Dochters en zonen
•••
Kinderen moeten lief zijn.
Daar hebben ze ongeveer anderhalf jaar wat aan, tot ze kunnen lopen. Dan komen ze andere kinderen tegen, die ook kunnen lopen, en moeten ze zich handhaven. Dat lukt niet met lief.
Thuis werkt het wel. Ouders zien graag lieve kinderen. Vooral meisjes worden aangemoedigd een charmante glimlach te laten zien. Jongens mogen wel af en toe lelijk doen. Dat is stoer en een goede voorbereiding op hun mannelijke rol.
In hun derde levensjaar beseffen kinderen dat ze een jongen of een meisje zijn en weten ze wat hun te doen staat. Dat is niet tegennatuurlijk, ook al schrijft de cultuur de details voor.
Ik heb eens meegelopen met een onderzoekster die al jarenlang een bavianengroep volgde. Op een ochtend was er een baviaantje geboren. Terwijl de moeder het beschermend vasthield, kwamen alle groepsleden naar de nieuwe baby kijken. Zonder plichtplegingen schoven ze de beentjes uiteen om te kijken wat het geslacht was. Dat was belangrijk. Dat geldt niet alleen voor apen en andere dieren, maar ook voor mensen. Ik kan een persoonsbeschrijving geven van iemand die in Hengelo is geboren, opgegroeid in een naburig dorp, op de havo heeft gezeten, in de gezondheidszorg is gaan werken, getrouwd is en drie kinderen heeft; maar pas als ik zeg of het een man of een vrouw betreft, krijg je een beeld.
Er zijn talloze onderzoeken gedaan met dit soort persoonsbeschrijvingen. In het ene geval stond erbij dat het de levensloop van een man was en in het andere dat het over een vrouw ging. Proefpersonen die moesten beoordelen of hij of zij geschikt zou zijn voor een of andere functie, legden heel andere maatstaven aan voor een man dan voor een vrouw. Volgens de verontwaardigde auteurs betekende zo’n uitslag dat wij mensen bevooroordeeld zijn, en meestal ten gunste van mannen. Ze hebben gelijk. Maar in de natuur gebeurt het precies zo. Mannen en vrouwen kunnen min of meer hetzelfde, maar ze doen het niet. Ze maken een keus en die ligt tamelijk vast, behalve onder bijzondere omstandigheden. Die kunnen zich voor de geboorte voordoen, maar ook daarna.
•••
Er is een onderzoek gedaan met ratten. Rattenmannetjes staan bekend om hun ferme masculiniteit. Ze vertonen doorgaans geen vrouwelijk gedrag; ze zorgen niet voor baby’s, ze bouwen geen nestjes. Maar wanneer een rattenmannetje in zijn eentje in een kooi wordt gezet waar baby’s liggen die hij kent, bouwt hij wel degelijk een nestje en gaat ze verzorgen. Zolang het rattenleven zijn gebruikelijke gang gaat, doet hij dat niet.
In tijden van oorlog nemen vrouwen de taken die normaal gesproken aan mannen toevallen met gemak over. Maar als de vrede is getekend, geven ze de veroverde gebiedsdelen terug.
In de jaren zeventig is hartstochtelijk geprobeerd om rolpatronen te doorbreken, en dat is tot op zekere hoogte gelukt. Vroeger zag je nooit een man achter een kinderwagen en nooit een vrouwelijke buschauffeur. Nu wel.
Maar meisjes die op de basisschool goed kunnen rekenen, stevenen nog steeds niet rechtstreeks op een bèta-opleiding af. Ze volgen het liefst na wat de andere meisjes in de klas kiezen en als die niet willen doorleren, is er heel wat overtuigingskracht van thuis nodig om ze naar de havo te sturen of naar het gymnasium.
Mijn broer is huishoudelijk; hij wast en hij strijkt, hij zet overal keukenrollen neer, zodat hij meteen kan ingrijpen als er een beker omvalt. Hij lijkt in dat opzicht op mijn moeder. Die wilde als kind al niets liever dan met haar poppenemmertje de trap dweilen. In mijn broer is de sopdrift pas opgestaan toen hij kinderen kreeg. Ik belde hem onlangs.
‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg ik.
‘Ik sta samen met Dunja te strijken,’ was het antwoord. Dunja is zijn tweede dochter.
Hij heeft drie dochters, geen zoon. Ik denk niet dat hij een zoon zou leren strijken, ook al zou die belangstelling tonen. Grootmoeders doen dat soms wel. Jongens die kunnen breien hebben dat vaak van een grootmoeder geleerd, niet van hun moeder en al helemaal niet van hun vader. Die moet een manlijk voorbeeld stellen. Dat doet hij ook, alleen niet altijd op de manier die hij van plan was.
Kinderen kijken naar hun ouders en imiteren wat ze te zien krijgen, ook de slechte dingen. Als de ouders chips in hun mond proppen terwijl ze televisiekijken, doen de kinderen dat ook. Als de ouders schreeuwen om hun standpunt duidelijk te maken, schreeuwen de kinderen ook.
Ouders beseffen vaak niet dat ze signalen uitzenden. Ze doen maar wat, en af en toe bedenken ze dat ze een opvoedkundige maatregel moeten treffen. Dat is verwarrend voor een kind.
Mijn broer vertelde me dat onze vader hem aanwijzingen gaf die hij hem zelf nooit in praktijk zag brengen. ‘Je moet iedere dag gitaar studeren, tot je het instrument beheerst,’ zei hij bijvoorbeeld. Maar zelf pakte hij alleen af en toe zijn viool, speelde een hartstochtelijk deuntje en legde hem dan weer voor weken in de kist.
Mijn broer trok zich niet zoveel aan van onze vader. Hij richtte zich op onze moeder. Dat was veel leuker, want zij was dol op mijn broer. Ze rekende alles goed wat hij deed en stortte al haar aandacht over hem uit. Dat was voor haar ook gerieflijker dan wachten tot mijn vader tijd voor haar nam.
Dat deed hij pas toen hij op zijn vijfenvijftigste overspannen was geraakt en in psychotherapie had geleerd zijn hart open te stellen. Het was een hele verbetering. Zolang wij jong waren, zat hij in zijn studeerkamer, precies zoals hij dat had gezien bij zijn eigen vader. Want dat is de kluwen waarin een gezin leeft: iedere ouder is op zijn beurt iemands kind en reageert op wat hij thuis heeft meegemaakt.
•••
Iemand gaf mij een autobiografie van een vrouw die haar moeder verwijt dat ze haar als jong meisje in de steek heeft gelaten om een of andere minnaar achterna te gaan. Haar leven lang heeft de schrijfster geprobeerd de aandacht en de liefde van haar moeder terug te winnen. Daar gaat het hele boek over. Ze kan maar niet begrijpen hoe haar moeder haar dit heeft kunnen aandoen. Maar het antwoord staat ergens terloops vermeld: haar grootmoeder is ook weggelopen en heeft die moeder in de steek gelaten, op vrijwel dezelfde manier. Die moeder is dus, net als de schrijfster, een gekwetst kind en gedraagt zich als zodanig en niet als een liefdevolle moeder. Pas in het nawoord laat de schrijfster weten dat ze dat ook beseft, al verbindt ze er geen enkele consequentie aan.
Niet alleen demonen uit het verleden doen mee in een gezin, ook de relatie die de ouders met elkaar hebben bepalen de sfeer en de gebeurtenissen.
Toen ik op de middelbare school zat gingen mijn vader en ik ’s ochtends tegelijk de deur uit om naar school te gaan. Hij liep met grote stappen voor mij uit; ik rende hijgend achter hem aan. Ik heb jaren gedacht dat hij mij slecht gezelschap vond en schaamde me dat ik toch mee wilde lopen en niet, zoals mijn zussen, de fiets nam. Ik denk dat ik een jaar of dertig was toen hij mij vertelde dat hij destijds vaak ruzie met mijn moeder had. Daarom beende hij zo boos door. Het had niets met mij te maken; misschien besefte hij ternauwernood dat ik bestond.
•••
Terwijl de kinderen hun ouders nauwlettend in de gaten houden, op zoek naar aanwijzingen, prijzende woorden en richtlijnen, knoeien de ouders er vrolijk op los. Ze denken dat kinderen niks in de gaten hebben. Als je ze kunt wijsmaken dat Sinterklaas bestaat, kun je ze ook aanpraten dat papa en mama een gelukkig huwelijk hebben.
In een onderwijzersgezin kwam een tijdelijke au pair in dienst, omdat de moeder geen tijd had voor het huishouden en de vader traditioneel nog geen kopje naar de keuken bracht. Er waren vier kinderen. De oudste dochter mailde mij.
‘Mijn vader werd verliefd op dat meisje en is op den duur ook met haar gaan samenwonen, maar zelfs toen wisten wij van niks, want hij kwam nog geregeld bij ons thuis. Ik voelde wel dat er iets raars was, maar niemand zei wat.’
De ouders vertelden leugentjes: dat de vader op werkweek was, dat hij een vergadering had of al vroeg de deur uit was gegaan.
‘Iedereen in het dorp wist hoe het zat, alleen wij niet,’ vertelde de dochter bitter. ‘Ik heb nooit meer iemand vertrouwd.’
Als je niks zegt, bestaat het niet, denken de ouders.
Mijn tante heeft eens verteld dat ze op de lagere school een hartsvriendinnetje had met wie ze iedere dag speelde. Het meisje werd ziek en ging dood. Dat laatste wist mijn tante niet. Als ze informeerde of haar vriendin al beter was, deed iedereen vaag tegen haar. Pas op haar dertiende hoorde ze de toedracht. Het meisje was na een ziekbed van vijf weken gestorven. Mijn tante heeft nooit meer een boezemvriendin gehad.
Een ander meisje werd uit logeren gestuurd toen haar vader ziek werd. Toen ze na drie weken thuiskwam, was hij dood en begraven. Al zijn spullen waren uit het huis verwijderd en niemand sprak ooit nog over hem.
‘Zo komt ze er het snelst overheen,’ vond de moeder. Maar de dochter is er niet overheen. Ze is nu drieënzeventig.
•••
In veel gezinnen wordt nergens over gesproken, niet over de familiegeschiedenis en niet over de problemen die zich thuis iedere dag voordoen. Heel veel verhalen die ik te horen kreeg gingen over verzwegen ellende.
Een vrouw vertelde dat haar vader alcoholist was. Dat woord mocht nooit hardop worden gezegd. Als hij dronken thuiskwam, ging hij tekeer tegen zijn vrouw en tegen de drie dochters. Een van de dochters had zich op den duur aangewend flauw te vallen als het haar allemaal te veel werd. Soms hielp het en richtte de moeder zich op haar. Maar het gebeurde ook wel dat de ouders het zo druk met elkaar hadden dat ze haar niet eens zagen. De oudste zus sloop naar haar slaapkamer zodra het gekrakeel begon. Alleen de jongste wierp zich in de strijd om haar moeder te verdedigen en ving soms de klappen op. Daar was die moeder helemaal niet dankbaar voor. Ik veronderstel dat ze zich geneerde en daarom net deed of het een ruzie tussen haar man en hun dochter was geweest.
‘Ze zei altijd dat ik op hém leek,’ vertelde de vrouw. ‘“Jij ook altijd!” riep ze als het weer eens verkeerd was gegaan. “Jij bent net je vader!”’
Ik vroeg naar haar grootouders, want ik wilde weten of het een traditie was om tegen elkaar te tieren waar de kinderen bij zijn.
‘Mijn moeder komt uit een gewoon gezin, maar mijn grootmoeder van vaderskant is alleen met mijn opa getrouwd omdat haar toenmalige verloofde vreemd was gegaan. Ze wilde wraak op hem nemen door meteen met iemand anders te trouwen. Het was een liefdeloos huwelijk, met veel geweld. Mijn vader is enig kind gebleven omdat mijn grootmoeder haar man na de eerste zwangerschap niet meer bij zich toeliet in bed.’
In zo’n familie leren de kinderen niet wat liefde is, in ieder geval niet thuis, van hun ouders. Een andere vader over wie ik een e-mail ontving, had als baby eczeem. Zijn moeder had een fysieke afkeer van hem en verwaarloosde hem. Haar vader, die weduwnaar was, heeft voor het kind gezorgd, maar overleed toen het joch zeven was. Het kind ging terug naar zijn moeder, die nog steeds niks van hem moest hebben, maar ze gaf hem wel te eten. Hij groeide op, kreeg een vrouw en drie kinderen, die niets aan hem hadden, want hij was altijd stoned of dronken. Daar werd nooit over gesproken, ook later niet want dat had toch geen zin en je moest naar de toekomst kijken en niet naar het verleden.
•••
Als je ook maar iets van een familie wilt begrijpen, moet je juist heel ver terugzoeken, naar de generaties die voorafgingen. In het verleden liggen de regels die ooit zijn opgesteld om de familie vooruit te helpen in de maatschappij.
Een vriend van mij vertelde dat hij als kind niet buiten mocht spelen met de andere kinderen in de straat, want die waren volgens hun ouders ordinair.
‘Wist ik veel wat dat woord betekende! Ik ging evengoed naar buiten, want ik wilde voetballen, maar mijn zussen hielden zich wel aan de voorschriften. Die keken neer op de mensen in onze straat.’
‘Waarom?’ vroeg ik.
‘Die hadden naar hun zeggen geen smaak. Wij hadden smaak. Wat dat was, wist ik niet.’
Dat woord gebruikten ze bij ons thuis ook. Mijn moeder en mijn zussen zeiden over anderen dat die een goede smaak hadden of geen goede smaak, maar wat het geheim van de juiste keuze was, heb ik ook nooit begrepen.
Standsverschil wordt in de meeste families niet openlijk besproken, maar het bestaat nog wel. Er zijn normen waar familieleden zich aan te houden hebben, al worden die nooit benoemd. Vaak behelzen ze een zwijgplicht.
Alcoholisme, geweld en ongewenste zwangerschappen worden verbloemd; ziektes in de familie en ruzies worden geheimgehouden. Ten overstaan van de buitenwereld doen de gezinsleden alsof alles goed gaat en als er al sprake is van een conflict, moeten ze één lijn trekken.
Een vrouw die uit een groot gezin komt vertelde met verontwaardiging dat een van haar zussen een tante, met wie ze gebrouilleerd waren, had opgezocht. ‘Dat doe je niet,’ verklaarde ze stellig.
‘Waarom niet?’ vroeg ik.
‘Die tante is een zus van mijn vader. Zij was destijds tegen het huwelijk van mijn ouders, omdat mijn moeders familie veel eenvoudiger is dan die van mijn vader. Het waren ongeschoolde arbeiders. Mijn moeder en mijn tante praten al jaren niet tegen elkaar. Het is toch verraad dat mijn zus er ineens langsgaat? En waarom zou je het doen?’
Ik vroeg of die ene zus wel eens vaker iets deed wat de rest van de familie niet leuk vond. En inderdaad, die zus was een aparte, zei ze: ‘Een beetje het zwarte schaap.’
Zwarte schapen komen in veel gezinnen voor. Ze hebben een functie: ze houden vaak het gezin in evenwicht. Ze trekken veel aandacht, waardoor er samenhang ontstaat tussen de andere schapen. Die hebben een gemeenschappelijk probleem dat ze kunnen bespreken en hoeven dan minder over zichzelf na te denken of over spanningen die ze met elkaar hebben.
Volgens gezinstherapeute Else-Marie van den Eerenbeemt is er in het gezin van een zwart schaap vaak ook een wit exemplaar, dat alles juist goed doet. ‘En dat is vaak degene die het bij tegenslag laat afweten,’ zei ze, ‘terwijl het zwarte schaap trouw blijft.’
Het leek mij een tamelijk romantische bewering. Er zijn kinderen die hun ouders tot wanhoop drijven met hun dwingende afhankelijkheid, hun wispelturigheid en hun maatschappelijk onvermogen. Ze laten de ouders geen moment met rust, al zijn ze allang volwassen. Dat is geen trouw, maar terreur.
•••
Ik ken een familie waar ze niet in de gaten hebben dat er een psychopaat in hun midden is. Dat komt doordat het zo’n grapjas is. Als hij binnenkomt, op een verjaardag of in het restaurant waar de familie heeft afgesproken, is het meteen feest. Hij vertelt geestige verhalen, hij is een meesterlijke imitator, hij krijgt iedereen aan het lachen. Maar het kost een paar centen. Want het enige doel in het leven van deze man is geld. Hij heeft geen werk, want hij heeft iets onduidelijks aan zijn rug en leeft al vanaf zijn twintigste van een uitkering. Daar komt hij niet mee uit, want hij houdt niet van koopjes. Van vrijwel alle familieleden heeft hij geld geleend, en terugbetalen doet hij maar even – eerst met een groot bedrag, dan met een paar tientjes, zodat de ander het volste vertrouwen heeft dat de rest zal volgen. Dat is een misrekening. Een oom die aandrong op volledige terugbetaling heeft hij ten overstaan van de hele familie zo verschrikkelijk geschoffeerd dat alle anderen niet hardop durfden te zeggen dat zij ook nog geld te goed hadden. Ze schaamden zich en deden er het zwijgen toe.
Niemand durft toe te geven dat deze neef een slecht karakter heeft, want dan is het ook uit met de pret op feestjes, en dat willen ze geen van allen op hun geweten hebben. Zelfs zijn zus, die in haar jeugd veel aandacht tekort is gekomen, zwijgt. Zij lijkt wel een beetje op dat extra-witte schaap van Else-Marie. Ze is een bescheiden schat.
Er bestaan ook witte schapen zonder tegenhangers. In sommige gezinnen is een van de kinderen opvallend goed gelukt. Een ander kind kan daar dan wat teleurstellend bij afsteken. Helemaal gelijkwaardig zijn kinderen nooit.
‘Alle ouders bezweren dat ze van elk kind precies evenveel houden,’ zegt Else-Marie van den Eerenbeemt, ‘en alle kinderen weten dat het niet waar is.’
•••