HOOFDSTUK XI

Bostil voelde zich niet eens bijzonder verrast toen hij de haveloze gestalte van Joel Creech zijn erf op zag komen rijden. Vanaf het moment dat Holley hem bij zijn terugkeer op de hoogte had gesteld van Lucy's verdwijning had hij er een voorgevoel van gehad dat de Creeches er op de een of andere wijze de hand in moesten hebben. Ook al had Holley dan gezegd dat ze volgens hem met Slone vertrokken moest zijn, omdat ze van Slone hield.

Het was Holley die Joel Creech nu tegemoet liep en een poos lang met hem praatte. Toen zag Bostil hoe Holley Joel de rug toekeerde en langzaam terug kwam lopen als met loden schreden. Zijn gezicht zag doodsbleek en het scheen hem welhaast onmogelijk de onheilstijding over zijn lippen te krijgen. Want dat het een onheilstijding was, wist Bostil al. Het leek of een hogere macht dit alles al lang geleden had beslist en alsof alle andere gebeurtenissen onafwendbaar naar deze climax hadden geleid.

'Bostil,' begon Holley tenslotte schor, 'je moet de King... en Sarch... en Ben en Two Face en Plume sturen om Lucy vrij te kopen!... Zoniet dan zal Creech haar overleveren aan Cordts!'

Wat een vreemde blik kwam er in de ogen van zijn mannen! Dachten ze misschien dat hij meer om paarden gaf dan om zijn eigen vlees en bloed?

'Stuur de King... en alles wat hij vraagt... En zeg tegen Creech dat hij naar het Ford kan terugkomen... Zeg hem dat ik gezegd heb... dat mijn eigen zonden op mijn hoofd zijn neergekomen!'

 

Al sinds dagen had Slone verbeten het spoor gevolgd, het spoor dat hem door een ware doolhof van ravijnen en kloven had geleid naar deze wilde canyon die dood scheen te lopen tegen een steile rotswand waarboven een bebost bergplateau zich uitstrekte. Dichterbij gekomen ontdekte hij dat de rotswand niet zo steil was als het uit de verte scheen en, zij het dan ook met de nodige voorzichtigheid, wel beklimbaar. Hij steeg af en begon te voet aan de beklimming, nu en dan halt makend bij een van de zigzag-wendingen om zichzelf en zijn paard wat rust te gunnen. Ze hadden een lange zware tocht achter de rug. Tenslotte leidde Slone Wildfire over de rand van het plateau heen. Voor zich zag hij een uitgestrektheid wuivend gras, leidend naar een dicht pijnbos waar doorheen de wind ruiste. Beneden zich zag Slone de rotswanden van de canyon op torenen, rood, geel, en goud in het zonlicht.

Wildfire snoof eensklaps naar de wind en brieste. Slone veerde op, onmiddellijk gespannen. Het wilde paard had een waarschuwingssein gegeven. In een flits sprong Slone in het zadel. Een groepje cederbomen links van hem benam hem goeddeels het uitzicht. En Wildfire's oren en neus wezen nu in die richting. Slone bracht het paard in beweging, maar voordat hij het groepje ceders bereikt had, ontdekte hij ergens voor zich uit een blauw waas, wervelend, kolkend.

'Rook!' mompelde Slone. En hij dacht meer aan het gevaar van brand op deze winderige hoogte dan aan eigen lijfsbehoud.

Wildfire werd ongeduriger naarmate ze het groepje ceders dichter naderden.

En toen zag Slone eensklaps een golvende rookmassa, brandend gras... paarden... een man!

De man wendde zich met een ruk in zijn richting. Slone herkende Joel Creech - en Sage King - en Lucy, half naakt op de rug van het paard gebonden.

Vreugde, angst, onrust flitsten door Slone's brein, verlammend. Maar Wildfire stortte zich naar voren.

Sage King steigerde hoog op, schoot met een geweldige sprong over de vuurhaag heen en stormde weg.

Toen kwam Creech, ook uit een verlammende verbijstering opverend, in actie. Hij bukte zich, raapte een revolver op en vuurde. Slone zag de oranje vuurtongetjes, maar hij hoorde niets. Haat en moordzucht vulden zijn oren met een gegons, dat alle andere geluiden verstikte. Met een wilde ruk aan de teugels leidde Slone de voortstormende hengst opzij, recht op de man met de revolver af. De schok was verschrikkelijk. Als een slappe gebroken pop werd Creech door de lucht gekegeld en sloeg op een rotssteen neer. Slone zag zijn schedel openbarsten als een meloen.

Het paard sprong over het lichaam en de rotssteen heen, dan over de knetterende vuurhaag, stormde in wilde galop verder.

Slone zag de King het bos in schieten. Hij zag Lucy's blanke lichaam meeschokkend met de bewegingen van het paard en hij begreep dat het dier teugelloos was.

Alle haatgevoelens in Slone weken eensklaps voor de angst om Lucy. Wildfire had het bos nu ook bereikt en schoot verder tussen de donkere rechte stammen. De King lag zeker honderd schreden voor, in volle galop. Zou hij hem ooit kunnen inhalen?

Dan deed een vreemd knallend geluid ergens achter hem Slone eensklaps omkijken. Het vuur had de bosrand bereikt en de boomkruinen explodeerden als dynamiet.

'Grote hemel l... Een race tegen het vuur!... Lucy! Lucy!'

Het was een wanhoopskreet die zich losscheurde uit Slone's hart. Geen enkel paard ter wereld zou een door de stormwind voortgejaagd vuur in een kurkdroog pijnbos voor kunnen blijven. Lucy en hij waren ten dode gedoemd ; met de paarden zouden ze een verschrikkelijke dood sterven in het woedende vuur.

Gespannen vragen woelden in de donkere chaos van Slone's brein. Wat zou hij kunnen doen? De King omver lopen? Lucy een snelle genadige dood geven in plaats van de verschrikkelijk dood in het vuur? Maar de King lag veel te ver voor. Het was hopeloos... hopeloos...

Hij keek om. Nog geen rook en vuur te zien. Vage hoop welde in Slone op. Misschien - als het bos niet te uitgestrekt was - zouden ze het vuur voor kunnen blijven. En hij zag dat Wildfire langzaam op de King begon te winnen. Maar de King droeg geen zadel en aan Lucy had hij niet veel gewicht. Terwijl Wildfire een zadel droeg, een zadelpak, een veldfles en een geweer. Onder het rijden gespte Slone het zadelpak los en liet het vallen. Bijna had hij ook het geweer en de veldfles weggeworpen, maar iets weerhield hem ervan. Wat betekenden een paar pond meer of minder voor deze wilde hengst in zijn laatste race? Want instinctief wist Slone dat dit Wildfire's grootste en laatste race was.

Plotseling deed een verschrikkelijk huilend gebrul Slone's oren suizen. Hij begreep niet direct wat het was, maar toen drong het tot hem door dat het het vuur moest zijn dat zich een weg naar voren vrat door de boomkruinen, onstuitbaar. Hij keek om en voelde een hete wind als de ademtocht van een gloeiende oven in zijn gezicht. Terwijl de stammen nog ongerept waren, raasde het vuur al voort door de kruinen, een kolkende, laaiende, onvoorstelbaar snel voortjagende vlammenzee met wel duizend flitsende vuurtongen.

Maar nog altijd slaagde Wildfire erin het vuur voor te blijven. Het was nu niet meer een wedren met de King die hij liep, maar een met het vuur. Al mijlen lang hield hij die razende galop nu vol, zonder een moment te versagen. Hij liep naar zijn dood, onverschillig of hij het vuur zou kunnen voorblijven of niet. Hij was de King inmiddels al tot op enkele lengtes genaderd. Slone greep zijn lasso. Een snelle zekere worp en alles zou voorbij zijn voor Lucy, de verschrikkelijke vuurdood zou haar bespaard blijven.

Steeds meer liep Wildfire nu in. Steeds harder scheen hij te lopen naarmate de vlammenzee op hen won. De lucht was nu verstikkend heet, de zinderende ademtocht van het vuur die de vlammen vooruit ging.

Wildfire had de King nu bijna bereikt. De grijze hengst had zijn galop nog niet vertraagd, maar hij begon sporen van vermoeidheid te tonen. Met een onwezenlijk gevoel van triomf begon Slone de lus van de lasso boven zijn hoofd te zwaaien. Binnen bereik was hij al. Maar hij aarzelde nog met zijn worp, die het einde van alles zou betekenen. En terwijl hij aarzelde, hoorde hij Wildfire eensklaps schril briesen. Slone keek naar voren. Er was daar een lichte plek zichtbaar ...een open plek in het bos? Nee, de rand van het bos! Als een demon stortte Wildfire zich nu naar voren, de uitputting nabij. Hij had de King tot op een lengte ingehaald, maar hij had zich totaal leeg gelopen.

Een kreet ontsnapte Slone - een kreet overstemd door het razende gebrul van de vlammen. Maar geen doodskreet! Ze zouden het vuur verslaan, Sage King en Wildfire.

Dan met het open gras vlak voor zich voelde Slone een schroeiend hete wind over zich heen gaan. Hij zag de laaiende vuurtongen recht boven zich in de boomkruinen. Het was alsof hij voortreed onder een baldakijn van vuur. Brandende pijnappels regenden als fakkels op hem neer.

Toen schoot Wildfire met zijn neus aan Sage Kings flank het brandende bos uit. Slone zag een grazige uitgestrektheid, zachtjes glooiend naar een rotswand, met erachter een grote leegte.

Terwijl hij dankbaar de koele lucht inademde, werd Slone zich opeens van een nieuw gevaar bewust. De King stormde blindelings voort naar de afgrond, zijn dood tegemoet. Wildfire begon te strompelen. Al zijn krachten waren opgebrand in die dodelijke race.

Slone zwaaide zijn lasso, zag hoe de lus zich om de Kings hals kringelde, zette zich schrap. Ze waren de afgrond gevaarlijk dicht genaderd. Maar dan ging Sage King door de knieën. Slone sprong uit het zadel op hetzelfde moment dat Wildfire neerging.

Hoe snel flitste het mes dat Lucy bevrijdde. Ze gleed in zijn armen en hij riep haar naam. Maar kon ze hem wel horen boven het geraas van het brandende bos daar boven uit? De stukken touw hingen aan haar polsen en Slone zag de rauwe bloederige striemen in het vlees.

Ze zag doodsbleek, maar hij zag haar zwoegende borst en wist dat ze leefde. Gek van vreugde drukte hij haar tegen zich aan. Ze bewoog zich. Ze tastte naar hem met krachteloze handen. En toen hoorde hij haar stem, verstikt, maar als hemelse muziek in zijn oren.

'Sla... me... je... jas... om...' hoorde hij dat ze zei.

Beschaamd besefte Slone dat hij vergeten was dat ze half naakt was en blindelings rukte hij zijn jas af en sloeg haar die om.

'Lin... oh, Lin,' fluisterde ze.

'Lucy... Oh, Lucy... ben je gewond?' vroeg hij schor.

'Nee, er mankeert me niets.'

'Maar die vervloekte Joel. Hij...'

'Hij heeft zijn vader gedood vlak voordat je kwam. Ik heb met hem gevochten... Het was ontzettend... Heb je?'

'Wildfire heeft hem omver gelopen.-., verpletterd... Lucy, het lijkt wel of ik droom... Die verschrikkelijke race tegen het vuur...'

Met een overstelpend geluksgevoel drukte hij haar in zijn armen.

'Laat me even los,' fluisterde ze verlegen. 'Ik wil... je jas beter aantrekken.'

Ze lachte toen hij haar losliet. Ze lachte en Slone had wel kunnen juichen van geluk.

Op hetzelfde moment dat hij zich afwendde, voelde hij eensklaps een harde stoot tegen zijn schouder, gevolgd door een scheurende pijn.

Een schat knalde. Slone zonk neer. Hij wist dat hij getroffen was, maar het was hoog in de schouder en de laaiende doodsangst week.

Lucy staarde verbijsterd op hem neer, met haar handen zijn jas om zich heen klemmend. Slone keek langs haar heen en op een rotsklip achter de afgrond ontdekte hij de gestalten van twee mannen, een van hen met een nog rokende revolver in de hand.

In een flits herkende hij Cordts en paniek laaide door hem heen. 'Lucy! Ga liggen, vlug I' 'Wat is er gebeurd? Je...' 'Ze hebben op me geschoten. Ga liggen, zeg ik je. Ga achter het paard liggen en pak mijn geweer.' 'Geschoten!' riep Lucy verbijsterd uit 'Ja... ja... Grote God, Lucy, hij gaat weer schieten!'

Toen ontdekte Lucy Cordts aan de andere kant van de afgrond. Hij stond nog geen vijftig schreden van hen verwijderd, duidelijk herkenbaar, lang, schraal en sardonisch. Kennelijk had hij daar in hinderlaag liggen wachten.

'Cordts I' Bostil's bloed sprak uit de wilde kreet van het meisje.

'Ga liggen, Lucy!' smeekte Slone. 'Pak mijn geweer... Het is maar een schampschot... Vlug... hij gaat weer schieten!'

Een tweede zware knal volgde op Slone's woorden. Het schot ging mis, maar Slone schokte krampachtig met het lichaam, veinzend getroffen te zijn.

Lucy begreep zijn list niet en dacht dat hij echt weer getroffen was. Ze rende naar Wildfire en rukte het geweer uit het zadelfoudraal.

Cordts was inmiddels begonnen van de rotsklip naar beneden te klauteren blijkbaar op weg naar een richel die de kloof overbrugde. Hutchinson die boven was blijven staan, zag het geweer en brulde Cordts waarschuwend toe. De paardendief bleef staan en wendde het donkere gezicht naar Lucy.

Toen Lucy het geweer richtte, gleed de jas van haar naakte schouders. Cordts begon koortsachtig omhoog te klauteren, Hutchinson toeschreeuwend hem te helpen. Hutchinson aarzelde even, maar knielde dan neer, greep Cordts uitgestoken handen en begon te trekken.

Toen knalde het schot.

Slone zag de kogel nergens inslaan. De gestalten van de mannen waren niet van houding veranderd, Hutchinson moeizaam trekkend, Cordts... Nee, aan Cordts was wel iets veranderd. Een subtiele verandering scheen merkbaar in zijn lange gestalte. Hij vocht niet meer om omhoog te komen.

Hutchinson begon nu ook vreemd te doen. Hij brulde en scheen moeite te hebben zijn evenwicht te bewaren.

En toen begreep Slone eensklaps dat Lucy de paardendief wel degelijk geraakt had, dodelijk geraakt! Hij wilde - hij kon Hutchinson niet meer loslaten... Het was een lijk dat daar aan Hutchinsons handen hing! Toen gleed de zware Hutchinson een eindje omlaag van de klip en door die beweging begon Cordts lichaam te zwaaien, kwam geheel los van de rotswand.

Een ijzingwekkende kreet scheurde zich los van Hutchinsons lippen. Hij deed een laatste wanhopige poging zich te bevrijden, maar die werd hem noodlottig, want nu verloor hij zijn evenwicht geheel en al. krijsend verdween hij in de diepte, meegesleurd door zijn kameraad. Geen enkel geluid werd hoorbaar van daar beneden. Een klein stofwolkje van de fatale rotsklip werd snel verspreid door de wind.