Hoofdstuk 19

De hele familie had monsieur Pontarlier, de vertegenwoordiger van de UNARCO, uiterst beleefd bejegend. En het was heel verstandig gebleken dat hij zijn organisatie alleen maar met initialen had aangeduid. Ze hadden allemaal die UNARCO als iets vanzelfsprekends aanvaard en net gedaan alsof ze daarover al eerder hadden gehoord. Wat zijn mensen toch bang hun onwetendheid te erkennen! Rosamund was de enige uitzondering geweest. Die had Poirot verbaasd gevraagd: 'Maar wat wil dat eigenlijk zeggen? Ik heb er nog nooit eerder van gehoord.' Gelukkig was er toen niemand anders in de buurt geweest. Poirot had zo'n overtuigend verhaal over zijn organisatie opgehangen dat iedereen behalve Rosamund zich zou hebben geschaamd te zeggen dat hij nog nooit van zo'n wereldberoemde instelling had gehoord. Rosamund had alleen maar onverschillig gezegd: 'O, alweer die eeuwige vluchtelingen? Daar heb ik langzamerhand zat van.' Aldus formuleerde ze de reactie van zeer velen die te zeer aan de conventie gebonden waren om zo openhartig voor hun gevoelens uit te komen.
Monsieur Pontarlier was dan nu aanvaard - als iets vervelends, maar ook als een onbetekenende factor. Hij was als het ware een stukje buitenlands decor geworden. Wel was men algemeen van oordeel dat Helen ervoor had behoren te zorgen die vreemde snuiter niet op precies hetzelfde weekend te logeren te krijgen, maar nu de man er eenmaal was, schikte men zich in het onvermijdelijke. Gelukkig leek hij het Engels niet zo goed meester te zijn. Vaak begreep hij niet wat je tegen hem zei en als iedereen min of meer tegelijk aan het praten was, leek hij de draad volledig kwijt te raken. Hij leek alleen belangstelling te hebben in vluchtelingen en na-oorlogse omstandigheden en sprak daar ook alleen over. Gewone prietpraat leek hem in verwarring te brengen. Min of meer door iedereen vergeten leunde Hercule Poirot achterover in zijn stoel, nam een slokje koffie en observeerde, zoals een kat dat kan doen met een kwetterende groep vogels. Maar de kat was nog niet klaar voor de sprong.
Toen ze vierentwintig uur in het huis hadden rondgeneusd, waren de erfgenamen van Richard Abernethie gereed om hun keuze bekend te maken, en er desnoods voor te vechten.
Het eerste onderwerp van discussie vormde het Spode-porseleinen dessertservies, waarvan ze juist hadden gegeten.
'Ik heb niet zo lang meer te leven,' zei Timothy ietwat droefgeestig. 'En Maude en ik hebben geen kinderen. Het is dus eigenlijk niet de moeite waard ons huisraad aan te vullen met zinloze bezittingen. Maar toch zou ik uit gevoelsoverwegingen erg graag dit oude dessertservies willen hebben. Ik heb er herinneringen aan uit de goede dagen van weleer. Het is volkomen ouderwets, en dessertserviezen hebben weinig waarde meer tegenwoordig - maar meer vraag ik niet. Plus misschien dat kabinet uit het Witte Boudoir.'
'U bent daar net te laat mee, oom,' zei George op nonchalante maar minzame toon. 'Ik heb tante Helen vanochtend al gevraagd mij voor dat servies te noteren.'
Timothy liep rood aan. 'Noteren - noteren? Wat wou je daarmee zeggen? Er staat nog niets vast. En wat wou jij in 's hemelsnaam met een dessertservies beginnen? Je bent niet eens getrouwd.'
'Ik verzamel oud Spode-porselein. En dit servies is bijzonder gaaf en mooi. Maar tegen dat kabinet heb ik geen enkel bezwaar. Ik zou het niet eens cadeau willen hebben.'
Timothy vond dat kabinet nu juist bijzaak. 'Hoor eens hier, George. Op deze manier kun jij je de zaak niet toeeigenen. Ik ben de oudste van ons tweeen - en de enige nog levende broer van Richard. Dat dessertservies komt mij toe!'
'Waarom neemt u dat servies van Saksisch porselein niet, oom? Een prachtig stuk werk, en er kleven vast en zeker net zoveel sentimentele herinneringen aan. Dat Spode-porselein is van mij. Wie het eerst komt, het eerst maalt.'
'Onzin! Niets daarvan!' protesteerde Timothy.
Op scherpe toon kwam Maude tussenbeide. 'Maak je oom alsjeblieft niet van streek, George. Daar kan hij niet tegen. Het spreekt vanzelf dat hij het Spode-porselein neemt, als hij er zo op gesteld is! Hij heeft de eerste keus, en de jongere generatie komt daarna pas aan de beurt. Hij is een broer van Richard en jij bent maar een neef.'
'En laat ik je een ding vertellen, jongeman.' Timothy was werkelijk ziedend van drift. 'Als Richard een behoorlijk testament had gemaakt, zou hij mij de beschikking hebben gelaten over alles wat zich hier in huis bevindt. Dat zou de enig juiste beschikking over de nalatenschap zijn geweest. Dat dit niet is gebeurd, kan ik alleen maar toeschrijven aan ongepaste beinvloeding. Ja, ik herhaal: ongepaste beinvloeding!'
Hij keek zijn neef woedend aan. 'Een onzinnig testament,' riep hij. 'Volkomen onzinnig!'
Daarna leunde hij achterover, drukte zijn hand op zijn hart en kreunde: 'Dit doet me beslist geen goed... Is er wat cognac voor me?'
Juffrouw Gilchrist ging de kamer uit en kwam met een glaasje van het versterkende middel terug. 'Alstublieft, meneer Abernethie. Windt u toch niet zo op. Zou u niet beter even op bed kunnen gaan liggen?'
'Praat geen onzin.' Timothy sloeg de cognac naar binnen. 'Naar bed gaan? Ik ben van plan voor mijn belangen op te komen.'
'Heus, George, dat had ik niet van je verwacht,' hernam Maude. 'Wat je oom daar zei is volkomen waar. Zijn wensen gaan voor. Wanneer hij dat Spode-servies hebben wil, dan krijgt hij het!'
'Het is eigenlijk toch oerlelijk,' zei Susan.
'Hou je mond, Susan,' gelastte Timothy.
De magere jongeman naast Susan hief zijn hoofd op. Op scherpere toon dan anders zei hij: 'Slaat u niet zo'n toon aan tegen mijn vrouw!' Daarbij stond hij half van zijn stoel op.
Vlug reageerde Susan door te zeggen: 'Hindert niets, Greg. Daar trek ik me niets van aan.'
'Maar ik wel!'
Helen mengde zich nu in het gesprek. 'Ik zou het een mooi gebaar van je vinden, George, als je toestond dat je oom het dessertservies kreeg.'
Vol verontwaardiging protesteerde Timothy: 'Van toestaan is hier geen sprake!'
Maar met een lichte buiging naar Helen gaf George te kennen: 'Uw wens is voor mij wet, tante Helen. Ik zie ervan af.'
'Je wilde het eigenlijk niet eens hebben, is het wel?' vroeg Helen.
Hij wierp haar een onderzoekende blik toe en schoot toen in de lach. 'Weet u wat bij u zo lastig is, tante Helen? U bent veel te pienter. U ziet meer dan eigenlijk de bedoeling is. Wees maar niet bang, oom Timothy, dat Spode-servies is van u. Het was maar een grapje van me.'
'Wat je maar een grapje noemt!' Maude Abernethie was verontwaardigd. 'Je oom had wel een hartaanval kunnen krijgen.'
'Geloof dat maar niet,' zei George luchthartig. 'Oom Timothy overleeft ons nog allemaal. Hij is wat je noemt een krakende wagen.'
Timothy boog zich naar voren met een onheilspellende blik in zijn ogen. 'Geen wonder,' zei hij, 'dat Richard in jou teleurgesteld was.'
'Wat bedoelt u?' De opgewektheid was plotseling van Georges gezicht verdwenen.
'Je hebt hier na Mortimers dood gelogeerd. Je dacht diens plaats te zullen innemen - je dacht dat Richard jou tot erfgenaam zou benoemen, nietwaar? Maar mijn arme broer zaliger wist al gauw wat hij aan jou had - en waar zijn geld zou blijven als jij daar de beschikking over kreeg. Het verwondert me nog dat hij je zelfs maar een deel van zijn vermogen heeft nagelaten. Hij wist waar het naar toe zou gaan. Paardenrennen, gokken, Monte Carlo, buitenlandse speelbanken - nog wel ergere dingen, zelfs. Hij verdacht je ervan niet eerlijk te zijn, weet je dat wel?'
George was wit om zijn neus geworden, maar zei rustig: 'Zou u niet wat voorzichtiger zijn met wat u zegt?'
'Ik voelde me niet goed genoeg om voor de begrafenis over te komen,' ging Timothy langzaam voort, 'maar Maude heeft me verteld wat Cora heeft gezegd. Cora is altijd een mal schepseltje geweest, maar er kan iets van waar zijn. Als dat het geval is, weet ik ook wie ik zou verdenken...'
'Timothy!' Maude was opgestaan, massief, rustig, een toonbeeld van kracht. 'Je hebt een heel vermoeiende avond achter de rug. Je moet aan je gezondheid denken. Ik wil niet dat je weer ziek wordt. Ga mee naar boven. Je moet een kalmerend middel nemen en onmiddellijk naar bed gaan. Timothy en ik zullen het Spode-dessertservies en het kabinet uit het Witte Boudoir als herinnering aan Richard meenemen, Helen. Ik hoop dat niemand er bezwaar tegen heeft?'
Ze keek de kring eens rond. Niemand zei een woord. Ze schreed vervolgens het vertrek uit, met een hand onder Timothy's elleboog, en gaf juffrouw Gilchrist, die aarzelend bij de deur stond, een wenk om opzij te gaan.
George verbrak de stilte na hun vertrek. 'Femme formidable!' zei hij. 'Dat is een exacte beschrijving van tante Maude. Ik zou haar triomftocht niet graag in de weg staan!'
Juffrouw Gilchrist ging enigszins ongemakkelijk weer zitten. 'Mevrouw Abernethie is altijd heel vriendelijk!' zei ze zacht.
Die opmerking viel bepaald uit de toon.
Michael Shane barstte in lachen uit en zei: 'Wat een kostelijk toneel voor De verdeling van een erfenis. Maar wat ik zeggen wil: Rosamund en ik wilden graag dat malachieten tafeltje uit de salon hebben.'
'O, nee!' riep Susan. 'Dat wou ik juist hebben!'
'Daar gaan we weer!' zei George met een zucht, en sloeg zijn ogen ten hemel.
'Och, we hoeven er heus geen ruzie om te maken!' ging Susan voort. 'De reden waarom ik het zo graag wil hebben, is mijn schoonheidsinstituut. Dat heeft precies zo'n kleurige noot nodig - ik zet er een grote bos wasbloemen op. Dat zou enig staan! Wasbloemen kun je makkelijk genoeg krijgen, maar een tafeltje van malachiet is best iets bijzonders.'
'Maar lieve kind,' begon Rosamund, 'dat is nu juist ook de enige reden waarom wij er zo op gesteld zijn! Voor het nieuwe decor. Het is zo typisch Victoriaans en kleurrijk, zoals jij al hebt gezegd. En dan wat wasbloemen of opgezette kolibries erop. Het zal er precies bij passen.'
'Dat begrijp ik best, Rosamund,' gaf Susan rustig ten antwoord, 'maar toch geloof ik dat mijn geval veel sterker staat.
Op het toneel kun je immers gemakkelijk een imitatie neerzetten? Dat geeft precies hetzelfde effect. Maar voor mijn salon komt het juist op echtheid aan.'
'Lieve dames, wat denken jullie van een sportieve oplossing?' opperde George. 'Kruis of munt? Of loten? Past prima bij de periode waaruit die tafel dateert.'
Met een vrolijk lachje verzekerde Susan: 'Rosamund en ik praten er morgen nog wel eens over.' Zoals gewoonlijk leek ze volkomen zeker van haar zaak. Met enige belangstelling keek George van haar gezicht naar dat van Rosamund, dat er dromerig en afwezig uitzag.
'Of misschien geen kolibrietjes,' mijmerde Rosamund. 'Een van die grote Chinese vazen, daarvan zou je met een vergulde kap een pracht van een lamp kunnen maken.'
Juffrouw Gilchrist deed ook een vredelievende duit in het zakje. 'Ja, dit huis zit boordevol mooie dingen,' zei ze. 'Dat groene tafeltje zou prachtig uitkomen in uw nieuwe zaak, mevrouw Banks. Ik heb nooit zoiets gezien. Het moet veel geld waard zijn.'
'Het bedrag wordt natuurlijk afgetrokken van mijn erfdeel,' legde Susan uit.
'O, neemt u me niet kwalijk - ik wou niet -' zei juffrouw Gilchrist bedremmeld.
'Van ons erfdeel kan het ook worden ingehouden, de wasbloempjes incluis!' verzekerde Michael.
'Die wasbloempjes stonden juist zo mooi op dat tafeltje,' zei juffrouw Gilchrist zacht. 'Echt artistiek. Werkelijk allerliefst.'
Maar niemand schonk enige aandacht aan haar goedbedoelde opmerkingen.
Greg riep met zijn nerveus hoge stemgeluid: 'Susan heeft dat tafeltje nodig!' Het klonk als een dissonant. Helen stelde daarom vlug de vraag: 'Maar wat wilde jij eigenlijk hebben, George? Dat Spode-servies verder daargelaten!'
George lachte en verbrak daardoor de gespannen sfeer. 'Misschien niet fair van me om die Timothy zo op stang te jagen, he? Maar de man is werkelijk onverdraaglijk! Hij heeft zijn leven lang zijn zin gekregen, zodat hij nu een volkomen pathologisch geval is geworden!'
'Men moet een invalide zijn zin geven, meneer Crossfield,' zei juffrouw Gilchrist.
'Hij is een krachtige, oude hypochonder. Dat is hij,' zei George.
'Dat is-ie zeker!' beaamde Susan. 'Ik geloof dat hem overigens niets mankeert, wat jij, Rosamund?'
'Wat zegje?'
'Dat oom Timothy eigenlijk niets mankeert!'
'Nee, dat geloof ik ook niet.' Ze verontschuldigde zich voor haar verstrooidheid. 'Ik zat erover te denken wat de juiste belichting voor dat tafeltje zou zijn.'
'Je bent een vrouw met 'n idee-fixe!' merkte George op. 'Dat is gevaarlijk, Michael. Ik hoop dat je dat begrijpt!'
'Volkomen!' gaf Michael vrij grimmig ten antwoord.
George ging, blijkbaar met de grootste pret, door: 'De slag om het tafeltje! Morgen wordt die uitgevochten, heel beleefd natuurlijk, maar met grimmige vastberadenheid. We moeten allemaal partij kiezen. Ik kies voor Rosamund, die er zo zacht en volgzaam uitziet - maar het niet is. De mannen steunen, vermoed ik, hun eigen vrouw. Juffrouw Gilchrist, u bent voor Susan, geloof ik.'
'Maar meneer Crossfield, ik zou niet durven...'
'Tante Helen?' George trok zich van juffrouw Gilchrists agitatie niets aan. 'U hebt de beslissende stem! O, ik vergat monsieur Pontarlier nog...'
'Pardon?' vroeg Hercule Poirot beteuterd.
George wilde hem eerst alles gaan uitleggen, maar bedacht zich. De arme oude baas had er natuurlijk geen woord van begrepen.
'O, niets - een familiegrapje!'
'Ja, ja, ik begrijp het,' sprak Poirot glimlachend.
'U hebt dus de beslissende stem, tante Helen. Voor wie kiest u partij?'
Helen lachte. 'Ik wil dat tafeltje misschien zelf wel hebben, George!' Daarna wendde ze zich bedaard tot haar buitenlandse gast: 'Het spijt me, meneer Pontarlier, maar u zult dit allemaal wel erg vervelend vinden.'
'Integendeel, mevrouw. Ik beschouw het als een voorrecht dat ik tot uw familiekring ben toegelaten.' Hij maakte een lichte buiging. 'Ik zou alleen willen zeggen dat het me spijt dat dit huis in vreemde handen komt. Dat doet u ongetwijfeld veel verdriet.'
'O nee, het kan ons absoluut niets schelen!' verzekerde Susan.
'Dat is lief van u, madame. Ik mag wel zeggen dat het een volmaakte oplossing biedt voor mijn bejaarde vluchtelingen. Welk een veilige, vredige haven. Laat dat u een troost zijn, wanneer u gevoelens van spijt mocht krijgen. Ik heb gehoord dat er ook sprake van is geweest dat hier een school zou komen - geen gewone school, maar een klooster voor de opleiding van religieuses - nonnetjes, zoals u die geloof ik noemt. Zou u dat liever hebben gewild?'
'Beslist niet!' verklaarde George.
'Het Heilige Hart van Maria,' ging Poirot voort. 'Gelukkig konden wij, dank zij de vrijgevigheid van een onbekende weldoener, een iets hoger bod doen.' Hij richtte zich nu rechtstreeks tot juffrouw Gilchrist. 'U bent niet zo erg op nonnen gesteld, geloof ik?'
Juffrouw Gilchrist kreeg een kleur en leek niet op haar gemak. 'O nee, heus, meneer Pontarlier, dat moet u niet denken - ik bedoel, dat is helemaal niets persoonlijks. Maar ik geloof dat het niet goed is je helemaal van de wereld af te sluiten - niet nodig, bedoel ik, en eigenlijk bijna egoistisch, behalve dan natuurlijk wanneer men zich wijdt aan het onderwijs of de armenzorg, want ik geloof stellig dat het absoluut onzelfzuchtige vrouwen zijn die ontzettend veel goed doen.'
'Ik kan me gewoon niet voorstellen waarom iemand non zou willen worden,' verzekerde Susan.
'Het staat heel flatteus,' zei Rosamund. 'Weet je nog wel die reprise van Het Mirakel vorig jaar? Sonia Wells zag er meer dan betoverend uit!'
'Het gaat mij boven mijn pet,' kwam George uit de hoek, 'waarom het God welgevallig zou zijn dat ze zich in middeleeuwse kledij steken. Want dat is zo'n habijt van een non! Het is lastig, onhygienisch en onpraktisch.'
'En ze lijken daardoor allemaal op elkaar,' voegde juffrouw Gilchrist eraan toe. 'Het is misschien erg kinderachtig van me, maar laatst schrok ik me naar toen er bij mevrouw Abernethie een non aan de deur kwam voor een collecte. Ik dacht opeens dat het dezelfde non was die ik aan de deur kreeg op de dag van het gerechtelijk onderzoek ten aanzien van die arme mevrouw Lansquenet in Lytchett St. Mary. Ik kreeg bijna zo'n gevoel alsof ze me overal volgde, weet u?'
'Ik dacht dat nonnetjes altijd met z'n tweeen collecteerden,' merkte George op.
'Nee, deze kwam alleen,' vertelde juffrouw Gilchrist. 'Misschien moeten ze ook bezuinigen,' voegde ze er aarzelend aan toe. 'Maar het kan dezelfde non niet geweest zijn, want de ene collecteerde voor een orgel van St. Barnabas, geloof ik, en die laatste voor iets heel anders - iets dat met kinderen te maken had.'
'Maar leken ze uiterlijk wel op elkaar?' vroeg Hercule Poirot. Het klonk erg belangstellend. Juffrouw Gilchrist wendde zich nu tot hem.
'Dat zal het geweest zijn. Haar bovenlip - net alsof ze een snor had. Ik geloof, ziet u, dat ik daardoor ben geschrokken. Ik was toen natuurlijk nogal nerveus en dacht aan al die oorlogsverhalen over nonnen die eigenlijk mannen van de vijfde colonne waren en die met een parachute uit vliegtuigen sprongen. Maar later wist ik wel dat het een dwaas idee van me was geweest.'
'Een nonnenkleed is anders een uitstekende vermomming,' zei Susan nadenkend. 'Je ziet dan niets van de voeten.'
'Het is een feit dat je maar zelden iemand scherp aankijkt,' betoogde George. 'Daarom krijg je bij getuigenverklaringen ook zulke volkomen tegenstrijdige beschrijvingen. Daar sta je op een rechtszitting soms vreemd van te kijken. Dezelfde persoon wordt dan kort en lang, dik en dun, blond en zwart genoemd, en ga zo maar door. Meestal is er wel een scherpe waarnemer onder, maar je moet alleen maar proberen er achter te komen wie dat is!'
'Zo is het ook zo vreemd,' zei Susan, 'als je jezelf onverwachts in een spiegel ziet en niet weet wie je ziet. Dat lijkt dan een vaag bekend gezicht. He, wie ben jij ook weer? denk je dan. En dan besef je opeens dat je het zelf bent.'
George zei: 'Het zou nog lastiger zijn, als je werkelijk jezelf kon zien - en niet je spiegelbeeld.'
'Hoezo?' vroeg Rosamund verwonderd.
'Wel, omdat je jezelf nooit ziet zoals anderen je zien, maar altijd in een spiegel - dus je spiegelbeeld - dat wil zeggen net andersom!'
'Maakt dat zoveel verschil?'
'Nou en of!' merkte Susan op. 'Dat moet wel. De twee helften van je gezicht zijn nooit gelijk. Je wenkbrauwen ook niet. Je mond is iets scheef of je neus niet helemaal recht - dat zie je zo met een potlood! Wie heeft een potlood?'
Iemand haalde een potlood voor de dag en onder algemene vrolijkheid namen ze de proef op de som door het eerst aan de ene en vervolgens aan de andere kant van eikaars neus te houden, en lachend te constateren hoe belachelijk veel die soms verschilden.
De stemming was nu heel aardig opgeklaard. Iedereen verkeerde in een goed humeur. Het waren niet langer de erfgenamen van Richard Abernethie die ruzie maakten over de verdeling. Het waren vrolijke, normale mensen, die waren samengekomen voor een weekend op het platteland.
Alleen Helen Abernethie bleef zwijgend en afgetrokken voor zich uit zitten kijken.
Met een zucht stond Hercule Poirot op. Hij wenste zijn gastvrouw hoffelijk welterusten.
'Misschien doe ik er ook verstandig aan meteen maar afscheid van u te nemen, madame. Mijn trein vertrekt morgenochtend al om negen uur. Dat is heel vroeg. Mag ik u daarom nu alvast dankzeggen voor uw vriendelijke ontvangst? De datum van overdracht zullen we wel met meneer Entwhistle regelen. Natuurlijk zoals het u het beste uitkomt.'
'Iedere dag is mij hetzelfde, monsieur Pontarlier. Ik - ik ben hier helemaal klaar met hetgeen ik me had voorgesteld te doen.'
'En u gaat dus nu naar uw villa op Cyprus?'
'Ja, dat ben ik van plan.' Om Helens lippen speelde een glimlachje.
Poirot zei: 'U verheugt zich daarop? U heeft geen spijt?'
'Om Engeland te verlaten? Of om hier weg te gaan?'
'Om hier weg te gaan, bedoelde ik.'
'Nee. Het is niet goed je aan het verleden vast te klampen, nietwaar? Dat moet je achter je kunnen laten.'
'Wanneer men dat kan!' Onschuldig met de ogen knipperend keek Poirot de kring rond. 'Soms laat het verleden ons niet met rust, ziet u. Dan is men daarmee nog niet klaar.'
Susan liet een weifelend lachje horen. Poirot vervolgde: 'Ik bedoel het heus in ernst.'
'U denkt zeker aan uw vluchtelingen,' merkte Michael op, 'die, als ze hier komen, de ellende die achter hen ligt misschien toch nooit geheel en al zullen kunnen vergeten?'
'Nee, ik dacht niet aan mijn vluchtelingen.'
'Hij denkt aan ons, liefste,' zei Rosamund opeens. 'Hij denkt aan oom Richard, aan tante Cora en de bijl en zo.'
Zich tot Poirot wendend vroeg ze: 'Is het niet zo?'
Poirot keek haar aan, maar op zijn gezicht was niets te lezen: 'Waarom denkt u dat, madame?'
'Omdat u, volgens mij, een detective bent. Dat verklaart uw hele aanwezigheid. Die NARCO of hoe u het noemen wilt, is maar onzin, is het niet?'