HOOFDSTUK VII

Die nacht sliep Bostil wel, maar het was een onrustige slaap, begeleid door een vreemd angstwekkend geruis als het klagelijke huilen van de wind over een donkere woestijn. Hij werd al vroeg gewekt door een stem aan zijn raam. Hij luisterde. 'Bostil!... Bostil!' Het was Holley's stem. Bostil zwaaide zijn benen buiten het bed. Hij had in zijn kleren geslapen, alleen zijn laarzen uitgetrokken.

'Wat kom je me nou al wakker maken, Hawk?' gromde Bostil. 'Het is nog midden in de nacht.' Holley's gezicht en bovenlichaam verschenen door het raam. Er lag een verontruste blik in de scherpe grijze ogen. 'Zo vroeg is het nu ook weer niet,' zei hij. 'Hoor je het, baas?'

Bostil die bezig was een laars aan te trekken, richtte zich op. Hij keek zijn voorman aan terwijl hij luisterde. Een dof gerommel drong tot hem door zoals van onweer in de verte. Bostil deed zijn best een verbaasd gezicht te trekken.

'Verduiveld... Het is de Colorado! Ze brult!'

'Reken maar dat ze brult!' antwoordde Holley.

'Baas, waarom heb je Creech's paarden niet overgezet?'

Bostils gezicht verstrakte. 'Holley, je schijnt je nogal druk te maken over Creech. Ben je zo dik met hem?'

'Met hem niet,' antwoordde Holley. 'En dat weet je even goed als ik. Maar met die paarden heb ik wel te doen.'

'Uh-huh. En wat heb je mij te verwijten?'

'Niks... behalve dat je ze had kunnen overzetten voordat het water te hoog werd.'

De oude paardenhandelaar en zijn rechterhand keken elkaar een ogenblik lang zwijgend aan. Ze begrepen elkaar. Toen boog Bostil zich weer over zijn laarzen terwijl Holley verdween.

Bostil opende zijn deur en stapte naar buiten. De bergtoppen in het oosten vlamden rood op in het licht van de opgaande zon. Met de duisternis van de nacht achter zich en in de koele helderheid van de prille morgen voelde Bostil geen spoortje wroeging meer. Hij maakte zijn gebruikelijke ochtendwandelingetje rond het huis, luisterend naar het tjilpen van de vogels. Het schelle krijsende gebalk van een muilezel verstoorde de ochtendstilte en de geluiden van het ontwakende dorp overstemden geleidelijk het doffe geraas van de rivier.

Toen hij naar binnen stapte om te ontbijten, trof hij Lucy in de keuken aan en ditmaal ontweek hij haar niet. Lucy droeg een schort en ze had haar mouwen opgerold, haar ronde gebruinde armen ontblotend. Ze was altijd aantrekkelijk geweest, maar nu was ze meer. Haar blauwe ogen straalden en ze had een blosje van opwinding. Blijkbaar had ze haar tante juist iets verteld en die brave vrouw scheen 'tegelijk geschokt en verrukt.

'Jane, wat voert dit kind in het schild?' vroeg Bostil zich lachend tot zijn zuster wendend.

'Dat weet de goede God alleen,' antwoordde tante Jane met een zucht.

'Kind?... Hoor eens, paps, ik ben allang achttien geweest. Ik kan doen en laten wat ik wil en gaan en staan waar ik wil... Ik zou zelfs kunnen trouwen als ik wilde.'

'Ha ha!' lachte Bostil. 'Hoor je dat, Jane?'

'Ik hoor het, Bostil,' zuchtte tante Jane.

'Wel, Lucy, ik geloof echt niet dat ik me daar de eerste tijd zorgen over hoef te maken,' zei Bostil.

Lucy lachte, maar er straalde een schelms uitdagend licht uit haar ogen. 'Paps, je hebt alle jongens hier kopschuw gemaakt. Maar wie weet komt er binnenkort een opdagen die zich niet laat overbluffen! En die kan me dan hebben.'

'Zozo... Maar je maakt natuurlijk een grapje?' Lucy gaf geen antwoord en Bostil wendde zich tot zijn zuster. 'Jane, wat heeft dat kind toch?' 'Natuurlijk maakt ze maar een grapje,' verklaarde tante Jane. 'Maar recht van spreken heeft ze tenslotte. En kom nu maar aan tafel.'

Bostil nam plaats, blij de oude gezellige sfeer met zijn 'vrouwvolk' terug gevonden te hebben. 'Lucy, morgen zal het de grootste dag zijn die Bostil Ford ooit heeft gekend.' 'En de verrassendste,' vulde Lucy prompt aan.

'De verrassendste? Oh, je bedoelt zeker dat paard dat je ingeschreven hebt voor de grote race?'

'Dat is toch mijn goed recht, niet waar?'

'Natuurlijk is het je goed recht, Lucy,' antwoordde hij. 'Wat is dat eigenlijk voor een knol, die Wildfire?'

'Dat zou u wel graag willen weten, hè?' zei Lucy plagerig. 'Het is trouwens geen knol, maar een paard. En wat voor een!'

'Goed, ik zal mijn nieuwsgierigheid wel tot morgen bedwingen. Maar een ding, Lucy : er wordt niet gewed. Rijden mag je, maar ik sta niet toe dat je wedt.'

'Zelfs niet met u?'

Bostil keek zijn dochter onderzoekend aan. Hij kende haar nauwelijks terug. 'Wat zou je dan willen wedden?' vroeg hij.

'Om honderd dollars dat ik onder de eerste drie eindig.'

Bostil wierp het hoofd achterover en lachte schaterend. Ze had wel een aardje naar haar vaardje!

'Kind, er lopen een paar verduiveld snelle paarden mee behalve de King. Het zou weggegooid geld zijn!'

Blauw vuur straalde uit haar ogen en het was een vuur dat zijn vaderhart deugd deed.

'Paps, ik wil zelfs om tweehonderd dollars wedden dat ik de King zal slaan!' kaatste ze terug. 'Wel, heb je me ooit!' riep Bostil uit. 'Maar in ernst, Lucy... rijden mag je, maar er wordt niet gewed, begrepen?'

'Goed, vader,' antwoordde Lucy gedwee.

Snel hoefgetrappel werden buiten hoorbaar en Bostil schoof zijn bord terug en wendde zich naar de openstaande deur. 'Hoor ik daar geen paard aan komen?'

'Het is Van met de King,' meldde Lucy die al naar de deur was gelopen. 'Van schijnt nogal haast te hebben, paps. Er is zeker iets gebeurd... Er komen nog meer paarden ook... ruiters... Indianen.'

Bostil wist wat er op komst was en zette zich schrap. Snelle voetstappen naderden buiten.

'Hallo, miss Lucy. Waar is Bostil?

' Een lange, slanke ruiter verscheen in de deuropening. Het was Van, kennelijk in alle staten van opwinding.

'Kom binnen, jongen,' zei Bostil. 'Wat heeft jou zo van streek gemaakt?'

Van beende naar binnen met rinkelende sporen, zijn hoed in de hand.

'Baas... de rivier... zeker zestig voet gestegen!' hijgde hij.

'Oh!' riep Lucy uit, zich met een ruk tot haar vader wendend.

'Wel, Van, zo verrassend is dat nu ook weer niet,' antwoordde Bostil. 'Ik word misschien wel een dagje ouder, maar aan mijn oren mankeert nog niets. Luister!'

Lucy liep naar de deur en hield het hoofd luisterend omhoog. Buiten klonken de geluiden van vogels en paarden en mensen, maar op de achtergrond was vaag een dreigend onheilspellend gebrul hoorbaar.

'Zo hoog heb ik het water nog nooit zien staan.'

'Ben je er dan geweest?' vroeg Bostil scherp.

'Niet helemaal naar beneden,' antwoordde Van.

'Maar een paar Navajos zijn er wel geweest en Somers en Brack en nog een paar andere jongens ook.

En Somers riep dat de boot weg was!'

'De boot weg?' riep Bostil uit, consternatie in zijn stem leggend.

'Weg,' herhaalde Van. 'En alles staat diep onder water daar beneden. De zandplaat... je kunt de wilgen niet eens meer zien.'

'Oh, wat moet er dan van Creech's paarden worden?' riep Lucy ademloos uit.

'Grote hemel, dat is wel erg, ja I' zei Bostil en hij had wel kunnen lachen om zijn eigen schijnheiligheid. Hij voelde Lucy's ogen als aan zijn gezicht gekleefd.

'Ja, daar hadden ze het daar allemaal over,' vervolgde Van. 'Terwijl we daar stonden te kijken, zagen we Creech en twee Piutes aan de overkant bezig de paarden uit de canyon omhoog te leiden. We hebben de paarden geteld... negen waren het er. En we konden de blauwe ruin er duidelijk onder herkennen.'

'Piutes!' riep Bostil uit. 'Dan valt het misschien nog wel mee. Als iemand de paarden uit die kuil kan redden dan zijn het de Piutes wel.'

'Misschien wel,' beaamde Van bedenkelijk. 'Maar hoe moeten ze aan gras komen? De Navajo's zagen er een zwaar gat in.'

'Met die Indianen heeft Creech een goede kans om zijn paarden te redden,' verklaarde Bostil beslist. Hij was zeker van zijn oprechtheid en die zekerheid gaf hem de kracht zijn dochter in de ogen te kijken. Het was een vuurproef.

'Oh, paps, waarom hebt u Creech's paarden niet bijtijds over gehaald?' zei Lucy, de tranen nabij.

Een strakke band in Bostil's borst scheen eensklaps te ontspannen. 'Waarom ik niet?... Wel, Lucy, misschien heb ik me niet bijzonder gehaast om Creech te plezieren. Maar als ik dit van tevoren geweten had...' Hij haalde met een welsprekend gebaar zijn schouders op. 'Het zal allemaal niet zo erg zijn, als hij zijn paarden maar kan behouden,' murmelde Lucy.

'Waar is de jonge Joel Creech?' vroeg Bostil.

'Hij is aan deze kant gebleven vannacht,' antwoordde Van. 'Joel was trouwens de eerste die ontdekte dat het water omhoog kwam. Iemand zei dat hij in de canyon geslapen heeft. In elk geval is hij nu door het dolle heen. Het zou me niks verbazen als hij iemand of zichzelf iets aandeed.'

'Uh-huh,' gromde Bostil. 'Daar zou je weleens gelijk in kunnen hebben.'

'Paps, kunnen we niets doen om Creech te helpen?' vroeg Lucy gespannen.

Bostil legde een troostende arm rond haar schouders. 'Kind, we kunnen helaas niet over de rivier vliegen. Maar maak je maar niet druk over Creech's paarden. Waarschijnlijk zal hij ze nog wel kunnen redden. Aan de race zal hij natuurlijk niet kunnen deelnemen, maar die zou hij gegarandeerd toch verloren hebben en dat geld houdt hij dus in elk geval in zijn zak.'

Bostil knuffelde zijn dochter even voor de eerste maal sinds dagen en toen wendde hij zich tot zijn ruiter. 'Van, hoe is de King?'

'In stralende vorm, Bostil. Geen paard zal een schijn van kans hebben morgen!'

Lucy hief met een ruk het hoofdje op. 'Oh, vind je dat, Van Sickle? Luister eens goed... Als jij en Sage King het morgen niet zwaarder te halen krijgen dan ooit tevoren, dan kijk ik nooit een paard meer aan!'

En met deze woorden beende Lucy de kamer uit. Van keek haar verbluft na en wendde zich dan tot Bostil. 'Wat heb ik nu weer miszegd?' jammerde hij. 'Ik schijn nooit goed bij haar te kunnen doen.'

'Trek het je maar niet aan, Van. Je hebt niets miszegd. Ze heeft ergens een knol opgeduikeld en rijdt morgen mee in de grote race. Wildfire noemt ze hem. Weidens van hem gehoord?'

'Nee, nooit. Maar ik zal wel wijzer zijn dan Lucy te onderschatten. Ze is licht als een veer en kan rijden als de beste. Als ik haar tegen kreeg op Blue

Roan of een andere snelle knol, dan weet ik nog niet...'

Bostil lachte trots. 'Wel, op Blue Roan zal ze in elk geval niet verschijnen,' zei hij met grimmige zekerheid. 'Kom mee naar buiten. Ik wil de King nog eens bekijken.'

 

Bostil was de volgende morgen al vroeg uit de veren en zodra hij wakker was, voelde hij dat de racekoorts hem te pakken had. Hij was blij toen het zover was dat hij zich kon aansluiten bij de lange stoet dorpelingen, bezoekers en Indianen die naar de prairie trok.

Het parcours was uitgezet aan de voet van de helling en de grauw purperen prairie was als bespikkeld met kleur, een en al leven. Het was een indrukwekkend schouwspel. Van tal van kampvuren kringelde blauwe rook omhoog ; veelkleurige dekens glansden in het zonlicht; muilezels graasden en balkten, paarden hinnikten ; Indianen reden hun pony's af of stonden in groepjes te praten. En op de achtergrond van dit levendige, kleurige tafereel strekte zich de vallei uit, heel in de verte overgaande in de woestijn, gemarkeerd door het majestueuze woud der rotstorens.

Bostil behoorde tot de laatsten die naar de hoge bank reden, vanwaar het uitzicht op het laatste deel en de eindstreep van het parcours het beste was. Hij schatte dat daar zeker duizend blanken en Indianen bijeen gestroomd waren. Bij alle drukte en vertier was zijn komst - als de eerste burger van Bostil's Ford en de grote animator van de traditionele races - altijd een waardig en bijna plechtig moment. Op het hoogste punt van deze langgerekte terreinplooi bevond zich een lange platte rotssteen die per traditie tot een soort eretribune geworden was waar zich de belangrijkste toeschouwers verzamelden.

Toen Bostil afsteeg en de teugels van zijn paard aan een van zijn mannen toewierp, ontdekte hij eensklaps een gezicht dat de plechtigheid van het moment ietwat vergalde. Een lange schrale man met diep liggende zwarte ogen en een grote zwarte hangsnor. Cordts! Hij had niet eens meer aan de man gedacht. Instinctief zette Bostil zich schrap. Jaren lang had hij zich gestaald voor het moment dat hij oog in oog zou komen te staan met deze beruchte bandiet.

'Bostil, hoe gaat het ermee?' zei Cordts. Hij was heel vriendelijk en blijkbaar erkentelijk toestemming gekregen te hebben de races bij te wonen. In zijn linkerhand bengelde een patronengordel met twee zware revolvers.

'Hallo, Cordts,' antwoordde Bostil niet onvriendelijk. Toen drukte hij de uitgestoken hand van de ander.

'Ik heb zwaar op de King gewed,' zei Cordts.

Daarmee koos hij de kortste weg naar Bostil's hart en een glimlachje gleed over het harde gezicht van de oude paardenhandelaar.

'Ik had liever gezien dat je op een ander paard gewed had,' antwoordde Bostil. 'Dan had ik je geld kunnen inpalmen.'

Cordts stak Bostil de patronengordel met de revolvers toe. 'Ik ben hier vandaag niet voor zaken,' zei hij, 'en ik wil in alle rust van de races genieten.'

'Cordts, ik heb je wapens niet nodig,' zei Bostil botweg. 'Je hebt je woord gegeven en dat is me voldoende.'

'Bedankt voor het vertrouwen, Bostil. Maar als je gast draag ik ze toch liever niet,' antwoordde Cordts, de patronengordel aan Bostil's zadelknop hangend. 'Ik heb een paar van mijn mannen bij me. Ze hebben een beetje veel van Brackton's whisky geproefd en nu kan ik niet helemaal meer voor ze instaan, vrees ik.'

'Ik ben in elk geval blij dat je het eerlijk zegt,' antwoordde Bostil. 'We zullen ze wel baas kunnen als ze lastig worden, denk ik.'

Bostil herkende Hutchison en Dick Sears, maar de andere leden van Cordts' bende waren vreemden voor hem. Hutchinson was een lang schraal man met afhangende schouders, een rood gezicht en loensende ogen, die in alle opzichten het stempel van de bandiet droeg. En Dick Sears zag er op zijn manier niet minder onguur uit. Hij droeg een grote slappe hoed laag over zijn ogen getrokken. Hij was een klein gespierd mannetje met O-benen, even ruw van uiterlijk als een cactus. Hij had een vaal gezicht met een goor stoppelbaardje en kleine geniepige oogjes. Bostil nam deze geduchte en beruchte rechterhand van Cordts zonder een spoor van .vrees op, hoewel Sears de naam had razendsnel te zijn met een revolver. Sears was niet dronken, maar helemaal nuchter was hij ook niet. Duidelijk was dat hij van zijn kant ook Bostil niet vreesde, want hij beantwoordde diens blikken met uitdagende onbeschaamdheid. Bostil wendde zich naar een groepje vrienden en vroeg of iemand zijn dochter gezien had.

'Lucy is daar,' antwoordde Farlane naar een ander levendig groepje wijzend.

Bostil wuifde haar toe en Lucy kwam op hem af, een van haar pony's aan de teugel meeleidend. Ze droeg een grijze blouse met een rode halsdoek en een rok over een rijbroek en laarzen. Ze zag bleek, maar ze glimlachte en haar blauwe ogen glinsterden van opwinding. Ze droeg haar haren in een vlecht bijeengehouden met een rood haarbandje. Bostil nam dit alles in een enkele snelle blik op en vaderlijke trots vervulde zijn hart.

'Lucy, waar is je paard?' vroeg hij nieuwsgierig.

'Dat zult u straks wel zien, vader. Aan de finish.'

'Dus je bent echt van plan aan de grote race deel te nemen?'

'Reken maar.'

'Wel, de enige domper op mijn vreugde vandaag zal jouw teleurstelling zijn. Maar als je erin slaagt tweede te worden, zal ik je een cadeau geven waarbij de prijs in het niet verzinkt.'

Zelfs de Indianen-opperhoofden glimlachten. Old Horse, de Navajo, glimlachte de dochter van de grote vriend der roodhuiden goedertierend toe en Silver, het andere opperhoofd, knikte instemmend. Farlane trachtte geheimzinnig te kijken alsof hij door Lucy in vertrouwen genomen was. En Colson, Sticks, Burtwait en de anderen maakten het blonde meisje lachend galante complimentjes.

Bostil genoot geweldig van dit alles tot hij de vreemd intense blik in de diepliggende ogen van Cordts, de paardendief, opmerkte. Dat ontnuchterde hem. Cordts' begeerte naar dit meisje was vermoedelijk even sterk als die naar Sage King. Bostil had eensklaps spijt van zijn besluit de paardendief tot de races toe te laten. De aanblik van Lucy's schoonheid zou het vuur misschien doen oplaaien bij deze man die altijd pochte over zijn liefde voor vrouwen en paarden. Een koude rilling ging door Bostil heen en hij wendde zich snel tot zijn dochter.

'Lucy, ga terug naar de vrouwen tot het je tijd is voor de race,' zei hij. 'En wees vooral voorzichtig vandaag!'

Hij beklemtoonde zijn waarschuwing met een blik en hij zag dat ze hem begreep en wendde zich gerustgesteld tot zijn vrienden.

De hele ochtend werd in beslag genomen door de race voor de Indianen, een kleurig opwindend schouwspel, maar toch niet meer dan een voorrecht bij de hoofdschotel - de grote race van de volbloeds.

Het middaguur was al lang gepasseerd toen men aan de voorbereidingen voor het hoofdnummer begon en de prairie glansde in het licht van de in het westen staande zon. Een vreemde stilte viel rond het parcours. Het leek wel alsof de gespannen rust van de ruiters zich aan de toeschouwers meedeelde. Alleen de paarden waren onrustig. Ze stampvoetten en sloegen met de fraaie slanke hoofden. Ze wisten wat er te gebeuren stond. Ze trappelden van ongeduld. Zwart, bruin en wit waren de dominerende kleuren. Sage King was de enige grijze en zijn gladde flanken glansden als satijn. Hij was in topvorm. Hij rukte aan het bit en sloeg met het hoofd en zijn soepele spieren golfden onder de gladde glanzende huid. Een trots, vurig koninklijk paard!

Sage King was de grote favoriet van de wedders en de Indianen, onverbeterlijke gokkers, zetten zwaar op hem.

Bostil zadelde het paard eigenhandig op en hij deed het nauwgezet, terwijl Van bleek en nerveus toekeek. Bostil klopte hem bemoedigend op de schouder. 'Jij hebt het nu in handen, Van,' zei hij.

De ruiter steeg op en met sierlijke danspasjes sloot Sage King zich bij de rij paarden aan.

Bostil gaf het sein met een armgebaar en de rij zette zich in beweging naar de starlijn. Macomber en Blinn waren daar als start-officials met een ruiter en een Navajo.

Bostil's ogen glansden. Hij sloeg Cordts vriendschappelijk op de schouder en dat was voldoende bewijs van zijn geestdrift. De meeste mannen groepten rond Bostil samen. Sears en Hutchinson stonden bij Cordts. En Holley hield op de achtergrond een oogje in het zeil.

Eensklaps tikte hij Bostil op de schouder en stak een wijzende arm uit. 'Daar gaat Lucy,' zei hij. 'Ze komt naar de andere paarden toe gereden.'

'Lucy! Waar? Daar had ik helemaal niet meer aan gedacht... Waar dan?'

'Daar,' herhaalde Holley en wees opnieuw. Ook anderen van het groepje hadden haar inmiddels ontdekt.

'Ze rijdt op een rood paard,' zei iemand.

'En het is een reus van een knol ook zo te zien,' vulde een tweede aan. 'Wie heeft er een kijker?'

Bostil was de enige die een kijker rijk was en hij bracht die nu geagiteerd naar zijn ogen. Over het ronde, vergrote gezichtsveld bewoog zich een reusachtig rood paard, de manen wapperend in de wind als laaiende vlammen. Lucy zat in het zadel. Ze kwam van een groepje rotsen gereden, ongeveer een mijl van de startlijn verwijderd. Kennelijk had ze haar paard daar verborgen gehouden. Bostil's hart begon sneller te kloppen. Hij kon zich niet herinneren ooit een dergelijk paard gezien te hebben. Maar de afstand was groot en de kijker alles behalve volmaakt. En zijn ogen waren niet meer wat ze geweest waren.

'Holley, ik kan het niet onderscheiden,' jammerde hij. 'Kijk jij eens wat voor een paard Lucy berijdt.'

 

'Baas, ik heb geen kijker nodig om te zien dat het een paard is dat ze berijdt,' antwoordde Holley terwijl hij de kijker overnam. Hij bracht het instrument voor zijn ogen en bleef zolang kijken dat Bostil er ongeduldig onder werd. Maar Holley liet zich nooit haasten en was altijd de rust zelve.

'Nou, wat zie je dan?' barstte Bostil los.

Ook de anderen toonden zich levendig geïnteresseerd. Ze wisten allen dat Lucy een gevaarlijk mededingster zou zijn als het een snel paard was dat Lucy bereed.

Tenslotte verbrak Holley zijn stilzwijgen. 'Het is een wilde hengst die ze berijdt. Rood als vuur. Hij is machtig, groot en sterk. Hij schijnt er niet veel voor te voelen zich bij de anderen aan te sluiten. Grote hemel, Bostil... wat een paard!'

Er viel een eerbiedige stilte onder het groepje rond Bostil. Iedereen wist dat Holley een man was die zich niet aan overdrijving schuldig maakte - en een eerste klas paardenkenner.

'Een wilde hengst!' echode Bostil. 'En ze noemt hem Wildfire... Geef me die kijker eens gauw terug'

Maar het enige wat Bostil kon zien, was een waas en hij besefte dat hij tranen in zijn ogen had.

'Holley, neem jij de kijker maar... en vertel precies wat er gaande is,' zei hij, met een zakdoek door zijn ogen vegend.

Gespannen sloegen allen de donkere massa paarden en ruiters verweg in de vallei gade. En allen wachtten ze op Holley's verslag. 'Ze stellen zich op aan de startlijn,' begon de ruiter. 'Dat schijnt nog al wat in te hebben ook... Bostil, die rooie hengst brengt de hele zaak in de war! Het is een vechtersbaas, een moordenaar net als al die wilde hengsten... Hij slaat naar de King! Lucy kan hem gewoon niet baas... Ja, nu heeft ze hem in bedwang. Ze hebben de King aan de andere kant gezet... nu is die rooie hengst wat rustiger... Die Indiaanse mustangs gaan ook als gekken te keer. Zeker bang van die hengst. Nu staan ze allemaal in de rij...' Toen zweeg Holley gespannen turend. Bostil zag heel ver weg een donkere onregelmatige lijn in beweging komen.

'Ze zijn weg! Ze zijn weg!' schreeuwde Holley. Bostil uitte een diepe, bulderende kreet die zelfs het gehuil van de Indianen overstemde. Toen hield het geschreeuw weer even snel op als het begonnen was. Holley's stem werd hoorbaar.

'Ja, ze zijn vertrokken. Van ligt in eerste positie... prachtig van start gegaan. De King ligt al op tempo. Baas, de King ligt al in volle galop!... Maar daar komt die rooie hengst aan!... Grote hemel, wat een paard! Het lijkt wel een bliksemstraal. Hij ligt al zij aan zij met de King!... Hij duwt de King opzij... hij werkt hem de baan uit! Grote hemel, Lucy kan hem onmogelijk houden! Ze wordt afgeworpen... nee, ze houdt het! Goed zo, Lucy... volhouden!... Godsallemachtig, Bostil, de King is omver gelopen!... Hij komt weer omhoog, maar buiten de baan. De anderen schieten hem voorbij... Van ligt eruit, de race is afgelopen voor hem!... En, Bostil... heren, die race is al beslist ook, beslist door die rooie hengst!'

Bostil's hart scheen te exploderen en dan stil te staan. Het koude zweet brak hem uit.

Wat een verschrikkelijke onvoorstelbare teleurstelling. De King lag uit de strijd! Na al die weken van voorbereiding, van hoop, van spanning... de King uit de strijd. Duizend gedachten streden om de voorrang in Bostil's koortsachtige brein. Woede, machteloze woede kookte in zijn hart. Hij vervloekte Van, hij bezwoer dat hij die rode hengst eigen handig zou vermoorden! Toen stootte iemand hem aan. Woorden drongen door het gegons in zijn oren heen. 'Misschien heb je nog wei geluk gehad! De King is niet verslagen Hij is alleen maar uit de strijd!'

Bezinning keerde langzaam terug in Bostil's brein. De King uit de strijd... het was een verschrikkelijke tegenvaller, een verbijsterende anti-climax. Maar de King had de race niet verloren! En als de ene Bostil de grote race niet zou winnen, dan zou de andere het doen.

'Hij is niet verslagen,' gromde Bostil. 'Het is niet eerlijk. Hij is uit de baan gelopen door een wilde hengst!'

Maar dan werd al zijn aandacht in beslag genomen door de aanstormende lijn paarden, al veel beter zichtbaar nu. Een rood paard lag voorop. Bostil hoorde Holley schreeuwen en Cordts schreeuwen en hij hoorde andere stemmen schreeuwen, maar hij kon de woorden niet verstaan. Het veld lag nog compact bijeen ondanks Holley's stellige bewering. En toen zag Bostil opeens goud glanzen boven het rood en dat goud was Lucy's haar. Hij vergat de King.

Toen schreeuwde Holley in zijn oor : 'Ze zijn over de helft!'

Wat een prachtige race. Bostil's hart zwol op van trots toen hij Lucy zag als het ware vastgekleefd aan de rug van die prachtige rode hengst. Wild begon hij Lucy aan te moedigen met zijn stentorstem.

'Driekwart!' klonk Holley's stem naast hem. 'En Lucy geeft dat wilde paard nu de vrije teugel. Moet je eens opletten hoe ze van het veld gaat weglopen! Je hebt nog nooit van je leven een paard zo zien lopen I'

En dat was zo, begreep Bostil. Ze lagen nu vlak voor de finish en het rode paard liep van de anderen weg alsof ze stil stonden. Het gebrul van de toeschouwers van oorverdovend. Zienderogen werd de afstand tussen het rode paard en het veld groter. Bostil zag Lucy's gouden haar wapperen tussen de vlammende manen. En toen had hij alleen nog maar oog voor het paard. Wildfire! Bostil dacht aan een laaiend prairievuur voortgejaagd door de wind.

De machtige rode hengst flitste voorbij, schoot over de eindstreep, zeker tien lengtes voor de anderen.