Geleidelijk voer de Seraph de tropische luchtstreken uit en koerste verder naar het zuiden. De dagen werden koeler en na de verstikkende hitte die ze hadden doorstaan, was de zuidoostenwind aangenaam en verfrissend. De oceaan in deze gematigde luchtstreek krioelde van leven en was groen vertroebeld door krill en plankton. Vanuit de top van de mast konden ze de schaduwachtige scholen tonijn onderscheiden, eindeloze stromen enorme vissen die het schip, op hun mysterieuze omzwervingen door de grote oceaan, moeiteloos inhaalden.

Eindelijk bewees het schieten van de zon op het middaguur dat het schip op de juiste zuidelijke koers lag en bij tweeëndertig graden zuiderbreedte liet Hal de steven wenden voor de laatste ruk naar Kaap de Goede Hoop.

Het was een opluchting voor hem dat het einde van dit deel van de reis in zicht kwam. De vorige dag had dokter Reynolds gerapporteerd dat hij de eerste gevallen van scheurbuik onder de bemanning had geconstateerd. Deze geheimzinnige kwaal was een vloek voor iedere kapitein die een lange reis maakte. Als het schip zes weken op zee was, kon het miasme dat de ziekte verwekte, de bemanning overvallen en hen zonder enige waarschuwing vellen.

Na de eerste twee zieken zouden er nog vele volgen, wist Hal. Ze hadden de dokter hun gezwollen, bloedende tandvlees en de eerste blauwe plekken op hun buik laten zien. Niemand kon deze pestilentie verklaren en evenmin de wonderbaarlijke manier waarop de slachtoffers ervan genazen als het schip eenmaal de haven bereikte.

Dit was de oceaan van de grote walvissen. Op sommige dagen zagen Tom en Dorian vanuit de top van de mast de dieren overal om hen heen spuiten. De reusachtige dieren wentelden zich rond en dartelden aan het oppervlak. Sommige ervan waren langer dan de romp van de Seraph.

'In elk dier zit twintig ton olie,' zei Big Daniël tegen Tom, terwijl ze samen op de boegspriet geleund stonden en naar een van de walvissen keken die, een kabellengte vóór hen, uit de diepte omhoog rees en zijn enorme gevorkte staart in de lucht hief.

'Die staart is zo breed al onze bezaansra,' zei Tom vol ontzag.

'Ze zeggen dat het de grootste dieren van de schepping zijn.' Big Daniël knikte. 'Voor tien pond per ton van hun olie zouden we misschien beter op walvissen dan op piraten kunnen jagen.'

'Hoe kun je zoiets ooit doden?' vroeg Tom. 'Je kunt net zo goed proberen een berg te doden.'

'Het is gevaarlijk werk, maar er zijn mensen die het doen. De Hollanders zijn geweldige walvisjagers.'

'Ik zou het wel eens willen proberen,' zei Tom. 'Ik zou graag een grote jager willen zijn.'

Big Daniël wees langs de boegspriet. 'Waar wij naartoe gaan, valt genoeg te jagen, jongen. Het is een land dat krioelt van de wilde dieren. Er zijn olifanten die ivoren slagtanden hebben die groter zijn dan jij. Je wens gaat misschien wel in vervulling.'

Toms dagen waren zo vol opwinding en koortsachtige activiteit dat hij uitgeput had horen te zijn als de avond viel. De meeste avonden lukte het hem vóór middernacht een paar uur te slapen, maar dan werd hij aan het eind van de eerste wacht vol verlangen wakker en kroop van zijn strozak.

Hij hoefde niet langer te bidden en te smeken: Caroline kwam elke nacht uit eigen beweging naar de kruitkamer. Tom ontdekte dat hij een wilde kat in haar had gewekt. Ze was niet weifelachtig en preuts meer, maar evenaarde zijn hartstocht en uitte haar emoties luidruchtig en met een wilde ongeremdheid. Tom droeg vaak de sporen van hun heimelijke ontmoetingen met zich mee: zijn rug was opengekrabd door haar lange nagels en zijn lippen waren stukgebeten en gekneusd.

In zijn haast om hun dagelijkse afspraakjes na te komen, was hij echter onvoorzichtig geworden en een aantal keren liep het maar op het nippertje goed af. Toen hij een keer langs meneer Beatty's hut liep, ging de deur plotseling open en mevrouw Beatty stapte naar buiten. Tom had nog net tijd om zijn pet over zijn ogen te trekken, terwijl hij langs sjokte. 'Zeven glazen in de eerste wacht en alles is in orde,' zei hij met een vervormde, schorre stem. Hij was nu bijna net zolang als de andere bemanningsleden en de gang was zwak verlicht.

'Dank u, beste man.' Mevrouw Beatty was zo ontdaan, doordat ze in haar nachtkleren was betrapt dat ze snel de hut weer binnendook, alsof zij de schuldige was.

Verscheidene nachten had hij het gevoel dat hij gevolgd werd als hij van het geschutsdek sloop. Eén keer was hij er zeker van dat hij voetstappen achter zich hoorde toen hij de kajuitstrap afliep, maar toen hij terugging, zag hij niemand. Toen hij bij een andere gelegenheid aan het eind van de hondenwacht in de vroege uurtjes het benedendek verliet, hoorde hij het geklos van laarzen op de ladder van het halfdek. Hij had nog net tijd om weg te duiken, toen Ned Tyler door de gang naar de hut van zijn vader liep. Vanuit de schaduw zag hij hem op de deur kloppen en hij hoorde zijn vaders stem roepen: 'Wat is er?'

'Ned Tyler, kapitein. De wind wakkert aan en zou een rondhout kunnen meenemen als we met deze snelheid blijven doorvaren. Ik vraag toestemming om de stagzeilen te bergen en het grootondermarszeil te reven.'

'Ik kom direct aan dek, Ned,' antwoordde Toms vader. Even later stormde hij de hut uit, terwijl hij zijn wambuis aanschoot en hij holde vlak langs de plek waar Tom lag, de kajuitstrap op.

Tom bereikte zijn strozak op het geschutsdek precies op het moment waarop de bootsman schril floot en Big Daniels stem in het donker bulderde: 'Alle hens aan dek om zeil te minderen!' Tom deed alsof hij de slaap uit zijn ogen wreef en voegde zich bij de mannen die naar het hoofddek omhoog renden.

Het lag niet in zijn aard om te schrikken of zich uit het veld te laten slaan, als hij weer eens door het oog van de naald was gekropen en op een perverse manier werd hij er zelfs stoutmoediger door. De laatste tijd had hij iets in zijn loop wat aan een jonge haan deed denken. Aboli grijnsde erom en schudde zijn hoofd.

Toen het schip op een ochtend over bakboordboeg was gegaan en nog maar met een rustige op en neer gaande beweging de groene rollers doorkliefde, was Tom een van de marsgasten die aan de zeilen hadden gewerkt. Plotseling ging hij, alleen uit vrolijkheid en bravoure, helemaal rechtop op de ra staan en danste de horlepijp.

Iedereen op het dek verstijfde van ontzetting, terwijl ze Toms levensgevaarlijke capriolen gadesloegen. Dertien meter boven het dek voerde Tom op zijn blote tenen en met zijn ene hand op de heup en de andere boven zijn hoofd twee volledige danspassen uit. Daarna sprong hij in de hoofdtouwen en liet zich op het dek glijden. Hij was wel zo verstandig geweest om zich er van tevoren van te vergewissen dat zijn vader niet op het dek was, maar vóór de dag om was, had Hal al over zijn dolle streek gehoord en hem laten halen. 'Waarom heb je zoiets stoms en onverantwoordelijks gedaan?' vroeg hij op hoge toon.

'Omdat John Tudwell zei dat ik het niet durfde,' verklaarde Tom alsof er geen betere reden voor zou kunnen bestaan.

En dat was misschien ook zo, dacht Hal terwijl hij het gezicht van zijn zoon bestudeerde. Tot zijn verbazing realiseerde hij zich dat hij naar een man en niet naar een jongen keek. In de paar maanden die de reis had geduurd, was Tom onherkenbaar stoerder en volwassener geworden. Zijn lichaam was door het werk gehard en zijn schouders waren breder geworden door het voortdurende klimmen in het want en het werken aan de zeilen en de schoten tijdens zware wind. Zijn armen waren gespierd doordat hij dagelijks uren schermlessen op het zwaard van Aboli kreeg en hij bewaarde als een kat zijn evenwicht als het schip in de rollers overhelde.

Maar er was nog iets anders waarop hij niet precies de vinger kon leggen. Hij wist dat Tom van al zijn zoons het vroegst rijp was en hoewel hij had geprobeerd zijn al te wilde gedrag binnen de perken te houden, had hij nooit zijn vermetele, avontuurlijke geest aan banden willen leggen. Heimelijk had Hal de moed van de jongen bewonderd en was hij trots geweest op zijn eigenzinnigheid. Maar nu was hij zich ervan bewust dat er iets was gebeurd wat hij had gemist. Degene die tegenover hem zat, was een volwassen man die hem met een open blik recht aankeek.

'Goed!' zei Hal ten slotte. 'Je hebt John Tudwell laten zien dat hij het mis had, dus er is geen reden om nog een keer de horlepijp op de ra te dansen.'

'Nee, vader,' beaamde Tom vlot. 'Dat wil zeggen, zolang iemand anders niet tegen me zegt dat ik het lef er niet voor heb.' Zijn grijns was zo aanstekelijk dat Hal voelde dat zijn mond ook begon te trekken.

'Hoepel maar op!' Hij duwde Tom in de richting van de deur van de hut. 'Met een barbaar valt toch niet te praten.'