HOOFDSTUK 2

 

 

 

Een fout? Wat voor fout? De fout om van haar te houden - of om haar te verliezen? Maar dat kon Emma niet vragen, en Nicholas was niet in de stemming om erop door te gaan. De druk van zijn vingers op haar kin nam toe en de spanning tussen hen groeide. De stilte werd zwaarder, dreigender en het enige geluid dat te horen was, was het zachte tikken op de schoorsteenmantel. Emma voelde zich bedreigd, in het nauw gedreven. Het kwam door het dominerende van zijn aanwezigheid en door de problemen die hij meebracht voor Whitewayes. Haar eigen reactie op hem was onmiskenbaar. Zij wilde hem, even sterk als altijd, en dat zou hij niet merken? Door de manier waarop haar lichaam tegen hem aan leunde, door het warme blosje dat haar wangen kleurde. Hij had het allemaal al eerder meegemaakt, dit langzaam ontwaken van haar begeerte - die hij keer op keer meesterlijk bespeeld had. Maar toen, vijf jaar geleden, stond er begeerte tegenover begeerte; die van haar en die van Nicholas. En het verzengende vuur uit die dagen lag nog vers in haar geheugen, toen ze zich onweerstaanbaar naar hem toegetrokken voelde.

Maar nu schoof hij haar terzijde zonder er verder nog een woord aan vuil te maken, niet meer dan een kort schouderophalen en een losse beweging van zijn pols en de scheiding was compleet. Het was duidelijk dat hij niet had geleden onder dezelfde kwellende herinnering aan het verleden. Zijn ogen ontweken de hare niet toen hij haar strak opnam.

‘Misschien ben je minder veranderd dan ik eerst dacht,’ zei hij met een merkwaardige trek om zijn mond. Dat schokte haar. Dus hij had het gemerkt. Nu wist hij precies wat zij voor hem voelde en het idee amuseerde hem, intrigeerde hem zelfs bijna. Emma kon alle mogelijkheden zien die in zijn verbeelding opdoken. ‘Ik denk dat onze samenwerking heel... interessant zou kunnen blijken,’ zei hij na een tijdje. ‘Denk eens over wat ik gezegd heb, Emma. Misschien kom je dan zelf ook nog met een paar suggesties.’

‘De enige suggestie die ik zou willen doen, is...’ Van boosheid sprak ze overhaast, maar verder kwam ze niet.

‘Die kan ik me wel voorstellen,’ was zijn vlugge reactie. ‘Maar houd jezelf maar niet voor de mal,’ zei hij spottend. ‘Je wilt niet echt dat ik zomaar in het niets verdwijn, je denkt het maar.’

‘Ik heb geen flauw idee waar je het over hebt,’ zei Emma verdedigend.

‘O nee?’ Er klonk iets plagends door in zijn woorden. ‘Kom, kom, Emma, zo ken ik je niet. Je wist altijd precies waar ik het over had.’ Hij kwam een paar stappen dichterbij en Emma ging achteruit. Haar hiel bleef haken achter de rand van een kleed en ze gleed uit op het glimmende parket. Nicholas ving haar op, zachtjes dit keer, zijn hand op haar arm, uitnodigend, sensueel, zijn blauwe ogen sprankelend en dansend nu, met snode plannen. ‘Laten we eens kijken wat je nog meer denkt dat je niet wilt,’ zei hij bijna spinnend, en voor ze hem kon tegenhouden, gooide hij zijn tas in een stoel en trok haar ruw in zijn armen.

In het ene moment dat zij niet tegenstribbelde, hoorde zij hem lachen, een krachtig, vol maar rauw geluid, dat haar met afschuw naar hem deed opkijken. Dit was niet de man die haar liefde had gewonnen, die haar hartstocht gevoed had en tot bloei doen komen met tederheid en begrip. Dit was het monster dat haar bijna de vervulling der liefde had ontstolen. Toen ze bijna bereid was om zich helemaal aan hem over te geven, had hij haar beslissing proberen te beïnvloeden door een aanzoek dat niets betekende. ‘Trouw met me, Emma.’ Zij rilde bij de herinnering. Hij had net zo goed kunnen zeggen: ‘Ga met me naar bed, Emma.’ En als ze dat gedaan had? Al die jaren geleden in een klein kajuitjachtje, wat zou er nu van geworden zijn? Ze had tenminste haar zelfrespect nog. Nicholas had het toen al niet leuk gevonden om te verliezen, en het scheen dat de verbittering over haar afwijzing hem sindsdien niet meer verlaten had.

Op dit moment, met zijn armen strak om haar heen terwijl zijn handen over haar rug gingen en reeds lang verloren gewaande gevoelens wakker riepen, wist Emma dat ook Nicholas vijf jaar lang niet rustig geslapen had. Alleen gingen zijn gedachten uit naar wraak. Die vijf jaar hadden van Nicholas Voss een meedogenloze, veeleisende tiran gemaakt.

Ze worstelde om vrij te komen, maar zijn gespannen spieren en krachtige, sterke ledematen hielden haar onvermurwbaar vast en het was vernederend geen centimeter te kunnen bewegen.

‘Je bent altijd al een krengetje geweest,’ fluisterde hij hees, pakte een bos haar en dwong haar hoofd achterover. ‘Maar ik heb altijd wel geweten wat ik met al die onzin aan moest.’ Emma herkende de onmerkbare verandering in zijn trekken, het opensperren van zijn neusgaten, het verdwijnen uit zijn gezicht van iedere emotie behalve begeerte, zijn sensuele lippen strak op elkaar. Dat was zijn patroon, zijn voorspel tot de liefde.

Het was niet te vermijden dat ze gekust zou worden, maar het was de kus van een vreemde - hard, meedogenloos, een ruwe aanval op elke gevoeligheid. Er was geen liefde, geen tederheid, alleen hartstocht en vergelding. Maar het was opwindend - prikkelend, en Emma merkte dat ze op dezelfde manier reageerde, verlangend naar hem op elke manier die hij maar wilde toelaten.

Het kon niet lang geduurd hebben, een halve minuut, niet meer, maar toen hij haar van zich af duwde, had Emma het gevoel dat ze vollediger geleefd had dan in al die vijf jaar bij elkaar. Hij ademde zwaar en keek haar nieuwsgierig aan, dus keek ze terug, terwijl ze haar gevoelens weer een beetje onder controle probeerde te krijgen.

‘Zo, zo, je hebt het druk gehad,’ zei hij na een tijdje, slenterde naar de stoel en pakte zijn tas. Toen draaide hij zich om en vroeg haast terloops: ‘Wie is de gelukkige?’

Pas toen hij haar een knikje ten afscheid had gegeven en ze de voordeur dicht had horen gaan, begon Emma ook maar een beetje te begrijpen waar hij het over had. ‘Gelukkige?’ Dacht hij dat ze met een vriendje geoefend had? Zou Colin Prentice haar ook maar half zo ver kunnen voeren?

Alles was een hopeloze puinhoop, haar zenuwen zaten nog in de knoop, dus ging ze maar naar de keuken en begon het ontbijt klaar te maken. Oom Louis zou zo beneden zijn. Wat kon ze zeggen? Dat Nicholas Voss langs was geweest op weg naar het noorden? Dat hij van plan was om van Whitewayes een doorgangskamp te maken en dat zij, Emma, daar wel een stokje voor zou proberen te steken? Oom Louis zou het met haar eens zijn. Met veel gekletter zette ze een ketel op het fornuis en begon brood te snijden. De rest hoefde ze Louis niet te vertellen. Dat was persoonlijk, iets wat zij en Nicholas moesten uitzoeken. De telefoon ging en Emma zuchtte. Er was weer een drukke dag begonnen.

De drie drukke dagen daarna was er niet veel tijd voor iets anders dan haar aandacht voor honderd procent bij datgene waar ze mee bezig was te houden. Maar de nachten waren voor Emma het grootste probleem. De nachten - en Nicholas.

En de nacht begon zodra de laatste bezoeker het huis uit was en het park gesloten, en zij en Louis eindelijk alleen waren. Of ze nu het avondeten klaarmaakte, met de hond van de tuinman wandelde of in bad lag te weken, het was allemaal vrije tijd, in beslag genomen door het belangrijkste onderwerp dat haar bezighield.

Oom Louis had zijn lamp al eeuwen geleden uit gedaan. Emma’s badwater was koud geworden, dus draaide ze de warme kraan aan en vulde het bij. Al gauw was de badkamer weer dampend heet, en liet zij zich weer onder glijden; warm genietend -klaar om weg te dromen in een zalige wereld van halve waarheden en halve fantasieën, waarin alle verwarring omtrent haar relatie met Nicholas gewoon niet bestond en ze de ogenblikken die ze vorige week bij elkaar waren geweest opnieuw kon beleven, alleen maar denkend aan het opwindende herleven van zijn lichamelijke aantrekkingskracht.

Het gelaat, dat heerszuchtig op haar neer had gekeken, de donkere wenkbrauwen onderzoekend opgetrokken, werd weer het gezicht van de man waar ze van hield. Van hield met iedere vezel -iedere bewuste gedachte. Lang geleden had hij die lange wimpers gebruikt om haar wangen te kietelen. Emma glimlachte, ondanks alles, en liet een straaltje water uit de spons druppelen. Maar nu waren diezelfde wimpers een sluier - niet voor zijn gedachten, want die maakte hij overduidelijk, maar voor zijn wezen zelf. Wat was er gebeurd met de Nicholas Voss die zij zich herinnerde? Was hij zijn ziel kwijtgeraakt op een of andere duistere dwaalweg, door de een of andere teleurstelling uit het verleden?

En jij stelt je aan als een idioot, zei ze scherp tegen zichzelf, als je denkt dat het verleden weer terugkomt. Dat is voorbij, kind, voorbij, hoor je? Ze ging rechtop zitten en begon zichzelf stevig te boenen. Van nu af aan is hij de vijand. Je moet er maar aan wennen hem te haten.

Het was erg laat toen ze eindelijk uit bad kwam. Maar dat deed er niet toe, het huis was toch op maandag gesloten - en morgen kon ze lekker uitslapen.

De bedoeling was goed, maar niet erg praktisch. De telefoon maakte haar de volgende ochtend even na achten wakker. Het park zou normaal open zijn en de cafetaria ook, maar het bleek dat de vrouw van de tuinman ziek was geworden, zodat er niemand zou zijn om thee te serveren als de hulp om twee uur weg was. Emma kreunde. Ze was van plan geweest om in de stad te gaan lunchen. Colin zou het niet erg leuk vinden. Ze zuchtte en worstelde zich het bed uit, rillend in haar dunne ponnetje terwijl ze in haar gedachten haar dag opnieuw indeelde. Als ze direkt begon, kon ze alles klaar hebben met de lunch en de rest van de middag in de cafetaria bedienen.

Ze was verrast dat Louis al aan het ontbijt zat en hij was even verrast om haar te zien.

‘Weet je zeker dat je het niet erg vindt om over te nemen ?’ vroeg hij, terwijl hij met sierlijke, preciese gebaren boter smeerde op een stuk toast.

‘Niemand wordt met opzet ziek,’ antwoordde Emma schouderophalend. ‘Het kan gewoon niet anders.’

‘Maar het is je vrije dag.’ Louis zuchtte in zijn baard. ‘Konden we ons maar wat meer personeel veroorloven, een paar mensen als reserve.’

‘Daar ben ik voor,’ zei Emma vlug. ‘We hebben het tot nu toe altijd aangekund dus vandaag zal het ook wel gaan.’

‘Natuurlijk, liefje.’ Louis was weer kordaat. ‘Alleen had ik geregeld dat ik vandaag even naar de flat zou gaan. Het één en ander gaan uitzoeken. Als ik binnen een paar weken terug wil, moet ik de boel wel rond hebben.’

Emma zag niet helemaal wat Louis zou moeten doen, behalve zijn kleren in te pakken, maar het had geen zin dat hij hier bleef; zij kon zich niet bepaald voorstellen dat hij thee en gebak zou opdienen aan de toeristen.

‘Ik neem aan dat er geen kijk op is dat je de cafetaria vanmiddag sluit,’ stelde hij welwillend voor.

Emma schudde het hoofd. ‘Na de lunch komt er een biologie-excursie van de lagere school hier om wat rond te neuzen. De onderwijzeres zei, dat ze om een uur of drie wel wat zouden willen drinken. Dan moet er iemand zijn want we kunnen ze toch niet teleurstellen.’

‘Ik dacht dat je in de stad zou lunchen met de jonge Prentice,’ vervolgde Louis, nadat hij een slokje koffie had gedronken.

‘Dat zal ik moeten afzeggen,’ begon Emma. ‘Wat is er? Waarom trek je zo’n gezicht?’

‘Liefje, ik trek nooit gezichten,’ wees hij haar vriendelijk terecht. ‘Maar die koffie - ik geloof dat je vergeten bent er een snufje zout op te doen.’

Emma glimlachte verstolen. Louis was de enige die ze kende die zoiets zou merken.

‘Ik begin me op het moment echt zorgen om je te maken,’ ging hij verder, terwijl hij het onbevredigende brouwsel toch maar opdronk. Je schijnt je hersens maar half bij het werk te hebben. Je zou haast zeggen, dat je verliefd bent!’ Zijn slimme grijze ogen twinkelden ondeugend, voor hij zijn krant oppakte. ‘Lieve hemel!’ riep hij uit, nadat hij een paar pagina’s doorgeritseld was. ‘De jonge Woodford gaat met dat meisje Dunster trouwen.’

Emma leunde over de tafel heen en gluurde boven over de krant. ‘Nou,’ begon ze vastberaden, ‘je zal niet zo snel een aankondiging zien dat ik met Colin trouw.’

Oom Louis sloeg een bladzijde om voor hij antwoord gaf. ‘Ik heb ook nooit iets in die richting gesuggereerd,’ zei hij een beetje gekwetst.

Emma woelde even met haar vingers door zijn haar voordat ze de tafel begon af te ruimen. Het zou toch een goed idee moeten zijn. Colin Prentice was precies het soort man dat een ideale echtgenoot zou zijn. Eigenlijk zouden haar gedachten bij hem moeten zijn, vanaf het moment dat ze wakker was en tot ze weer in slaap viel.

En alleen Colin zou het afzeggen van hun lunchafspraak zo aardig opnemen, en de hele middag komen helpen in de cafetaria.

‘Er wordt gezegd dat Nicholas Voss iemand nodig heeft,’ zei hij, toen het even wat rustiger was. ‘Zou jij eventueel een goed woordje voor me kunnen doen?’

Emma keek volledig perplex op naar de lange, blonde figuur naast haar. Was de hele wereld gek geworden? Was iedereen tegen haar aan het samenzweren? Het was toch niet teveel om te verwachten dat Colin aan haar kant zou staan?

‘Waarom wil je voor hem werken?’ vroeg ze, en probeerde zo gewoon mogelijk te klinken. ‘Wat is er mis met de veiling waar je werkt? Ik dacht dat je het er prettig vond.’

Colin haalde zijn schouders op en een lok fijn haar viel over zijn voorhoofd. ‘Je weet dat ik een keer voor mezelf zou willen beginnen,’ zei hij rustig. ‘Werk in een antiekzaak in Mayfair zou een prima ervaring zijn, Emma.’ Hij keek even zijdelings op haar neer en ze schoof wat met een rij lege kopjes. ‘Ik kijk vooruit - denk aan de toekomst...’ Zijn stem stierf weg en ze zei niets terug. Ze waren weer bij het aloude, nooit uitgesproken onderwerp. Hij ging nooit verder alsof hij voelde dat hij afgewezen zou worden als zij meer zou zeggen. Maar het was altijd aanwezig, in de atmosfeer tussen hen. Eens, dacht Emma, ja, ééns zou het juist aanvoelen. Maar nog niet. Nee. Ze riep zichzelf tot de orde. Iemand die het zo waard was als Colin móest haar liefde toch wel winnen.

‘Ik geloof niet dat ik enige invloed heb op Nicholas Voss,’ zei ze na een poosje, en ze merkte dat het Colin even tijd kostte om het aanvankelijke onderwerp te hervinden. Hij glimlachte vaagjes en leunde met zijn ellebogen op het buffet. Hij had een trage, ontspannen manier van doen. Alles in zijn omgeving werd rimpelloos. Een grote, stevige man die, plaagde Emma, nog dik zou worden als hij niet oppaste. ‘Je moet eigenlijk aan sport gaan doen,’ had ze gezegd, keer op keer; maar hij haalde alleen maar zijn schouders op en verzonk in een loom beschouwen van het leven, net als nu, volledig verdiept lijkend in het tere glazuur op een taartje. De meeste mannen zouden na een zoveelste afwijzing hun gekwetste trots koesteren. Emma voelde zich schuldig; misschien maakte ze een fout. Misschien was dat alles wat je kon verwachten - een trouwe, aardige man die van je hield. Voor de rest... Ze dacht aan Nicholas en voelde een steek van genot. Die rest had toch niets te maken met de duurzame liefde van een huwelijk? Ze serveerde nog twee thee, Colin zorgde voor de koekjes en nam het geld aan. Het was een korte maar welkome onderbreking van haar verwarrende gedachten.

De schoolexcursie kwam binnen, stoelen werden achteruit geschoven en een paar minuten lang was het een warboel, tot iedereen besteld had en de versnaperingen waren rondgedeeld. Maar er gebeurde een kleine ramp toen er een kop warme chocola over de tafel ging en het was Colin die er met een vaatdoek op af ging om weer orde te scheppen in de chaos.

Hij was zo handig met kinderen. Nog een voordeel, realiseerde Emma zich. Maar waren goede punten voldoende? Moest er niet nog meer zijn? Maar wat? Ze zuchtte. Laat maar zitten, dacht ze. Je hebt op het ogenblik genoeg problemen om je zorgen over te maken, zonder dat je Colin er nog aan toevoegt.

Dus in plaats van naar hem te kijken, liet ze haar ogen rondgaan in het ruime omgebouwde koetshuis, waar spreeuwen tussen de tafels hipten, op zoek naar kruimeltjes. Hoog onder het dak kwamen ze naar binnen; eigenlijk moest er iets aan gedaan worden. Emma zuchtte, maar heimelijk wilde ze dat de spreeuwen bleven, ze waren een van haar herinneringen aan Whitewayes toen ze er als kind mee naartoe genomen was. Het was een rustgevend idee dat talloze generaties vogeltjes de traditie volhielden, zoals de raven in de Tower in London. Ja, zolang er spreeuwen waren op Whitewayes zou het huis blijven bestaan. Zelfs Nicholas Voss had geen zeggenschap over dierlijke instincten.

Hij had er geen zeggenschap over - en ze schrokken ook niet op toen de deur openging en een kille, vochtige tochtvlaag de binnenkomst begeleidde van de man die op dat moment Emma het meest bezighield. De spreeuwen schenen hem niet op te merken, maar Emma bepaald wel; en zijn overwachte binnenkomst gaf het vredige tafereel iets gevaarlijks. Ze verwachtte dat hij de deur achter zich dicht zou doen, maar dat was niet zo, er kwam nog iemand achter hem aan. Emma probeerde geen belangstelling te tonen, zelfs te doen alsof ze hen niet had opgemerkt. Ze frummelde wat met een paar chocoladekoekjes in zilverpapier. De tweede persoon was een vrouw, en Nicholas begeleidde haar; hij nam haar bij de arm en voerde haar in de richting van het buffet.

Uiteindelijk keek Emma op en verzamelde elk grammetje wilskracht om hem rustig te begroeten. Ze produceerde zelfs een glimlach. Het leek om de een of andere onduidelijke reden belangrijk om de indruk te vestigen dat ze goed met elkaar konden opschieten.

‘Wat doe jij hier?’ Er sprak afkeuring uit zijn houding, de stramheid van zijn brede schouders, het achterover geheven hoofd en de manier waarop hij op haar neerkeek met een gesluierde, geheimzinnige blik. Maar zijn toon was voor tweeërlei uitleg vatbaar, je kon haast zeggen bezorgd. Maar daar vloog Emma niet in. En zijn metgezel ook niet, leek het. Haar fraaie lippen werden opeen gedrukt om een glimlach te verbergen. Emma probeerde niet naar haar te kijken.

‘We hebben wat weinig mensen,’ legde ze uit, terwijl Colin vanaf de andere kant van de ruimte keek naar wat zich aan het afspelen was. Misschien zou hij erbij komen en helpen.

‘Moet je wel vaker dit soort dingen doen?’ zei Nicholas, en wierp een sombere en fatalistische blik op het uitgebleekte schilderwerk. ‘Is maandag anders niet je vrije dag?’ voegde hij er plotseling aan toe, op haar neerkijkend met zijn lichte, doordringende ogen.

Emma voelde zich betrapt, alsof hij haar gedachten kon lezen; dus keek ze een beetje onzeker naar de vrouw naast hem om die spanning te breken.

Nicholas voelde de hint en stelde hen aan elkaar voor. ‘Dit is Gail Weston,’ zei hij eenvoudig, ‘een klant van me. Om de een of andere reden schijnt ze veel belangstelling te hebben voor Whitewayes.’ Speels trok hij met zijn schouders. ‘Dus heb ik haar maar meegenomen om eens te kijken.’ En ze glimlachten naar elkaar, alsof er een bepaald grapje tussen hen was.

Een kleine hand, gehuld in zwart leer raakte zijn arm even aan. ‘Natuurlijk heb ik belangstelling, liefje,’ mompelde Gail Weston. ‘Als je ons in de stad in de steek laat, moet er toch iemand gaan kijken wat er wel zo aantrekkelijk is. En zoals ik al zei: het is een enig huis.’ Emma werd afgedaan met enig knipperen van haar lange wimpers.

Nicholas nam haar opmerking in ontvangst met een minzaam vooroverbuigen van zijn donkere hoofd. ‘Wacht maar tot je het van binnen ziet,’ zei hij ernstig, niets achter haar opmerking zoekend. Maar Emma wist wel beter. Gail Weston had zich afgevraagd of er een concurrente was op Whitewayes - en had kennelijk besloten dat dat niet zo was.

‘De eerste eigenaar liet het bouwen voor zijn maitresse,’ legde Nicholas uit, ‘een heel aardige dame - ik moet je hun brieven eens laten zien. Een erg droevig verhaal, dat blijkt wel.’

Terwijl hij aan het praten was, nam Emma de twee op; de lange, donkere man, altijd en met alles volkomen op zijn gemak, deze en trouwens elke situatie volkomen beheersend; en de vrouw: Emma’s eerste indruk van blonde, tere schoonheid werd nog versterkt nu ze de tijd had om haar op te nemen. Een op maat gemaakt mantelpakje van een goede mode-ontwerper, het haar omhoog en geen lok verkeerd, en het soort gezicht waarvoor mannen een berg beklimmen. Hoe kon iemand zo vreselijk perfect zijn, vroeg Emma zich af. Geen kreukeltje, geen spatje modder, en haar stem was zilverachtig, teer, maar vol uitdrukking. En terwijl ze aan het praten waren, Emma even vergeten, had hun manier van doen iets intiems, dat meer zei dan woorden zouden kunnen. Nicholas was verliefd op deze vrouw en zij op hem. Je hoefde niet bijzonder slim te zijn om tot die conclusie te komen. Het duizelde Emma en ze hield zich stevig aan de bar vast om overeind te blijven. Waar was Colin? Waarom kwam hij er niet bij en loste de situatie op?

‘Dus we zullen maar even doorlopen,’ zei Nicholas, toen hij een paar van de intriges aan Gail Weston had uitgelegd.

‘We hebben geprobeerd om het huis binnen te komen via de ' voordeur,’ ging hij verder, ‘maar er werd niet opengedaan. Is Louis er niet?’

‘Hij is vandaag naar de stad,’ bevestigde Emma. ‘Hij bood wel aan om te blijven,’ voegde ze er snel aan toe toen ze zag hoe Nicholas zijn ogen toekneep. ‘Maar het was helemaal niet nodig. Ik kan het prima alleen af.’

‘Ongetwijfeld.’ Zijn toon was afgemeten. ‘Als je meekomt, deze kant op Gail.’ Hij nam haar weer bij de arm. ‘Door de keuken, geloof ik,’ zei hij, bijna als excuus, en Emma knikte en klapte een stuk van het buffet omhoog om hen door te laten.

Gail Weston trok haar kleren wat strakker om zich heen om te voorkomen dat ze iets zou aanraken terwijl ze achter Nicholas aanliep. Hun bezoekster toonde geen enkele belangstelling voor haar omgeving, en Emma realiseerde zich dat er in haar wereld geen plaats was voor de prozaïsche noodzakelijkheden van het leven.

‘Hier heen,’ Emma wees naar een deur aan de andere kant van de keuken, ‘en dan de gang door. je merkt vanzelf waar je uitkomt. Je kunt niet verdwalen,’ voegde ze eraan toe, en Nicholas keek haar even vlug aan. Hij had de plotselinge verandering in haar stem opgemerkt - de hoop dat ze voorgoed zou verdwalen.

Emma deed haar ogen dicht en bad. Ze moest voorzichtiger zijn, op zichzelf passen als hij in de buurt was. Hoe zou ze het eraf kunnen brengen? Wanneer zou het geen pijn meer doen? Waarom moest hij het nog moeilijker maken door een vriendinnetje mee te nemen?

‘Dus Hare Koninklijke Hoogheid heeft ons met haar aanwezigheid vereerd,’ zei Colin, toen Emma weer terugkwam achter het buffet. De schoolkinderen begonnen naar buiten te slenteren, één van de onderwijzers wuifde gedag; in die verwarring had ze tijd om haar gedachten te verzamelen. ‘Gail Weston,’ legde Colin uit, toen ze niet reageerde. ‘De voorname dame zelve. Ze zeggen dat ze onze Mr. Voss behoorlijk goed in de gaten houdt.’ Hij trok een gezicht en knipoogde. ‘Maar laten we wel wezen,’ bekende hij, ‘ik zou het ook niet erg vinden als ze de neiging had om mij in de gaten te houden. Zo zie je maar dat het geluk niet altijd met de domme is.’ Hij grinnikte en Emma merkte dat ze plotseling stond te lachen. Wat deed Colin haar toch goed. Hij plaatste alles binnen de juiste verhouding. Een week geleden was Nicholas Voss niet meer dan een vage schim uit het verleden. Ze zou gewoon moeten leren om hem weer naar het verleden terug te schuiven. Hij hoorde niet hier en nu. Ze moest gewoon proberen te doen alsof hij niet bestond.

Maar het was niet eenvoudig. Colin bleef tot ze de cafetaria om vier uur sloten, maar toen moest hij weg; wat ze ook zei, hij wilde niet blijven en Nicholas ontmoeten. ‘Ik zou graag voor hem werken,’ zei hij, toen Emma hem hielp in zijn jas te komen. ‘Maar misschien is het maar het beste als ik hem zelf benader,’ vond hij, gaf haar even een afscheidszoen en ontweek met zijn zachtgrijze ogen de hare. Het was bijna, bedacht ze later, alsof Colin aanvoelde dat het in de ogen van Nicholas Voss geen aanbeveling zou zijn om haar te kennen. Maar dat was malligheid. Om dat te voelen, had Colin moeten weten van hun verhouding van vroeger -en dat deed hij natuurlijk niet.

Emma zuchtte, en hing haar geleende, te grote overall aan de achterkant van de keukendeur. Alles was opgeruimd, klaar voor de volgende ochtend. Het enige wat ze nu nog wilde doen, was in een diepe stoel zitten met haar voeten omhoog.

De deur met ’Privé’ erop stond een beetje open. Was oom Louis al terug? Ze had al een glimlach op haar lippen toen ze de zitkamer binnenliep. Nicholas Voss was veilig uit de buurt, dat had ze gecontroleerd vanuit het zijraam, er stond nergens een auto.

‘Keurig op tijd,’ zei een diepe stem van bij de haard. ‘Gail wilde niet blijven, maar ik heb vast wat thee gezet.’ Hij gluurde om de hoge rugleuning van een van de leunstoelen heen. ‘Ik hoop dat je het niet erg vindt,’ voegde hij eraan toe, als een bijkomstigheid. ‘Zal ik wat voor je inschenken?’

Emma knikte. Ze dorst niet te spreken, laat staan iets doen wat hem duidelijk zou maken hoezeer haar handen trilden. Ze veegde een zogenaamd stofje van haar mouw, liep naar de haard en liet zich in een stoel tegenover die van hem vallen. Terwijl hij bezig was met het theekarretje, probeerde ze niet naar zijn rug te staren; naar de manier waarop zijn jasje rimpelloos en breed om zijn schouders spande, zodat ze zin kreeg om haar arm uit te strekken en hem aan te raken. Zijn haar was korter dan het placht te zijn. Vroeger kwam het tot aan zijn boord, maar nu was net zijn nek zichtbaar - een gebruinde streep ongeveer even breed als haar vinger. Zijn haar was nog steeds dik en zacht, merkte ze op, en herinnerde zich de keren dat ze er met haar vingers doorheen gewoeld had, terwijl ze hem naar zich toe trok, omlaag, en hij zoveel kracht en opgekropte energie strak onder controle hield. Tot die laatste keer op de boot...

‘Je thee.’ Emma knipperde, bloosde, en vroeg zich af of hij weer haar gedachten las. Hij stond voor haar en stak haar het kopje toe, en tenslotte moest ze het wel aannemen. Zijn lippen waren opeengeperst tot een dunne streep en hij keek hoe ze aarzelend een slok nam.

‘Het is prima,’ mompelde ze, omdat hij scheen te verwachten dat ze iets zei. Maar hij maakte zich geen zorgen om de thee, merkte ze. De kamer was plotseling vol met alle onuitgesproken woorden. Een kloof gaapte tussen hen.

Hoe vaak had ze zich niet voorgesteld dat ze hem weer tegenkwam ? Dat ze thee met hem dronk, met hem praatte, met hem bij het haardvuur zat op een winternamiddag... En nu gebeurde het eindelijk echt. Hij was hier bij haar; Nicholas Voss. De man waar ze van hield en altijd van zou houden. Je kon niet ophouden van iemand te houden, alleen omdat hij niet meer van jou hield. Had hij eigenlijk ooit wel echt van haar gehouden? Maar wat deed het er toe? Niets kon veranderen wat ze voelde. Niets, nooit.

Eindelijk schonk hij voor zichzelf nog een kopje in en ging weer naar zijn stoel, waar hij een stapel papieren op zijn tafeltje opzij schoof om zijn kopje neer te kunnen zetten. Er stond een kistje, een soort juwelenkistje, en hij zag dat Emma er vol belangstelling naar keek.

‘Dat liet ik net aan Gail zien,’ zei hij, pakte het kistje op en drukte met zijn sterke duimnagel de sluiting open. Het dekseltje sprong open en Emma snakte naar adem. Binnenin lag een hanger, het eenvoudigste, mooiste wat ze ooit gezien had -één enkele smaragd in een stralenkrans van teer gouddraad. Het kettinkje paste er perfect bij. Zoals het daar lag op zwart fluweel, was het een gift, een koningin waardig. ‘Herken je het niet?’ vroeg hij, en keek haar aan door zijn wimpers. Zijn stem haperde even, maar dat was niet verbazingwekkend. Het betekende respect en een zekere emotie tegenover zo’n prachtig kunstwerk.

‘Het is dezelfde hanger als van het meisje op het portret,’ zei ze opgewonden. ‘Dat bovenaan de trap. Hoe kom je eraan. Is het een kopie?’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Het is een erfstuk van de familie; het was van een van mijn voorouders.’

‘Je bedoelt haar,’ gebaarde Emma vaag. ‘De eerste eigenaaresse van Whitewayes. Is zij ook familie van jóu?’

‘Het is toch niet zo verbazingwekkend dat we haar gemeen hebben? Het is lang geleden, Emma. Families verspreiden zich, min of meer zoals de nazaten van koningin Victoria.’

‘Maar waarom heb jij die hanger?’ zei Emma, toen hij de deksel weer dicht had gedaan en het kistje terug had gestopt in zijn tas.

‘Ik bedoel,’ zei ze schouderophalend, ‘zou het eigenlijk niet bij de inboedel moeten horen of zo?’ Het was niet haar bedoeling om achterdochtig te klinken, maar Nicholas herkende de toon onmiddellijk.

‘Oh, het is van mij, Emma, vergis je niet,’ zei hij scherp. ‘Vraag het Louis als je me niet gelooft. De enige die dat mag dragen is de meesteres van Whitewayes.’ Hij stopte even. ‘Je zou, neem ik aan, kunnen zeggen dat ik het in bewaring heb, tot het moment...’ Hij pakte het tere porseleinen kopje op en nam een slok van zijn thee. Sterke, goed verzorgde handen omvatten het breekbare stukje antiek met al de voorzichtige tederheid van een kunstenaar. Maar van binnen, wist Emma, smeulde de woede om haar onbedachtzame opmerking. Ze had het gewaagd hem in twijfel te trekken. Nicholas Voss zou een dergelijke bejegening niet op prijs stellen. Wat zou hij doen?

‘Louis belde net voor je binnenkwam op,’ zei Nicholas, opkijkend uit zijn beschouwen van het haardvuur. ‘Hij zei dat hij uitgenodigd is om op Malden te komen eten en dat je je geen zorgen moet maken als hij vannacht niet naar huis komt.’

Emma knikte als bedankje en haalde haar schouders op. Het werd langzamerhand tijd dat Louis zich wat amuseerde. Hij had teveel avonden met alleen haar als gezelschap doorgebracht.

Nicholas stond langzaam op uit zijn stoel en liep rustig naar het theekarretje. ‘Hij leek zich nogal zorgen te maken om je hier alleen achter te laten,’ ging hij verder, terwijl hij een bitterkoekje pakte en het in tweeën brak. ‘Dus heb ik hem gezegd dat dat niet nodig was, dat ik wel hier zou blijven. Gail vond het prima om met mijn auto naar huis te rijden.’

‘Hier blijven?’ In een mum van tijd was Emma uit haar stoel. ‘Nee, dat kan niet - ik bedoel, dat hoeft niet, dat weet ik zeker.’ ‘O nee?’ Er zweefde een vreemde glimlach om zijn mond, een mengeling van fatalisme en vastberadenheid. ‘Ik geloof dat het heel erg nodig is, Emma.’ Hij pakte het kopje uit haar hand en zette het voorzichtig op het karretje achter zich. Hij was zo koel, zo zelfverzekerd, en Emma kon hem alleen maar verschrikt aankijken. ‘Want zie je,’ ging hij verder, terwijl hij zich weer naar haar toewendde, ‘ik wacht nog steeds op een antwoord op mijn vraag. Ja, die vraag,’ voegde hij eraan toe, toen ze opschrok. ‘En hoewel ik een zeer geduldig man ben, Emma, is vijf jaar wel een erg lange tijd.’ Ze hield haar adem in terwijl hij haar aankeek. De klok tikte, het haardvuur knapperde - maar verder was het doodstil terwijl zijn gezicht langzaamaan een verandering onderging die door haar ziel sneed: woede, vertwijfeling, het uiteindelijk losbreken van alle gevoelens die hij totnogtoe zo strak beheerst had.

Toen hij ten slotte iets zei, was dat in de verschrikkelijke wetenschap dat ze van nu af aan niet meer terugkonden naar de veilige neutrale houding van de afgelopen paar dagen. Alles stond op springen, en Nicholas bevestigde haar idee door met nadruk te zeggen: ‘Het is genoeg geweest, Emma. Mijn geduld is op. Ik ga doen, wat ik al lang geleden had moeten doen.’