HOOFDSTUK VIII
Lucy liet Wildfire uitlopen tot ver voorbij de juichende rijen toeschouwers. Bostil was blind en doof voor alles om hem heen ; zijn blikken bleven als aan de rode hengst gekleefd totdat Lucy hem tot staan had gebracht.
Toen keerde Bostil zich om, zoekend naar Van en de King. Uit het stemmengemurmel om hem heen maakte Bostil op, dat Holley's Whitefoot tweede was geworden en de mustang van de Navajo derde. Het was Holley zelf die bevestigde wat Bostil gehoord had. De scherpe, grijze haviksogen van de oude voorman straalden van geluk.
'Baas, hij is tweede geworden!' bleef Holley als maar zeggen.
Bostil kon het nog opbrengen Holley geluk te wensen, hoewel de woorden hem op de lippen lagen dat het geen eerlijke race geweest was.
En toen zag Bostil Van en de King op een sukkeldrafje aan komen rijden. Bostil slaakte een diepe zucht van verlichting toen hij zag dat de King zo op het oog ongedeerd was. Van reed tot dicht bij Bostil en steeg toen af. Hij zag doodsbleek en stond te beven op zijn benen.
Het glanzende vel van de King was vuil en bedekt met plukjes cactus en takjes. Hij was niet eens bezweet. Nergens was een spoor van enig letsel te bekennen. Hij hinnikte toen hij Bostil zag, maar rukte dan eensklaps het hoofd omhoog, de oren gespitst. Vuur en vrees brandden in zijn ogen.
'Wel, Van, er is niets aan te doen,' zei Bostil geruststellend.
Hij was voor een race altijd een slechter verliezer dan na afloop.
'Die rooie hengst heeft de King al voor de start van streek gemaakt,' jammerde Van. 'Lucy heeft gedaan wat ze kon met haar wilde paard, maar ze kon hem gewoon niet van de King afhouden. Hij had het op de King geladen, wilde hem vermoorden! Vraag het de anderen maar. Ik ging prachtig van start en heb niet een keer omgekeken tot ik Lucy vlak bij me hoorde gillen. Ze kon Wildfire niet houden. Hij ging de King te lijf en de King vocht terug. Als ik hem maar op tempo had kunnen houden, dat zou nog eens een race geweest zijn... Maar Wildfire werkte ons gewoon de baan uit. Hij beet naar de Kings flank en schouder en nek. Lucy probeerde hem te houden tot ze zelf bijna uit het zadel ging. Toen sloeg Wildfire raak, onder het lopen met allebei zijn voorhoeven! Bostil, dat paard is een duivel! Ik kon de King niet meer houden en we gingen onderuit. Het is een wonder dat de King niks mankeert!'
'Het is pure pech geweest, Van, geen race. Breng hem maar naar huis,' zei Bostil rustig.
Van's relaas van het gebeurde maakte aan Bostil's laatste twijfel een einde. Een nieuw paard was op het toneel verschenen, een reus van een paard, maar de King was nog steeds ongeslagen. Van wie was die Wildfire eigenlijk?
Het leek wel alsof Holley Bostil's gedachten geraden had. 'Ik geloof dat die snuiter daar zijn prijzengeld komt ophalen,' merkte hij op en wees naar een man die een groot slonzig zwart paard bereed en Lucy's paard aan de teugel meeleidde.
'Uh-huh,' beaamde Bostil. 'Een wildvreemde.' 'En daar komt Lucy ook terug met de rode hengst,' voegde Holley eraan toe.
'Een wilde hengst, nog maar half getemd!' riep Cordts uit. Van alle kanten klonken bewonderende opmerkingen voor Lucy en haar paard. Maar Bostil vergat zijn bewondering voor zijn dochter in zijn begeestering voor de fiere wilde hengst. Hij kon zich niet herinneren ooit een zo ideaal geproportioneerd, zo fraai gelijnd paard gezien te hebben, een wilde hengst, half getemd, maar met ongebroken geestkracht. Het verbijsterde Bostil te zien dat Lucy geen sporen en geen rijzweep droeg. En het drong tot hem door dat Lucy erin geslaagd was het hart van de wilde hengst te winnen. Dat was altijd het geheim van haar macht over paarden geweest. En ze had een hekel aan de King omdat die zich om de een of andere reden een uitzondering op de regel had getoond.
Lucy maakte nu een handgebaar en de jongeman op wie Holley de aandacht al had gevestigd, stapte naar voren, onvervaard recht op de rode hengst af, een lasso in de hand. Toen Wildfire bokte en steigerde, sprong de jongeman naar de teugels en trok het paard met ijzeren hand omlaag. Wildfire probeerde het opnieuw, maar een gevoelige tik met de lasso bracht hem tot inkeer. Het was duidelijk dat de jongeman het paard de baas was, maar het was even duidelijk dat het dier zijn meester haatte als de hel.
'Vader!' riep Lucy flauwtjes.
Bostil stapte naar voren terwijl de jongeman Wildfire in bedwang hield. Lucy zag zo bleek als een bloem in het maanlicht. In haar ogen speelden tal van gevoelens, met vrees dominerend. Lucy was nu weer een zwak klein meisje. Haar vader zag het en zijn hart ging naar haar uit. Hij breidde de armen uit en Lucy liet zich erin glijden.
'Lucy, kind, je hebt de King de race afgesnoept en je hebt je arme oude vader een rare kool gestoofd.'
Zijn toon nog meer dan zijn woorden stelde haar gerust.
'Oh, paps, ik had nooit kunnen dromen dat Wildfire... de King zou aanvallen,' stamelde ze. 'Ik kon hem niet houden, wat ik ook probeerde. Hij was verschrikkelijk... Paps, Van is toch niet gewond, hoop ik... of de King?'
'Het paard mankeert niets en Van evenmin,' antwoordde Bostil. 'Huil maar niet, Lucy. Het was een dwaze streek die je hebt uitgehaald, maar je hebt het in elk geval op grootse manier gedaan... Ik ben niet boos op je, maar trots!'
Lucy bezwijmde niet, hoewel het niet veel scheelde. Bostil leidde haar naar de vrouwen door een dubbele haag bewonderende toeschouwers en liet haar daar achter.
Toen hij zich weer omkeerde, zag hij juist hoe de onbekende jongeman Wildfire besteeg. Nog nooit had Bostil een paard zo verschrikkelijk te keer zien gaan. Dit was niet gewoon een koppige eigengereide mustang, dit was een fier, machtig dier dat vocht voor zijn vrijheid. Maar even hard vocht de jonge ruiter voor zijn meesterschap.
De meeste ruiters hadden graag een paard dat een beetje tegensputterde bij het opstijgen omdat het daarmee bewees vuur in de aderen te hebben. Maar dit 'tegensputteren' van Wildfire zou zelfs voor de meest ervaren ruiter wel een beetje te veel van het goede geweest zijn.
Maar de jonge ruiter kreeg het paard in bedwang en hij bracht het voor Bostil tot stilstand en steeg af.
'Soms blijf ik in het zadel en soms word ik eruit gewipt,' zei hij met een glimlachje.
Bostil stak hem zijn hand toe. De jongeman kwam hem op het eerste gezicht sympathiek voor en bovendien bracht hij een voor Bostil belangrijk 'Sesam, open u,' mee - een prachtig wild paard en de moed het te berijden.
'Wel, je bent langer in het zadel gebleven dan iemand van ons dacht,' zei Bostil, de jongeman hartelijk de hand drukkend. 'Mijn naam is Bostil. Prettig kennis te maken.'
'Mijn naam is Slone, Lin Slone,' zei de ander. 'Ik ben paardenjager en kom uit Utah.'
'Utah? Dat is niet naast de deur! Maar je hebt daar een prachtig paard bij ie en je hebt het door een prima ruiter laten berijden... mijn dochter Lucy...'
Bostil keek de jongeman recht in de ogen en las daarin geen spoor van angst of onoprechtheid.
'Bostil, ik heb dit paard dagen en weken en maanden achterna gejaagd, honderden mijlen ver... door de grote canyon en over de rivier...' 'Nee toch!' riep Bostil verbaasd uit. 'Zeker wel. En nier ergens in de buurt kreeg ik hem eindelijk te pakken en heb ik hem zo tam gekregen als hij ooit tam te Krijgen is. Maar toch wist hij me af te werpen. Je dochter heeft mijn paard voor me gered en ze heeft me ook het leven gered. Ik was er dagen lang beroerd aan toe. Maar ik werd beter en toen... wel, toen wilde ze Wildfire berijden in de grote race. Ik kon niet weigeren... En het zou een grote race geweest zijn ais Sage King die pech niet had gehad. Het spijt me, sir.'
'Slone, het was een fikse teleurstelling voor me. Maar het is voorbij en we praten er niet meer over,' antwoordde Bostil. 'Dus zo is Lucy aan haar paard gekomen. Nu snap ik waarom ze zo geheimzinnig deed... Wel, wel...' Bostil werd zich weer bewust van het rijtje vrienden achter zich en stelde de jonge Slone aan hen voor. Zelfs Cordts vergat hij niet, want er was nog heel wat kwajongensachtige roekeloosheid in de oude paardenhandelaar over en het amuseerde hem Slone met de beruchte paardendief te zien kennismaken. Het was zonneklaar dat Slone al eerder van Cordts en diens reputatie gehoord had, want zijn gezicht verstrakte.
'Hallo, Slone,' teemde Cordts, zijn hand uitstekend. 'Aangenaam kennis te maken. Best paard dat je daar hebt. Ik wil Sage King direct voor die rooie hengst ruilen!'
Bulderend gelach ging op bij deze kwinkslag en zelfs Bostil lachte mee, zij het dan een beetje als een boer die kiespijn had. Alleen Slone lachte niet.
'Hallo, Cordts,' antwoordde hij. 'Prettig kennis te maken... al was het alleen maar om je terug te kunnen kennen als ik je nog eens tegen het lijf zou lopen.'
'Wel, we zijn vandaag allemaal goeie vrienden onder elkaar,' bracht Bostil in het midden. 'En zullen we nu naar mijn huis gaan om een hapje te eten? Slone, kom jij maar met mij mee.'
Het groepje liep langzaam naar de plaats waar de paarden wachtten. De zon stond laag in het westen ; een purperen waas begon zich over de prairie te leggen. De dag van de grote race was bijna voorbij.
Bostil zag dat Cordts zich voor het groepje uit gehaast had en hij scheen nu in een ietwat verhitte woordenwisseling met Sears en Hutchinson gewikkeld te zijn. Bostil hoorde Cordts vloeken. Vermoedelijk riep hij de eigenzinnige Sears tot de orde. Cordts had zich voorbeeldig gedragen... hij had zich aan zijn woord gehouden. Maar toch leek het Bostil raadzaam het experiment niet meer te herhalen. De aanwezigheid van de anderen, vooral van de ruzieachtige Sears verontrustte hem. Cordts en Hutchinson stegen nu op en reden langzaam voor het groepje uit, maar Sears bleef achter, schijnbaar bezig met zijn zadelriemen.
Met uitzondering van Wildfire stonden alle paarden daar in een groepje bijeen en onwillekeurig gleden Bostils blikken opnieuw naar de prachtige hengst, de wilde schoonheid van het dier als het ware indrinkend.
Eensklaps stokte de conversatie onder het groepje. Holley vloekte en de mannen weken haastig uiteen. Bostil keerde zich snel om en zag Sears in dreigende houding voor het groepje staan, in beide handen een revolver.
'Geen woord!' siste hij. 'En verroer geen vin!'
'Wat voor de duivel heeft dat te betekenen, Sears?' barstte Bostil los.
'Dat ik je neerleg als je een vin verroert... dat heeft het te betekenen,' antwoordde Sears. In zijn geniepige ogen fonkelde iets dat Bostil herkende. De blik van een gemene kleine ratelslang op het punt van toeslaan!
'Holley, keer je om!' beval Sears.
De oude voorman, de enige van het groepje die een wapen droeg, gehoorzaamde prompt met zijn handen omhoog. Met twee snelle schreden sprong Sears naar voren, plukte Holley's revolver uit het holster en wierp het opzij.
'Sears, je gaat toch zeker geen gekke dingen doen?' riep Bostil uit. Een zo brutale schurkenstreek leek hem onvoorstelbaar, zelfs voor iemand als Dick Sears.
'Oh nee?' snauwde Sears kwaadaardig. 'Bostil, ik had het op de King gemunt. Maar ik ben met het paard dat hem geklopt heeft ook wel tevreden.'
Bostil's gezicht werd vuurrood en zijn nek zwol op. 'Verduiveld Sears! Je gaat die jongen zijn paard toch zeker niet afstelen!'
'Kop dicht!' siste de paardendief. 'Ik heb jou nooit hoog gehad met al je drukte. Ik sta gewoon te popelen om je vol lood te jagen!'
Alle verschrikkelijke haat en kwaadaardigheid en wreedheid van zijn soort brandden in zijn ogen en in zijn stem.
'Sears, als je mijn paard wilt, dan hoef je er Bostil niet voor te doden,' zei Slone. Het contrast van zijn koele stem brak de spanning een weinig.
'Leid hem hierheen!' snauwde Sears.
Wildfire was schichtig, maar toch slaagde Slone erin hem tot op enkele schreden van Sears te leiden. Toen liet Slone de teugels los. Maar zijn losjes opgerolde lasso hield hij vast.
Sears stak zijn linker revolver in het holster. Het groepje met de ander onder schot houdend liep hij langzaam achteruit, reikte dan naar de hangende teugels. Wildfire snoof en bokte, maar Sears slaagde er niettemin in zich van de teugels meester te maken en zijns ondanks voelde Bostil iets van bewondering in zich opwellen voor de paardendief. Aan moed ontbrak het de man niet en zijn bedrevenheid met paarden was algemeen bekend. Dan, snel en lenig als een kat sprong Sears in het zadel, onmiddellijk ;zijn revolver weer op het groepje richtend. Maar Wildfire bokte en Bostil wist dat dit zijn grote kans geweest zou zijn als hij gewapend was geweest.
Toen floot er iets door de lucht. Bostil zag met verbijsterde ogen hoe Slone's lasso als een slang door de lucht kronkelde en zich rond Sears lichaam luste. Een snelle ruk en Sears werd als door een reuzehand uit het zadel getild en sloeg met een dreun op de grond neer.
Toen zag Bostil Slone's slanke lichaam door de lucht schieten en op Wildfire's rug neerkomen. Sears vuurde tweemaal achtereen zonder iemand te raken. Toen had Slone het andere einde van de lasso al rond de zadelknop gestrikt en Sears, al half overeind gekrabbeld, werd omver gerukt en in tomeloze vaart meegesleurd toen Wildfire letterlijk als een pijl uit een boog wegschoot. Het afgrijselijke angstgekrijs van de hulpeloos meegesleepte man stierf langzaam weg.
Met uitpuilende ogen staarde Bostil het opwervelende stofwolkje na dat een snelle voor door de prairie scheen te trekken... een dodelijke voor.
Nu was het Holley die de ademloze spanning brak, terwijl hij langzaam naar zijn revolver liep 'en die van de grond opraapte.
'Ongepermitteerd om me zo voor kwajongen te laten zetten,' mompelde hij en aan zijn toon was hoorbaar dat hij zich persoonlijk op zijn fatsoen J:rok.
'Grote God, ik was echt bang dat Sears er met het paard vandoor zou gaan!' hijgde Bostil.
'Dat heeft hij ook gedaan,' teemde Holley, 'maar niet op de manier die hij bedoelde.'
Een zacht gegrinnik ging op onder het groepje en nu de spanning gebroken was, begonnen de mannen geagiteerd door elkaar heen te praten.
'Grote hemel, Dick Sears om zeep geholpen! Door een jongen die amper droog is achter zijn oren!' riep Cal Blinn schor uit.
'Bostil, die jongeman is zijn paard waardig,' zei Wetherby. 'Bostil, gegarandeerd dat Sears je neergeknald zou hebben. Ik zag het aan zijn gezicht. Mannen als hij kunnen dat niet laten als ze het eenmaal zo ver hebben laten komen.' - 'Wat een staaltje lasso werk!' verklaarde Macomber bewonderend.
In de verte zagen ze Wildfire terugkomen, in een stevige galop, nu zonder dat veelbetekenende stofwolkje achter zich. Toen het paard dichterbij gekomen was, zagen ze dat de lasso nog aan de zadelknop gebonden was, maar nu slap hing zonder gewicht aan de andere kant.
Bostil stapte naar Slone toe. Hij begreep wat er de jongeman door het gemoed moest gaan toen hij het bleke gezicht zag en de trillende handen waarmee Slone de lasso begon op te winden.
Er was niets aan de lasso te zien, alleen maar wat stof en vuil. Maar Bostil wist, zij allen wisten dat de lasso de paardendief een verschrikkelijke dood had doen sterven.
Om de een of andere reden kon Bostil geen woorden vinden. Hij legde even een hand op de schouder van de rode hengst en drukte de jonge man toen zwijgend de hand. Toen wendde hij zich tot de anderen.
'Mannen, denken jullie dat Cordts er iets mee te maken had?'
'Nee, Cordts staat erbuiten,' antwoordde Holley. 'Maar hij heeft het vermoedelijk zien aankomen en Sears in zijn sop laten gaarkoken. Het was in elk geval een passende laatste rit voor een paardendief.'
Bostil zond Holley en Farlane vooruit om Cordts en zijn trawanten op de hoogte te stellen van het gebeurde en te waarschuwen om te vertrekken voordat het algemeen bekend zou worden.
De ondergaande zon baadde de rafelige bastions boven de canyons in het westen in een gouden gloed.
De toeschouwers trokken in grote scharen naar het dorp om daar de festiviteiten op andere wijze voort te zetten. De hitte van de dag werd weggeblazen door een koel avondbriesje.
Toen Bostil en zijn gasten bij de corrals arriveerden, stonden Holley en Farlane hem daar al op te wachten te midden van zijn andere mannen.
'Baas,' zei Holley. 'Cordts en zijn mannen zijn al weg. De Navajos hebben ze weg zien rijden in de richting van de canyons.'
'Goddank!' riep Bostil opgelucht uit. 'Jongens, zorgen jullie voor de paarden... Slone, geef Wildfire maar aan de jongens. Hij is in veilige handen bij ze.'
Farlane krabde over zijn hoofd en keek bedenkelijk. 'De vraag is alleen of wij in. veilige handen zullen zijn bij hem.'
Slone zei dat hij Wildfire zelf wel zou verzorgen en leidde hem in een van de stevig en hoog omheinde corrals.
Het avondmaal werd een feestelijke gelegenheid met niet minder dan twaalf man aan tafel. Lucy had het zo druk om met tante Jane het voedsel aan te slepen dat ze nauwelijks tijd had om aandacht aan Slone te besteden. En ook hij scheen haar ietwat schuw te ontwijken.
Na het eten ging Bostil met de anderen naar Brackton's saloon waar Slone en de andere winnaars het prijzengeld uitbetaald kregen.
'Grote hemel, zoveel geld heb ik van mijn leven nog niet bij elkaar gezien!' riep Slone uit, ongelovig naar het goud starend.
Bostil keek hem geamuseerd en welwillend aan, maar achter dat masker was zijn brein alweer druk bezig eigen oogmerken na te jagen. En omdat hij een man was die nooit ergens gras over liet groeien, nam hij Slone even apart, terwijl de anderen geïnteresseerd het uitbetalen van het prijzengeld volgden. 'Slone, zou je er niets voor voelen voor me te komen rijden?'
De vraag scheen Slone te verrassen. 'Ik heb nog nooit ergens vast gewerkt,' antwoordde hij langzaam. 'ik ben altijd paardenjager geweest, weet u, en ik weet niet of een gebonden leven me wel zou liggen.'
Iets in de reactie van de jongeman waarschuwde Bostil dat hij niet al te overijld te werk moest gaan. Hij antwoordde dat de ander er wat hem betrof rustig een paar dagen over na mocht denken en dat hij hem inmiddels gaarne als zijn gast zou ontvangen, zich voornemend zijn licht ondertussen eens bij Lucy op te steken over deze vreemde jongeman.
Die kans kreeg hij toen Lucy die avond naar zijn kamer kwam om goede nacht te zeggen. Hij wist dat ze gekomen was om meer te zeggen dan dat alleen.
Na enkele goedmoedige opmerkingen over de manier waarop zijn dochter haar eigen vader in het volle honderd beschaamd had gezet, bracht Bostil het onderwerp op de jongeman en met de haar eigen ongekunstelde openhartigheid vertelde Lucy hem alles over haar vreemde kennismaking in de woestijn en over wat daaruit was voortgevloeid.
'Lucy, je bent een vrouw uit duizenden,' zei hij welgemeend toen ze haar relaas tenslotte had beëindigd. 'Geen wonder dat die Slone hals over kop verliefd op je geworden is.'
'Wie zegt dat?' riposteerde Lucy snel. 'Niemand. Maar ik heb mijn ogen niet in mijn zak. En het is zo, niet waar?'
'Ja, paps ...het is zo...' antwoordde ze aarzelend. Er lag een vreemde melancholieke blik in haar ogen, die Bostil ervan weerhield te vragen of zij de liefde van de jongeman ook beantwoordde. Hij dacht er niet aan zijn dochters hand ooit aan de een of andere zadelzwerver te geven. Alleen een gevestigde rancher zoals bijvoorbeeld Wetherby was een geschikte partij voor haar. Maar toch was Bostil nieuwsgierig en om haar uit te horen nam hij de oude tactiek van plagerij weer te baat.
'Dus je hebt weer eens de een of andere arme drommel het hoofd op hol gejaagd, hè?' zei hij grinnikend. 'Met als resultaat dat je arme oude vader weer de bruut moet spelen en hem de deur uit ranselen als hij om je hand komt vragen.' 'Hij... wil... het u vragen.' 'Wat zeg je me nou?'
Een blosje verspreidde zich langzaam over Lucy's wangen. 'Hij zei dat hij het nooit zover zou hebben laten komen... dat samen daar alleen zijn, bedoel, ik... als hij niet van me gehouden had.'
'Wel, dat is in elk geval netjes van hem!' riep Bostil uit. Het viel Bostil altijd moeilijk zijn oprechtheid en impulsiviteit te verbergen ; veel moeilijker dan zijn andere slechtere eigenschappen. 'Daar heeft hij in ieder geval mee verdiend, dat ik hem eraf zal laten komen met een gewoon ' Nee! ' zonder een pak ransel erbij.'
Lucy sloeg de ogen neer. Het zou Bostil alles wat hij bezat, met uitzondering van zijn paarden, waard geweest zijn om zeker te weten dat ze niets om Slone gaf.
'Paps... ik heb zelf al ' nee ' gezegd,' murmelde ze verward.
'Dus hij heeft je al gevraagd? Wel, wel... wanneer?'
'Vandaag... daar tussen de rotsen waar hij me had opgewacht met Wildfire. Hij... hij...'
Lucy zocht toevlucht in haar vaders armen en haar slanke lichaam beefde. Bostil voelde instinctief dat ze nu haar moeder nodig had, meer dan ooit. Maar haar moeder was dood en hij was een harde ruwe oude man, een man die met situaties als deze geen raad wist.
'Wel, kleine meid, vertel het me maar eens,' zei hij zachtjes.
'Hij... heeft zijn woord tegen me gebroken.' 'Oh? Dat is niet netjes van hem. Hoe heeft hij dat dan gedaan?'
'Ik... ik had al eerder gezegd dat ik hem wel... aardig vond. Maar we hadden afgesproken er niets over te zeggen tot na de race... Maar toen hij me vandaag op Wildfire hielp, trok hij me eensklaps tegen zich aan en... kuste me... Oh, het was ontzettend, schandelijk... En toen heb ik hem gezegd dat ik niets meer met hem te maken wilde hebben.'
'Maar toch heb je zijn paard bereden in de race,' zei Bostil.
Lucy boog schuldig het hoofd. 'Dat... kon ik niet laten! Maar ik zal het hem nooit vergeven,' voegde ze er heftig aan toe. 'Ik haat hem. Een man die' zijn woord breekt, is tot alles in staat.'
Met een gevoel van doffe neerslachtigheid besefte Bostil dat zijn kleine meisje als het ware van de ene dag op de andere een volwassen vrouw was geworden en haar grote liefde had gevonden, en daarmee de bitterzoete pijn van de liefde. Het was een schok voor hem, maar hij was oprecht genoeg om niet tot leugens zijn toevlucht te nemen.
'Luister, meisje. Ik geef eerlijk toe dat je nieuwe jongeman aardig hard van stapel loopt. En, Lucy, als hij vandaag niet even snel was te werk gegaan met een lasso als hij dat in de liefde doet... wel, dan zou je oude vader nu misschien dood geweest zijn!'
Ze werd spierwit. 'Oh, paps! Ik heb de hele avond al gevoeld dat er iets gebeurd was,' riep ze uit.
Toen vertelde Bostil haar alles van de bedreiging van Dick Sears en de heldhaftige reactie van Slone. En de blik van vervoering in Lucy's ogen sprak boekdelen.
Toen kuste Lucy hem en zonder nog iets te zeggen vluchtte ze de kamer uit.
Bostil staarde haar na. 'Stomme idioot die ik ben!' vloekte hij toen en smeet een laars tegen de muur. 'Ik denk niet dat ik haar ooit met Slone zal laten trouwen, maar ik kon haar ook niet verzwijgen hoe ik over hem denk!'