland toch beter geregeld.' 'Best mogelijk. Maar over 'n paar uur weet Morro wat er hier gebeurd is. En hij heeft je vrouw en je dochter.' 'Wat moet ik anders? Veel keus heb ik niet. Iemand zal toch iets moeten doen. En ik heb niet 't idee dat de politie, de FBI en de CI A erg veel vorderingen maken.' 'Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd.' Dunne klonk geïrriteerd. 'En zolang je familieleden in hun macht zijn, zou ik me maar op de vlakte houden.' 'Ja, m'n familieleden, daar zegt u zo wat. Zouden ze gevaar lopen, dacht u?' 'Gevaar? Jezus, man, natuurlijk lopen ze gevaar. Kijk alleen maar naar wat er met je dochter is gebeurd.' "n Ongelukje. Ze hadden haar ook dood kunnen schieten, als ze dat gewild hadden. Maar met 'n dode gijzelaar doe je niet veel.' 'Als ik niet beter zou weten, zou ik denken dat je een gevoelloze klerelijer was. Weet je iets dat ik niet weet?' 'Nee. U bent met alles op de hoogte. Ik heb alleen 't gevoel dat we verneukt worden. Dat we 'n spoor volgen dat zij voor ons hebben uitgezet. Ik zei gisteren nog tegen Jablonsky dat de geleerden volgens mij niet ontvoerd zijn om eventueel onder dwang een of andere bom te maken. Er zit iets anders achter. En als je daarvan uitgaat dan hebben ze de vrouwen ook niet gevangen genomen om weerspannige geleerden tot andere gedachten te brengen. Of om mij tot andere gedachten te brengen. Waarom zouden zij zich al bij voorbaat zorgen maken om activiteiten mijnerzijds?' 'Wat zit je nou eigenlijk dwars, Ryder?' 'Ik zou graag willen weten waarom Donahure die Kalasjnikovs in huis heeft — pardon had. Hij schijnt het zelf ook niet te weten.' 'Ik begrijp niet waar je heen wilt.' 'Ikzelf helaas ook niet.' Dunne zweeg gedurende enige ogenblikken. Toen keek hij naar Donahure, grimaste bij de aanblik van diens gehavende gezicht en vroeg: 'Wie is je volgende slachtoffer? LeWinter?' 'Nog niet. Hij zou nu al voor ondervraging opgepakt kunnen worden, maar we kunnen hem onmogelijk vasthouden op de niet bewezen beschuldigingen van 'n nog niet veroordeeld man. En in tegenstelling tot Donahure is LeWinter 'n sluwe vos, die niet zo maar door de knieën zal gaan. Ik denk dat ik eerst es 'n paar uurtjes ga slapen en dan 'n bezoekje ga brengen aan z'n secretaresse.' De telefoon ging. Jeff nam op en gaf de hoorn door aan majoor Dunne, die even luisterde, ophing en toen tegen Ryder zei: 'Ik denk dat je nog even met slapen zult moeten wachten. Onze vriend heeft weer een mededeling te doen.'