HOOFDSTUK 9

 

 

 

Het zonlicht stroomde de kamer binnen door het kiertje tussen de gordijnen in Ernma’s slaapkamer. Ze strekte zich uit en glimlachte bij zichzelf, terwijl ze zich afvroeg waarom ze zich eigenlijk een beetje opgewonden voelde. Toen werd haar glimlach breder en ze krulde haar tenen, omdat ze zich herinnerde dat het haar verjaardag was.

Drieëntwintig! Ze keek naar haar uitgestrekte handen om te zien of haar ouderdom al zichtbaar begon te worden. Nog niet. Toen stierf haar glimlach weg, terwijl haar ogen op de gladde, gouden trouwring vielen. De glans ervan dreef de spot met haar. Net als de eenvoudige hanger van goud en smaragd, elke keer dat ze de trap op rende en het portret zag.

Gail Weston - die naam spookte weer door haar hoofd. Ze zag de koele, mondaine verschijning van de blonde dame weer voor zich, het vanzelfsprekende en natuurlijke contact dat ze met Nicholas had. Natuurlijk konden ze niet trouwen - dat was misschien hun tragedie. Of niet? Hadden ze niet gewoon kunnen gaan samenwonen? Had Nicholas anders de vrouw waar hij van hield met kunnen overreden haar fortuin op te geven? Hij had overtuigingskracht genoeg. Had hij die niet uitgeoefend op de curatoren en voor een jaar de vrije hand gekregen op Whitewayes?

Emma fronste haar voorhoofd, en ging rechtop zitten in bed. Ja, als hij toch zo overtuigend kon zijn, waarom had hij de raad dan niet overgehaald om Emma als assistente te laten blijven? Waarom zo gemakkelijk toegeven aan hun verouderde zedelijke ideeën? Was zijn manier om hun goedkeuring te verkrijgen niet een beetje drastisch en helemaal tegen zijn aard in? Nicholas Voss liet anders nooit iemand anders bepalen wat hij moest doen.

De wekker ging af en ze gaf er een klap op tot het weer stil was. Ze moest maar een beetje opschieten, binnen een halfuur zouden de meisjes komen om het ontbijt klaar te maken, het huis zou weer tot leven komen, en Duveltje moest waarschijnlijk hoognodig naar buiten.

Emma schoot haar kamerjas aan en haastte zich de grote trap af, de glimlach weer terug op haar gezicht. Iedereen kon barsten! Het was vandaag haar verjaardag. Ze was vast van plan om een zalige dag te hebben.

Het kleine lichtbruin met witte hondje begroette haar met gepiep van verrukking; Emma bracht haar zo vlug mogelijk naar buiten voor er een ongelukje gebeurde. De ochtend was fris, het gras vochtig door haar pantoffels heen, en ze keek hoe het hondje rond joeg, blij dat het zich al zo goed thuis voelde na niet meer dan een week.

Toen pakte Emma haar op en ging weer vlug naarbinnen. ‘Ik ben zo terug,’ zei ze toen ze zich voorover boog, en kreeg een vriendelijke lik terug. ‘Als we niet oppassen, verwennen we je nog,’ zei ze lachend en moest aan Colin denken, de vorige avond, met Duveltje op zijn schoot toen ze in de zitkamer voor de open haard bespraken wat er die dag gebeurd was.

Nicholas had, zoals hij af en toe deed, een sigaar zitten roken, Louis had een pijp opgestoken zodat de kamer vanochtend wel vrij bedompt zou lijken. Emma besloot dat het misschien wel een goed idee was om de ramen open te zetten voor er iemand anders beneden was.

De zware, fluwelen gordijnen lieten geen sprankje licht door, maar Emma ging automatisch naar de glazen deuren en liet met een breed gebaar lucht en licht de kamer binnenstromen. Ze ademde diep in. Dat was beter. Toen draaide ze zich weer om naar de deur en daar zag ze ze!

Ze stond vastgenageld waar ze was. Haar amberkleurige ogen gingen wijd open van verbazing, ze voelde hoe haar mond openviel - en haar hersens waren plotseling verlamd toen ze probeerde te begrijpen wat dit precies betekende.

‘Een.. Twee... Drie ...’ Ze ging onder het tellen naar de tafel, terwijl ze zich afvroeg of ze ze wel echt zag. Maar dat was zo, en het waren er twaalf, dat was een dozijn. Een dozijn van de prachtigste, rode rozen die ze ooit had gezien.

Ze wankelde achteruit en ging op de leuning van een stoel zitten. Ze kon haar ogen er niet vanaf houden. Niemand had haar nog ooit rozen gestuurd - verrukkelijke, half geopende bloemen op kaarsrechte, groene stelen. En ze konden niet vanmorgen bezorgd zijn. Niet zo vroeg - niet op zondag. Wie kon ze hier gisteravond neergezet hebben?

Toch niet - nee, Nicholas zou toch zeker nooit... Instinctief ging ze weer naar de tafel. Ja, er zat een kleine, witte enveloppe tussen de bloemen gestoken. Ze maakte de flap voorzichtig los, en merkte dat haar vingers en beetje trilden toen ze de gladde, witte kaart eruit haalde. Er was een simpel gouden randje eromheen - de woorden stonden er in goud op en zeiden eenvoudig: ‘Hartelijk gefeliciteerd, Emma.’

En even eenvoudig wist ze ineens hoe verschrikkelijk ongelijk ze had gehad. Ongelijk, omdat hij natuurlijk juist wel van haar hield. Ongelijk, omdat hij iedereen tot alles kon overhalen.

Per slot van rekening was hij dus toch om alle goede redenen met Emma getrouwd. En dit was zijn manier om haar dat duidelijk te maken.

Maar hij denkt dat ik niet van hem houd... Emma werd meegesleept door een storm van gevoelens. En nu had ze geen tijd meer om het hem te vertellen. Het huis zou zo weer wakker zijn... Wat kon ze zeggen? Hoe kon ze het hem uitleggen waar anderen bij waren? De kleine klok sloeg het kwartier en Emma hield haar adem in. Ze had nog vijftien minuten. Vijftien minuten om te zeggen: Ik heb altijd van je gehouden. Zelfs voor ik je ontmoette, wist ik dat we bij elkaar horen... Emma wist opeens dat ze sterk genoeg was om dat allemaal te zeggen.

Ze pakte een roos uit het boeket en rende zo snel ze kon naar boven, met twee treden tegelijk, zonder het portret op te merken nu zoveel andere dingen haar aandacht opeisten.

Ze stoof Nicholas’ kamer binnen, haar gezicht stralend van geluk, ongeloof en totale verrukking. Niets kon haar nu nog tegenhouden. Dit was de mooiste verjaardag die ze ooit had meegemaakt.

Haar echtgenoot kwam net uit de aangrenzende badkamer en hij trok de voorkant van zijn zijden kamerjas bij elkaar terwijl hij haar volledig verbijsterd aanstaarde.

‘Nicholas, ze zijn prachtig,’ begon ze enthousiast vanuit de deuropening. ‘Wat ontzettend lief van je - waarom heb je het niet gezegd?’ Voor hij iets kon zeggen, stortte zij zich de kamer door en viel tegen hem aan.

‘Emma, wat voor de...’ Zijn armen omsloten haar, stevig, maar niet helemaal zeker.

‘Wat een zalige verrassing.’ Ze glimlachte naar hem op, en met de roos nog tussen haar vingers sloeg ze haar armen om zijn nek en bedelde zonder iets te zeggen om een zoen.

Hij keek zo in de war als maar mogelijk was. Bijna toegeeflijk, dacht ze, alsof hij de indruk had dat ze plotseling krankzinnig geworden was.

Maar die krankzinnigheid scheen hem wel aan te spreken toen het langzamerhand tot hem doordrong dat hij een warm en stralend meisje in zijn armen hield. En zij glimlachte naar hem op, uitnodigend. Het was een uitnodiging die de zinnen van iedere man moest prikkelen. Nicholas kon het niet weerstaan, zoals ze van het begin af aan had geweten.

Maar zijn kus was kort, niet meer dan een vederlicht beroeren van haar lippen, en toen ze niet plotseling in het niets verdween, sloot hij zijn ogen en trok haar dicht tegen zich aan. Dit keer was zijn kus warm en krachtig en gaf een idee van de bijna angstaanjagende hoeveelheid gevoelens die ergens diep in zijn binnenste verborgen was.

Dit keer was Emma niet bang; als een warm klein poesje kroop ze verleidelijk tegen hem aan, vurig wensend hem te bezitten en bezeten te worden. Opwinding danste door haar ledematen. Ze voelde zich roekeloos, in de zevende hemel en zo vol liefde dat het echt, echt pijn deed. Deze man was haar echtgenoot en o, wat verlangde ze naar hem, nu op dit moment.

Nicholas’ hoofd kwam langzaam omhoog, zijn ogen stonden gekweld. ‘Ja, ik verlang ook naar jou,’ begon hij ademloos, en ze voelde de opgebalde hartstocht die diep in hem aanwezig was.

‘Wat dan nu?’ stelde ze voor, en met de roos in haar ene hand liet ze de andere de opening van zijn kamerjas binnenglijden. Lichtjes tekende ze rondjes in de haren op zijn borst, toen drukte ze haar hand er plotseling plat uitgespreid tegenaan en voelde het woeste bonken van zijn hart.

‘We hebben geen tijd, kleintje,’ zei hij doodongelukkig. Ze pruilde en trok aan de zachte zijde. ‘Voorzichtig, anders krijg je misschien meer dan je lief is!’ Toen stond zijn gezicht meteen weer ernstig en toen hij zich voorover boog om haar nog eens te kussen, had dat zo iets onvermijdelijks, dat Emma’s hart begon te zingen. De ceintuur van haar ochtendjas werd losgetrokken. ‘Klein krengetje, wat heb je toch met me gedaan?’ Hij zuchtte en op dat moment stokte haar adem op het moment dat zijn hand zich verstolen een weg zocht onder haar peignoir.

Het was een ongelofelijke, zalige marteling en Emma wist dat ze hopeloos verloren was toen Nicholas elke centimeter van haar lichaam streelde, tot ze zacht kreunde, wat het teken scheen te zijn waar hij op gewacht had sinds de dag dat hij haar weer zag.

Gefolterd maakte hij zich van haar los en probeerde haar handen, die weer om zijn hals lagen, weg te halen. Toen vertrok hij even en fronste zijn voorhoofd, en met een steek van wroeging realiseerde Emma zich, dat de roos die zij nog steeds vast had hem geprikt had.

Hij staarde naar de geurige bloem alsof hij die voor het eerst zag.

‘Ik had voorzichtiger moeten zijn. Bloedt het?’ Emma ging op haar tenen staan en probeerde te kijken.

‘Het is niets.’ Hij deed bijna bruusk, daarna kuste hij haar met een blik die in het niets staarde op haar voorhoofd en gaf haar een tikje op haar achterwerk. Het licht was uit zijn ogen verdwenen en erger, ze voelde hoe de warmte en hartstocht uit zijn lichaam weg vloeiden. Haar eigen lichaam sprankelde nog van leven maar er was iets gebeurd. Was het alleen maar door die schram? Opeens voelde ze zich koud en ellendig van binnen.

‘Hartelijk gefeliciteerd, Emma.’ Hij sprak die woorden een beetje plechtig. ‘Jammer dat het op zo’n drukke dag valt.’ Dat hij haar zo duidelijk wegstuurde, kwetste haar verschrikkelijk, dus draaide ze wat met de steel van de roos tussen haar vingers en boog zich voorover om de tere geur op te snuiven; dat simpele gebaar verborg haar gezicht zodat hij de pijn niet kon zien. Toen haar ogen de zijne weer troffen, keek ze weer even vrolijk en stralend als de lente-ochtend; hoe moest je anders kijken als je man had besloten om toch maar niet met je te vrijen?

‘Het zal wel bijna tijd zijn om te ontbijten,’ deed ze opgewekt, en met een klein knikje naar de roos zei ze: ‘Toch bedankt,’ maar hij keek haar alleen maar aan en zei niets.

‘Emma!’ Ze keek om in de deuropening, helemaal klein en verloren van binnen, met als enige wens dat hij haar liet gaan voor ze het helemaal niet meer uithield, ik wilde net voorstellen om samen te ontbijten in de kleine eetkamer. Ik bedoel alleen wij twee-en,’ ging hij wat onhandig verder,’... omdat je jarig bent.’

‘Prima,’ was alles wat er bij haar opkwam, nadat ze hem een tijdje aan had staan kijken. Het had geen zin, ze zou hem nooit begrijpen. Hij was echt wel heel erg verwarrend; maar toen ze weer in haar slaapkamer was, legde ze de roos onder haar kussen. Waarom? Dat wist ze eigenlijk zelf niet. Alleen maar omdat... Voor het geval...

Als ze niet samen hadden ontbeten, een kleine oase van rust in de drukke dag, zou Emma zich treurig en teleurgesteld hebben gevoeld na het kortaangebonden gedrag van Nicholas ’s ochtends in de slaapkamer.

Er gebeurde niets opwindends toen ze ieder aan een kant van de tafel zaten, en haar instinct zei haar om het spelletje even kalm te spelen als haar echtgenoot. Ze voelde zich in de war omdat hij zo duidelijk met iets anders bezig was. Wat had ze verkeerd gedaan? Had ze zich maar ingebeeld wat er gebeurd was toen hij haar tegen zich aandrukte. Misschien schakelde hij altijd om van minnaar in zakenman, met het ervaren gemak van de expert.

‘Waar is Prentice?’ vroeg hij, toen ze de spullen bij elkaar aan het ruimen waren om ze naar de keuken te brengen.

Even was Emma van haar stuk gebracht. ‘O, Colin.’ Het klonk raar om hem zo betiteld te horen. ‘Hij komt pas om een uur of half elf. Hij hoeft er pas te zijn voor zijn praatje om elf uur. Zal ik hem zeggen dat je hem wilt zien?’

Nicholas fronste zijn voorhoofd en schudde vlug zijn hoofd. ‘Laat maar zitten.’ Toen smolt die rare uitdrukking in zijn ogen weg; hij glimlachte - en gaf haar een zoen. ‘Gefeliciteerd,’ zei hij nóg een keer. Toen was hij weg, het drukke gedoe weer in. Maar de dag was plotseling weer stralend, Emma had zin om te dansen, maar onder dat stralende humeur voelde ze een ongekende spanning. Was het opwinding, of zenuwen? Stond er iets fantastisch te gebeuren of iets rampzaligs?

Emma zei tegen zichzelf dat ze zich niet aan moest stellen, maar het gevoel liet haar nergens meer los, terwijl ze de bedden afhaalde en de was klaarmaakte. Daarna besloot ze, omdat het nog zo’n zalige ochtend was, dat ze koffie zouden drinken in de kleine, ommuurde tuin.

‘Ik regel het wel,’ zei ze tegen de beide meisjes, die halverwege de voorbereidingen voor de lunch waren, en met behulp van Duveltje droeg Emma de rieten stoelen en tafeltjes naar buiten. De tuin was beschut, de lentebloesem een genot na de donkere winterse dagen, en de magnolia stond op het punt om zijn vorstelijke bloei ten toon te spreiden. Emma hield van deze tuin, zo vredig, beschermd, met zijn warme, milde baksteen en hoge smeedijzeren hek. Het was een klein stukje privacy waar het publiek niet mocht komen, maar Emma had er geen bezwaar tegen om het met de weekendgasten te delen. Die vielen eigenlijk best mee. Het was prettig om ze ’s avonds te horen lachen en kletsen. Bijna alsof één van die sociale gelegenheden uit het verleden weer op het huis terug was. Mensen pasten bij Whitewayes, ze brachten het tot leven tot in de donkerste uithoekjes. En als het de financiën ten goede kon komen, dan was het misschien zo slecht nog niet...

‘Dus zo breng je je tijd door, hè? Dagdromen. Je hebt geluk dat ik Nicholas niet ben.’

Emma draaide zich met een schok om, net zo verbaasd over haar eigen gedachten als over het onverwachte verschijnen van Colin. Duveltje stormde op hem af over het gras, met haar staart kwispelend en haar oren achter haar aan wapperend als wimpels. Colin had al weer iemand veroverd.

Toen hij op haar afkwam met het hondje in zijn armen, dacht ze, ja, hij had boer moeten wezen; zo onverstoorbaar en betrouwbaar, zo vriendelijk en aardig. Als Nicholas er niet was geweest had ze hem misschien gelukkig kunnen maken...

Hij kwam naast haar staan. ‘Waarover stond je te dagdromen?’

‘Niets eigenlijk.’ Ze haalde haar schouders op, bewust dat hij haar vol verwachting aankeek, en vroeg zich af wat ze verondersteld werd te zeggen. ‘O, Nicholas wil je zien,’ herinnerde ze zich ineens en Colins gezicht betrok. Wat was er aan de hand? vroeg ze zich af. Hadden die twee ruzie gehad? Daar kon ze zich beter niet mee bemoeien. Dat moesten ze zelf maar uitzoeken. Als Colin haar hulp nodig had, zou hij het wel vragen.

‘Gefeliciteerd,’ zei hij onverwacht en boog zich naar haar over om haar een kus op haar voorhoofd te geven en meteen een lik te krijgen van Duveltje.

‘Dank je.’ Ze glimlachte stralend naar hem op, wel wetend dat hij het niet vergeten zou zijn, maar het was leuk als dat bevestigd werd. ‘Laten we even vijf minuten gaan zitten,’ zei ze en liet zich in een van de rieten stoelen zakken, terwijl Colin er één bij trok.

‘Vond je ze mooi?’ vroeg hij, terwijl hij zijn benen over elkaar sloeg en het hondje op zijn knie liet dansen. ‘Je verjaarscadeautje,’ ging hij door en keek haar wat ouderwets aan. ‘Had ik je niet gezegd dat je ze nog eens van me zou krijgen? Het zijn er een dozijn, weet je. Ze horen je hart te doen smelten.’

Emma’s glimlach bevroor, tot ze dacht dat haar gezicht zou barsten. De hemel stortte in elkaar, en ze zag hoop en illusie weggespoeld worden in wanhoop.

‘Ik heb ze afgegeven bij het poortgebouw,’ vertelde hij, in het idee dat haar zwijgen van bewondering was. ‘Maar de vrouw van de tuinman zei dat ze ze mee zou nemen als ze schoon kwam maken. Ik wilde dat ze er stonden voor je beneden was,’ zei hij, kinderlijk bijna. ‘Ik wilde dat ze een verrassing waren.’

‘Dat waren ze.’ Emma hoopte dat het op de juiste manier klonk, maar ze scheen niet zoveel te zeggen te hebben over haar stem. ‘Het was erg dapper van je - rozen sturen naar een getrouwde vrouw.’ Natuurlijk, daarom wilde Nicholas Colin spreken. Wat was ze dwaas geweest om het niet meteen te begrijpen; zomaar vanzelf aan te nemen wat ze wilde geloven. Nicholas had haar die rozen niet gestuurd; had ze niet als excuus gebruikt om haar duidelijk te maken dat hij van haar hield. Er was niets veranderd. Pas toen realiseerde ze zich met een schok dat alles wel anders was. Nicholas wist nu wat ze werkelijk voelde en had haar toch nog afgewezen. De vernedering overspoelde haar als een gloeiende stroom. Op de een of andere manier moest ze wegkomen uit deze tuin, weg van Colin, kon ze maar rennen en rennen en nooit meer stoppen.

‘Ik moet maar eens voor de koffie gaan zorgen, ze zullen er zo zijn,’ zei ze, met een blik op haar horloge-terwijl ze onhandig overeind sprong. ‘Ik geef vanavond een speciaal dineetje,’ vervolgde ze en draaide zich naar hem toe om met al te kortaf te lijken. ‘Oom Louis blijft ervoor, jij komt toch ook, hè?’ Hij glimlachte wat onzeker, knikte en zette Duveltje weer op het gras. ‘Prima.’ Emma’s glimlach liet haar in de steek. ‘Ik moet rennen.’ En toen stoof ze terug naar het huis, terwijl haar hondje wanhopig probeerde haar bij te houden.

De telefoon ging toen ze voorbij het kantoor van Nicholas kwam. Het was hun particuliere lijn en ze vroeg zich af wie die zou gebruiken.

‘Het spijt me vreselijk dat ik stoor,’ zei de vrouwenstem aan de andere kant, ‘maar zou ik Nicholas misschien even mogen?’ Emma deed haar ogen dicht en liet zich in zijn stoel zinken. Het was Gail Weston. Dat moest er nou precies nog bijkomen!