24
Ik was zowel opgewonden als triest toen Roxy en ik naar de luchthaven werden gereden voor onze vliegreis naar Parijs. Het was zo lang geleden dat ik in Parijs was geweest, en ik was toen nog zo jong, dat mijn herinneringen maar heel vaag waren. Het was opwindend omdat alles als nieuw zou zijn, alsof ik het voor de eerste keer zag. En ik verheugde me er ook op om echt als twee zussen quality time door te brengen met Roxy. Ook al had ik haar appartement met haar gedeeld, toch zagen we elkaar niet veel, omdat ze vaak niet thuis was en het ’s avonds meestal druk had. Tot nu toe had er een sluier van geheimzinnigheid tussen ons gehangen. Na ons openhartige gesprek op de ochtend toen die man haar had geslagen, voelde ik dat er een scheur was ontstaan in die sluier. Wat ze deed, wie ze ontmoette, letterlijk alles, was op een wat-je-dient-te-wetenbasis geweest. Ik moest oppassen met wat ik zei en wat ik vroeg. Misschien zou dat nu veranderen.
Ondanks de show die ik had opgevoerd voor Chastity en de anderen om hun een glamoureus en plezierig leven voor te spiegelen, voelde het leven in een hotel, zelfs in een appartement in dat hotel, nog steeds vreemd en ongemakkelijk. Ik vond het moeilijk om het ‘thuis’ te noemen, zelfs in gedachten. Ik dacht altijd: Het wordt tijd om terug te gaan naar het hotel, of, ik kan maar beter teruggaan naar het hotel, nooit, ik moet naar huis.
De receptionisten en portiers waren eraan gewend geraakt me te zien, maar ik meende altijd een wellustige gedachte te ontdekken achter hun knikjes en glimlachjes. Ik dacht dat ze geloofden dat ik ook in dienst was van mevrouw Brittany of door haar werd opgeleid en weldra een van haar vaste employees zou zijn. Altijd, ongeacht wanneer ik in de hal verscheen, liep ik spitsroeden te midden van geile blikken en opmerkingen. In hun fantasie kleedden ze me uit en betastten ze me. Misschien was dat de reden dat ik, zodra ik uit school kwam, een douche nam. Tegen de tijd dat ik bij de liften was, verbeeldde ik me dat hun speeksel en starende ogen op mijn huid geplakt zaten.
De reis die Roxy en ik maakten was de eerste keer in een heel lange tijd dat ik de stad uit kwam. Ik hield van New York, net als papa en mama vroeger, maar ontsnappen aan de droevige herinneringen, aan de school en het hotel, was of je de ramen openzette in een huis na een frisse regenbui. Misschien kwam het door mijn Franse afkomst, maar ik beschouwde Frankrijk ook als mijn thuis. Ik had er familie. Ik kende de Franse taal en gewoontes bijna net zo goed als ik de Amerikaanse kende. Ik wist zeker dat niets me vreemd of totaal anders zou lijken.
Maar tegelijk was ik melancholiek en weemoedig. Het was het uitstapje dat mama en ik hadden gepland. We hadden het er zo vaak over gehad. Ik wist dat ze zich erop verheugd had haar familie terug te zien. Nu ik ouder was en meer begrip voor dingen kon opbrengen, besefte ik dat ze me zo graag alles had willen laten zien waarvan zij hield. Ze zei vaak dat iets zien door de ogen van je dochter was of je de dingen met een nieuwe, frisse blik zag. Ze had mijn verbazing, mijn plezier en enthousiasme willen delen.
Om de pijn en droefheid te verzachten, verbeeldde ik me dat ik haar met me meenam. Ze leefde in mijn hart en zou daar altijd blijven. Misschien, als geliefde mensen sterven, gaan ze niet naar een andere wereld, maar glippen ze bij je naar binnen en rollen zich op, wachtend op je herinneringen. Of ze doen wat mama wilde doen, het leven beleven door jouw ogen.
Ik wilde erg graag weten of Roxy hetzelfde dacht en voelde. Toen ik het in het vliegtuig suggereerde, werd ze ook een beetje melancholiek en vertelde me dat ze een paar keer in Parijs was geweest, maar altijd met een cliënt, zodat ze geen contact kon zoeken met iemand van onze familie. Ze zei dat het haar vooral dwars had gezeten dat ze oom Alain niet kon bellen of zien, maar het was domweg onmogelijk.
Ik wilde vragen waarom het onmogelijk was, maar ik wist het. Het was omdat ze niet wilde dat hij zou weten hoe ze daar was gekomen en met wie, en wat ze daar deed. Ze vond het afschuwelijk om het te zeggen, waarschijnlijk zelfs te denken, maar ondanks haar houding schaamde ze zich. En nu kon ik zien dat alleen al de herinnering haar treurig stemde.
Maar ze herinnerde zich ook de plaatsen en dingen waar mama van had gehouden. Ze bekende dat ze wanneer ze maar enigszins kon naar de Rive Gauche ging om te zoeken naar een bepaald café dat mama aan Roxy had beschreven toen ze een paar jaar jonger was dan ik en nog bij onze ouders woonde.
‘Ik heb het gevonden en heb er een uur kunnen zitten, heb er koffiegedronken en mensen bekeken en gedacht aan mama die daar net als ik had gezeten. We gaan erheen,’ beloofde ze.
Misschien was de wens de vader van de gedachte of gewoon mijn overspannen verbeelding, maar naarmate we Amerika, en in het bijzonder New York, verder achter ons lieten, meende ik een verandering in Roxy te bespeuren, alsof ze milder gestemd raakte. Het leek eerder of zij en niet ik voor iets wegvluchtte. Ik kon het zien in haar glimlach en horen in haar stem als ze tegen een steward of stewardess sprak en tegen mij.
Was het mogelijk? Konden we alle nare, lelijke dingen die we hadden meegemaakt, simpelweg uitwissen met deze reis? Was het onze eigen privépelgrimstocht, een religieuze reis, die ons zou reinigen en vernieuwen? Waren we als bedevaartgangers op weg naar Lourdes of een ander heilig oord, hopend op een wonder? Misschien was het verkeerd om te veel belang te hechten aan een veertiendaagse vakantie en er te veel van te verwachten, maar ik kon me in ieder geval voor ogen houden dat het een overgang was naar iets beters.
Voor we vertrokken hadden we al besloten dat ik, ook al duurde het schooljaar nog maar tweeënhalve maand, na onze terugkomst naar een openbare school zou gaan. Ze beloofde me dat ik niet meer naar mijn oude school terug hoefde, al was het maar voor één dag. Ze zou alles in orde maken.
‘Ik regel het wel met dr. Sevenson,’ zei ze, zich kennelijk verheugend op een confrontatie met haar.
Ze vertelde me dat ze iemand opdracht had gegeven om tijdens onze afwezigheid alles uit te zoeken en de papierwinkel af te handelen.
Roxy scheen altijd iemand in een hoge positie bij de hand te hebben om dingen voor haar te doen. De advocaat die ze in de arm had genomen om mama’s erfenis en de verkoop van het huis te regelen was bijzonder efficiënt. Het huis was twee weken voor ons vertrek verkocht en de opbrengst was samen met mijn andere erfenis gestort op rekeningen en fondsen die rente zouden opbrengen en in al mijn behoeften en universitaire opleiding zouden voorzien. Roxy was vastbesloten dat ik, anders dan zij, zou doorstuderen en een beroep kiezen.
‘Je moet jezelf kunnen onderhouden. Alleen als je afhankelijk bent van anderen ben je gedwongen compromissen te sluiten waar je later spijt van hebt,’ zei ze in een heel bedachtzame bui. ‘Dat was een van papa’s lessen die ik weigerde te leren, en daar heb ik voor moeten boeten. Zorg dat je iets wordt. En wat je ook doet, stel niet je hele vertrouwen in een man.’
‘Je klinkt alsof je mannen haat,’ zei ik. Ik vond het ironisch voor iemand die met zoveel mannen omging.
Ze lachte. ‘Ik ben een visser die vissen haat,’ antwoordde ze, maar werd toen heel stil. Ik zag dat ze niet meer wilde praten. Dus drong ik niet aan, ook al ging er een hele reeks nieuwe vragen door mijn hoofd.
Was er iemand in die vroegere jaren, iemand van wie ze dacht dat hij haar zou redden, van haar zou houden? Verhinderde mevrouw Brittany het op een of andere manier om te zorgen dat Roxy voor haar bleef werken, misschien door te zeggen dat ze bij haar in het krijt stond, zoals ze onlangs had gedaan? Of was deze man te veel over haar te weten gekomen en was hij gevlucht?
Hoe had ze zonder een goede opleiding zoveel geleerd over mensen, locaties? Hoe wist ze een gesprek gaande te houden met financiële experts, captains of industry, rijke ondernemers en hoogopgeleide mannen? Was het alleen maar seks?
Ze had me verteld dat het niet alleen maar om seks ging, dat ze soms puur een escort was. Goed, maar hoe wist ze kalm te blijven en deel te nemen aan een gesprek met mensen die zo succesvol waren? Hoe dachten ze over haar? Ontmoette ze ook echt interessante mensen, mensen over wie ze tenminste kon fantaseren dat ze een lange relatie zouden hebben, ook al was dat niet mogelijk? Welke dromen had ze nu, wat was haar streven, haar hoop?
Hoe vaak was ze teruggekomen in haar appartement en had daar zitten huilen? Hoe vaak had ze gehuild over het verlies van haar ouders en mij? Had ze er ooit over gedacht bij ons terug te komen? Wat had haar tegengehouden? Was het haar trots, haar koppige trots, of dacht ze dat het daarvoor te laat was?
Al die tijd dat ik bij haar had gewoond, hadden die vragen door mijn hoofd gezoemd als bijen in een tuin. Soms lagen ze op het puntje van mijn tong en moest ik me beheersen om niet het eerste woord eruit te flappen en de rest dan gauw in te slikken. Toen ik jonger was en ze al het huis uit was, en ik aan haar dacht, dolend door de stad, had ik medelijden met haar. Maar toen ik ontdekte dat ze in een duur, chique hotel woonde, dure kleren kocht en er zo mooi en gedistingeerd uitzag, maakte ik me kwaad. Per slot had ze papa uitgedaagd en mama verdriet gedaan.
Ik had gewild dat ze een pauper was die bedelde in de parken of in bus- en treinstations. Ik stelde me voor dat ze sliep onder bruggen, tussen zwervers leefde, krabbend en klauwend haar weg zocht naar een veilige plek, en altijd sliep met één oog open, bang dat een junk of dronkenlap zou stelen wat ze met moeite bijeen had geschraapt en haar misschien verkrachten. Ze zou geen mooi haar hebben of een onberispelijke huid. Ze zou een of andere ziekte onder de leden hebben, er altijd uitzien of ze dringend aan een bad toe was, en bloedende voeten hebben door niet-passende schoenen.
Kortom, ze zou zijn wat papa verwacht had, het slachtoffer van haar eigen dwaze en ontwrichtende gedrag. Misschien raakte hij daarom nog meer van streek toen hij haar die dag in de limousine zag, stralend en mooi, gezond en verleidelijk. Ze had zich tegen hem verzet en leed er niet onder. Integendeel, ze leek op te bloeien.
De gedachten dwarrelden door me heen toen we naar Parijs vlogen. Behalve de keren dat we samen aten, hadden Roxy en ik zelden zoveel tijd met elkaar doorgebracht zonder dat iemand haar aandacht vroeg, als tijdens die vlucht. Zij viel in slaap, maar mij lukte het niet. Zoals ze lag te slapen, zonder te weten dat ik haar observeerde, vond ik haar er nog kwetsbaarder uitzien dan ik. Er school nog iets jongs en gevoeligs in haar gezicht. Slapend, niet op haar hoede, leek ze meer op mij. Ik zag beweging onder haar oogleden en kon me slechts een idee vormen van de nachtmerries die ze kon hebben.
Op dat moment besefte ik waarom Roxy wilde doen wat ze deed en hoe ze kon werken voor iemand als mevrouw Brittany. Ze zou het nooit toegeven, niet aan mij of aan wie dan ook. Ze verlangde natuurlijk wanhopig naar papa. Ze wierp zich in de armen van andere mannen, genoot met gesloten ogen van hun omhelzingen, zich verbeeldend dat het papa was. Hij was terug. Hij zou haar beschermen.
Die gedachten deden de tranen in mijn ogen springen. Voorzichtig, zonder dat ze het merkte, legde ik mijn hoofd op haar schouder en sloot mijn ogen. Ik viel ook in slaap, overtuigd dat als ze eerder wakker werd dan ik, ze zich niet zou verroeren. Mijn ogen gingen open toen het licht in de cabine werd aangeknipt en de crew voorbereidingen begon te treffen voor de landing in Parijs.
‘Alles oké?’ vroeg Roxy.
‘Ja, prima.’
‘Oui, bien,’ zei ze, me eraan herinnerend dat we nu Frans moesten spreken.
Zodra we onze bagage hadden opgehaald en naar de uitgang liepen, zagen we oom Alain staan zwaaien tussen vrienden en familieleden van andere passagiers.
‘Dat is Maurice,’ zei ze, doelend op de man met het lichtbruine haar naast hem. Hij was iets langer dan oom Alain en gezetter. Hij had vriendelijke, bijna roestkleurige ogen en een glimlach op zijn hele vrolijke, ronde gezicht. Hij keek als iemand die aangenaam verrast is door familieleden, die hij maar zelden gezien had. Hij zwaaide al even enthousiast als oom Alain.
‘Bienvenue,’ riepen ze allebei. Oom Alain stak zijn armen uit en Roxy keek naar mij om me te beduiden dat ik als eerste naar hem toe moest gaan. Maurice gaf Roxy een zoen op beide wangen, omhelsde en zoende toen ook mij, terwijl oom Alain Roxy kuste en haar koffers van haar overnam. Maurice pakte die van mij.
‘Goeie vlucht gehad?’
‘Très bien,’ zei ik.
‘Nee, hè?’ zei oom Maurice. ‘Als ze alleen maar Frans spreken, hoe moet ik dan mijn Engels verbeteren?’
We moesten alle vier lachen.
‘Maurice heeft een fantastisch diner voor jullie klaargemaakt,’ zei oom Alain. ‘Het is vandaag zijn vrije dag, maar hij is als… hoe zeg je dat, een busman…’
‘Ja,’ zei Roxy. ‘Ze noemen het een busman’s holiday als je in je vakantie of op je vrije dag precies hetzelfde doet als in je dagelijkse werk.’
‘Koken voor twee mooie vrouwen is geen werk voor me,’ zei Maurice in perfect Engels. Ik maakte hem een complimentje daarover en hij sloeg zijn armen om me heen en gaf me een zoen op mijn wang. ‘Ik vind haar aardig.’
‘Jij vindt iedereen aardig die je een compliment maakt,’ zei oom Alain. Hij draaide zich naar ons om en voegde eraan toe: ‘Hij hengelt altijd naar complimentjes.’
‘Nou, dat is toch typisch Frans?’ vroeg Maurice, en we lachten weer.
‘Ik voelde me nu al thuis bij hen, en te zien aan Roxy’s gezicht, zij ook.
We stapten allemaal in oom Alains Peugeot en reden naar de wijk Saint-Germain, waar hun appartement was. Het lag aan de beroemde Rive Gauche, bekend om zijn bohemiens. Hun appartement lag vlak bij de mooie brede, bijna drie kilometer lange Boulevard Saint-Germain. Aan de boulevard, en dicht erbij, bevonden zich veel cafés. Oom Alain voelde zich verplicht ons tijdens het rijden attent te maken op bezienswaardigheden als Saint-Germain-des-Prés, de oudste kerk in Parijs.
‘Hij is oorspronkelijk gebouwd in 542 om er heilige relikwieën te huisvesten,’ vertelde hij. ‘Toen werd hij herbouwd in de elfde eeuw, daarna in de negentiende eeuw, en nogmaals in de jaren 1990.’
‘Je oom zou gids moeten zijn.’
‘Hij is alleen maar erg trots op zijn stad,’ zei ik, waarop Maurice zich naar me omdraaide en me aankeek.
‘Voilà! Ze is echt een bijzondere jeune femme, n’est-ce pas?’
‘Oui, mais oui. Elle est ma nièce,’ zei oom Alain.
‘Wat een ego. Jou te prijzen dat je bijzonder bent alleen omdat hij je oom is,’ zei Maurice, wat weer een gelach van ons uitlokte.
Ze hadden een appartement, dat, zoals ik begreep, naar Parijse maatstaven erg groot was. Het lag op de bovenste verdieping van een gebouw van vijf verdiepingen, dat gebouwd was voordat de Verenigde Staten van Amerika bestonden. Natuurlijk was het vaak gerenoveerd. Hun appartement had drie slaapkamers, een grote zitkamer, een eetkamer en een heel moderne keuken, die oom Alain Maurice’s studio noemde.
‘Per slot is een kok als Maurice een echte kunstenaar. Rusten jullie nu eerst maar uit. Dan krijgen we een aperitief en hors d’oeuvres en een van Maurice’s karakteristieke maaltijden. Hij heeft ook het dessert gemaakt.’
Maurice stond met een trots gezicht naast hem. We wisten dat hij een groot deel van de planning op zich had genomen. Er hingen verrukkelijke geuren in het appartement. Roxy en ik keken elkaar lachend aan en gingen toen naar onze kamers. Vlak voordat Roxy bij haar kamer was, draaide ze zich om naar oom Alain die met ons mee was gelopen en bedankte hem voor wat hij deed.
‘Wat ik doe? Niet meer dan wat een oom hoort te doen, n’est-ce pas?’
Ze boog zich naar hem toe en zei bijna fluisterend: ‘Aucun d’autre ne ferait ce que vous faites.’
Ze omhelsde hem en verdween in haar kamer. Hij keek even naar mij. Waarom legde ze er zoveel nadruk op? Ze had tegen hem gezegd dat maar weinig ooms zouden doen wat hij deed. Wát deed? Ons te logeren vragen tijdens de vakantie? Ik onderschatte het niet, maar zij deed alsof hij ons leven daarmee redde. Maar, dacht ik, in zekere zin was het misschien ook wel zo. Het ging niet zo goed meer tussen Roxy en mevrouw Brittany. Wie weet wat haar te wachten stond als we terugkwamen. Ik zette die gedachte van me af en ging rusten, douchen en me aankleden voor het diner van Maurice.
Ze hadden een heerlijke wijn, en Maurice had eend à l’orange gemaakt. Mama maakte dat ook wel eens voor speciale gelegenheden, maar ik moest toegeven dat die van haar niet zo goed was als die van Maurice.
‘Zijn hoofd barst straks nog door al die complimentjes,’ zei oom Alain, maar toen Maurice met zijn soufflés kwam, was het onmogelijk om geen verrukte uitroepen te slaken.
‘Eten we elke avond zo?’ vroeg ik.
Ik had nog nooit zoveel wijn gedronken als die avond, en na onze reis en alle opwinding, leek mijn bed een donzen wolk. Ik viel in een heerlijke, diepe slaap. Sinds mama was overleden had ik niet meer zo geslapen.
Oom Alain stond al vroeg op om naar zijn kantoor te gaan. Tijdens het ontbijt vertelde hij een en ander over zijn werk in het internationaal recht, voornamelijk op zakelijk gebied. Van tijd tot tijd moest hij ervoor naar China, Zuid-Amerika, en naar andere Europese landen. Hij had zelfs in Rusland gewerkt. Ik zei dat het me allemaal zo opwindend in de oren klonk.
‘Reizen is geweldig. Het vult je leven, Emmie. Het is belangrijk om open te staan voor andere culturen, andere opvattingen. Ik weet zeker dat je je weg wel zult vinden.’
Maurice vertrok kort na hem. Voorbereidingen waren essentieel in zijn keuken en we konden al zien dat hij een perfectionist was. Die avond waren we uitgenodigd in zijn restaurant. Hij waarschuwde ons niet te veel te eten bij de lunch.
‘Jullie krijgen het menu van de Chef,’ zei hij.
‘Wat betekent dat?’ vroeg ik aan Roxy.
‘Je proeft iets van alles wat hij voor die avond gemaakt heeft, en bij elk gerecht krijg je een andere wijn.’
‘Hoe weet je dat toch allemaal, Roxy?’
Ze lachte. ‘Ik ben getraind als een zeehond. Ik heb het menu van de Chef gehad in een paar van de beste restaurants in New York, maar ik weet zeker dat dit iets heel bijzonders zal zijn, speciaal voor ons. Laten we gaan,’ ging ze verder, en we begonnen aan onze tocht door Parijs.
Ik was jaloers op Roxy omdat ze zo goed de weg wist. We namen de metro naar de Arc de Triomphe en liepen over de Champs-Elysées, waar Roxy zich liet verleiden tot de aankoop van een paar nieuwe jurkjes voor ons allebei. In al die tijd spraken we geen van beiden Engels. Vervolgens ging ze met me lunchen in een restaurant dicht bij de Eiffeltoren. We zagen ervan af om naar boven te gaan, omdat er zulke lange rijen stonden.
‘Voordat we weggaan zullen we misschien nog een keer gaan eten in het Jules Verne,’ zei ze. ‘Dat is het restaurant op de Eiffeltoren.’
‘Ben je daar al eens geweest?
Ze lachte. ‘Een of twee keer.’
Voorzichtigheidshalve, na gehoord te hebben over het culinaire festijn dat ons die avond te wachten stond, aten we bij de lunch slechts een salade, maar het brood was zo heerlijk dat ik niet kon stoppen met eten.
‘We maken een langere wandeling als we teruggaan,’ zei ze. ‘Dat hebben we alle twee nodig.’
We volgden ons voornemen, en opnieuw verbaasde ze me met haar kennis over de gebouwen, de musea en de restaurants.
‘Wauw! Hoe vaak ben je hier geweest?’ vroeg ik.
‘Misschien een paar keer meer dan ik heb gezegd,’ bekende ze. ‘Ik was een tijdje met iemand die een privéjet had om van New York naar Parijs te kunnen vliegen.’
Toen we weer in Saint-Germain waren, vond ze het restaurant waarvan ze zei dat het mama’s favoriete eetgelegenheid was. We dronken café au lait en staarden naar de Seine, de oneindige rij toeristen uit alle delen van de wereld die langs ons flaneerden, allemaal even enthousiast en vol ontzag voor de schoonheid van Parijs.
Misschien was het de magie van de stad of gewoon mijn lange afwezigheid die dat gevoel van vrijheid en avontuur bij me wekte, maar ik had het gevoel dat Roxy en ik nooit gescheiden waren geweest. We waren de zussen waar we voor bestemd waren. We deelden gedachten en gevoelens, lachten om dezelfde dingen, waren nieuwsgierig naar dezelfde dingen. Het was echt alsof we in hetzelfde huis waren grootgebracht en niet zo lang uit elkaar waren geweest. Was de band van het bloed zo sterk dat hij in korte tijd de scheiding kon goedmaken, de kloof overbruggen met de wederzijdse liefde waaraan we zoveel behoefte hadden? Ik hoopte het.
‘Kwam het vaak voor dat je met iemand samen moest zijn die je niet uit kon staan, iemand als die man die je heeft geslagen?’ Ik voelde me nu dapper genoeg om het te vragen.
‘Knijp je ogen niet zo dicht,’ zei ze.
Ze wist dat die spottende reactie geen antwoord was.
‘M, het is echt beter dat je niets hoort over de lelijke kant van mijn leven. Ik wil het ook niet allemaal opnieuw beleven door het jou te vertellen, oké?’
‘Oké,’ zei ik, en voegde eraan toe: ‘Ik hoop dat je niets ervan ooit nog hoeft te beleven.’
Ze zweeg. ‘We kunnen maar beter teruggaan. We moeten wat uitrusten voor vanavond. Ik denk dat ze er heel wat bijzonders van zullen maken vanavond. Speciaal voor ons.’
Ik knikte. Ze betaalde de rekening, en we liepen weinig spraakzaam terug naar het appartement. Eenmaal thuis, besloten we ons extra mooi te maken. Roxy hielp me met mijn haar en make-up. We trokken de chique nieuwe jurken aan die ze voor ons had gekocht, en de bijpassende schoenen met stilettohakken. Toen we de zitkamer binnenkwamen, keek oom Alain alsof hij zijn ogen niet kon geloven.
‘Ik popel van ongeduld om met jullie tweeën aan de arm mijn entree te maken in het restaurant,’ zei hij.
Het was een heel fraai restaurant dat al bijna vol zat toen we aankwamen. Onze tafel was voor iedereen duidelijk zichtbaar, en door de bediening, de obers die voor ons vlogen en al onze wensen vervulden, dachten de andere gasten waarschijnlijk dat we beroemdheden waren. Het feestmaal begon, en het was een feest in de ware zin van het woord. Maurice kwam twee keer naar ons toe om de gangen toe te lichten. De obers gaven uitleg bij de wijnen en waarom een bepaalde wijn bij een bepaald gerecht paste.
Veel vrienden van oom Alain en oom Maurice kwamen naar ons toe en werden aan ons voorgesteld. Het waren niet allemaal homo’s. Er waren echtparen van alle leeftijden. Ze leken heel veel mensen te kennen.
Later, toen de meeste mensen vertrokken waren en het rustig werd in het restaurant, kwam Maurice bij ons zitten en vertelde ons meer over het eten, de plaatsen die hij had bezocht voor recepten, en meer over zijn eigen leven.
Alles vond ik verbluffend: de chique en gedistingeerde vrouwen en mannen, de conversaties, de muziek en de wijn, of gewoon het samenzijn met mama’s broer en het gevoel dat ik weer familie had. Soms, misschien door de wijn, flapte ik er dingen uit waarom iedereen moest lachen.
‘Iedereen is zo vriendelijk en opgewekt,’ zei ik. ‘Het is net of je in een kleine plaats bent en niet in een van de beroemdste steden ter wereld.’
‘Je zult ook een paar kleine plaatsen leren kennen,’ beloofde oom Alain. ‘We zullen binnenkort mijn zusters moeten bezoeken. Maar eigenlijk denk ik dat je geschapen bent voor Parijs,’ voegde hij er met een knipoog aan toe.
Later, toen we thuis waren en naar onze kamer gingen om te gaan slapen, liep ik nog even bij Roxy naar binnen. Ze had net de deken over zich heengetrokken.
‘Ben je niet doodmoe?’ vroeg ze.
‘Ik ben nog veel te opgewonden. Wil je dat ik je laat slapen?’
‘Nee, hoor, prima zo.’ Ze klopte op het bed en ik ging naast haar zitten.
‘Bedankt dat je dit voor me doet, Roxy. Ik hou van ze.’
‘Ze zijn lief.’
‘Hoe lang is oom Alain al met Maurice?’
‘Ik weet niet precies hoe lang, maar in ieder geval langer dan tien jaar.’
‘Papa vond het niet prettig dat hij een homoseksuele zwager had.’
‘Misschien voelde hij zich bedreigd.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik weet het niet. Ik moet niet over hem praten. Ik heb hem nooit echt leren kennen. Het was ook niet helemaal zijn schuld. Hij werd heel ongevoelig opgevoed. Het militaire leven dat zijn vader zijn eigen gezin oplegde maakte het moeilijk om emoties te tonen. Behalve woede, en die wist ik als geen ander bij hem op te roepen. Ik wilde hem haten, M. Dat was gemakkelijker voor me,’ bekende ze.
‘Ik geloof niet dat hij je haatte, Roxy.’
‘Ik weet het. Een dezer dagen ga ik naar het kerkhof en vraag ze allebei om vergeving.’
‘Dat zullen ze zeker accepteren.’
‘Misschien hebben ze dat al gedaan, via jou,’ zei ze.
We omhelsden elkaar en toen draaide ze zich om en ging slapen. Ik bleef nog even zitten tot ik opstond om zelf ook naar bed te gaan.
Ik had nog nooit zo’n medelijden met haar gehad als die avond, maar ik had ook nog nooit zoveel van haar gehouden.