Hoofdstuk 20
Er volgde een moment van grote spanning. Poirot onderging dit
zonder zijn ogen van Rosamunds mooie, onbewogen gezicht af te
wenden.
Met een lichte buiging erkende hij: 'U bent zeer scherpzinnig,
madame.'
'Helemaal niet,' antwoordde Rosamund. 'Men heeft mij u eens
aangewezen in een restaurant. Dat herinnerde ik me.' 'Maar u bent
er nu pas mee voor de dag gekomen?' 'Ik vond het veel leuker het
niet eerder te doen!' Michael sprak met niet helemaal beheerste
stem: 'Maar -lieve kind!'
Poirot vestigde zijn ogen nu op hem. Michael was boos. Boos en nog
wat anders ook - bang misschien?
Langzaam keek Poirot de kring rond. Susans gezicht stond boos en
waakzaam; dat van Gregory stil en gesloten; dat van juffrouw
Gilchrist dom, met verbluft openhangende mond; George was op zijn
hoede; Helen ontdaan en zenuwachtig.
In de gegeven omstandigheden was dit allemaal volkomen normaal.
Poirot had er wat voor gegeven als hij alle gezichten een
ondeelbaar ogenblik eerder had kunnen gadeslaan, toen Rosamund het
woord 'detective' uitsprak. Het kon niet anders dan op dat
moment...
Poirot rechtte zijn schouders en maakte een buiging.
Ja,' verklaarde hij, nu bijna zonder buitenlands accent, 'ik ben
detective.'
George Crossfield zag wit om zijn neus, en vroeg: 'Wie heeft u
gestuurd?'
'Ik had opdracht een onderzoek in te stellen naar de omstandigheden
rond Richard Abernethies overlijden.'
'Van wie?'
'Voorlopig doet dat niet ter zake. Maar het zou van belang zijn,
vindt u ook niet, wanneer zonder de minste twijfel zou komen vast
te staan dat Richard Abernethie een natuurlijke dood is
gestorven.'
'Het spreekt vanzelf dat hij een natuurlijke dood is gestorven. Wie
zegt van niet?'
'Cora Lansquenet heeft dat gezegd. Maar ze is daarna zelf om het
leven gebracht.'
Een bang vermoeden scheen als een onheilspellende windvlaag door de
kamer te trekken.
'Ze heeft dat vermoeden hier - in deze zelfde kamer uitgesproken,'
verklaarde Susan. 'Maar ik heb nooit gedacht...'
'Heus niet, Susan?' George Crossfield zag haar met zijn ogen vol
bittere spot aan. 'Waarom houd je dat nog vol? Je dacht toch niet
monsieur Pontarlier daarmee te beduvelen?'
'We hebben het geen van allen gedacht,' kwam Rosamund tussenbeide.
'Maar hij heet geen Pontarlier - Hercules en nog wat.'
'Hercule Poirot - om u te dienen.'
Poirot maakte nogmaals een buiging.
Er volgde geen enkele uitroep van verwondering of schrik.
Zijn naam scheen geen van allen iets te zeggen. Ze waren er minder
van geschrokken dan van het woord 'detective'.
'Mag ik u vragen tot welke conclusie u gekomen bent?' informeerde
George.
'Dat vertelt hij je toch niet, lieve jongen,' zei Rosamund. 'En als
hij je iets vertelt, is dat toch niet waar!'
Ze scheen de enige van de aanwezigen te zijn die schik in de
situatie had.
Nadenkend keek Hercule Poirot haar aan.
Die nacht sliep Hercule Poirot niet al te best. Hij was onrustig,
zonder precies te kunnen zeggen waarom. Brokjes conversatie,
blikken, bewegingen - alle leken een verlokkende betekenis te
hebben nu hij in het donker alleen was. Hij stond op de drempel van
de slaap, maar toch wilde de slaap niet komen. Net was hij op het
punt in te slapen, of er dook weer iets op in zijn bewustzijn. Verf
- Timothy en verf. Olieverf - verflucht. Olieverf - en Cora.
Prentbriefkaarten. Cora, die geknoeid had met haar schilderwerk.
Was het Entwhistle of de oude Lanscombe geweest die verteld had van
een nonnetje dat aan de deur was gekomen op de dag dat Richard
Abernethie was gestorven? Een non met een snor. Een non aan de deur
van Stansfield Grange - en ook in Lytchett St. Mary. Veel te veel
nonnen! En dan Rosamund, die er als non op het toneel betoverend
zou hebben uitgezien. Rosamund, die hem had ontmaskerd als
detective. Wat hadden ze haar met grote ogen zitten aankijken.
Precies zo moesten ze Cora hebben aangekeken, toen ze die dag
gezegd had: 'Maar hij is toch vermoord, is 't niet?' Helen had toen
gevoeld dat er iets niet helemaal in de haak was. Wat zou dat zijn
geweest? Helen Abernethie, die het verleden achter zich liet en
naar Cyprus ging... Helen, die de wasbloemen uit haar handen had
laten vallen toen hij gezegd had... ja, wat had hij toen ook alweer
gezegd? Hij herinnerde het zich niet meer.
Toen hij eindelijk in slaap was gevallen, droomde hij. Hij zag de
tafel van groen malachiet voor zich, met de stolp met wasbloemen
erop - alleen was alles met een dikke laag rode olieverf bedekt. In
de kleur van bloed. Hij rook de verf en hoorde Timothy kreunen: 'Ik
ga dood - dit is het einde!' En Maude stond naast hem, groot en
streng, met een groot mes in de hand, en zei: 'Ja, dit is het
einde!' Het einde - een doodsbed, met kaarsen en een biddende
kloosterzuster. Als hij het gezicht van die non nu maar zien kon,
dan wist hij...
Toen werd Hercule Poirot wakker - en wist hij het! Ja, dit was het
einde. Hoewel, hij was er nog lang niet!
Hij paste de verschillende stukjes van zijn mozaiek in elkaar.
Entwhistle, de verflucht, Timothy's huis en iets dat zich daar
moest, of kon bevinden - de wasbloemen - Helen -
glasscherven...
Toen Helen Abernethie op haar kamer was, duurde het nog geruime
tijd voordat ze naar bed ging. Ze dacht na. Voor haar kaptafel
gezeten keek ze naar haar spiegelbeeld, zonder het eigenlijk te
zien. Ze had Hercule Poirot er nooit bij willen halen. Maar
Entwhistle had het haar uiterst moeilijk gemaakt te weigeren. En nu
was alles boven tafel gekomen. Nu was er geen sprake meer van dat
Richard rustig in zijn graf zou kunnen blijven liggen. En dat alles
was begonnen met die paar woorden van Cora...
Wat hadden ze haar toen allemaal raar zitten aankijken, die dag na
de begrafenis. Wat zou Cora van hen hebben gevonden? Wat zou zij,
Helen, zelf wel voor een gezicht hebben gezet?
George had gezegd dat je jezelf nooit zag zoals een ander mens je
ziet. Helen keek opeens zichzelf in de spiegel recht in de ogen. Ze
zag zichzelf - maar niet echt zichzelf - niet zoals anderen haar
zagen - niet zoals Cora haar die dag had gezien.
Haar rechter - nee, haar linkerwenkbrauw was iets hoger dan haar
rechter. Maar haar neus en mond waren symmetrisch. Wanneer ze
zichzelf tegenkwam zou ze niet veel verschil met haar spiegelbeeld
opmerken. Heel anders dan bij Cora.
Cora - in gedachten zag ze haar duidelijk voor zich. Zoals ze daar
na afloop van de begrafenis gezeten had, met haar hoofd een beetje
schuin - en haar onbehoorlijke vraag gesteld had, waarbij ze haar -
Helen - had aangekeken.
Opeens greep Helen met beide handen naar haar hoofd. Ze mompelde:
'Nee, dat klopt niet...! Dat kan niet kloppen!'
Juffrouw Entwhistle werd uit een zalige droom gewekt door het
gerinkel van de telefoon. Eerst wou ze net doen of ze het niet
hoorde, maar het bellen hield hardnekkig aan. Slaapdronken hief ze
haar hoofd van het kussen en keek eens op haar horloge, dat op het
nachtkastje lag. Vijf voor zevenen -wie kon er nu in vredesnaam op
dit uur bellen? Het zou wel verkeerd verbonden worden.
Het irriterende bellen hield niet op. Juffrouw Entwhistle slaakte
een diepe zucht, pakte haar kimono en liep naar de zitkamer.
'Hier Kensington 675498!' riep ze vrij scherp, toen ze de hoorn van
de haak had genomen.
'U spreekt met mevrouw Abernethie - Helen Abernethie. Zou ik meneer
Entwhistle even mogen spreken?'
'Aha, goedemorgen, mevrouw Abernethie.' Dat 'goedemorgen' klonk
niet bepaald welgemeend. 'U spreekt met juffrouw Entwhistle. Het
spijt me, maar mijn broer slaapt nog. Ik was zelf trouwens ook nog
niet wakker!'
'O, wat spijt me dat!' Helen kon moeilijk anders dan haar excuses
aanbieden voor het ongewoon vroege uur. 'Maar het is van het
grootste belang dat ik uw broer onmiddellijk te spreken krijg.'
'Kan het niet wat later?'
'Nee, het spijt me.'
'Goed, wacht u dan maar even.'
Juffrouw Entwhistle was geergerd. Ze klopte op de deur van haar
broers kamer en ging naar binnen. 'Daar heb je die Abernethies
weer!' zei ze bitter.
'Wat? De Abernethies?' 'Ja - Helen. Belt 's ochtends al voor
zevenen! Stel je voor!'
'Helen, zeg je? O, jee! Dat is eigenaardig. Waar hangt m'n
kamerjas? O, dank je wel!'
Even later zei hij in de telefoon: 'Hallo, met Entwhistle. Bent u
dat? Helen Abernethie?'
'Ja, het spijt me verschrikkelijk dat ik u uit uw bed heb gebeld.
Maar u had me gezegd dat ik u direct moest opbellen als me te
binnen schoot wat er niet in de haak was op die dag van de
begrafenis, toen Cora ons allemaal versteld deed staan door de
mogelijkheid te opperen dat Richard zou zijn vermoord.'
'Juist! En herinnert u het zich nu?'
Met enige aarzeling antwoordde Helen: 'Ja, maar begrijpen doe ik
het nog niet.'
'Laat de beoordeling maar aan mij over. Is het iets geweest dat u
bij een van de aanwezigen hebt opgemerkt?'
'Ja.'
'Vertel eens.'
'Het lijkt volkomen onzinnig. Maar toch ben ik er zeker van. Ik
kwam er opeens achter toen ik mezelf gisteravond in de spiegel
bekeek. O...!'
Deze laatste gesmoorde angstkreet werd gevolgd door een geluid dat
vreemd doorkwam - een doffe, zware slag, die de heer Entwhistle
helemaal niet kon plaatsen. Op dringende en verontruste toon riep
hij: 'Hallo, hallo ... bent u daar nog? Hallo, hallo!'