HOOFDSTUK 8
‘Mrs. Voss, ik had het er net over met uw echtgenoot...’
‘Zo’n fantastisch weekend, Mrs. Voss...’ ‘Verrukkelijk, Mrs Voss, we hebben van elke minuut genoten...’ In ieder geval kon Emma in de loop van de volgende maand vast wennen aan haar nieuwe naam.
De eerste paar cursussen hadden de niet te vermijden kinderziektes met zich meegebracht, maar met een beetje handigheid en snel reageren én de bereidheid van iedereen in hun groepje om alles aan te pakken, was dat wel op te lossen. Emma had gedacht dat het het grootste probleem zou zijn om zoals gewoonlijk vanaf tien uur ’s morgens tot vier uur ’s middags open te zijn voor het publiek. Hoe zouden de gasten reageren? had ze zich afgevraagd. En de bezoekers zouden het toch vast wel vervelend vinden, dat een deel van het huis voor hen gesloten was... Maar Nicholas had een compromis gevonden. Maar twee van de kleinere ontvangkamers waren ‘Verboden Toegang’ voor het publiek, dat het niet miste en evenmin klaagde. En de gasten hadden het grotendeels te druk met lezingen en discussies, en als ze iemand anders tegenkwamen wanneer ze van de ene plek naar de andere moesten, leek het voorrecht dat zij wèl langs de gouden koorden mochten, hen wel te bevallen. Maar helemaal niemand mocht voorbij de zitkamerdeur met ’Privé’ erop.
En nu, op de vijfde vrijdagmiddag sinds haar huwelijk, kwam Emma langzaam de trap afgelopen, rustig aan om te kunnen genieten van de vredigheid van het huis en van de laagstaande zon die door de gebrandschilderde ramen naar binnen kwam. Het was even voor vijven en er waren nog maar een paar kostbare uurtjes over voor de weekendgasten aankwamen. Tot maandag zou ze niet meer zo rustig thee kunnen drinken.
Het theekarretje was al de zitkamer binnen gereden. Dat was één van de voordelen van extra parttimers om in de keuken te helpen. De twee studentes van de hotelschool, die Whitewayes nu al de naam gaven dat de keuken uitstekend was, begonnen hun dienst in het weekend vroeg genoeg om op vrijdag de thee te serveren.
‘Ik ben blij dat ik op je heb gewacht.’ Louis vouwde zijn krant weer op en glimlachte afwezig naar Emma. Het was haar opgevallen, dat hij tegenwoordig vrij veel nogal vaag deed. Ze spraken eigenlijk nog maar weinig met elkaar, maar je kon niet zeggen dat hij een ongelukkige indruk maakte. Ze gaf hem een kop thee en een cocosmacroon.
‘Komt Nicholas eraan?’ vroeg hij, zijn ogen nog steeds op zijn schoteltje gericht.
Emma haalde haar schouders op. ‘Hij weet hoe laat het is. Maar ik denk dat hij in zijn kantoortje zit, druk bezig de boek houding te vervalsen,’ besloot ze als een grapje, maar de scherpte achter haar woorden zou Louis zeker niet ontgaan.
‘De artikelen over ons zijn tot nog toe erg gunstig geweest,’ zei Louis een poosje later en knikte in de richting van de krant die bij zijn voeten lag. ‘De curatoren zijn heel tevreden, al is het nog wat te vroeg om te oordelen.’
‘Praat me niet van de curatoren,’ onderbrak Emma vlot. Het was soms zo gemakkelijk om te vergeten hoe scheef haar hele positie was, soms kon ze glimlachend wat door het huis dwalen en doen alsof ze echt Mrs. Voss was. Maar niet met oom Louis erbij, die zo stijf en onnatuurlijk deed, nooit al die vragen stelde of al die vage toespelingen maakte die alle pasgetrouwde stelletjes maar over zich heen moeten laten gaan. Het leek wel alsof hij het wist...
Maar dat was natuurlijk niet zo. Dat deed niemand. Maar op een ogenblik als dit, als ze zich onzeker en alleen voelde, wilde Emma wel eens dat de raad van curatoren niet uit zulke half demente, oude dwazen bestond. En dat Nicholas haar niet zo meedogenloos had laten betalen voor zijn succes.
‘Louis, stond het er echt zo slecht voor?’ vroeg ze uiteindelijk. ‘Dreigden we echt verkocht te worden aan één van de grote stichtingen?’
‘Dat risico was erg groot,’ zei hij en pakte zijn krant weer op. ‘We mogen wel dankbaar zijn dat Nicholas ze kon overhalen om de beslissing een jaar uit te stellen.’
‘Een jaar?’ Die woorden hoorde ze niet voor de eerste keer.
‘We zijn nog steeds niet uit de gevarenzone,’ zei hij, alsof hij haar herinnerde aan iets wat ze verondersteld werd te weten. ‘Nicholas heeft misschien wel een manier gevonden om de boel te redden, dat hopen we tenminste allemaal, maar hij moet binnen een jaar enig resultaat boeken. Meer wilden ze niet toezeggen.’
Emma staarde nadenkend in de lege haard. Het was een warme dag, zelfs voor april, en het drong tot haar door dat er al twee maanden van het jaar van Nicholas voorbij waren gevlogen.
‘Ik ga een stuk wandelen met de hond,’ kondigde ze aan en sprong zo snel overeind dat Louis van schrik zijn krant liet vallen. ‘Ik laat het theewagentje maar staan voor het geval Nicholas nog naar beneden komt,’ zei ze kwiek en besloot om door een van de glazen deuren naar buiten te gaan.
Het spaniel-teefje van de tuinman leek het net zo op prijs te stellen als Emma om ’s middags weer samen rond te kunnen dollen. De meeste kleintjes waren nu weg en de paar die achter waren gebleven, konden en moesten het nu zonder haar moederlijke gevoelens stellen. Bess, zelf nog pas twee, stoof voor Emma uit en was druk aan het rondsnuffelen in de struiken om haar lievelingsplekjes en hoekjes weer te ontdekken.
Eerst dwaalden ze in de richting van de vijver en Emma stond over het rustige, groene water uit te kijken, dat zich uitstrekte tot het paviljoentje. Het was nu oud en vervallen, maar heel even was ze weer terug in haar jeugd, lang voor haar vader hier was komen werken, in de tijd dat er hier nog openluchtconcerten werden gegeven. Toen waren er lichten geweest, onopvallend in de bomen verborgen, en op een warme zomeravond had Emma op het aflopende grasveld gezeten, ontroerd door het betoverende schouwspel, de donkere bomen rondom, het helder verlichte paviljoen vol mannen in zwarte rok met verblindend witte overhemden. Overal om haar heen zaten misschien wel tweehonderd andere mensen, de helft van hen lachend en opgewonden, de andere helft net zo ondefinieerbaar onder de indruk als zijzelf. Maar allemaal waren ze doodstil geworden toen de dirigent het podium opkwam. Emma kon zich nog herinneren dat ze hem weerspiegeld zag in het koele, stille water, en hoe verbaasd en teleurgesteld haar kinderlijke geest was geweest dat ze geen weerspiegeling kon zien van zulke verrukkelijke, heldere muziek.
Nu klonk er, in plaats van muziek, allerlei gehamer en lawaai dat haar aangename herinnering verbrijzelde. Emma verdween nieuwsgierig het bos in en kwam uit bij de andere oever van de vijver. Het pad omhoog naar het paviljoen was smal en door struiken overwoekerd, maar er was kennelijk al iemand voor haar overheen gelopen.
Het was Nicholas. Een poosje stond ze verbijsterd naar hem te kijken. Ze had gedacht dat het een van de werklieden zou zijn, of zelfs de tuinman die de boel een beetje aan kant maakte. Maar niets had haar voorbereid op de aanblik van Nicholas die houten planken opzij sleurde, kapotte stoelen en een verbleekt, oud stuk tentzeil dat eens helder blauw was geweest met witte strepen.
‘Ik dacht dat je binnen was, op het kantoor,’ was het enige wat ze kon bedenken om te zeggen, toen hij zich plotseling omdraaide en haar in het oog kreeg. Hij droeg nog steeds de beige broek en het bruine suède jasje dat hij de hele dag al aan had gehad, en ze merkte dat hij alles heel voorzichtig vastpakte en het niet tegen zich aan liet komen. Hij was kennelijk niet van plan geweest om de hele zaak af te breken. Het wekte bijna de indruk alsof hij een eindje was gaan lopen en toevallig hier was uitgekomen.
‘Het dak is eigenlijk helemaal nog niet zo slecht,’ zei hij, terwijl hij omhoog keek, en zijn handen tegen elkaar veegde. Hij stond bovenop het podium, bijna een meter hoger dan zij, maar toen Emma omhoog keek, gingen haar ogen niet hoger dan zijn gezicht. Hij was toch echt ongelooflijk knap, zo sterk en capabel. Er ging zo’n aanwezigheid, zo’n vastberadenheid uit van zijn sterke, overheersende gezicht en lichaam.
Hij sprong lichtjes naar beneden en streek met zijn vingers door zijn dikke, donkere haar; maar zijn gedachten schenen ergens mee bezig te zijn, mijlen ver weg. Deze toevallige ontmoeting was van geen belang voor iemand die het zo druk had. Emma riep Bess, en met zijn drieën begonnen ze terug te slenteren over het duistere, dichtbegroeide pad.
Nu had ze de kans om haar echtgenoot tersluiks op te nemen terwijl ze achter hem aan liep. Het leek allemaal zo lang geleden nu, die huwelijksdag. Maar de herinnering eraan hoefde niet terug te komen, die droeg ze altijd met zich mee. Juist haar dagelijkse beslommeringen kwamen haar meer als een droom voor. En waar Emma telkens aan moest denken was niet de kerk of de receptie, maar dat korte, hartstochtelijke moment toen ze zich zo helemaal aan hem had willen geven en hij haar had afgewezen.
Sinds dat moment was er niets in zijn gedrag geweest, dat ook maar de vaagste aanwijzing gaf dat hij zich herinnerde wat er toen gebeurd was; maar de laatste tijd, de afgelopen week ongeveer, was er op een of andere manier toch verandering in zijn koele onverschilligheid, zijn vrijblijvende houding, gekomen.
Ze bestudeerde hem, zoals hij takken voor haar opzij boog om eronder door te kunnen lopen en haar waarschuwde voor een modderig plekje, Bess terugriep toen de hond van hen af raakte. Op de een of andere manier waren ze vaker samen vaker geweest. Toevallige ontmoetingen, zoals nu; maar was het wel echt toeval? En Nicholas was piekerig geworden, gespannen; af en toe betrapte ze hem als hij haar zat te bestuderen, en op die momenten stonden zijn ogen altijd geheimzinnig, onpeilbaar, en begon haar hart te bonken...
‘Het zou een hoop werk kosten om het weer in orde te krijgen,’ zei Nicholas plotseling, toen hij zich omdraaide omdat het smalle paadje bij het bos uitkwam. Nu konden ze naast elkaar lopen en ze staarde hem niet-begrijpend aan. ‘Het paviljoen.’ Haar verbijstering scheen hem te amuseren. ‘Structueel is er niets mee aan de hand, niets dat niet valt op te lossen met een laagje nieuwe verf en een paar planken.’
Emma vertelde hem over de concerten toen ze een kind was. ‘O wat waren dat zalige zomeravonden,’ zei ze dromerig, terwijl ze over haar armen wreef, die koud werden buiten de warmte van de zon, ‘Toen de zomers nog echt zomers waren...’ vervolgde ze, en bedacht zich te laat dat ze klonk alsof haar vader of oom Louis aan het woord was.
Ze keek vlug naar de man die haar echtgenoot was en was kwaad op zichzelf omdat ze zo naïef klonk. Nicholas zei niets, maar zijn lippen vertrokken tot een plagerige karikatuur van een glimlach. ‘En je hebt al zo vreselijk veel zomers meegemaakt, flitsten zijn felle ogen zonder woorden, en Emma raakte zo in de war als een schoolmeisje.
De wandeling door het bos was kort en werd verder zwijgend afgelegd. ‘Ik moet Bess terugbrengen,’ zei Emma opgewekt toen ze bij het grasveld kwamen. Zonder te wachten of hij iets zei of meeliep, stapte ze weg terwijl ze de spaniël riep, en ze was er zich terdege bewust dat Nicholas naar het huis liep. ‘O, wat heeft het ook voor zin. Hij wil je niet, je bent zijn type niet...’ Bess richtte haar ogen nieuwsgierig omhoog door de toon waarop ze sprak. ‘Het gaat wel, ik zou verstandig moeten zijn om me er niets van aan te trekken,’ zei Emma tegen de verbaasde hond. Maar ze trok zich er wel wat van aan. Ze trok het zich heel erg aan. Het deed pijn.
Emma was langer in het poortgebouw gebleven dan ze van plan was geweest. De laatste twee jonge hondjes moesten geknuffeld worden, de laatste crisis in de cafetaria besproken met de vrouw van de tuinman, die ook het stuk in de krant had gelezen en even enthousiast leek over de hele situatie als Louis.
Nu realiseerde ze zich dat het al bijna zes uur moest zijn en haastte zich terug over het grasveld. De dag had zijn warmte verloren, maar de ondergaande zon overspoelde de ramen op het westen van Whitewayes met vlammende kleuren. Het huis zager warm en mild uit, en Emma voelde een zelfde warmte omdat ze er nog steeds deel van uitmaakte. Als oom Louis gelijk had, als Nicholas gelijk had, en deze cursussen niet gemist konden worden, dan konden ze het volgend jaar misschien wat ruimer opzetten en zich ook met kunstnijverheid gaan bezighouden. Weven, pottenbakken, schilderen. Er waren genoeg bijgebouwen die gebruikt konden worden, meer dan genoeg ruimte in het huis voor slaapkamers. Dat zou nog eens leuk zijn...
Toen ze dichterbij het huis kwam, werden Emma's dagdromen plotseling verstoord door het zien van twee personen die door de ramen van de zitkamer naar haar keken. Daar stond Nicholas, lang, donker, en eerzuchtig. En, een hoofd kleiner, Louis met zilveren haren, elegant, bijna uit het begin van deze eeuw... en er was iets in de houding van de beide mannen dat duidelijk maakte, dat ze het over haar hadden.
Nicholas deed de deur open toen ze dichterbij kwamen, en keek neer op haar geruite overhemd en blauwe ribfluwelen spijkerbroek.
‘Ik ben blij dat je er bent,’ zei hij, terwijl de kleine klok begon te slaan, ‘het wordt al laat, het is zes uur...’ Daar liet hij het bij.
Maar Emma wist precies wat hij waarbij liet. De gasten voor het weekend konden er ieder moment zijn en zo kon ze hen toch nauwelijks ontvangen.
‘Laat maar. Ik ga nu naar boven om me te verkleden, ik ben zo klaar.’ Zijn gezicht verstrakte en hij wierp een snelle blik op Louis, maar Emma wachtte niet af of haar oom nog iets wilde zeggen.
De brutaliteit! Denkt hij nu werkelijk dat ik voor zijn schattige vrouwtje ga spelen terwijl ik eruitzie als een cowboy, dacht ze toen ze de kamer uitliep en de deur dichtsloeg. Als hij dacht dat ze een klein kind van achttien was, kon ze zich ook maar beter zo gaan gedragen.
Colin bleef plotseling staan op de trap. Vanwege de herrie? Of de uitdrukking op Emma’s gezicht? Ze wist niet zeker wat van de twee.
‘Je bent vroeg,’ zei ze, en probeerde haar normale stem terug te
vinden, maar het was al te laat. Colin wist dat er iets mis was.
‘Ik blijf niet,’ legde hij uit, draaide zich om en kwam teruglopen, en Emma kwam achter hem aan. ‘Ik kwam even langs zodra de winkel dicht was, om een paar dingen op orde te brengen voor mijn praatje van morgenochtend.’ Hij keek wat onzeker op haar neer. ik wilde net iemand opzoeken om me even te helpen.’
ik ben tot alles bereid,’ zei ze vrolijk en spreidde haar handen uit.
‘Je bent in ieder geval voor alles gekleed,’ zei Colin, niet bewust dat hij een tere plek aanroerde. ‘Maar dat is precies wat ik nodig heb voor wat verhuiswerk.’
Het achttiende-eeuwse sofa-tafeltje was een van de nieuwste aanwinsten van Whitewayes; Nicholas was er ergens in de stad tegenaan gelopen en Colin had er uren aan besteed om het tot zijn oude charme terug te brengen. Het zou waarschijnlijk terechtkomen in de winkel in Mayfair, maar ondertussen hadden ze er alle maal plezier van. Nu klapten ze de twee kleine flapjes aan weers zijden naar beneden, haalden de laden er voor de veiligheid uit en manoeuvreerden het tafeltje voorzichtig de werkplaats uit en de overloop op.
‘Dus deze week gaat het over tafels, hè?’ kletste ze toen ze het naar beneden droegen en in de muziekkamer zetten, waar Colin zijn praatje zou geven. ‘Ik heb een schattig kaptafeltje op mijn kamer, met een bovenkant in twee delen, die opzij opengaan. Het is van Sheraton. Wil je het voor morgen lenen ? Ik heb het in een wip leeg.’
Colin knikte enthousiast, en toen het sofa-tafeltje op zijn plaats stond en de stoelen in de muziekkamer zo goed mogelijk waren opgesteld voor zijn praatje, haastten zij zich naar boven en ging Emma hem voor naar haar kamer.
‘Leuk,’ zei Colin waarderend; zijn ervaren ogen gingen over de strakke, heldere lijnen, de vierkante, toelopende poten en de voorname, satijnhouten randen.
‘Goed, ik zal het straks leegruimen en zorgen dat Nicholas me helpt om het naar beneden te brengen.’ Emma realiseerde zich dat de tijd voorbijgleed - en dat er beneden twee mannen op haar zaten te wachten. ‘Maar nu moet ik vliegen,’ ging ze druk verder en duwde Colin zowat de kamer uit. ‘Ik zal er wel voor zorgen. Maak je geen zorgen.’
Colin scharrelde de gang in om de laden van het sofa-tafeltje op te pikken en Emma kleedde zich snel uit en schoot haar kamerjas aan. Tien minuten, meer had ze niet nodig, en dan zou ze er even keurig uitzien als een douairière op een tuinfeest.
Op weg naar de badkamer moest ze het werkplaatsje langs, de deur stond nog open en Colin leek in het midden van de vloer in de ruimte te staan staren.
‘Is er iets aan de hand?’
Hij draaide zich vlug om en keek naar de deur. Hij zag er verward, ongelovig uit; alsof hij er gewoon geen woorden voor kon vinden.
‘Nee, alleen maar aan het dagdromen.’ Hij pakte de laden op en ze deed de deur voor hem dicht toen hij op de overloop stond. ‘Zie je morgen dan wel,’ mompelde hij, nog steeds ergens tussen de elfjes, en Emma glimlachte toegeeflijk toen ze zich naar de badkamer haastte en onder de douche dook.
Ze had geen tijd om verder aan Colin of haar belofte te denken tot ze, even voor middernacht, weer in haar kamer was, uitgekleed en klaar om naar bed te gaan. Toen ze haar tenen tussen de lakens instopte vielen haar ogen op het kaptafeltje. Verdorie! Het had geen zin, morgenochtend zou ze geen tijd hebben, en met tegenzin liet ze haar bed in de steek.
Ze was net allerlei flesjes en potjes aan het ordenen bovenop een ladenkast, toen er kort op de deur geklopt werd en Nicholas, als altijd zelf het heft in handen nemend, zonder te wachten de kamer binnenstapte. Ze had geen tijd om ’ga weg’ te zeggen, zelfs als ze dat gewild had.
Nicholas was ook klaar om naar bed te gaan, maar zijn haar was nog nat van de douche, hij liep op blote voeten en droeg alleen de korte, zijden kamerjas waar ze hem een paar keer in gezien had. Deze was losjes dichtgebonden en ze kon de donkere haartjes op zijn borst, die er nog een beetje vochtig uitzagen zien krullen. Haar verbeelding begon op te spelen. Ze wilde dat ze haar armen kon uitstrekken om hem aan te raken, hem tegen zich aan te trekken. Emma was zich plotseling uiterst bewust van haar eigen dunne nachtpon, maar Nicholas scheen het niet op te merken. De enige emotie die zijn strengheid doorbrak, was ongeveinsde verbazing.
Emma legde de affaire van het kaptafeltje uit en Nicholas knikte instemmend, waarbij hij de kamer helemaal in kwam en wat onhandig op het kleedje voor de open haard stond.
‘Ik moest vandaag op een gegeven moment bij het poortgebouw zijn,’ begon hij langzaam. ‘Het schijnt dat ze een paar hondjes over hebben. Ze denken dat de ene wel verkocht is maar de ander is niet geschikt voor tentoonstellingen.’ Hij haalde zijn schouders op, ‘hij heeft te lange poten, of zoiets. Het zal vast moeilijk worden om die kwijt te raken.’ Hij hield even op, en de vonken spatten zowat uit zijn ogen toen die van top tot teen over haar heen gingen. Emma’s hart sloeg over omdat hij zo duidelijk door haar aangetrokken werd, maar toen was de blik weg, zijn gezicht bijna uitdrukkingloos, terwijl hij vriendelijk vroeg: ‘Zou jij het misschien willen hebben? Het hondje? Het lijkt me wel een leuk mormeltje.’
Emma staarde hem verbijsterd aan. ‘Dat kun je niet menen,’ stotterde ze. ‘Een hondje... denk je eens in...’
‘Jij bent natuurlijk verantwoordelijk,’ ging hij weer streng verder. ‘Je bent volgende week ergens jarig, is het niet? Dat is dan een mooi cadeautje.’ Hij keek haar niet meer aan, toen hij naar de deur toe slenterde. ‘Ik heb gezegd, dat je het morgen zou laten weten. Dus ik laat het verder maar aan jou over, goed?’
Emma knikte, en hij ging de kamer uit. Toen gleed de glimlach langzaam van haar gezicht. Ze voelde zich verloren, alleen en onbemind. Dwaas. Ze liet zich weer tussen de lakens glijden en dacht aan het hondje, aan hoe blij ze zich had gevoeld dat hij aan haar verjaardag gedacht had. Maar waarom had hij het niet als verrassing bewaard? Dat zou pas een echt verjaardagsgeschenk zijn geweest. Het klonk allemaal zo terloops, zo onbelangrijk. Emma deed het licht uit en woelde nog even tot ze lekker lag. Maar in ieder geval hoefde ze niet tot de volgende zondag te wachten. Ze kon het hondje morgen meenemen. Het zou leuk zijn om iets te hebben om te knuffelen.
Het kleine spanieltje was inderdaad erg knuffelig; de volgende ochtend zei iedereen dat het zo was. Er werd ook veel tijd aan verspild, en toen de twee leerlingkokkinnen in de eetkamer bezig waren met het klaarzetten van de dingen voor de lunch, knielde Emma naast de mand en kietelde het buikje terwijl haar vinger besnuffeld werd.
‘Hoe heet het?’ Nicholas was zachtjes de keuken binnen gekomen en Emma schrok zich een hoedje toen ze opeens zijn stem hoofde.
‘Het is geen het, het is een haar,’ zei ze pakte het warme hoopje kattekwaad op om hem het te laten zien. ‘Ze heet Devotia. Dat staat voor toewijding.’
Met het beweeglijke bolletje wol in zijn armen leek Nicholas niet erg onder de indruk.
Maar ik noem |e Duveltje,’ kondigde hij het minuscule wezentje aan; en zijn plagerige uitdrukking daagde Emma uit om er iets van te zeggen.
Ze bloosde bij de herinnering aan het koosnaampje waar hij haar altijd bij placht te noemen.
‘Dat kan je niet doen,’ zei ze met nadruk. ‘Haar naam is Devotia - zo staat het op haar stamboom...’
Met een minachtend schouderophalen wuifde hij de macht van alle fokkers en stambomen ter wereld weg. ‘Dat interesseert me geen lor,’ zei hij. ‘Ik noem haar Duveltje.’Dat deed hij en iedereen nam die naam over!