Familievetes

•••

Familievetes gaan over geld en achterstallige rancune. Ze beginnen in een ver verleden, waar ze lang broeien, tot ze plotseling tot ontploffing komen, vaak na een sterfgeval.

Een vriendin van mij komt uit een groot Gelders gezin. Toen haar ouders waren overleden, bleef de familie zitten met een lelijk huis in Lochem, dat vrijwel onverkoopbaar was. Het stond ook nog vol meubels en snuisterijen, waar niemand belangstelling voor leek te hebben. Er moest wat gebeuren, want het huis moest verwarmd worden om schimmel en vocht te beteugelen. Uiteindelijk vond een van de broers een makelaar. Die wilde het pand wel op de woningmarkt brengen zodra het leeg was.

Alle broers en zussen zouden naar Lochem komen en een lijst maken van de spullen die ze wilden hebben. Maar niemand deed wat. Toen stelde een van de zussen voor een uitdrager te laten komen, die voor duizend euro de hele boel zou meenemen. Dat bedrag wilde niemand betalen. Er volgde een lawine van betere plannen. Een voor een bedachten de broers en zussen een andere oplossing. De een wist een opkoper die gratis zou komen, de ander meldde dat hij de oude biedermeier kast voor zichzelf wilde hebben, waarop een zus de schilderijen zonder overleg van de muur haalde en meenam, en een broer de boeken opeiste en een oude bijbel. Mijn vriendin kreeg een brief van de zus met wie zij het meest contact had, waarin zij schreef dat ze woedend was op de broer die de biedermeier kast had opgehaald. Die had zij willen hebben. Ze had er al een koper voor en zij had er meer recht op dan hij, want zij was arm en die broer rijk.

Ik luisterde met verbazing naar het verhaal. Ik kon al die broers en zussen niet uit elkaar houden, maar het meest verwonderlijke was dat ze die anderhalf jaar dat het huis daar maar stond nooit iets hadden ondernomen.

‘Waar gaat dit over?’ riep ik uit.

‘Niet over de meubels,’ antwoordde mijn vriendin droog. ‘Het gaat over die rijke broer, Gerard. Hij is inderdaad goed met geld, maar dat is dan ook het enige. Voor de rest heeft hij alleen maar ellende meegemaakt. Hij heeft altijd in de schaduw gestaan van onze andere broer, die iets ouder is. Dat was een moeilijke puber. Onze ouders konden hem in ons drukke gezin niet aan, dus deden ze hem op kostschool. Dat vonden ze dan toch weer zielig, dus moest kleine Gerard mee. Maar hij was geen held en werd op die kostschool almaar gepest. En denk maar niet dat zijn broer dan voor hem opkwam, welnee! Die had zijn eigen vriendjes en trok zich niks van dat huilende jong aan.

Na kostschool kon Gerard thuis ook niet meer aarden. Hij ging blowen en heeft ook nog in een kliniek gezeten. Later ging hij drinken en heeft hij een keer een fietser aangereden. Die bleef bewusteloos liggen en Gerard is ervandoor gegaan. Dat was natuurlijk verschrikkelijk. Hij is toch nog gepakt en heeft ervoor in de gevangenis gezeten. Niemand van de broers en zussen is hem daar ooit komen opzoeken. Ik ook niet. Dat kon ik niet helpen; mijn kinderen waren klein en ik stond er alleen voor. Ik stuurde hem af en toe wel een kaart. Hij is zijn leven lang wrok blijven koesteren, maar dat kwam er pas uit toen onze ouders allebei waren overleden.’

‘En nu?’ vroeg ik.

‘Nu zien hij en twee van mijn zussen elkaar niet meer. Mijn oudste broer zagen we toch al nooit, want die heeft zich altijd afzijdig gehouden. Van mijn zussen hebben er drie ruzie met elkaar, ook over die erfenis, en ik ben de enige die met iedereen praat. Niemand ziet elkaar meer; we vieren geen verjaardagen, we komen bijna niet meer bij elkaar over de vloer. Het is een groot gapend gat en het komt niet meer goed. Ze willen het geen van allen bijleggen, dus begin ik er ook maar niet meer over.’

•••

Stilte is vaak de enige uitweg. Echtparen kunnen scheiden, vrienden kunnen uiteengaan, maar familie blijft familie, al ben je nog zo boos. Zwijgen is alleen geen oplossing. De woede blijft bestaan en zindert voort, ook al is iedereen inmiddels vergeten waar het ook alweer om ging.

Op een vergadering kwam een vrouw naar mij toe.

‘Jij kent mij niet,’ zei ze. ‘Ik ben de zus van Martine. Jij kent haar uit de manege.’

‘Ach!’ zei ik verrast, want ik had Martine al een poos niet gezien. ‘Hoe is het met haar?’

‘Ik zou het je niet kunnen zeggen,’ zei de zus. ‘Martine en ik hebben elkaar al twintig jaar niet gesproken. Maar jij noemde daarnet een voorbeeld uit de manege. Toen wist ik dat je mijn zus waarschijnlijk kende. Jij reed toch in Muiderberg?’

‘Waarom spreken jullie elkaar niet?’ vroeg ik. De vrouw wuifde vaag met haar hand. ‘Iets over spullen bij een erfenis. Ik weet het niet eens meer. Maar Martine wil mij nooit meer zien, dus laat ik het maar zo.’

In nog weer een ander gezin kwam er na het overlijden van de oude moeder ook ruzie bij het leeghalen van het huis. De zoon die de verzekeringsdocumenten en de bankafschriften moest uitzoeken, vond overschrijvingen aan een van zijn zussen. Die zus is bijstandsmoeder, dus zo heel gek is het niet dat ze af en toe wat kreeg. Maar hij zei er toch wat over, waarop een andere zus in snikken uitbarstte en boos wegliep. Dat kwam doordat zij de moeder, vanaf dat die begon te dementeren, zo’n acht jaar voor haar dood, vrijwel iedere dag had verzorgd. Op het laatst kwam de thuiszorg haar bijstaan, maar zij heeft nooit een cadeautje of geld gekregen – nog geen bedankje ook trouwens, niet van die moeder en niet van de rest van de familie.

Toen de moeder echt in de war raakte, zei ze almaar tegen de jongere kinderen dat ze haar ene dochter, die zo goed voor haar was, nooit zag.

‘Maar mama, die zie je toch iedere ochtend?’ had een van de dochters gezegd. ‘O ja,’ zei de moeder, maar even later beweerde ze weer dat die dochter haar liet stikken.

Demente moeders kunnen veel kwaad berokkenen. Een collega van me ziet haar twee zussen en haar broer niet meer. De oorzaak ligt bij haar – inmiddels overleden – demente moeder. Toen de duisternis in haar brein inviel, werd ze achterdochtig. Ze raakte geregeld van alles kwijt. Op een dag zei ze dat ze geld miste. Wie kon dat gedaan hebben? De laatste die bij de moeder was langsgegaan was mijn collega.

‘Zij heeft het gestolen!’ beweerde haar moeder. Het geld werd nooit gevonden, en misschien was het er nooit geweest of had de moeder het verstopt. Alles kan met demente oude spaarders. Maar ineens beschuldigde de oudste dochter haar zus ook en begon een lastercampagne. De broer hield zich erbuiten. Dat lijkt wel de specialiteit van oudere broers te zijn. De jongere zus durfde niet tegen die haaibaai van een oudste op en verzette zich zelfs niet toen die, samen met haar man, een gerechtelijk onderzoek liet uitvoeren tegen mijn collega. De aanklacht was diefstal en de bewijslast dat ze volgens haar zussen in een gloednieuwe auto reed en net met vakantie was gegaan.

‘Die auto was een tweedehands Peugeot van tien jaar oud en de vakantie was een goedkope lastminute naar Turkije in het laagseizoen,’ zei ze bitter. ‘Wij moeten in de zomer altijd in Nederland blijven, want de kinderen hebben vakantiebaantjes om iets bij te verdienen.’

Uiteindelijk werd de zaak niet doorgezet, maar de aanblik van haar twee zussen en haar moeder die met verbeten koppen in de rechtszaal zaten was genoeg om haar alle animo tot verzoening te benemen. Nog steeds staan de tranen van woede en verdriet in haar ogen als ze erover vertelt.

‘Ze zijn jaloers op je omdat jij zo’n leuk gezin hebt,’ zei ik troostend. Dat verzon ik niet. Deze collega heeft een opmerkelijk vriendelijke man en allebei haar kinderen zijn muzikaal, kunnen goed leren en hebben gevoel voor humor. De zussen hebben het misschien minder getroffen.

•••

Als mensen lelijk doen zonder dat daar een aanwijsbare reden voor bestaat, is het vaak uit jaloezie. Voor familie geldt dat nog veel sterker, omdat broers en zussen algauw vinden dat ze evenveel recht op geluk hebben en in iedere ongelijkheid een misstand zien.

Soms is het heel duidelijk dat afgunst de oorzaak van de familievete is.

Ik belde een vriendin met wie ik altijd kan afspreken omdat ze nooit iets dringends te doen heeft. Haar kinderen zitten op de middelbare school en de trouweloze echtgenoot die haar heeft ingeruild voor een jonge blom, heeft haar de helft van het bedrijf dat ze samen hebben opgebouwd moeten betalen. Ze is tamelijk bemiddeld.

‘Ga je mee wandelen?’ vroeg ik.

‘Nee,’ zei ze, ‘ik kan niet.’

‘Je vergist je,’ weerlegde ik. ‘Jij kunt altijd.’

‘Ik ben executeur-testamentair,’ zei ze. Het bleek dat haar tante was overleden. Het was een kinderloze tante, die graag de oma uithing voor de kinderen van mijn vriendin.

‘Toen ze nog klein waren, was dat leuk,’ vertelde ze, ‘maar later hadden we wat minder contact. De kinderen hebben al twee oma’s. Ze hoefden er niet nog een bij.’

Maar evengoed had de tante deze nicht aangewezen als executeur-testamentair en ze had haar ook haar grote herenhuis nagelaten, plus een legaat. Voor de rest van de familie waren er ook legaten, maar daar namen ze geen genoegen mee. Ze waren al bij de notaris langs geweest om te vragen of er voor hen meer te erven zou zijn als mijn vriendin afstand deed van de erfenis. En inderdaad.

‘Dus moet jij de erfenis niet aanvaarden,’ verklaarden de andere erfgenamen, ‘want jij hebt geld zat.’

‘Daar wil ik graag zelf over beslissen,’ zei mijn vriendin, en sindsdien is ze uit de gratie – en haar moeder ook, want die nam het voor haar op.

‘Mijn dochter mag toch wel nadenken?’ had zij geprotesteerd.

Maar de rest van de familie vond nadenken laag-bij-de-gronds. Het kon onmogelijk zo zijn dat tante juist deze nicht, die geen slag uitvoert en in een groot huis woont, tot erfgename had uitgeroepen. Ze vergaten voor het gemak dat zij zich zelf weinig aan hun tante gelegen hadden laten liggen.

Mijn vriendin vond dat ze zich in ieder geval als executeur-testamentair in de materie moest verdiepen. Bovendien ontdekte ze dat ze financiën interessant vond, in ieder geval onderhoudender dan iedere dag naar de sportschool en ’s middags thee zetten voor de kinderen. Die wilden toch niet zo graag thee. Ze gingen liever internetten en gamen.

Het werd een echte vete, met lelijke e-mails en verjaardagen waarop mijn vriendin en haar ouders niet meer welkom waren.

‘Ik kwam een nicht van me tegen, in de Hema. Ik was met mijn elfjarige dochter, die niet op de hoogte is van de ruzie, want ik hield mijn kinderen er liever buiten. Mijn dochter groette haar vrolijk en liep op haar af, en toen bestond mijn nicht het tegen haar te zeggen dat ze niks met haar te maken wilde hebben: “Vraag je moeder maar waarom.”’

Sindsdien neemt mijn vriendin de vete serieus.

‘Ik had eerst nog voorgesteld er met z’n allen een oplossing voor te zoeken. Maar nu heb ik de erfenis gewoon aanvaard en de familieleden laten uitkeren wat hun notarieel toekwam. Ik heb van een deel van mijn erfenis mijn ouders een reisje cadeau gedaan, omdat ze voor me zijn opgekomen. En ik heb de familie met een mail op de hoogte gebracht van mijn beslissing.’

Zo’n uitwisseling van lelijke berichten per e-mail komt hard aan. Vroeger moest je toch even gaan zitten voor een brief. Er moest een postzegel op de envelop en je moest besluiten wie de brief te lezen kreeg. Met de moderne communicatiemiddelen heb je algauw een uitslaande brand. Vooral sms’jes staan bekend om hun lompheid, door de beknopte bewoordingen waarin ze worden gesteld.

•••

Een gebrek aan ruimte is niet goed voor de communicatie. Dat geldt ook voor plaatsen. Veel ingrijpende ruzies beginnen dan ook op een boot. Boten zijn doorgaans krap bemeten en er is maar één kapitein. Die laat zijn gezag gelden. Ik heb eens een sluiswachter gesproken die de hele zomer geniet van het theater in de sluis.

‘De man heeft het vrijwel altijd voor het zeggen aan boord en vaak heeft hij de ballen verstand van varen. De vrouw moet doen wat hij zegt. Om te zorgen dat er geen ongelukken gebeuren, doet ze soms net of ze hem niet hoort. En die man maar sakkeren op niks af. Het is om je rot te lachen.’

Als je zelf op een boot zit, is de lol er gauw af. Echtparen die liever niet met z’n tweeën met vakantie gaan, nemen nog wel eens een ander stel mee. Dat loopt vaak slecht af. Ik ken een familie waarin een broer en een zus elkaar twintig jaar niet hebben gesproken, omdat ze met de schoonzus en de zwager waren gaan zeilen. De zwager was de kapitein. Hij voerde zijn gezag met harde hand. Zo duldde hij geen rommel aan boord. Alles moest opgeruimd en op de juiste plek. Zijn eigen vrouw deed gewillig wat hij zei, maar haar broer en zijn vrouw volgden de bevelen niet nauwgezet op. En zij had een breiwerkje bij zich. Als ze even naar de kajuit liep om iets te halen of te brengen, ruimde de kapitein gauw het breiwerkje op. Daarmee begon de ruzie. Toen ze terugkeerden aan wal, brak de familieoorlog uit. Aan iedereen die het maar wilde horen werd verteld hoe het toeging aan boord, onder het schrikbewind van Joop-de-zwager. Omgekeerd vertelde het andere echtpaar wat een landrotten Bart en zijn vrouw waren. Wie zit er nou te breien aan boord? En aan hem had je ook niks. Kon nog geen fokje vasthouden.

De hele familie deed mee aan de vete. De een kon de breiende schoonzus ook niet uitstaan, de ander wist nog een verhaal over de tirannieke zwager, Bart was een slapjanus en eigenlijk kon de zus beter varen dan Joop. Daar was iedereen het over eens.

Ik ken dit verhaal zo goed omdat ik bevriend ben met een van de familieleden. Toen ik hem leerde kennen, was Bart al van zijn breikous gescheiden, de boot verkocht en de zwager met pensioen. Alles was voorbij, maar de gebeurtenis leefde voort en maakt deel uit van de familiegeschiedenis. ‘Weet je nog toen Bart mee ging varen?’

Pas toen de moeder van het gezin ziek werd en niet langer zelfstandig kon wonen, spraken broer en zus weer eens met elkaar.

Er waren twintig jaren verstreken sinds de zeiltocht. Kort erop overleed de moeder en zag iedereen elkaar op de begrafenis. De ruzie was voorbij, zonder dat er een groot gesprek had plaatsgevonden, en misschien was dat ook beter. Niemand wist meer precies waar het conflict over ging – en ach, het blijft toch je familie.

•••