Toen de zon smeulend in de zee wegzonk, liet Hal zeil minderen en ging verder van de kust vandaan varen, zoals elke verstandige kapitein zou doen als het land aan de lijzijde zo dichtbij was. Ze zeilden langzaam naar het zuiden en tijdens het eerste deel van de nacht ontdekten de uitkijken een zwak lantaarnlicht op een van de dhows die hen schaduwden.
Al-Auf, waar hij ook was, zou verwachten dat zijn mannen de Seraph pas zouden veroveren als de meeste bemanningsleden sliepen. Daarom wachtte Hal tot twee uur in de ochtend, voordat hij twee rode lantaarns het aansteken en in de masttop hangen. Ze staarden als twee draken- ogen het duister in.
Daarna gaf hij Aboli en twintig andere mannen opdracht de nog steeds vochtige gewaden van de gevangengenomen Arabieren aan te trekken. Terwijl ze hun hoofddoeken om hun hoofd wonden, liep Hal naar zijn hut en trok de kleren aan die hij op de avond van zijn bezoek aan de soek op Zanzibar had gedragen. Toen hij weer aan dek kwam, zeilde de Seraph kalmpjes door het donkere water. Toen de maan onderging, verdween de donkere vorm van het land met- zijn parelwitte halsketting van brandingsgolven in het duister.
Hal liep het dek over én sprak met elke groep mannen die voor het dolboord hurkte. 'Dit is de gevaarlijke tijd,' zei Hal zacht. 'Wees waakzaam. Ze kunnen ons aanvallen voordat we hen zien.'
Twee uur vóór zonsopgang, in de donkerste tijd van de nacht, liet Hal de twee jongens halen. Toen ze bij hem kwamen, was Tom alert en opgewonden, maar Dorian moest op zijn strozak hebben liggen slapen, want hij was nog pas halfwakker en wreef gapend over zijn ogen.
'Ik wil dat jullie nu allebei naar jullie plek in de masttop gaan,' zei hij streng. 'Als het schip in gevecht raakt, blijven jullie daar, wat er ook gebeurt. Begrepen?'
'Ja, vader.' Toms gezicht had een gespannen uitdrukking.
'Ik vertrouw je broer aan jouw hoede toe,Tom,' zei Hal, zoals hij al zo vaak had gedaan. 'Jij moet Tom gehoorzamen, Dorian, wat hij ook wil dat je doet.'
'Ja, vader.'
'Ik zal het zelf veel te druk hebben, dus ik kan jullie niet in de gaten houden. Ik wil er zeker van zijn dat jullie allebei veilig hoog boven het gevecht zitten.' Hij liep met hen mee naar de hoofdtouwen van de fokkenmast, legde zijn handen op hun schouders en kneep erin. 'God houdt van jullie, jongens, net als ik. Probeer niet de held uit te hangen. Blijf gewoon veilig in de mast.' Hij keek hen na, terwijl ze het want inklommen en in het duister boven hem verdwenen. Hij liep terug naar zijn plaats op het halfdek.
Het bleef langer donker, doordat het regende, maar toen de zon opging, braken de regenwolken open en werd het abrupt licht. In de loop van de nacht was de Seraph door de wisselvalligheden van de stroming in de smalle zee-engte dicht naar het land gevoerd.
Recht voor hen uit zagen ze de als de rug van een walvis gevormde bult van de landtong Ras Ibn Khoem die in de zee-engte uitstak. Hal beval kalm dat ze van koers moesten veranderen om de landtong te omzeilen.
In de loop van de nacht had de vloot van dhows, geleid door de signaallantaarns in de masttop van de Seraph, het gat tussen hen gedicht. Het voorste vaartuig, een schip van óm en nabij de honderd ton dat volgepakt was met mannen, voer nu op een afstand van minder dan een kabellengte achter hen. Zodra ze de Seraph als bij toverslag uit het duister vóór hen zagen verschijnen, barstten ze in gejuich uit en vuurden hun jezails in de lucht af. Vanwege de signaallampen geloofden ze kennelijk dat het schip al in al-Aufs handen was. Pluimen geweerrook schoten de lucht in en het geluid van hun stemmen en het geknal van hun wapens droegen zwak over het donkere, woelige water, terwijl ze op het dek dansten en naar hen zwaaiden.
'Begroet hen, jongens,' zei Hal tegen zijn als Arabieren verklede mannen. Ze sprongen in het rond en zwaaiden naar de dhow, terwijl hun gewaden in het ochtendbriesje dat vanaf het land woei, wapperden en opbolden. Hal deed niets om het schip langzamer te laten varen, dus de afstand tussen hen werd niet kleiner.
Hij keek recht vooruit of ze wel op veilige afstand om de groene landtong die voor hen in de zee uitstak, heen konden varen. Toen voelde hij zijn borst samentrekken en zijn adem stokte. Nog geen twee mijl voor hen uit kwam een ander vierkant getuigd schip met zwarte zeilen de punt van de landtong omvaren.
Hal realiseerde zich onmiddellijk dat het in de baai achter de landtong voor anker in hinderlaag had gelegen, terwijl de signaalvuren langs de kust het hadden gewaarschuwd dat de Seraph naderde. Nu kwam het snel op hen af, gevolgd door meer dan een dozijn kleine dhows.
Alf Wilson kwam naar Hal toe rennen en zijn donkere ogen dansten van opwinding. 'Dat is de oude Minotaur,' schreeuwde hij. 'Ik zou hem overal herkennen, kapitein.'
'Dank u, Mr Wilson, dat vermoedde ik al.' Hal hield de uitdrukking op zijn gezicht neutraal en wendde zich tot Ned Tyler 'Houd het schip op koers.'
Terwijl de twee schepen elkaar snel naderden, bestudeerde Hal de Minotaur door zijn kijker. Het was nog geen twee jaar geleden sinds het schip door al-Auf gekaapt was, maar Hal zag ogenblikkelijk dat zijn zeilen en tuigage in slechte staat waren geraakt. Geen enkele Engelse kapitein zou zijn schip ooit zo verwaarlozen. Bovendien werd er slordig mee gevaren. Misschien was de kapitein aan de tuigage van de latijnzeilen gewend en beheerste hij de gecompliceerde techniek niet, die nodig was om de hogere lagen van vierkante zeilen te zetten. Nu loefden zijn marszeilen en zijn grootzeilen waren niet goed gebrast, zodat het te weinig wind ving. Aan het overmatige kielzog dat het maakte, kon Hal zien dat zijn kiel smerig was en vol zeewier moest zitten.
Een wanordelijke horde mannen stond, wild van vreugde, huppelend en met hun wapens zwaaiend aan beide zijden langs de reling en krioelde in het want. Hal schatte dat het er een paar honderd waren en de angst sloeg hem even om het hart toen hij zich voorstelde dat die horde aan boord van de Seraph zou stromen. Maar hij ondernam geen ontwijkende actie die de zeerover zou kunnen alarmeren. Intussen voerden de vermomde Engelse matrozen op de Seraph een uitzinnige pantomime op om de zeerover te verwelkomen.
De Minotaur voerde aan beide zijden vijfentwintig kanonnen en het gewicht van zijn boordbatterij was bijna het dubbele van dat van de Seraph. Onder bekwame leiding zou de Seraph geen partij voor hem zijn. Laten we hopen dat hij evenveel kwaliteiten heeft in het gevecht als bij het zeilen, dacht Hal, terwijl de beide schepen snel pal op elkaar af voeren tot ze bijna tegen elkaar leken te botsen. De dhows die de Minotaur begeleidden, kwamen als een rij jonge eendjes achter hem aan.
Ze waren nu zo dicht bij elkaar dat Hal het boegbeeld, het gehoornde beest uit de mythologie, half mens, half stier, kon zien. De beide schepen naderden elkaar snel tot Hal de naam, Minotaur, kon onderscheiden, ook al waren de gouden letters afgebrokkeld, vervaagd en bedekt met zoutkristallen.
Hal bracht zijn kijker omhoog en speurde zijn dek af. Bijna onmiddellijk pikte hij de lange figuur in het zwarte gewaad tussen het ongeregelde zootje Arabische zeelui uit. Hij twijfelde er niet aan dat dit al-Auf, de Slechte, was.
Al-Auf droeg een hoge, groene tulband en de edelsteen waarmee de windingen op hun plaats gehouden werden, glinsterde boven zijn voorhoofd in de schuine stralen van de ochtendzon. Zijn brede schouders duidden op harde spieren en onder de plooien van zijn gewaad was zijn lichaam gracieus en soepel als dat van een groot roofdier. Zijn baard was geolied en geknipt in twee vorken die door de wind naar achteren over zijn schouders werden geblazen. De twee schepen kwamen nog dichter bij elkaar tot Hal al-Aufs gelaatstrekken kon onderscheiden: donkere ogen met borstelige, zwarte wenkbrauwen, een haviksneus boven een dunne mond die op een zwaardsnede leek. Een gezicht zo hard en wreed als de genadeloze Arabische woestijn die het gevormd had.
Hal zag dat de geschutspoorten van de Minotaur open waren en dat al zijn zware kanonnen waren uitgereden. De fijne rooknevel die vanaf zijn dek in de wind naar achteren kringelde, waarschuwde hem ervoor dat al zijn lonten waren aangestoken en dat zijn kanonniers achter hun kanonnen wachtten. Al-Auf was sluw en behoedzaam genoeg om de beide rode lantaarns in de masttop van de Seraph niet als doorslaggevend bewijs te accepteren.
Hal kneep zijn ogen halfdicht toen de afstand tussen hen tot een kabellengte verkleind werd en al-Auf geen teken gaf dat hij van plan was te wijken. Sommige bemanningsleden op de voorsteven hielden op met dansen en keken ongerust om.
'Rijd de kanonnen uit!' Hal had tot het laatste ogenblik gewacht en zijn bevel werd schreeuwend via de kampanjetrappen aan de beneden- dekken doorgegeven. Onmiddellijk weerklonk het geluid van zware slagen door het schip. De wiggen werden met mokers losgeslagen. Daarna volgde een aantal luide klappen waarmee de kleppen van de geschutspoorten opengegooid werden en vervolgens was het geratel van de affuiten te horen. De zwarte trompen van de kanonnen staken nu door de gapende geschutspoorten naar buiten. Hal stelde zich de consternatie aan boord van de Minotaur voor nu ze zagen dat een hulpeloze, ongewapende prooi voor hun ogen in een gevaarlijke tegenstander veranderde.
Hal zag dat al-Auf onmiddellijk reageerde. Hij draaide zich snel naar zijn roerganger om, maar het bevel dat hij schreeuwde, ging verloren in de wind en het gejuich van zijn eigen bemanning. De Minotaur gooide het roer om en draaide zijn steven in de wind. Het was een slecht doordachte manoeuvre die was bedoeld om aan de botsing en de plotselinge dreiging van de boordbatterij te ontkomen.
'Geen verstandige beslissing,' mompelde Hal. 'Je had het beter op een schotenwisseling kunnen laten aankomen.' Hij hield zijn koers aan.
'Mr Fisher!' riep Hal. 'Ik ga zijn boeg kruisen. Vuur van dichtbij.' Big Daniël liep naar het voorste team van stuurboordkanonniers. Hij controleerde snel de stand van het zware wapen en trok de wig eronderuit om het lager te laten richten. Ze zouden op korte afstand schieten en als ze laag richtten, zou de kanonskogel zich door de vitale delen van de Minotaur boren.
Al-Aufs ondoordachte draai tegen de wind in had de Minotaur ontregeld. Hij zat muurvast en kreeg de wind van voren in de zeilen, zodat ze noch naar bakboord, noch naar stuurboord overstag kon gaan.
'Draai een streek windwaarts,' beval Hal de roerganger. De Seraph zwenkte iets naar de Minotaur toe en kruiste zijn boeg van zo dichtbij dat hij bijna tegen de uitstekende boegspriet botste. Geen enkel kanon van het andere schip kon op hen gericht worden, terwijl alle kanonnen aan de stuurboordzijde van de Seraph achtereenvolgens recht op de vergulde boeg van de vijand gericht zouden zijn. Big Daniël duwde de aangestoken lont in het zundgat van het voorste kanon dat met een enorm gebulder vuurde. De lange rookpluim die uit het kanon kwam, raakte de boeg van de Minotaur en zijn houtwerk barstte onder het schot in een zoevende wolk splinters open.
Het enkele schot boorde zich door de benedendekken van de Minotaur waar de kanonniers bij hun kanonnen wachtten. Aan boord van de Seraph konden ze horen hoe de mannen schreeuwden en God aanriepen, terwijl de kanonskogel zich door het geschutsdek boorde. Big Daniël liep naar het volgende kanon en controleerde de positie. De Seraph gleed rustig langs de slingerende Minotaur verder tot het tweede kanon recht op het vijandelijke schip gericht was. Big Daniël vuurde het kanon af en er volgde een tweede bulderende knal. De ijzeren kogel sloeg door de boeg en het geschreeuw van de gewonde en stervende mannen was duidelijk te horen.
Een voor een knalden de kanonnen van de Seraph en de Minotaur sidderde en wankelde onder de zware klappen, niet in staat zich te verdedigen. Hal zag de opvallende groene tulband van al-Auf te midden van de in paniek geraakte meute van zijn bemanning. De zeerover probeerde zijn mannen te verzamelen en hen de zeilen te laten brassen, zodat zijn schip op de wind zou komen te liggen en van de verschrikkelijke schoten die het van de voorsteven tot de achtersteven doorboorden, zou kunnen wegdraaien.
Vanuit het want van de Seraph vuurden de mannen hun musketten op het dek van de Minotaur af. Zelfs met hun onzuivere gladloopsgeweren trof bijna elk schot doel in de dicht opeengepakte drommen in gewaden gehulde figuren die in wilde verwarring door elkaar heen krioelden. Het oorverdovende gebulder van de kanonnen werd onderbroken door de scherpe knallen van de falconetten die het dek van de Minotaur met kartetsen bestookten. Hal keek omhoog naar de fokkenmast om zich ervan te vergewissen dat de twee jongens veilig waren en zag dat Tom druk bezig was met het herladen van de falconet. Dorians hoofd was dicht naast dat van zijn broer en deinde op en neer van opwinding. Hal dacht dat hij zijn hoge, opgewonden stem zelfs boven het kabaal van de strijd uit kon horen.
Alle stuurboordbatterijen waren nu in de hulpeloze Minotaur leeggeschoten en het was een gruwelijke slachting. Hal zag het bloed uit de open geschutspoorten en de spuigaten stromen.
'Ik breng ons langszij,' zei Hal tegen Ned. Hij wachtte tot het laatste kanon afgevuurd was en de Seraph langs zijn prooi was gevaren en schreeuwde toen in de korte stilte: 'We vuren één boordsalvo af als we langszij komen en enteren in de rook.' De mannen juichten en zwaaiden met hun pieken, kortelassen en bijlen. Als ze eenmaal op het dek van de Minotaur waren, zouden ze nog in de minderheid zijn, maar Hal vertrouwde erop dat ze door hun training, hun vechtlust en de verwarring onder de Arabieren het schip bij de eerste aanval in handen zouden krijgen.
Hal gaf het bevel en de Seraph draaide keurig, zodat de beide schepen evenwijdig aan elkaar lagen. Maar door de manoeuvre was de Seraph afgedreven en ze waren nog een musketschot van elkaar verwijderd. Hal gaf bevel alle grootzeilen te bergen, zodat het schip alleen nog maar de gevechtszeilen voerde en braste toen het fokkenmastzeil om het wat vaart te laten minderen en het sneller naar de Minotaur te kunnen brengen. Een van de kleine dhows die het vijandelijke schip hadden gevolgd, was recht voor de boeg van de Seraph terechtgekomen en kon een botsing niet meer voorkomen. De bemanning ervan keek in doodsangst omhoog, terwijl het hoge schip boven hen verrees. Sommigen van hen wierpen zich overboord, maar anderen waren verstijfd van angst, terwijl de Seraph de dhow verpletterde. De planken werden verbrijzeld en braken, terwijl hij volledig onder water geduwd werd en het geschreeuw van de bemanning abrupt ophield.
Terwijl de Seraph door de wind overstag ging, kreeg hij meer vaart en naderde de Minotaur snel, maar het vijandelijke schip was eindelijk lijwaarts gedraaid.
Ze waren nog honderd meter van elkaar verwijderd en Hal zag dat al- Auf zijn mannen met woedend geschreeuw en klappen naar hun gevechtsposities dreef. Een paar van de zware kanonnen van de Minotaur bulderden. Sommige van de schoten misten de Seraph met vijftig meter, maar een paar kogels gierden hoog boven het dek door het want en een van de toprepen brak met een knal als van een pistoolschot. Toch bleef de Seraph het andere schip meedogenloos naderen. De Minotaur won maar langzaam snelheid en de meeste van zijn zeilen trilden en klapperden nog. De ra's waren nu zo dichtbij dat ze elkaar bijna aanraakten.
'Houd jullie gereed om te enteren!' riep Hal en hij keek even naar de mannen op de rusten. Ze draaiden de ijzeren haken aan hun touwen al boven hun hoofd rond om ze snelheid te geven, zodat ze over de smalle opening gegooid konden worden om het vijandelijk schip te kunnen bezetten.
Hal zag dat al-Auf zijn vruchteloze pogingen om zijn mannen te verzamelen om de strijd met de Seraph aan te binden, had opgegeven. Hij rende naar een van de nog niet afgevuurde kanonnen die door zijn bemanning verlaten was. Hal zag geen tekenen van angst op het bebaarde gezicht toen de piraat een brandende lont uit de ton naast het kanon oppakte en woedend naar de Seraph keek. Toen keek hij Hal recht aan en zijn lippen krulden zich in een woedende grijnslach. Op dat moment wist
Hal dat ze elkaar nooit meer zouden vergeten. Toen duwde al-Auf de rokende, flakkerende lont in het zundgat van het kanon. In een explosie van rook en vuur sloeg de zware, ijzeren kogel door het dolboord van de Seraph, schoot twee Engelse matrozen aan bloederige flarden en boorde zich toen onder in de fokkenmast van de Seraph. De mast trilde en zakte toen langzaam naar voren. De toprepen en de hoofdtouwen braken knallend en zwiepten door de lucht. Het hout scheurde en kraakte, terwijl de mast steeds meer snelheid kreeg.
Hal zag zijn schip onder zijn ogen van een gestroomlijnde vechtmachine in een machteloos casco veranderen. Toen zag hij dat er twee menselijke gedaanten, als stenen uit een katapult, uit het kraaiennest van de vallende mast werden geslingerd. Eén ogenblik tekenden ze zich scherp tegen de grijze regenwolken af en toen vielen ze naar beneden, naar de zee.
'Tom!' riep Hal vertwijfeld. 'O, mijn God, Dorian!'