Hoofdstuk 24

's Avonds tegen zessen kwam het telegram.
Op uitdrukkelijk verzoek was een besteller het komen brengen en werd het niet telefonisch doorgegeven. Hercule Poirot was in de buurt van de voordeur gebleven en kon het dus rechtstreeks uit de handen van Lanscombe in ontvangst nemen, toen deze het aannam van de telegrambesteller.
Hij scheurde het formulier open met een voor hem ongewone slordigheid. Het bevatte slechts drie woorden plus de naam van de afzender. Daarop slaakte Poirot een diepe zucht van opluchting. Hij haalde een biljet van een pond uit zijn zak en gaf dit aan de verblufte telegrambesteller.
'Er zijn ogenblikken,' vertrouwde hij Lanscombe toe, 'waarop zuinigheid volkomen misplaatst zou zijn.'
'Dat is zeer wel mogelijk, meneer,' zei Lanscombe beleefd.
'Waar is inspecteur Morton op het ogenblik?' vroeg Poirot.
'Een van de heren van de politie,' antwoordde Lanscombe met enige tegenzin - daardoor fijntjes te kennen gevend dat hij namen van politieambtenaren niet wenste te onthouden -'is al vertrokken. De andere is, geloof ik, in de studeerkamer.'
'Schitterend!' zei Poirot. 'Dan ga ik dadelijk naar hem toe.'
Hij klopte Lanscombe op de schouder en zei: 'Houd moed! We zijn er bijna!'
Lanscombe, die ietwat verbaasd keek omdat hij had gedacht dat Poirot zou vertrekken, informeerde verwonderd: 'Gaat u dan niet met de trein van 9 uur 30, meneer?'
'Geef de hoop nog niet op!' zei Poirot tegen hem en verwijderde zich, maar draaide zich plotseling om met de vraag: 'Ik zou graag willen weten of u zich nog precies kunt herinneren wat mevrouw Lansquenet tegen u zei, toen ze op de dag van meneer Richards begrafenis hier aankwam?'
'Dat weet ik nog heel goed, meneer.' Lanscombes gezicht klaarde op. 'Juffrouw Cora - pardon, ik bedoel mevrouw Lansquenet - ik denk nog altijd aan haar als juffrouw Cora...'
'Dat is heel begrijpelijk.'
'Ze zei tegen me: "Hallo Lanscombe. Het is een hele tijd geleden dat je ons schuimpjes kwam brengen in ons hutje!" Alle kinderen hadden hier vroeger een eigen hut, moet u weten - bij het hek van het park. Als er 's zomers een diner was, bracht ik de jongste kinderen altijd wat schuimpjes, ziet u. Juffrouw Cora was er dol op!'
Poirot knikte eens. 'Juist,' zei hij, 'dat dacht ik al. Dat is heel typerend.'
Hij ging de studeerkamer binnen en gaf zonder een woord te zeggen inspecteur Morton het telegram. Morton las het, maar begreep er kennelijk niets van.
'Nu kan ik u alles uit de doeken doen!' verklaarde Poirot.
Inspecteur Morton grinnikte. 'Het begint op een Victoriaans melodrama te lijken. Maar het is de hoogste tijd dat u met iets voor de dag komt. Ik kan de mensen onmogelijk langer bezighouden. Die knaap van Banks houdt maar halsstarrig vol dat hij Richard Abernethie vergiftigd heeft, en bluft dat we er nooit achter zullen komen hoe. Ik snap niet waarom er na een moord altijd iemand komt schreeuwen dat hij het heeft gedaan! Wat denken ze daar wijzer van te worden? Dat heb ik echt nooit kunnen begrijpen.'
'Ik denk dat de man in kwestie in dit geval verlangt naar een plek waar hij niet meer verantwoordelijk voor zijn eigen daden is - met andere woorden: de zenuwinrichting van Forsdyke.'
'De gevangenis lijkt me waarschijnlijker.'
'Misschien is hij daar wel net zo tevreden mee.'
'Maar heeft hij het nu gedaan, Poirot? Die juffrouw Gil-christ heeft mij hetzelfde verteld wat ze u verteld heeft, en dat zou kloppen met wat Richard Abernethie over zijn nichtje heeft gezegd. Als haar man het gedaan heeft, is zij er ook bij betrokken. Maar het lijkt me ongerijmd dat dit nichtje zo'n reeks misdrijven zou hebben gepleegd. Maar ze zal alles doen om hem te dekken.'
'Ik kan u nu alles verklaren...'
'Ja, ja, doe dat! En treuzel in hemelsnaam niet langer!'
Ditmaal had Hercule Poirot zijn gehoor in de grote salon verzameld. Op alle gezichten stond niet zozeer spanning te lezen als wel vrolijkheid. Het gevaar was gekomen in de gedaante van inspecteur Morton en hoofdinspecteur Parwell. Nu de politie de leiding in handen had genomen, vragen stelde en om verklaringen vroeg, was de particuliere detective Hercule Poirot niet veel meer geworden dan een grap.
Timothy vertolkte dan ook vrijwel aller gevoelens toen hij in een verstaanbaar sotto voce tot zijn vrouw zei: 'Verdomde pias! Entwhistle lijkt wel geschift! Dat is alles wat ik ervan te zeggen heb.'
Het zag er dus naar uit dat het Hercule Poirot moeite zou kosten die indruk op zijn gehoor te maken waaraan hij gewend was. Op lichtelijk hoogdravende toon begon hij: 'Ten tweeden male kondig ik u mijn vertrek aan. Vanmorgen noemde ik de trein van twaalf uur. Deze avond ga ik meteen na tafel weg - met de trein van 9 uur 30 - omdat ik hier niets meer te doen heb!'
'Dat had ik hem al veel eerder kunnen vertellen!' fluisterde Timothy hoorbaar. 'Hij had beter helemaal weg kunnen blijven. Wat een brutale vent!'
'Ik ben hier oorspronkelijk gekomen om een raadsel op te lossen. Dat raadsel is opgelost. Laat ik eerst de punten nagaan die mijn voortreffelijke vriend Entwhistle onder mijn aandacht bracht.
Ten eerste overleed de heer Richard Abernethie vrij onverwacht. Ten tweede kwam zijn zuster Cora Lansquenet na afloop van de begrafenis met de merkwaardige vraag voor de dag: "Hij is toch immers vermoord, is 't niet?" In de derde plaats werd mevrouw Lansquenet de volgende dag zelf vermoord. De vraag was dus: bestond hier causaal verband? Laten we nu eens wat er toen volgde in ogenschouw nemen. Juffrouw Gilchrist, de gezelschapsdame van de vermoorde, wordt ziek na het eten van een stuk vergiftigde bruidstaart. Dat is de volgende schakel in de keten.
Zoals ik u vanmorgen al heb verzekerd, heb ik bij mijn onderzoek geen enkele bevestiging kunnen vinden van de veronderstelling dat de heer Abernethie zou zijn vergiftigd. Maar ik heb evenmin iets kunnen ontdekken waaruit het tegendeel zou kunnen blijken. Al voortgaande wordt het gelukkig makkelijker. Dat Cora Lansquenet haar opzienbarende vraag na afloop van de begrafenis heeft gesteld, daarover zijn allen het eens. Ook is het niet aan twijfel onderhevig dat mevrouw Lansquenet de daaropvolgende dag vermoord is met een bijl. Wat het vierde punt betreft: de plaatselijke postbode is er vrijwel zeker van - al zou hij er geen eed op willen doen - dat hij geen pakje bezorgd heeft waarin de vergiftigde bruidstaart kan hebben gezeten. Als dat zo is, moet het pakje op een andere manier in het huis zijn gekomen. Hoewel we een "onbekende" niet kunnen uitsluiten, moeten we toch vooral goede nota nemen van de mensen die ter plaatse aanwezig waren en de gelegenheid hadden het pakje daar neer te leggen waar het uiteindelijk ook is gevonden. Allereerst juffrouw Gilchrist zelf; dan Susan Banks, die voor het gerechtelijk onderzoek was overgekomen; ook de heer Entwhistle dienen we volledigheidshalve te noemen omdat die aanwezig was toen Cora die verontrustende opmerking maakte. En tenslotte nog twee andere mensen. Een oude heer die zich voorstelde als meneer Guthrie, een kunstcriticus, en een non - of nonnen - die vroeg op die morgen hebben aangebeld in verband met een collecte.
Ik ben uitgegaan van de veronderstelling dat het geheugen van de postbode hem geen parten heeft gespeeld. We willen dan de kleine kring van verdachten wat nauwkeuriger bezien. Juffrouw Gilchrist profiteerde op geen enkele manier van de dood van Richard Abernethie en slechts in zeer bescheiden mate aan die van mevrouw Lansquenet. Feitelijk raakte ze door de dood van deze laatste haar betrekking kwijt, zonder dat ze erop zou mogen rekenen - gezien de omstandigheden -spoedig een andere betrekking te zullen krijgen. Ook lijdt het geen twijfel dat juffrouw Gilchrist in het ziekenhuis is opgenomen en behandeld wegens arsenicumvergiftiging.
Susan Banks genoot wel degelijk voordeel van Richard Abernethies dood en in geringere mate van die van mevrouw Lansquenet - hoewel haar motief in het laatste geval eerder haar eigen veiligheid kan zijn geweest. Ze kan goede reden hebben gehad aan te nemen dat juffrouw Gilchrist een gesprek tussen Richard en zijn zuster Cora had afgeluisterd dat haar betrof. Daarom kan ze juffrouw Gilchrist uit de weg hebben willen ruimen. Zelf heeft ze, zoals u zich zult herinneren, geweigerd iets van de bruidstaart te eten, en eerst voorgesteld de dokter pas de volgende ochtend te roepen toen juffrouw Gilchrist 's nachts ziek was geworden.
De heer Entwhistle genoot generlei voordeel van deze sterfgevallen, maar hij kreeg als executeur wel de hele nalatenschap van meneer Abernethie in beheer. Maar, zult u allicht zeggen, waarom zou de heer Entwhistle, als hij de hand in de sterfgevallen had gehad, mij er bij willen halen?
En daarop zou ik dan willen antwoorden: het zou niet de eerste keer zijn dat een moordenaar zich te zeker van zijn zaak voelde.
Thans blijven twee buitenstaanders over: de heer Guthrie en een non. Als deze heer Guthrie werkelijk de kunstcriticus Guthrie is, dan staal hij niet onder verdenking. Datzelfde geldt voor de non, als ze tenminste werkelijk een non is geweest. De vraag is: waren ze degenen voor wie ze zich uitgaven of niet?
Laat ik u zeggen dat een non als een merkwaardig motif, een rode draad door deze hele zaak loopt: er komt een non aan de deur van het huis van de heer Timothy Abernethie. Juffrouw Gilchrist gelooft dat het dezelfde non is die zij in Lytchett St. Mary gezien heeft. Voorts zijn er een of twee nonnen hier komen collecteren op de dag voor de dood van de heer Abernethie...'
George Crossfield merkte zachtjes op: 'Drie tegen een dat het de non is geweest!'
Poirot ging verder: 'Dat zijn dus bepaalde delen van ons patroon: de dood van meneer Abernethie, de moord op Cora Lansquenet, de vergiftigde bruidstaart en het "motif' van de "non". Naast de reeds genoemde zijn er nog enige factoren die in het bijzonder mijn aandacht hebben getrokken: het bezoek van de kunstcriticus, de lucht van olieverf, een prentbriefkaart van het vissershaventje van Polflexan, en tot slot een boeket wasbloempjes, dat op die tafel van malachiet heeft gestaan waarop nu de Chinese vaas staat.
Door over al deze factoren na te denken, ben ik achter de waarheid gekomen die ik nu op het punt sta u te onthullen. Zoals ik u vanochtend al zei: niemand zou op het idee zijn gekomen de onverwachte dood van Richard Abernethie aan een misdrijf toe te schrijven, als zijn zuster Cora na afloop van de begrafenis haar zonderlinge vraag niet had gesteld. De hele kwestie van een eventuele gewelddadige dood van Richard Abernethie draait dus om deze vraag. U hebt allen aan de mogelijke juistheid van haar woorden geloofd op grond van de persoon van Cora Lansquenet en niet zozeer op grond van die woorden op zich. Van Cora Lansquenet was namelijk bekend dat ze er op de meest ongelegen momenten de waarheid uitflapte. Het vermoeden van moord berustte dus niet alleen op wat Cora gezegd had maar evenzeer op haar persoonlijkheid.
En nu kom ik tot de vraag die ik mezelf op een gegeven moment gesteld heb: "Hoe goed hebt u allen Cora Lansquenet gekend?'"
Poirot zweeg enige ogenblikken. Susan vroeg op scherpe toon: 'Wat bedoelt u daarmee?'
'Dat u haar geen van allen goed hebt gekend! De jongere generatie had haar nooit eerder ontmoet, of alleen toen ze nog kleine kinderen waren. Feitelijk waren hier die dag maar drie mensen die Cora werkelijk goed gekend hebben: Lanscombe, de oude, bijna blinde butler; mevrouw Maude Abernethie, die haar een paar maal rond de dag van haar eigen huwelijk met Timothy heeft ontmoet; en mevrouw Helen Aber-nethie, die haar tamelijk goed gekend heeft, maar haar al ruim twintig jaar lang niet meer had gezien.
Daarom zei ik bij mezelf: Gesteld eens dat het niet Cora Lansquenet geweest is die de begrafenis heeft bijgewoond!'
'U wilt toch niet beweren dat tante Cora - tante Cora niet geweest is!' riep Susan ongelovig uit. 'Of bedoelt u dat niet tante Cora vermoord is, maar iemand anders?'
'Volstrekt niet! Cora Lansquenet is wel degelijk vermoord. Maar het was niet Cora Lansquenet die de dag tevoren hier de begrafenis heeft bijgewoond. De vrouw die daarvoor overgekomen is, had slechts een doel: gebruik te maken, zou je kunnen zeggen, van het feit dat Richard onverwacht was overleden. En bij de familieleden de gedachte te wekken dat hij geen natuurlijke dood was gestorven. In die opzet is ze boven verwachting geslaagd!'
'Onzin! Waarom dan? Wat was de bedoeling?' Bruusk stelde Maude deze vragen.
'Dat zal ik u vertellen. Eenvoudig om de aandacht af te leiden van de andere moord! De moord op Cora Lansquenet zelf. Want als Cora beweert dat Richard vermoord is en zij de volgende dag zelf wordt vermoord, dan wordt er onmiddellijk een mogelijk causaal verband verondersteld tussen de ene moord en de andere. Maar als Cora vermoord wordt en er ingebroken wordt in haar landhuisje, en de zogenaamde diefstal maakt geen overtuigende indruk, zal de politie de blik richten - waarheen? Dicht bij huis, nietwaar? Dan zal allicht de verdenking vallen op degene die bij haar in huis is!'
Nu protesteerde juffrouw Gilchrist bijna vrolijk: 'Nee maar - meneer Pontarlier, u wilt toch niet beweren dat ik een moord zou hebben gepleegd omwille van een amethisten broche en een paar waardeloze schilderijtjes?'
'Nee!' verklaarde Poirot. 'Omwille van iets meer dan dat! Een van die schilderstukjes stelde de haven van Polflexan voor, juffrouw Gilchrist. En dat schilderstukje was, zoals mevrouw Banks zo slim is geweest te ontdekken, een kopie van een prentbriefkaart waarop nog de vooroorlogse pier stond afgebeeld. Mevrouw Lansquenet kopieerde echter nooit prentbriefkaarten, maar schilderde naar de natuur. Toen herinnerde ik me opeens dat de heer Entwhistle bij zijn eerste bezoek aan het landhuisje de geur van verse olieverf was opgevallen. U schildert ook, nietwaar, juffrouw Gilchrist? Uw vader was kunstschilder en u hebt zelf veel verstand van schilderijen. Stel nu eens dat een van de schilderijen die Cora voor een prikje op een veiling had gekocht, een kostbaar doek was geweest. Stel dat Cora dat zelf niet als zodanig had herkend, maar u wel. U wist dat ze binnenkort bezoek verwachtte van een oude vriend van haar, een bekend kunstcriticus. Nu komt haar broer onverwacht te overlijden - en krijgt u meteen een idee. Wat is eenvoudiger dan een verdovend middel in het kopje thee te doen dat u haar boven brengt, teneinde haar de hele dag van de begrafenis bewusteloos te houden, terwijl u haar plaats inneemt op Enderby? Enderby kent u van binnen en van buiten uit alle verhalen die ze u daarover gedaan heeft. Ze heeft u, zoals de meeste mensen doen bij het klimmen der jaren, van alles verteld over haar jeugd. Het was heel gemakkelijk voor u meteen bij Lanscombe aan te komen met een praatje over schuimpjes en hutjes, zodat hij snel overtuigd zou zijn voor het geval hij even zou twijfelen.
Ja zeker, wat u allemaal van Enderby wist hebt u die dag heel handig te pas weten te brengen, door toespelingen te maken en allerlei herinneringen op te halen. Geen mens heeft ook maar een ogenblik vermoed dat u Cora niet was. U had haar kleren aangetrokken - een beetje opgevuld, en ze droeg een valse pony, die u heel gemakkelijk kon aanbrengen. Niemand van de familie had Cora de laatste twintig jaar gezien, en in twintig jaar verandert een mens zo sterk dat men vaak hoort zeggen: "Ik zou haar nooit hebben herkend!" Maar kleine hebbelijkheden en bepaalde maniertjes blijven in de herinnering hangen, en Cora hield er van die zeer markante maniertjes op na, die u zorgvuldig voor uw spiegel hebt ingestudeerd.
Merkwaardig genoeg hebt u daarbij uw eerste fout gemaakt. U vergat dat een spiegel een omgekeerd beeld laat zien. Toen u voor de spiegel Cora's gewoonte om als een vogeltje haar hoofd scheef te houden met veel succes instudeerde, hebt u niet beseft dat u in werkelijkheid uw hoofd naar de verkeerde kant scheef hield!
Dat verbaasde Helen Abernethie, en dat heeft haar gedachten beziggehouden toen u uw fameuze toespeling maakte. Er leek haar iets niet in de haak. Toen Rosamund Shane op een avond een verrassende opmerking maakte, besefte ik ineens wat er bij zo'n gelegenheid altijd gebeurt. Iedereen kijkt dan naar de spreker. Toen mevrouw Helen dus vond dat er iets niet in de haak was, moest haar iets verkeerds zijn opgevallen aan Cora Lansquenet.
Die avond, na ons gesprek over spiegelbeelden en hoe heel anders we onszelf zien dan anderen ons zien, heeft mevrouw Helen, naar ik aanneem, voor haar eigen spiegel de proef op de som genomen. Waarschijnlijk heeft ze, aan Cora denkend, haar hoofd scheef gehouden, zoals Cora placht te doen, en daarbij in de spiegel gekeken - en toen opeens ontdekt wat haar zo vreemd was voorgekomen op de dag van de begrafenis. Ze kwam erachter dat Cora of haar hoofd scheef was gaan houden naar de andere kant, of dat ze de echte Cora niet was geweest! Noch het een, noch het ander leek haar een zinnige verklaring. Maar ze besloot zo spoedig mogelijk de heer Entwhistle in kennis te stellen van haar ontdekking. Iemand die gewend was vroeg op te staan, liep die ochtend al rond, is achter haar aan gegaan en heeft haar, uit angst voor de onthullingen die ze zou kunnen doen, met een zwaar voorwerp op het hoofd geslagen.' Poirot wachtte even, voordat hij eraan toevoegde: 'Ik kan u wel meteen vertellen, juffrouw Gilchrist, dat mevrouw Abernethie slechts een lichte hersenschudding heeft. Spoedig zal ze in staat zijn ons haar eigen lezing van het geval te geven!'
'Ik heb nooit zoiets gedaan!' riep juffrouw Gilchrist. 'Dat hele verhaal is een gemene leugen.'
'U was het, die dag,' zei Michael Shane plotseling. Hij had nauwlettend het gezicht van juffrouw Gilchrist zitten bestuderen. 'Dat had ik veel eerder moeten zien - ik had zo'n vaag vermoeden dat ik u al eens eerder had ontmoet - maar het spreekt vanzelf dat je niet zo let op...' Hij voltooide zijn zin niet.
'Geen mens neemt de moeite een hulp in de huishouding op te merken,' zei juffrouw Gilchrist met trillende stem. 'Een sloof, een huissloof! Niet veel meer dan een dienstmeid! Maar gaat u door, monsieur Poirot. Gaat u maar door met uw onzinnige verhaal.'
'Die opmerking van u dat Richard vermoord was, die u na afloop van de begrafenis lanceerde,' vervolgde Poirot, 'was natuurlijk maar een eerste stap. U had nog meer in petto. Het gesprek bijvoorbeeld dat u zogenaamd had afgeluisterd tussen Richard en Cora. Hij heeft in werkelijkheid ongetwijfeld tegen haar gezegd dat hij niet lang meer te leven had en dat verklaart een duistere zinsnede in de brief die hij haar na zijn thuiskomst heeft geschreven. En dan uw suggestie met betrekking tot een of meer nonnen. De non die op de dag van het gerechtelijk onderzoek bij u aan de deur was geweest, zou u hebben achtervolgd! Dat verzinsel gebruikte u alleen om het telefoongesprek af te luisteren tussen mevrouw Maude en haar schoonzuster op Enderby. En tevens om gelegenheid te krijgen met haar mee te gaan naar Enderby, om te weten te komen in hoeverre hier vermoedens waren gerezen. En ja, dat idee om uzelf met arsenicum te vergiftigen - wel ernstig maar niet dodelijk - is al een heel oud kunstje - en het heeft ertoe bijgedragen dat inspecteur Morton u ging verdenken.'
'Maar dat schilderij?' vroeg Rosamund. 'Wat was dat voor een schilderij?'
Nu haalde Poirot een telegram te voorschijn dat hij bedaard openvouwde.
'Vanochtend heb ik de heer Entwhistle, een volkomen betrouwbaar man, opgebeld met het verzoek naar Stansfield Grange te gaan, als gemachtigde van de heer Timothy Abernethie' (hier richtte Poirot zijn blik strak op Timothy) 'om op de kamer van juffrouw Gilchrist haar schilderijen te bekijken en dat van de haven van Polflexan mee te nemen, onder voorwendsel dat hij het bij wijze van verrassing voor juffrouw Gilchrist opnieuw wilde laten inlijsten.
Afgesproken was dat de heer Entwhistle het doek naar Londen zou brengen en aan de heer Guthrie, die ik telegrafisch op de hoogte had gebracht, zou laten zien. De haastig geschilderde haven van Polflexan werd verwijderd en het origineel kwam te voorschijn.'
Poirot liet het telegram zien en las het voor: 'Ongetwijfeld een Vermeer. Guthrie.'
Plotseling begon juffrouw Gilchrist opgewonden te praten. 'Ik had dadelijk gezien dat het een Vermeer was! Dat zag ik zo! Zij had er niet het flauwste benul van. Ze zwetste maar over Rembrandts en Italiaanse primitieven, zonder in staat te zijn een echte Vermeer te herkennen als ze die voor haar neus kreeg! Ze was door en door stom! En dan maar eeuwig zeuren over Enderby en wat ze hier als kind allemaal had beleefd, en over Timothy en Richard en Laura en de hele rest. Altijd volop geld gehad! Die kinderen hebben altijd het allerbeste gehad. U kunt zich niet voorstellen hoe vervelend het is zo'n mens iedere dag weer uren achtereen over hetzelfde te horen zaniken. En dan maar vriendelijk te moeten blijven en zeggen: "O ja, mevrouw Lansquenet?" en "Is het heus, mevrouw Lansquenet?" Net doen of het je interesseert. Maar het zit je eindelijk tot hier - tot hier - tot hier! En zonder uitzicht op enige verbetering. En dan komt daar opeens een Vermeer in huis! Een echte! Een tijdje geleden heb ik in de krant gelezen dat een Vermeer voor vijfduizend pond was verkocht!'
'U hebt haar vermoord - op een beestachtige manier - om vijfduizend pond?' vroeg Susan ongelovig.
'Met vijfduizend pond,' zei Poirot, 'zou ze een hartewens in vervulling hebben zien gaan - het openen van een nieuwe salon de the...'
Juffrouw Gilchrist draaide zich naar hem om. 'Eindelijk iemand die me begrijpt!' riep ze uit. 'Het was de enige kans die ik had. Ik moest kapitaal hebben.' De intensiteit en de obsessie van haar toekomstdroom deden haar stem trillen. 'Ik zou hem De Palmboom hebben genoemd, en kameeltjes op de tafeltjes hebben gezet bij wijze van menustandaards. Soms kun je ook nog wel aan echt mooi porselein komen, dat niet geschikt is voor de export, maar wel fraai van ontwerp. Heel wat anders dan dat lelijke witte eenheidsaardewerk van tegenwoordig. Ik had mijn tearoom willen openen in een keurige buurt, waar ik ook een keurige clientele zou hebben gekregen. Ik dacht aan Rye... Of misschien Chichester. Ik weet zeker dat het een succes zou zijn geworden.' Ze zweeg even, en zei toen zacht, als in gedachten verdiept: 'Eiken tafeltjes - en rieten stoeltjes met rood-wit gestreepte kussens...'
Een ogenblik leek de tearoom, die nooit zou bestaan, meer werkelijkheid dan alle Victoriaanse weelde van de grote salon in Enderby Hall...
Inspecteur Morton verbrak de betovering.
Juffrouw Gilchrist reageerde onmiddellijk uiterst beleefd. 'Maar natuurlijk,' zei ze. 'Liefst dadelijk. Ik wil u niet de minste last bezorgen. Nu ik per slot van rekening mijn Palmboom toch niet krijg, kan niets me eigenlijk nog veel schelen...'
Ze verliet met hem het vertrek, en Susan zei ontdaan: 'Hoe is het mogelijk! Ik had nooit gedacht dat er zulke damesachtige moordenaars zouden bestaan. Wat afschuwelijk...'