16
Het was donker en het regende zacht. Een vieze
miezerige regen, die uit Amsterdam niet meer leek weg te denken.
Omdat de ruiten van de nieuwe Golf waren beslagen, draaide De Cock
het raam van het rechterportier open. Over het duistere water van
de Amstel dreef in spookachtige slierten een steeds wisselende
bundel van grijze nevels.
Aan de oever, bij een serie wanstaltige woonschuiten, wist hij een
politiewagen met Appie Keizer en de sterke Fred Prins. De Cock
werkte graag men beiden samen en wist dat hij steeds een beroep op
hen kon doen.
Verderop, dicht bij de ingang van de begraafplaats Zorgvlied, stond
een kleine lichtgrijze Mitsubishi Colt.
Op verzoek van De Cock had Maria van Ledeacker haar wagen met de
voorkant naar het hek geparkeerd. Vledder had hun nieuwe Golf
andersom geplaatst. Met de voorkant naar de Amstel.
Ondanks de regen had ook Maria van Ledeacker voor een beter
uitzicht haar portierraam opengedraaid. Door de afstand kon de oude
rechercheur haar gelaatstrekken niet scherp onderscheiden, maar in
het licht van een straatlantaarn glansden haar blonde haren.
De Cock keek nog eens om zich heen. Hij had de plek zorgvuldig
gekozen. De parkeerplaats bij de oude begraafplaats bood ook bij
avond voldoende mogelijkheden voor een goede observatie. Bovendien
was de smalle weg langs de Amstel gemakkelijk te blokkeren.
De oude rechercheur hoopte echter dat een blokkade niet nodig zou
zijn en dat degene die hij verwachtte, te voet zou komen.
De Cock had de geplande strategie met Maria van Ledeacker ettelijke
malen doorgenomen en haar gewezen op de gevaren die zij liep. Hij
had geprobeerd om de risico’s zo klein mogelijk te houden, maar
geheel beschermen kon hij haar niet.
De grijze speurder verwachtte dat het verhaal
dat hij Maria van Ledeacker had ingeprent, voldoende vertrouwen zou
inboezemen en alle argwaan tegen haar zou wegnemen.
Helemaal gerust was hij daar niet op.
Met een nerveus gebaar schoof De Cock de mouw van zijn regenjas
iets terug en keek op zijn horloge. Het was bijna kwart over elf en
dat was, naar zijn stellige overtuiging, steeds het tijdstip waarop
de moorden waren gepleegd.
De oude rechercheur voelde hoe de spanning bezit van hem nam. Als
zijn plan lukte, dan was ook de bewijsvoering compleet. Anders
voorzag hij nog tal van problemen en moeizame verhoren.
Vledder keek hem van terzijde aan.
‘Wat doe je als Maria van Ledeacker de revolver niet krijgt, maar
met diezelfde revolver wordt neergeschoten?’
‘Wat doe je somber.’
Vledder maakte een wrevelig gebaartje.
‘Wat doe je?’ herhaalde hij.
De Cock schudde zijn hoofd.
‘Zover laat ik het niet komen. Ik wacht niet op het moment van
overhandigen. Dat is te gevaarlijk. Het gaat mij om die
revolver.’
Vledder reageerde verrast.
‘Niet om de dader?’
De Cock veegde met zijn zakdoek de voorruit schoon.
‘Als ik de revolver heb, dan…’
De oude rechercheur stokte. Vanuit de richting van de stad kwam met
geringe snelheid een grote donkerblauwe Mercedes met gedimde
lichten. Nog voor de wagen hen voorbijreed, herkende De Cock de
vrouw aan het stuur. Het schokte hem niet. Hij wachtte tot de
Mercedes tegen het hek naast de Mitsubishi Colt stopte, sprong toen
uit de Golf en rende erop af.
Vledder gniffelde even. De Cock in draf was een komisch gezicht. De
jonge rechercheur startte de politiewagen, reed weg en bracht de
Golf met gierende remmen achter de Mercedes tot stilstand. Daarna
stapte hij uit, een getrokken pistool in zijn hand.
De Cock rukte het rechterportier van de Mercedes open en schrok
toen de vrouw vrijwel onmiddellijk daarna een revolver op hem
richtte. In een flits greep de oude rechercheur naar het wapen. Een schot deed zijn trommelvliezen bijkans
barsten en een kogel suisde langs zijn hoofd. In een korte wilde
krachtsinspanning, waarin hij de richting van de loop van zich af
hield, wrong De Cock de revolver uit haar hand. Even keek hij naar
het wapen, toen stak hij het met een zucht van opluchting in de zak
van zijn regenjas.
Een moment leek het alsof hij geen stem meer had, of er geen geluid
meer uit zijn keel kon komen. Toen slikte hij die angstprop weg.
‘Mevrouw Van Hellendoorn,’ sprak hij schor. ‘Ik arresteer u als
verdacht van moord op uw man.’
De Cock had zijn jonge collega’s die, zoals hij
dat noemde, aan het slotakkoord hadden meegewerkt, uitgenodigd voor
een hapje en een drankje bij hem thuis.
Dick Vledder, Fred Prins en Appie Keizer waren al vaker te gast
geweest en kenden de huiselijke gezelligheid die mevrouw De Cock
wist te scheppen.
De Cock zelf maakte een ontspannen, bijna vrolijke indruk. Nu de
zaak was gelopen zoals hij had gehoopt, waren alle emoties bij hem
weggeëbd. Hij had voor deze bijzondere gelegenheid een werkelijk
verrukkelijke cognac uit zijn voorraadje opgediept en vulde met
welgehagen de diepbolle glazen.
Mevrouw De Cock had, zoals gebruikelijk, haar vele culinaire
vaardigheden aangewend en serveerde louter lekkernijen. Het was
natuurlijk de onstuimige Vledder, die zijn ongeduld niet kon
bedwingen. Hij boog zich uit zijn fauteuil. Het diepbolle glas nog
onaangesproken in de hand.
‘Waarom kwam Maria van Ledeacker aan jou vertellen dat zij haar man
niet wilde vermoorden?’
De Cock gebaarde voor zich uit. ‘Omdat zij zich met hem had
verzoend.’
‘Verzoend?’
De Cock knikte. ‘Leonardus van Ledeacker had een intieme relatie
met zijn knappe receptioniste. Dat had de woede van zijn vrouw
gewekt. Maar toen hij berouw toonde, de relatie met de
receptioniste verbrak en naar zijn vrouw terugkeerde… wilde zij hem
niet meer doden.’
Vledder grinnikte ongelovig. ‘Bestond er dan
een plan om dat te doen?’
De Cock knikte nadrukkelijk. ‘Sybille van Hellendoorn zou Maria van
Ledeacker voor dat doel de Nagant-revolver overhandigen… zoals zij
dat bij Adèle van Haastricht en Henriette van Wateringen had
gedaan.’
Vledder slikte. ‘Van Haastricht en Van Wateringen werden door hun
eigen vrouw vermoord?’
De Cock zuchtte. ‘Het was een duivels complot… uitgedacht door
Sybille van Hellendoorn.’
Vledder schudde zijn hoofd.
‘Ik begrijp er nog niets van.’
De Cock pakte zijn glas, snoof even en nam een slok van zijn
cognac. Omzichtig zette hij het fraaie glas op het tafeltje
terug.
‘Zover mijn herinnering reikt,’ begon hij, ‘heb ik in een moordzaak
nog nooit zo lang de oplossing in een verkeerde richting gezocht.
Ik meende oprecht dat ik de dader in de kring van Brain Trust moest
zoeken en dat het voor de hand liggende motief het bezit van de
formule van de uitvinding was. Daar komt nog bij dat de moorden zo
identiek waren, dat ik in de overtuiging leefde met een en dezelfde
moordenaar van doen te hebben. Het opmerkelijke in deze zaak is,
dat reeds in het begin de aandacht op Sybille van Hellendoorn werd
gevestigd.’
Vledder knikte instemmend. ‘Door dochter Dorethea, die haar moeder
zonder meer van moordplannen beschuldigde.’
De Cock maakte een hulpeloos gebaar. Ik heb dit echt niet zorgeloos
terzijde geschoven, maar ik vond geen directe aanwijzingen. Zeker,
ze was een verhouding met Mooie Karel begonnen… maar voordien waren
er al tal van mannen in haar leven geweest.’
Vledder zwaaide om aandacht. ‘Wanneer ontstond het plan om haar man
te vermoorden?’
De Cock schudde zijn hoofd. ‘Het plan behelsde niet alleen de moord
op haar man. Het ging veel verder. Ze wist dat alle dames van haar
bridgeclubje problemen met hun echtgenoten hadden. Die problemen
vormden dikwijls het onderwerp van hun onderlinge gesprekken. Die
gesprekken leidden op den duur tot een soort samenzwering. De dames
zouden ieder hun man vermoorden onder de
dekmantel van een onomstotelijk alibi: het bridgeclubje.’
Vledder hijgde. ‘Dat klopt,’ riep hij enthousiast. ‘Van Hellendoorn
werd vermoord toen de dames van de bridgeclub bijeen waren. Van
Haastricht werd vermoord toen er een extra bridgeavond werd
ingelast om de treurende mevrouw Van Hellendoorn wat op te
vrolijken.’
De Cock knikte. ‘De plannen waren al enige tijd in voorbereiding.
Sybille bezat een oude Nagant-revolver met veel munitie. Ze nam de
dames van het moordzuchtige bridgeclubje mee naar de duinen bij
Katwijk en oefende met hen het gebruik van het wapen. Het was ook
in haar opdracht dat er viermaal op de borst van hun argeloze,
nietsvermoedende slachtoffer moest worden geschoten.’
Mevrouw De Cock schudde verbijsterd haar hoofd. ‘Dat kan toch niet
waar zijn?’
De oude rechercheur glimlachte. ‘Vledder en ik hebben de resultaten
gezien,’ sprak hij cynisch. De grijze speurder nam nog een slok van
zijn cognac. ‘De zaak kwam in een stroomversnelling,’ ging hij
verder, ‘toen Sybille van Hellendoorn van haar man hoorde welk een
fabelachtig bedrag door een oliemaatschappij aan Van Haastricht was
geboden voor de formule van de uitvinding.
Sybille begreep dat ze niet lang moest wachten. Op woensdagavond,
terwijl de andere dames van de bridgeclub haar een alibi
verschaften, reed ze met haar grote Mercedes naar de Oude Schans.
Ze parkeerde daar haar wagen, liep naar de Binnenkant en schoot
haar man zittend aan zijn bureau vier kogels in zijn borst. Daarna
nam ze uit de open brandkast de formule van de uitvinding. Ze kende
die formule. Ze had die zelf voor haar man uitgetypt. Ze wist
echter niets van de brief die haar man aan haar dochter Dorethea
had geschreven, en was daarom hoogst verbaasd dat wij al van die
moord wisten toen zij zich de volgende morgen bij ons meldde.’
Vledder wuifde voor zich uit. ‘Dus zij had die formule? Terwijl wij
dachten dat Van Haastricht of Van Wateringen die had gestolen.’
De Cock grijnsde. ‘Sybille begreep heel goed
dat wij de moordenaar in de kring van Brain Trust zouden zoeken en
wakkerde die gedachte nog aan door Adèle van Haastricht te laten
verklaren, dat zij de zekerheid had dat Van Wateringen de dader
was.’
Mevrouw De Cock kon zich niet bedwingen. ‘Wat een duivels wijf,’
riep ze geschrokken.
De Cock knikte. ‘Dat zei haar dochter ook. Die noemde haar een
egoïstisch dier… een satansgebroed.’
Vledder boog zich weer naar voren. ‘Stond Sybille toe, dat Maria
van Ledeacker haar plan niet uitvoerde?’
De Cock trok een bedenkelijk gezicht. ‘Dat was juist mijn angst.
Sybille stond erop dat Maria van Ledeacker… ondanks de verzoening
met haar man… toch haar plan zou uitvoeren. Sybille van Hellendoorn
dreigde zelfs, dat een eventuele weigering ook voor Maria
consequenties zou hebben. Dat was de reden dat ze zich bij mij
meldde en zich bereid toonde om aan de ontmaskering mee te
werken.
Ik heb Maria gevraagd om zich met Sybille in verbinding te stellen
met de mededeling dat zij toch haar moordplan wilde uitvoeren en of
Sybille haar daartoe de revolver wilde overhandigen.’
Vledder knikte begrijpend. ‘De ontmoeting bij Zorgvlied.’
‘Precies.’
‘Zonder de hulp van Maria van Ledeacker waren we er nooit
uitgekomen.’
De Cock stak afwerend zijn hand op. ‘Ik wist al dat ik de dader
onder de vrouwen van de slachtoffers moest zoeken.’
‘Voordat Maria van Ledeacker bij je kwam?’
De Cock knikte. ‘Het verhaal van Henriette van Wateringen klopte
niet en dat kon ik bewijzen.’
‘Je bedoelt dat ze Dorethea op de gracht had gezien?’
De Cock knikte. ‘Dat was een leugen door Sybille ingegeven, die
wist dat haar dochter, met wie ze in onmin leefde, zo’n jack met
een duivelskop had.’
Vledder keek hem verward aan. ‘Hoe dan?’
‘De hond.’
‘Wat voor een hond?’
De Cock glimlachte. ‘De schnautzer… de
schnautzer van Van Wateringen. Een lief dier, dat niet alleen kan
zijn want dan begint hij hinderlijk te blaffen. De andere
flatbewoners aan de Realengracht hadden daar in het verleden al
dikwijls over geklaagd. Henriette van Wateringen vertelde dat zij
na haar man de flat had verlaten en naar de bridgeclub was gegaan.
De hond zou vanaf dat moment alleen moeten zijn geweest. En wat
bleek bij mijn onderzoek in de flat… de hond had niet geblaft.’
De ogen van Vledder glinsterden.
‘Henriette van Wateringen was dus niet naar de bridgeclub, maar in
haar flat.’
De Cock knikte. ‘De schnautzer had alleen geblaft tussen elf uur en
halftwaalf.’
De mond van Vledder viel open. ‘Toen zij weg was om haar man te
vermoorden.’
De Cock schonk zich nog eens in en leunde met het glas in zijn hand
in zijn fauteuil achterover. De lange uiteenzetting had hem wat
vermoeid.
Fred Prins vroeg zijn aandacht. ‘Waar zijn de vrouwen nu?’
‘Alle vier in het cellenhuis aan het hoofdbureau.’
Mevrouw De Cock keek haar man verschrikt aan.
‘Alle vier? Ook die Maria… Maria van Ledeacker?’
De Cock knikte. ‘Ze heeft zich schuldig gemaakt aan een
omissiedelict. Maria van Ledeacker droeg al geruime tijd kennis van
de moorden… op een tijdstip, zoals de wet zegt, dat ze nog hadden
kunnen worden voorkomen… en liet toen na ons of het slachtoffer in
te lichten. Dat is een strafbaar feit. Maar de rechter zal
uiteraard rekening houden met het feit dat zij aan de oplossing van
de zaak heeft meegewerkt.’
Fred Prins keek hem onderzoekend aan. ‘En die uitvinding?’
De Cock trok zijn schouders op. ‘Ik heb de formule nog niet
gevonden en Sybille doet haar mond niet open.’
Fred Prins knikte begrijpend en liet het onderwerp rusten.
Langzaam raakten de gruwelijke moorden wat op de achtergrond en
werd het gesprek algemener.
Het was al vrij laat toen de gasten het huis verlieten. De Cock
deed hen uitgeleide. Toen hij in de huiskamer terugkwam, zat
mevrouw De Cock op een poef naast zijn
fauteuil. De oude rechercheur kende het beeld en wist dat zijn
vrouw nog een paar vragen op de tong brandden.
Hij ging zitten en schonk zich voor de derde maal die avond een
glas cognac in. Hij blikte opzij.
‘Niet tevreden?’
Mevrouw De Cock schudde haar hoofd.
‘Hoe kwam Sybille van Hellendoorn aan die fraaie
Nagant-revolver?’
‘Van haar grootvader. De familienaam van Sybille is Gorbadovski. Ze
is van Russische afkomst. Haar grootvader was officier in het
Russische leger. In 1917, na de ineenstorting van het oude
Russische rijk, vluchtte hij via Duitsland naar Nederland. Toen de
vader van Sybille stierf, erfde zij van haar grootvader die mooie
Nagant-revolver en een kist met patronen. Hij leerde haar ook hoe
ze ermee om moest gaan.’
Mevrouw De Cock zuchtte.
‘Een vreemde vrouw.’
De Cock knikte.
‘Met een magische uitstraling. De andere vrouwen van de bridgeclub
waren volkomen in haar ban.’ De oude rechercheur zweeg. Hij draaide
zich iets om en keek zijn vrouw nadenkend aan.
‘Zou jij een revolver op mij kunnen leegschieten?’
De uitdrukking op het gezicht van mevrouw De Cock verstarde.
‘Jurrian,’ riep ze bestraffend, ‘zo’n vraag mag je mij nooit meer
stellen.’