HOOFDSTUK 1
‘Nicholas Voss!’ Emma zwiepte de lange, fluwelen gordijnen dicht en draaide zich om naar de man die haar een dergelijk bericht overbracht. ‘Maar waarom,’ riep ze verontwaardigd uit, ‘moesten ze nu juist hèm nemen?’
Oom Louis sloeg zijn ene elegante been over het andere, trok wat onzeker aan zijn ouderwetse, artistieke baardje en keek haar aan vanuit de diepe, met cretonne overtrokken bank.
‘Het was een unanieme beslissing, liefje,’ begon hij met een karakteristiek schouderophalen. ‘De curatoren vinden kennelijk dat hij het meest in aanmerking komt.’
Emma snoof en stapte gedecideerd naar de open haard, pakte de koperen pook en boog zich voorover om haar woede te luchten op de vlammende houtblokken. Haar steile, donkere haar glansde in het licht van de vlammen en haar amberkleurige ogen fonkelden als een weerkaatsing van de vonken waar ze naar keek.
Nicholas Voss! Een ogenblik zag ze zijn sardonische gezicht in het roet achterin de haard. Dat was de man die ze gezworen had de rest van haar leven te haten; die haar dromen tot nachtmerries maakte. En hij zou hierheen komen, naar Whitewayes. Wat zou dat nu weer betekenen?
Ze ging op haar hurken zitten en staarde in de dansende vlammen, en de beelden van vijf jaar geleden kwamen haar weer even helder voor de geest alsof ze pas gisteren gebeurd waren. Ze zag een zorgeloos meisje van achttien, een aantrekkelijke, mondaine man die toen al tegen de dertig liep. En hij had Emma hals over kop meegesleept in een wervelende zomer. Lange, warme dagen -nog langere nachten. De geur van rozen en van de zee. Allemaal herinneringen waarvan ze gedacht had dat die in het diepst van haar geheugen verdwenen waren, maar nu, nu zijn naam zo onverwacht genoemd werd, kwam alles weer onweerstaanbaar en intens naar boven in haar verbeelding.
‘Ze konden jou toch moeilijk kiezen, Emma.’ De vriendelijke stem van oom Louis bracht haar terug tot de werkelijkheid. ‘Je weet dat ik hier niet altijd kan blijven,’ ging hij door toen ze zich omdraaide en vanaf het haardkleedje naar hem opkeek. ‘En je zou het niet alleen aankunnen.’ De uitdrukking op zijn gezicht voorkwam het overhaaste antwoord dat haar op de lippen lag. ‘Je weet wel dat ik niet bedoel dat je er niet tegen opgewassen zou zijn. Ik ben er zeker van dat je Whitewayes even goed zou leiden als wie dan ook,’ verzekerde hij haar diplomatiek. ‘Maar het zou al gauw overal bekend zijn dat er hier een vrouw woonde, alleen en met zoveel kostbaarheden...’ Hij maakte zijn woorden niet af, maar Emma moest toegeven dat er iets in zat en dat ze dat eigenlijk zelf ook allang had geweten. ‘Je kon toch niet verwachten dat de commissie daartoe zou beslissen, wat hun werkelijke gedachte er over ook is, - gezien het feit dat je de dochter van Gilbert bent...’ Dit keer was de stilte dieper, terwijl ze allebei dachten aan Emma’s vader, die zijn leven gewijd had aan Whitewayes, tot zijn tragische en te vroege dood.
Emma zuchtte en gaf haar oom teder een klopje op zijn knie. ‘Pappa wilde dat alles hetzelfde bleef,’ begon ze. Het was nog steeds niet gemakkelijk om te praten over haar vader, die haar zo na had gestaan. ‘Ik heb hem beloofd dat ik dat voort zou zetten. Ik ken zijn ideeën - wat hij gewild zou hebben,’ voegde ze er wat zelfverzekerder aan toe. Even leken haar enorme ogen nog groter in haar bleke, karaktervolle gezichtje.
‘Nicholas is een lid van de familie,’ herinnerde Louis haar voorzichtig, ‘ook al is de verwantschap wat ver.’
‘Ver!’ antwoordde Emma fel. Ze krabbelde overeind en liet zich in een stoel aan de andere kant van de elegante achttiende-eeuwse schoorsteenmantel vallen. ‘Veel verder dan dat is onmogelijk. En hij is hier zelfs nooit meer in de buurt geweest - heeft nooit ook maar de minste of geringste belangstelling getoond.’
Haar ogen lieten die van haar oom los. Misschien was er wel een goede reden voor Nicholas’ afwezigheid. Waarschijnlijk had hij er evenmin veel behoefte aan om Emma te zien.
‘Uiteraard,’ begon oom Louis even later, ‘zouden de curatoren de voorkeur hebben gegeven aan een man die getrouwd was. Dat zou...’ Hij zocht even naar het juiste woord. ‘Veel stabieler zijn.’
Getrouwd! Nicholas Voss getrouwd? Nee! De betekenis van Louis’ woorden drong vaag door haar plotselinge paniek heen. Maar de beelden tuimelden alweer door haar hoofd... De kajuit van een bootje aan de steiger... ‘Trouw met me Emma - trouw met me...’ De woorden echoden haar na al die jaren nog in de oren, lachend en minachtend, en ze zag hoe ze van hem wegrende, geruisloos op haar gymschoenen toen ze over de houten planken van de steiger stoof. Weg - weg van Nicholas en voor altijd uit zijn leven.
‘Daarom heb ik voorgesteld dat je blijft - als zijn assistente,’ ging Louis verder. Zijn toon was nu geruststellend. Was hij zich bewust van Emma’s verwarring? Hoeveel wist hij van' die zaak van vijf zomers geleden? Zij glimlachte naar hem. Hij was haar lievelingsoom, de broer van haar moeder; een moeder die zij nooit had gekend.
Zolang als ze zich kon herinneren, leken er altijd alleen haar vader en Louis te zijn. Maar oom Louis was veel gelukkiger met zijn vrijgezellenbestaan in London. ‘Ik ben gewend aan mijn eigen leventje,’ had hij gezegd na haar vaders laatste ziekte. ‘Maar ik blijf natuurlijk bij jou op Whitewayes, tot alles een beetje geregeld is.’
En dit was het regelen, dacht Emma, terwijl haar ogen vol liefde de kamer in zich opnamen, met het hoge plafond, tere pleisterwerk en grote dubbele deuren. Ruim, smaakvol en tijdloos. Maar ook warm en gezellig; het enige thuis dat ze had, en het deed er niet toe dat het kleine park buiten werd bezocht door eenzame oude dames die de eenden kwamen voeren, of dat verliefde stelletjes tussen de bosjes wandelden of naar de vijver stonden te kijken. Een deel van het huis was van Emma, en al waren het niet de stenen zelf, misschien had zij wel de sfeer geërfd. Whitewayes -een lang, wit huis, zoals de naam aangaf, dat niet langer gevuld kon worden door het uitgelaten lachen van een gelukkige familie, dus opende het zijn deuren, waardig maar toegeeflijk, voor het uitgelaten ronddolen van vele families.
‘Assistente van Nicholas?’ Was Louis bijna in slaap gevallen? Zijn hoofd ging met een ruk omhoog toen Emma hem weer aankeek. ‘Is hij het daar zelf mee eens?’
‘Geen idee.’ Hij nipte aan zijn sherry, elke druppel wat al te nadrukkelijk genietend, en Emma was onmiddellijk op haar hoede. Oom Louis voerde iets in zijn schild. Hij had die vage, alles-is-me-tegenwoordig-veel-te-moeilijk-uitdrukking die hij als camouflage gebruikte wanneer hij iets extra ingewikkelds in de zin had.
‘Misschien wil Nicholas Voss me niet eens als assistente,’ zei Emma kordaat. ‘En misschien wil ikzelf helemaal niet blijven.’ De scherpe ogen van haar oom schoten even naar haar gezicht, toen beschouwden ze weer op hun gemak zijn sherryglas. Hij draaide aan de steel en liet het licht van het vuur opflonkeren in het kristal. ‘Ik denk dat Gilbert had gewild dat je bleef,’ fluisterde hij haast, en die rustige woorden gaven voor Emma de doorslag.
Zij moest blijven, met de hele zaak doorgaan. Al was het maar om te voorkomen, dat Nicholas Voss zich in haar geliefde huis zou gedragen als een olifant in een porseleinkast.
Het was zonde, bedacht ze, dat de familie al lang geleden haar zeggenschap over dit bezit, dat financieel niet langer meer in stand was te houden, was kwijtgeraakt. Maar gelukkig waren er een aantal voorwaarden gesteld bij het opzetten van de stichting, en één van deze voorwaarden was dat er altijd een lid van de familie aangesteld zou worden als beheerder.
Jammer genoeg was Emma ervan overtuigd, dat het meest recente familielid dat benoemd was, alles zou veranderen waar haar vader zich voor had ingespannen. Alsof het nog niet genoeg was dat ze alleen maar de nogal onregelmatige steun van oom Louis had. Nu moest ze zich ook nog verweren tegen deze meedogenloze zakenman, die Whitewayes zou zien als een winst- en verliesrekening en niet als een elegant, zij het wat klein, landgoed.
Deze gedachten waren niet zo erg geschikt om rustig op te slapen. Emma woelde en draaide het grootste gedeelte van de nacht en door een of ander instinct was ze de volgende morgen op en het huis uit toen de grauwe dageraad de hemel lichter begon te kleuren. De januari-ochtend was vochtig en ongewoon zacht voor de tijd van het jaar; de eerste bollen begonnen al uit te lopen.
In een oude regenjas en een sjaal om haar hoofd doolde ze langs de grintpaden, versleten en gebarsten treden af en onder de bomen door die haar besprenkelden wanneer het vochtige briesje hun kale takken beroerde. Het was zo vredig, te vroeg nog om het verre bulderen van het Londense verkeer hier te laten doordringen. Maar onder die vredigheid had Emma het ongemakkelijke en verloren gevoel dat dit het einde was van een tijdperk.
Hoe lang zou Nicholas Voss haar aanwezigheid op Whitewayes dulden. Al gauw zou ze misschien helemaal geen huis meer hebben. En om dit allemaal te verliezen... Toen ze aan de rand van de vijver stond, zuchtte ze en keek achterom naar het elegante, witte huis met zijn hoge ramen, brede terras en sierlijke bloembedden. Een breed grasveld strekte zich van haar af iets omhoog uit in de richting van het huis waar haar familie al generaties lang van gehouden had, en plotseling, op dat ogenblik, wist ze dat ze de beslissing van de curatoren niet zo zonder verzet over haar kant zou laten gaan. Als Nicholas Voss hier werkelijk moest komen, kon ze hem niet tegenhouden. Maar ze zou alles doen, hoe dan ook, wat in haar macht lag om te verhinderen dat hij de volledige zeggenschap zou krijgen.
Het begon te motregenen, dus zei Emma de eendjes vaarwel en haastte zich om te gaan schuilen, waarbij ze de kortste weg nam, over het kleine voorplein en dan via een zijdeur. En toen zag ze het: een lage, elegante, sportieve Daimler, die in het oog lopend geparkeerd stond bij de voordeur.
Konden ze het bord niet lezen, waarop stond dat het huis pas om tien uur open ging? Emma keek op haar horloge. Het was nog niet eens kwart over acht. Wie zou er nou in ’s hemelsnaam op zo’n onzalig uur op bezoek komen?
Ze rende haastig naar de zijdeur en ging naar binnen. In twee stappen was ze het gangetje door in de ruime hal. Alles was stil. Oom Louis zou waarschijnlijk nog niet eens op zijn. Wie had de vreemde binnengelaten? Emma’s hart stond stil. Of was het misschien geen vreemde. Misschien was het... Kwaad perste zij haar lippen op elkaar. Als het echt Nicholas Voss was, dan geloofde hij blijkbaar niet in het verspillen van tijd!
Zij gooide haar regenjas en sjaal over de leuning van de trap en trok de boord van haar verbleekte roze trui omlaag. ‘En ik heb deze oude rok aan,’ dacht ze geërgerd, ‘en mijn kousen zitten waarschijnlijk onder de modder.’ Maar wat deed het ertoe hoe ze eruit zag? Dit was vroeger niet... Langzaam liep ze naar de dubbele deur met ’Privé’ erop, voor ze een onvaste hand uitstak. Vijf jaar was een lange tijd. Hoe moest je hallo zeggen tegen een man van wie je eens gehouden had?
Aarzelend ging zij naar binnen en deed de deur extra behoedzaam dicht, haar ogen neergeslagen vanaf het moment dat ze in de kamer was. Voor het eerst in haar leven was ze zich ervan bewust adem te halen; dat het nodig was met een enorme zelfbeheersing in te ademen en uit te ademen. Maar uiteindelijk was de deur helemaal dicht en moest ze zich wel omdraaien naar de halfduistere kamer.
‘Goedemorgen Emma.’ Nicholas Voss stond er als de heer des huizes: handen op,de rug, pal voor de haard. Zijn volle, diepe stem was precies zoals zij zich herinnerde, maar hij zag er anders uit. Er was vijf jaar verschil - vijf jaren leven - in de raadselachtige ogen en het sensuele gezicht.
Maar het scheen dat sommige dingen niet veranderden in vijf jaar. Terwijl ze daar stonden, met de volle lengte van de kamer tussen zich, voelde Emma zich net zo dicht bij Nicholas alsof hij tegen haar aanstond. Dat was altijd zo geweest; deze nauwe, onzichtbare, emotionele band die hen aan elkaar kluisterde.
Onzeker liep ze op hem toe, ging net als vroeger haar reacties na en plotseling was ze zich bewust van het volledig hopeloze gevoel dat ze nog net zo waanzinnig veel van hem hield als tevoren. De tijd, werd die niet verondersteld alle wonden te helen? Emma voelde de oude pijn terugkeren, de felle steek in haar hart toen ze hem verloor, en ze wist dat de wond nog altijd even diep was -niets was geheeld.
‘Dat is lang geleden,’ zei Nicholas rustig. Zijn stem had geen enkele uitdrukking, maar er was nu een belangstelling in zijn ogen die hij niet probeerde te verbergen.
Emma wist dat hij zocht naar ook maar het minste teken van juist die emotie, waar ze bijna door overmand werd. Het was niet eenvoudig om haar zelfbeheersing te hervinden - maar op de een of andere manier lukte het haar.
‘Een jaar of vier, of is het vijf,’ begon ze. ‘Ik herinner me dat je me altijd duveltje noemde. Wat lijkt dat allemaal lang geleden,’ voegde ze er met een hol lachje aan toe. De woorden waren haar moeiteloos te binnen geschoten, als een actrice die haar rol goed kent, maar er klonk geen applaus.
Nicholas Voss keek haar gedurende vijf lange, martelende seconden aan, toen weken zijn lippen langzaam uiteen en lieten zijn blinkend witte tanden zien.
‘Ik merk dat we weten wat we aan elkaar hebben,’ zei hij, met een andere, wat kortaffe stem. ‘Je bent veel volwassener geworden, Emma, sinds we elkaar voor het laatst gezien hebben.’
Haar toneelspel was gelukt. Ze voelde zich opgelucht maar tevens ten einde raad. Had ze soms verwacht dat hij uit zichzelf iets zou zeggen? ‘Ja, het is lang geleden, Emma, maar nu zijn we weer bij elkaar, en dat is het enige wat er toe doet.’ Maar natuurlijk zei hij dat niet. Belachelijk dat zoiets ook maar in haar hoofd kon opkomen!
‘Natuurlijk ben ik veranderd. Er kan veel gebeuren in vijf jaar,’ zei ze slechts en liep naar de tuindeuren om de gordijnen open te trekken. Het was nu echt gaan regenen; het park zag er nat, grauw en verlaten uit.
‘Het spijt me dat we elkaar onder dergelijke omstandigheden weer tegenkomen,’ ging hij verder, terwijl zijn stem weer zijn normale klank hervond.
Spijt! Nicholas Voss had geen plaats over in zijn hart om waar dan ook spijt van te hebben. Zij wendde zich plotseling af van het raam.
‘Je was niet op de begrafenis.’
‘Ik was in Amerika en kreeg daarom het nieuws pas... Maar ik heb geschreven.’
Zij haalde haar schouders op. ‘Er waren zoveel brieven.’
‘Gilbert was zeer geliefd,’ begon hij.
Zij was niet van plan om het met déze man over haar vader te hebben, en terwijl zij in gedachten naar een passend antwoord zocht, bekeek hij haar onderzoekend.
Mocht ik veranderd zijn, dacht Emma, hij was het zeker, meer dan ik eerst gedacht had. Er was een hardheid rond zijn ogen die er vroeger niet was geweest, een alles-al-gezien-hebben dat de mondaine impressie die hij gaf, nog benadrukte. Nicholas Voss. was altijd al een aantrekkelijke, vitale man geweest en in vijf jaar was die indruk nog sterker geworden. Maar nu bespeurde Emma iets nieuws in de atmosfeer, iets scherps en hards. Het maakte hem bijna tot een vreemde.
‘Ik neem aan dat Louis je verteld heeft dat ik de leiding hier overneem...’
‘Hij heeft het allemaal uitgelegd. - Helemaal,’ onderbrak ze hem en liep rusteloos van het ene raam naar het andere, zich ervan bewust dat zijn ogen haar volgden terwijl ze alle gordijnen opentrok. Deze simpele handeling luchtte haar zenuwen even op, maar het mistige licht dat in de kamer doordrong, had ze wel kunnen missen. Nu kon ze het diepe, onpeilbare blauw van Nicholas’ ogen zien, alsof een zwart-witfilm plotseling was overgegaan in technicolor. Het accentueerde zijn frisse huid en de vastberaden lijn van zijn kaak. Ze wist dat ze tegen die vastberadenheid zou moeten vechten. Die gedachte was niet erg geruststellend.
‘Ik had eigenlijk niet gedacht dat je zo snel zou komen,’ zei ze uiteindelijk. ‘Je verlangde er kennelijk erg naar om te kunnen beginnen.’ Ze durfde hem niet goed aan te zien.
De insinuatie ergerde hem, precies zoals ze bedoeld had. Zijn lippen werden dunner. ‘Ik ben op weg naar het noorden, naar een veiling in Derbyshire. Ik kwam alleen maar even langs om dag te zeggen en om te zien hoe het ermee staat.’
‘Met mij, of met het huis?’ vroeg Emma en maakte met haar hand een gebaar de kamer rond. ‘Kan wat je ziet je goedkeuring wegdragen? Hebben we er goed genoeg voor gezorgd? Ik neem aan dat je een inventarislijst hebt. Wil je alles nu meteen controleren?’ Ze slikte en probeerde haar hoofd omhoog te houden, maar het was niet gemakkelijk. Instinctief was ze zich ervan bewust dat ze te ver was gegaan.
‘Ik denk niet dat dat nodig zal zijn.’ Zijn ogen waren wijd open van woede en van de inspanning om die te beheersen. Zij voelde zijn boosheid naar zich overspringen. Toen was die van het ene moment op het andere verdwenen, en er stond een ijskoude, keiharde man tegenover haar. ‘Het zal wel even duren voor ik mijn andere zakelijke aangelegenheden geregeld heb,’ begon hij. ‘Een week of twee misschien. Ik ben er zeker van dat Louis en jij het tot die tijd prima alleen afkunnen.’ Zijn gezicht had haar moeten waarschuwen om er verder het zwijgen toe te doen, maar ze was het ontwend om met deze man om te gaan en zenuwen maakten haar spraakzaam.
‘Natuurlijk kunnen we het aan - tot nu toe konden we het zonder problemen aan zonder dat..,’ bijna had ze gezegd: jij je er mee bemoeide, maar een scherpe uitroep van Nicholas hield haar tenslotte tegen.
Hij gooide zijn hoofd in zijn nek en lachte even minachtend. ‘Maar jullie konden het niet zonder problemen aan, Emma. Niet sinds de dood van Gilbert eigenlijk,’ ging hij ernstig verder, na even te hebben geaarzeld: ‘eigenlijk de laatste vijf jaar al niet. Je vader was jammer genoeg geen zakenman. Ik kan je verzekeren dat de toestand heel ernstig is.’
‘Hoe durf je ons ervan te beschuldigen...’ barstte ze uit en elke gedachte aan wat Nicholas Voss ooit voor haar betekend had, verdween als sneeuw voor de zon toen ze hals over kop voor haar vader in de bres sprong. ‘De laatste tien jaar van zijn leven heeft hij alleen maar van dit huis gehouden...’
‘Maar houden van is niet genoeg, nietwaar,’ reageerde Nicholas snel. ‘Je kunt geen financiële middelen uit het niets te voorschijn toveren. Daar moet je voor organiseren - werken...’
‘Wilde je soms beweren dat we niet gewerkt hebben, niet af en toe bijna omvielen van vermoeidheid? Ik weet dat dit geen groot landgoed is,’ gaf Emma toe, ‘maar het is een hele klus om het met zijn tweeën gaande te houden. Heb je enig idee van de moeite die daarin gaat zitten? Van de duizend en één dingen die elke dag misgaan?’ Haar stem was schel geworden, schel en onbeheerst; Nicholas nam een paar snelle stappen naar haar toe.
‘Emma, houd op!’ Hij schudde haar bij haar schouders door elkaar. ‘Ik was niet van plan om het hier vandaag over te hebben. Daar is het nog veel te vroeg voor, maar er zullen dingen moeten veranderen. Dat is, vrees ik, onvermijdelijk. Het had al jaren geleden moeten gebeuren.’
‘Wat had er moeten gebeuren?’ Emma rukte zich los uit zijn greep en deed een paar passen naar achteren. ‘Wat had er moeten gebeuren?’ herhaalde ze. Het klonk alsof hij alles al voor elkaar had.
‘Ik heb echt geen tijd.’ Hij keek even naar de bronzen Empire-klok op de schoorsteenmantel. ‘De snelweg zal een ramp zijn met dit weer. Ik was eigenlijk van plan om half negen buiten de stad te zijn.’
‘Ik denk dat het je niet veel tijd zou kosten om uit te leggen wat je bedoelt,’ fluisterde Emma bijna. Zij was achter de bank gaan staan en leunde op de hoge rug ervan. Dat was een ondersteuning - en een muur die haar een gevoel van veiligheid gaf.
‘Als je erop staat.’ Hij schudde even met zijn hoofd, alsof het hem al met al eigenlijk niet zo veel kon schelen dat ze het niet leuk zou vinden wat hij ging zeggen. Hij dacht waarschijnlijk dat ze het per slot van rekening vroeg of laat toch te weten zou moeten komen. ‘We moeten ervoor zorgen dat dit huis zijn eigen kosten kan dekken,’ begon hij.
‘Ónmogelijk,’ zei zij kortweg.
‘Misschien, laten we het dan zo stellen dat onze bankrekening minder rood moet staan.’
‘Je verkoopt geen enkel schilderij, geen enkel stuk porselein, geen enkel meubelstuk, als je dat soms van plan bent.’
‘Nee, Emma,’ begon hij vermoeid, ‘dat ben ik niet van plan. We zouden ze trouwens niet eens kunnen verkopen Daar zijn we niet toe bevoegd.’
‘Wat dan?’ Twee boze ogen, de kleur van topazen, keken hem woedend aan.
‘Ik wil ervoor zorgen, dat die dingen die jij noemde hun eigen onderhoud bekostigen. Er zijn mensen die er echt in geïnteresseerd zijn, net als wij; en dan heb ik het niet over de toevallige bezoekers die hier wat rondlopen, maar over het type dat bereid is er tijd aan te besteden - en geld,’ voegde hij er vastbesloten aan toe, ‘om iets over kunstwerken te leren en erover te praten.’
Emma voelde een vage notie bij zich opkomen. Hij kon toch niet - hij zou niet echt... Maar dit keer zweeg ze en wachtte tot hij doorging.
‘Dus heb ik eens hier en daar nagevraagd, er een paar mensen in geïnteresseerd,’ ging hij door. ik geloof niet dat het ons veel tijd zou kosten om cursussen te organiseren, waarvan de deelnemers hier kunnen blijven logeren, zo’n twintig mensen tegelijk bijvoorbeeld. Misschien meer als dat niet te veel wordt. Dat moeten we nog zien.’
Dit was nou precies wat ze gevreesd had. Het idee was verschrikkelijk. ‘Je bent volslagen krankzinnig,’ zei zij fel.
‘Nee, Emma, dat ben ik niet.’ Zijn sterke stem verried een enorme vastberadenheid. ‘Als we niet onze uiterste best doen om de financiële problemen van dit landgoed op te lossen, verliest de familie elke zeggenschap die zij nu nog heeft. Eén van de grote stichtingen zal de zaak overnemen, en jij en ik zullen hier niet eens meer mogen blijven - laat staan iets te zeggen hebben over wat er met Whitewayes gebeurt.’
‘Mijn vader heeft zich niet de laatste tien jaar van zijn leven ingespannen om dat te laten gebeuren.’ Zij werd verstikt door tranen van woede of wanhoop, dat wist ze niet zeker.
Zijn ogen flitsten dreigend. ‘En ik ben niet van plan om dit huis te verliezen, Emma. Wat het ons beiden ook moge kosten. Persoonlijke gevoelens doen niet ter zake.’
‘Ik denk dat je een heel erg grote fout maakt,’ kon ze nog uitbrengen toen hij zijn tas oppakte en aanstalten maakte om weg te gaan.
Toen hij achter de bank langs liep, hield hij stil, keek op haar neer en heel even lichtte er iets op in zijn ogen. Een spiertje aan de zijkant van zijn strenge gezicht vertrok toen hij dichterbij kwam en haar stevig bij haar kin pakte.
‘Dan heb je het mis,’ zei hij ijzig. ‘Dit keer weet ik precies wat ik aan het doen ben. Vijf jaar geleden - tóen maakte ik een fout!’