6

De Cock voelde zich wat geprikkeld. Het zinde hem niet dat hij voortdurend werd geconfronteerd met inlichtingen over de moord op Alexander de Rijke…een moord waarmee hij het liefst niets te maken wilde hebben. Moorden op beroemde of beruchte persoonlijkheden, zo was zijn ervaring, roepen altijd storende sentimenten op. Bovendien werd elke actie in zo’n onderzoek op een goudschaaltje gewogen. Dat was de oude rechercheur een gruwel. Het liefst werkte De Cock zonder dat iemand zich met hem en zijn onderzoek bemoeide.

Hij schoof zijn bureaustoel iets naar achteren en wuifde in de richting van Vledder.

“Heb je die Norman van Dijk nagetrokken?” vroeg hij feller dan zijn bedoeling was.

De jonge rechercheur knikte.

“Ik heb een reeks telefoontjes gepleegd met allerlei milieubewegingen.” Vledder schudde grinnikend zijn hoofd. “Ik heb nooit geweten dat zich in ons land zoveel groeperingen met het milieu bezighielden. Het komt bij mij over als een griezelige vorm van vrijetijdsbesteding.”

De Cock trok zijn gezicht strak. Waarschuwend stak hij zijn rechterwijsvinger omhoog.

“Een griezelige vorm van vrijetijdsbesteding…wees voorzichtig met dergelijke uitlatingen. Milieu wordt door vele mensen bloedserieus genomen.”

Vledder knikte berustend.

“Dat heb ik inmiddels begrepen. Sommige groeperingen zijn bijzonder fanatiek…deinzen zelfs niet terug voor het plegen van geweld.”

De jonge rechercheur zweeg even.

“Ik heb ook gesproken met een paar collega’s van ons die ervoor moeten zorgen dat de milieuwetgeving in ons land stipt wordt nageleefd.”

“En?”

Vledder trok een lade van zijn bureau open, nam daaruit een vel met aantekeningen en legde dat voor zich neer.

“Norman Antoine van Dijk,” las hij hardop, “oud zevenenveertig jaar, woonachtig te Baarn aan de Prinsenlaan achtentachtig. De man wordt ook wel spottend Norman de Bazuin genoemd…”

De Cock onderbrak zijn jonge collega.

“Waarom?”

“Wat bedoel je?”

“Waarom De Bazuin?”

Vledder lachte.

“Dat is zijn bijnaam. Norman Antoine van Dijk…zo verzekerde mij een zegsman…bazuint voortdurend nieuwe ideeën rond over een forse aanpak van onze verderfelijke gedoogmaatschappij. Omdat deze maatschappij, zo is zijn stelling, alles maar toelaat, uit lafheid en lamlendigheid alles maar gedoogt…ontstaan er steeds opnieuw toestanden die ons milieu bedreigen.”

De Cock grinnikte.

“Toe maar.”

Vledder las verder.

“Van Dijk is een verklaard vijand van alle veeboeren en houders van pluimvee. Het liefst zou hij de gehele bevolking van ons land bij wet willen dwingen om vegetariër te worden, zodat omwille van onze consumptie geen dieren meer zouden worden gehouden en geslacht.”

De Cock knikte begrijpend.

“Geen malse koeien,” verzuchtte hij, “geen vette varkens, geen schapen of lammeren, geen kippen, geen kalkoenen, geen paling, geen vis.”

“Precies.”

De Cock trok een somber gezicht.

“Ik moet er niet aan denken.”

“Het lokt je niet?” vroeg Vledder liefjes.

De Cock schudde zijn hoofd.

“Ik zou als oud-Urker vooral vis en paling missen.” De grijze speurder wuifde het onderwerp weg. “Heeft die Norman van Dijk een strafblad?”

Vledder las verder.

“Een reeks van vernielingen, beledigingen en smaad. Hij heeft hokken van pelsdierhouders vernield en nertsen verjaagd. Woeste gesprekken, zoals Adriana van de Valkenhorst tussen hem en Alexander de Rijke heeft beluisterd, voert Norman van Dijk met grote regelmaat. Hij is beslist geen fijngevoelig diplomaat. In zijn opvattingen is hij heel consequent…wie het niet met hem eens is, zou in feite onmiddellijk moeten worden weggevoerd.”

De Cock keek hem schuins aan.

“Zonder meer?”

Vledder knikte.

“Volgens Norman van Dijk is geweld niet zinloos, maar een probaat middel om je doel te bereiken. Vaak is geweld, zo is zijn stelling, onvermijdelijk.”

De Cock trok een bedenkelijk gezicht.

“Een gevaarlijke man. Is Norman van Dijk nooit van moord verdacht?”

Vledder schudde zijn hoofd.

“Nog niet.”

De Cock zuchtte.

“Wat moeten we met die vent?”

“Laten we hem eens opzoeken,” stelde Vledder voor.

De Cock schudde zijn hoofd.

“Het verhaal van Adriana van de Valkenhorst houdt rechtstreeks verband met de moord op Alexander de Rijke. Ik ga daar niet verder in wroeten. Meld de hele affaire Norman van Dijk maar aan de recherche van bureau Lijnbaansgracht.”

Vledder spreidde zijn beide handen.

“We kunnen toch suggereren dat wij die Norman van Dijk verdenken van de moord op Friedrich Heinrich von Bodenwerder. En dat is een moordzaak die wij exclusief in behandeling hebben.”

De Cock keek hem bestraffend aan.

“Dick Vledder, dat is geen nette recherchetactiek. Er is niets dat erop wijst dat Norman van Dijk bij die moord is betrokken.”

De jonge rechercheur negeerde het verwijt. Met een gebaar vol tegenzin boog hij zich naar voren en greep naar de telefoon.

De Cock keek luisterend toe hoe zijn jonge collega minutieus verslag deed van hun bevindingen. Ineens, tegen het eind van zijn relaas, zag hij Vledder verbleken. De jonge rechercheur gleed met zijn tong langs zijn lippen en legde de hoorn op het toestel terug.

De Cock keek hem onderzoekend aan.

“Wat is er?”

Vledder wuifde naar het toestel.

“De moordenaar van Alexander de Rijke was…zo is uit hun onderzoek gebleken…een actief lid van de milieubeweging van Norman van Dijk.”

De Cock liet de mededeling even op zich inwerken. Daarna leunde hij in zijn stoel achterover.

“Een opmerkelijke ontwikkeling,” sprak hij nadenkend. “Het ondersteunt de complottheorie die Peter van de Valkenhorst aanhangt.”

Vledder keek verrast op.

“Een theorie,” vatte hij samen, “dal er binnen de milieubeweging van Norman van Dijk mogelijk een complot is gesmeed om Alexander de Rijke te vermoorden?”

De Cock maakte een afwerend gebaar.

“Peter heeft geen naam van een beweging genoemd. Dat hij een complottheorie aanhangt, hoorde ik van zijn moeder. We zullen Peter eens moeten vragen of hij de milieugroepering van Norman van Dijk kent…of hij wist wat er zich in de boezem van die beweging afspeelt…welke ideeën daar leven.”

Vledder maakte een mistroostig gebaar.

“Het onderzoek van onze collega’s van het bureau Lijnbaansgracht,” verzuchtte hij, “zal dus moeten uitwijzen of de man die Alexander vermoordde, de uitvoerder is van een beraamd complot. Een complot gesmeed onder de supervisie van Norman van Dijk…”

“Precies.”

De jonge rechercheur keek naar zijn leermeester op.

“Zullen wij het doen?”

De Cock reageerde verrast.

“Je bedoelt een onderzoek naar een mogelijk complot?” vroeg hij verwonderd.

“Ja.”

De Cock schudde resoluut zijn hoofd.

“Geen denken aan.”

Vledder liet zichtbaar teleurgesteld zijn hoofd iets zakken. De jonge rechercheur brandde van nieuwsgierigheid. De brute moord op Alexander de Rijke intrigeerde hem. Het verlangen om zich met die moord bezig te houden kon hij maar moeilijk bedwingen. Hij keek naar De Cock.

“Het lijkt mij toch zinvol om de complottheorie van Peter van de Valkenhorst te onderzoeken.”

De grijze speurder schudde nogmaals zijn hoofd.

“Haal de zaak Alexander de Rijke uit je hart.”

Er werd dwingend op de deur van de grote recherchekamer geklopt. Omdat Vledder in tegenstelling tot zijn gewoonte, niet reageerde, riep De Cock: “Binnen.”

De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen de gestalte van een kleine, gezette man. Hij had een hoekig gezicht met een spitse, wat weke kin. Het dunne vlasblonde haar op zijn hoofd had een scheiding in het midden. Langzaam, met een iets slepende tred liep hij op De Cock toe.

De oude rechercheur fixeerde het beeld van de man op zijn netvlies. Hij schatte hem op achter in de veertig. Mogelijk iets ouder. Het lichtbruine Harris Tweed-colbert dat de man droeg, had donkerbruin lederen stukken op de ellebogen.

Bij het bureau van de grijze speurder bleef de man staan en keek op hem neer.

“Kan ik met u over een moord spreken?”

“Zeker.”

“U bent toch rechercheur De Cock?”

De grijze speurder knikte.

“De Cock,” reageerde hij, “met ceeooceekaa.”

De man trok zijn wenkbrauwen op.

“De enige echte rechercheur De Cock?” vroeg hij minzaam.

De grijze speurder plukte aan het puntje van zijn neus.

“De…eh, ik heb een dubbelganger.” sprak hij traag, “op tv. U kunt voor ingewikkelde moorden beter bij hem terecht. Hij lost ze tussen wat reclamespotjes door in vijftig minuten op.”

De man lachte. Een vreemde lach. Het toverde geen blijheid op zijn gezicht. Het was niet veel meer dan een verwrongen grijns, die zijn gelaatsexpressie versomberde.

“Het gaat over de moord op Alexander de Rijke,” sprak hij toen zijn lach was weggeëbd.

De Cock reageerde niet direct. Hij blikte naar Vledder en monsterde zijn gezicht. De oude rechercheur voelde medelijden met zijn jonge collega…voelde wat er in hem omging.

Met een zucht wendde hij zich weer tot de man en gebaarde naar de stoel naast zijn bureau.

“Gaat u zitten.”

De man nam plaats en knoopte zijn colbert los. Nu pas zag De Cock dat de man groene ogen had. Naar hem opkijkend had hij ze niet kunnen zien achter de hoge jukbeenderen.

“U…eh, u kunt ons iets vertellen over de moord op Alexander de Rijke?”

De man schudde zijn hoofd.

“Niet over de moord zelf, maar over de gevolgen.”

“Voor wie?”

“Voor ons.”

De Cock glimlachte.

“Wie zijn dat?”

De man ademde zwaar.

“Ik heb mijzelf nog niet aan u voorgesteld. Mijn naam is Samuel… Samuel Ridderspoor. Ik ben broeder van de door Alexander de Rijke gestichte BHG…Bond van Haters van Geweld.”

“Broeder?”

Samuel Ridderspoor knikte.

“Wanneer men tot de BHG wilde toetreden, diende men een gelofte van broederschap af te leggen.”

De Cock maakte een hulpeloos gebaar.

“Dat hield in?”

Ridderspoor produceerde weer die vreemde lach.

“Dat wij elkaar als broeders en zusters behoorden te respecteren.”

“Een nobel streven.”

Ridderspoor knikte.

“Dat begrip broeders en zusters gold ook als een symbool,” sprak hij grijnzend, “een symbool om lid te zijn van één grote gelukkige familie.”

De Cock keek hem onderzoekend aan.

“Wat is daar voor belachelijks aan?”

Samuel Ridderspoor grinnikte.

“Van dat familiegevoel…van dat onderlinge respect kwam niets terecht. Het was een droombeeld, een illusie. Nog tijdens het leven van Alexander de Rijke ontstonden er tussen de broeders en zusters grote tegenstellingen. Die tegenstellingen kwamen aanvankelijk niet aan de oppervlakte. Het charisma van Alexander de Rijke verhinderde dat.”

De Cock knikte begrijpend.

“Nu, na zijn dood…”

Hij maakte zijn zin niet af.

Ridderspoor streek met zijn vingers door zijn dunne vlashaar.

“Er is nu al…nog geen dag na de moord op Alexander de Rijke…een felle strijd op leven en dood losgebarsten. Enkele leden van het bestuur willen de opengevallen plek van de leider overnemen. Volgens mij is het eerste slachtoffer van die strijd al gevallen.”

De Cock keek hem scherp aan.

“Wie?”

Ridderspoor weifelde even.

“Friedrich Heinrich von Bodenwerder.”

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

“U vermoedt dat Friedrich Heinrich von Bodenwerder door een van de leden van het bestuur van de BHG is vermoord?”

Ridderspoor trok zijn gezicht in een ernstige plooi.

“Ik ben ervan overtuigd,” sprak hij gedragen, “dat Von Bodenwerder niet de laatste zal zijn. De haat druipt de bestuursleden van het gezicht.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Dat is toch in felle tegenstelling tot alles wat Alexander de Rijke voorstond?”

Ridderspoor knikte.

“Alexander de Rijke, onze leider, haatte geweld…in welke vorm ook.”

De Cock strekte zijn wijsvinger naar hem uit.

“Hoe vernam u van de moord op Friedrich Heinrich von Bodenwerder? Volgens mijn inlichtingen is daar nog niets over in de media gebracht.”

“Herman van Hogenbroek vertelde het mij. Hij zei dat hij nog iets in het huis van Friedrich Heinrich von Bodenwerder wilde regelen, toen hij u daar aantrof.”

De Cock kneep zijn ogen halfdicht.

“Iets wilde regelen?”

Ridderspoor spreidde zijn handen.

“Dat zei hij. Herman van Hogenbroek was nogal opgewonden toen hij het mij vertelde. Zo ken ik hem niet. Ik kreeg het gevoel dat hij iets met de moord op Von Bodenwerder heeft te maken…dat hij er op een of andere manier bij betrokken is.”

De Cock boog zich iets naar hem toe.

“Dat is een ernstige beschuldiging.”

Samuel Ridderspoor knikte.

“Dat weet ik.”

“Friedrich von Bodenwerder en hij waren vrienden.”

“Wie zegt dat?”

De Cock gebaarde.

“Herman van Hogenbroek.”

Ridderspoor bracht weer die vreemde lach.

“Wanneer Alexander de Rijke niet in de buurt was, vlogen die twee elkaar in de haren.”

“Waarover?”

Ridderspoor trok zijn schouders op.

“Over van alles en nog wat. Herman van Hogenbroek schold hem vaak uit voor pedofiele stinkmof.” Hij ademde diep. “Begrijpt u mij goed,” ging hij verder, “ik treur niet om de dood van Friedrich Heinrich von Bodenwerder. Integendeel. Ik mocht die man niet. Hij was volgens mij een louche figuur, die in onze broederschap niet thuis hoorde. Er gingen zelfs geruchten dat hij Alexander chanteerde.”

De Cock knikte.

“Dat werd door Alexander de Rijke tegengesproken.”

“Daar was ik bij,” zei Ridderspoor grinnikend. “Ook vele andere leden van het bestuur. Die ontkenning, zeg ik u, ging niet van harte. Alexander had daar zichtbaar moeite mee.”

De Cock trok zijn wenkbrauwen samen.

“U…eh, u had het gevoel dat hij wel degelijk werd gechanteerd?”

Ridderspoor knikte.

“Alexander, zo wist iedereen, was homofiel. Dat was algemeen bekend en aanvaard. Maar hij was beslist geen pedofiel. Een beschuldiging dat hij wel knapenliefde bedreef, zou zijn positie als leider van de BHG onhoudbaar maken.”

De Cock knikte begrijpend.

“Daarom ontkende hij de chantage.”

“Precies.”

De Cock kauwde even op zijn onderlip.

“Hoe weet u dat de beschuldiging van knapenliefde de basis vormde van de chantage?”

Ridderspoor zuchtte.

“Daar is tijdens de ontkenning van Alexander openlijk over gesproken.”

“Door Friedrich Heinrich von Bodenwerder?”

Samuel Ridderspoor knikte.

“Von Bodenwerder wilde het gerucht van chantage uit de wereld helpen.”

“Steunde Herman van Hogenbroek hem in dat verlangen?”

Ridderspoor spreidde zijn handen.

“Het gehele bestuur steunde Von Bodenwerder in dat verlangen. Men was bang dat het gerucht zich zou verspreiden…in roddelbladen terecht zou komen.”

“Dat schaadde het aanzien van de beweging.”

“Precies.”

De Cock nam een kleine pauze.

“De man of de vrouw,” stelde hij, “die Friedrich Heinrich von Bodenwerder om het leven bracht, moet veel van Alexander de Rijke hebben gehouden.” Hij keek Samuel peilend aan. “Deelt u die mening?”

“Ja.”

“Herman van Hogenbroek?”

Ridderspoor knikte.

“Op zijn eigen manier was hij erg op Alexander de Rijke gesteld. Hij stond hem vaak bij in juridische kwesties.”

De Cock boog zich weer naar hem toe.

“Petra van Sliedrecht?”

Samuel Ridderspoor trok zijn weke kin iets omhoog.

“Haar liefde voor Alexander de Rijke grensde aan devotie.”