19. HET NOODLOT SLAAT TOE

De volgende ochtend voelde ik me als een schaduw van mezelf. Met een leeg hart, met benen die door de gang en over de trap leken te zweven, ging ik ontbijten. Martin kwam Gisselle afhalen om naar school te gaan, maar ze vroeg niet of ik meeging en ik wilde het ook niet. Beau moest naar school met zijn ouders, dus ging ik lopen. Ik had het gevoel of ik in trance was - ik liep met mijn gezicht recht naar voren en keek links noch rechts.

Toen ik op school kwam, voelde ik me een paria. Zelfs Mookie durfde niet met me om te gaan en ze stond niet zoals gewoonlijk bij het kleedhokje te wachten om naar de huiswerkklas te gaan of over het huiswerk of een televisieprogramma te babbelen. Ik was het slachtoffer, degene die afschuwelijk vernederd was, maar niemand scheen medelijden met me te hebben. Het leek of ik een afschuwelijke, besmettelijke ziekte had, en of de mensen in plaats van zich bezorgd te maken over mij, zich alleen maar bezorgd maakten over zichzelf.

Later op die dag liep ik Beau in de gang tegen het lijf. Hij en zijn ouders hadden met dr. Storm gesproken.

'Ik ben op proef,' zei hij fronsend. 'Als ik nog iets doe, de geringste regel overtreed, word ik geschorst en uit het honkbalteam gezet.'

'Het spijt me, Beau. Het was niet mijn bedoeling dat jij iets zou doen en je problemen op je hals zou halen.'

'Het geeft niet. Ik vond het verschrikkelijk wat ze jou aandeden,' zei hij. En toen sloeg hij zijn ogen neer en ik wist wat er ging komen. 'Ik heb mijn ouders moeten beloven dat ik je een tijdje niet zou zien. Maar dat is een belofte die ik niet van plan ben te houden,' ging hij verder. Zijn blauwe ogen fonkelden van verzet en woede.

'Nee, Beau. Doe wat ze zeggen. Je haalt je alleen nog maar meer moeilijkheden op je hals en ik krijg de schuld. Laat er maar wat tijd overheen gaan.'

'Het is niet eerlijk,' klaagde hij.

'Wat eerlijk is en niet eerlijk schijnt niet belangrijk te zijn, vooral niet als de reputatie van rijke creolen op het spel staat,' zei ik bitter. Hij knikte. De bel voor het tweede uur ging.

ik mag niet te laat in de klas komen,' zei hij.

ik ook niet.' Ik liep weg.

ik bel je,' riep hij, maar ik draaide me niet om. Ik wilde niet dat hij de tranen in mijn ogen zou zien. Ik dwong ze terug, haalde diep adem en ging naar de volgende klas. In alle klassen zat ik er stilletjes bij, maakte aantekeningen en gaf alleen antwoord als me rechtstreeks iets gevraagd werd. Als het uur voorbij was, liep ik in mijn eentje het lokaal uit, na gewacht te hebben tot de meeste leerlingen weg waren.

Het ergste moment was de lunch. Niemand wilde naast me zitten en als ik aan een tafel plaatsnam, gingen de leerlingen die er al zaten naar een andere tafel. Beau zat bij zijn honkbalvriendjes en Gisselle bij haar gebruikelijke vriendinnen. Ik wist dat iedereen naar me keek, maar ik keek niet terug.

Mookie bracht eindelijk de moed op tegen me te praten, maar ik wou dat ze het niet had gedaan, want ze bracht alleen maar slecht nieuws.

iedereen denkt datje met opzet een striptease hebt gedaan. Is het waar dat je bevriend bent met een prostituée?' vroeg ze. Ik kreeg een vuurrode kleur.

'Ten eerste heb ik geen striptease gedaan, en nee, ik ben niet bevriend met een prostituée. De kinderen die die afschuwelijke grap met me hebben uitgehaald, strooien die praatjes rond om hun eigen schuld te verbergen, Mookie. Ik dacht dat jij dat toch wel zou hebben begrepen,' snauwde ik.

'O, ik geloof je wel,' zei ze. 'Maar alle anderen praten over je, en toen ik mijn moeder duidelijk probeerde te maken dat je niet zo slecht bent als de mensen zeggen, werd ze woedend op me en verbood me met je om te gaan. Het spijt me,' zei ze. Haar woorden deden me verstarren.

'Mij ook,' zei ik, en schrokte de rest van mijn lunch naar binnen zodat ik gauw weg kon.

Aan het einde van de schooldag ging ik naar meneer Saxon, de toneelleraar en zei dat ik me uit het stuk terugtrok. Aan de uitdrukking op zijn gezicht was duidelijk te zien dat hij op de hoogte was van de episode met de foto.

'Dat is echt niet nodig, Ruby,' zei hij, maar hij keek opgelucht dat ik zelf met het idee was gekomen. Ik kon merken dat hij bang was geweest dat er over de cast geroddeld zou worden, wat het stuk niet ten goede zou komen. De mensen zouden alleen komen uit nieuwsgierigheid om dat slechte Cajun- meisje te zien.

'Maar als je vastbesloten bent, waardeer ik het datje het doet voordat het te laat is om je te vervangen.'

Zonder verder iets te zeggen legde ik het script op zijn bureau en ging weg.

Papa kwam die avond niet aan tafel. Toen ik beneden kwam zaten Gisselle en Daphne alleen. Met haar ogen strak op mij gericht legde Daphne snel uit dat papa een van zijn melancholieke buien had.

'De combinatie van een paar ongelukkige zakelijke ondernemingen met de rampzalige recente gebeurtenissen hebben een diepe depressie veroorzaakt,' ging ze verder.

Ik staarde naar Gisselle, die bleef dooreten of ze dat al honderd keer gehoord had.

'Moeten we geen dokter waarschuwen, hem medicijnen geven?' vroeg

ik.

'Er bestaat geen ander medicijn voor hem dan zijn leven vullen met opgewekt nieuws,' antwoordde ze nadrukkelijk. Gisselle hief met een ruk haar hoofd op.

'Ik had gisteren een negen voor mijn geschiedenisrepetitie,' schepte ze

op.

'Dat is heel mooi, lieverd, ik zal het hem zeker vertellen,' zei Daphne.

Ik had willen zeggen dat ik een negeneneenhalf had voor dezelfde repetitie, maar ik wist zeker dat Gisselle, en misschien zelfs Daphne, het zou interpreteren als een poging om Gisselles prestatie te kleineren, dus deed ik er het zwijgen toe.

Later op de avond bleef Gisselle bij mijn kamer staan. Voorzover ik het kon beoordelen voelde ze geen enkele wroeging, al was die arme papa gedeprimeerd door alles wat er gebeurd was. Ik had willen gillen om haar zelfverzekerde houding te verstoren. Ik wilde die glimlach van haar gezicht scheuren als schors van een boom, maar ik zweeg, bang dat ik alleen maar nog meer moeilijkheden zou veroorzaken.

'Deborah Tallant geeft een feest dit weekend,' kondigde ze aan. 'Ik ga met Martin, en Beau gaat ook mee,' voegde ze er met sadistisch genoegen aan toe. Ze keek of ze het heerlijk vond om zout in mijn wonden te strooien. 'Ik weet dat hij er nu spijt van heeft dat hij me zo gauw heeft opgegeven, maar ik ben niet van plan het hem gemakkelijk te maken. Ik ben van plan hem te laten kronkelen als een paling aan een hengel. Je weet wel hoe,' ging ze met een duivelse glimlach verder. 'Ik zal Martin hartstochtelijk zoenen waar hij bij is, en zo dicht tegen Martin aan dansen dat het lijkt of we met elkaar vergroeid zijn... dat soort dingen.'

'Hoe kun je zo gemeen zijn?' vroeg ik.

'Ik ben niet gemeen. Hij verdient het. Ik wou dat ik je mee kon nemen naar het feest, maar ik heb Deborah uitdrukkelijk moeten beloven dat ik hei niet zou doen. Haar ouders willen het niet,' zei ze.

'Ik zou niet gaan al nodigde ze me wél uit,' antwoordde ik. Een cynisch glimlachje speelde om haar lippen.

'O, jawel,' zei ze lachend. 'Dat zou je heus wel doen.'

Ik was woedend toen ze wegging. Ik bleef even zitten tot ik bedaard was en een kalme onverschilligheid zich van me meester had gemaakt. Ik lag in bed en vond enige troost in mijn herinneringen aan het leven met grootmama

Catherine in de bayou. Ik dacht aan Paul en kreeg plotseling verschrikkelijke spijt dat ik hem in de steek had gelaten zonder afscheid van hem te nemen, ook al leek dat toen het beste wat ik kon doen.

Ik ging snel rechtop zitten en scheurde een velletje uit mijn schrift. Toen ging ik aan mijn bureau zitten en begon hem een brief te schrijven. Terwijl ik schreef vulden mijn ogen zich met tranen en mijn hart kromp samen tot een verkrampte harde vuist in mijn borst.

Lieve Paul,

Het is alweer een tijd geleden sinds ik uit de bayou ben vertrokken, maar je bent geen ogenblik uit mijn gedachten geweest. Allerereerst moet ik me bij je verontschuldigen dat ik zonder afscheid te nemen ben vertrokken. De reden waarom ik dat niet gedaan heb is simpel - het zou te pijnlijk voor me zijn geweest, en naar ik vreesde, ook te pijnlijk voor jou. Ik weet zeker dat je net zo verward en van streek was over de gebeurtenissen in ons verleden als ik, en waarschijnlijk was je net zo kwaad. Maar aan het noodlot kunnen we niets veranderen. Je zou nog gemakkelijker de eb en vloed kunnen stoppen. Toch stel ik me voor dat je je vaak hebt afgevraagd waarom ik zo halsoverkop uit 'de bayou ben vertrokken. De onmiddellijke reden was dat grootvader Jack bezig was mijn huwelijk met Buster Trahaw te regelen, en je weet dat ik liever dood zou gaan dan met hem getrouwd zijn. Maar er waren diepere, nog belangrijkere redenen, waarvan de belangrijkste was dat ik ontdekt had wie mijn echte vader was en besloot te doen wat ik grootmama Catherine op haar sterfbed had moeten beloven: naar hem toe gaan en een nieuw leven beginnen.

Dat heb ik gedaan. Ik leef in New Orleans in een heel andere wereld. We zijn rijk; we wonen in een groot en voornaam huis met dienstmeisjes en koks en butlers. Mijn vader is heel aardig en erg bezorgd voor me. Een van de eerste dingen die hij heeft gedaan toen hij mijn schildertalent ontdekte was een atelier voor me inrichten en een professor van de universiteit aannemen om me privé-les te geven. Maar het verrassendste nieuws is dat ik een tweelingzusje heb!

Ik wou dat ik kon zeggen dat het allemaal geweldig is, dat rijkdom en zoveel mooie dingen mijn leven beter hebben gemaakt. Maar dat is niet zo. Het leven van mijn vader is ook niet eenvoudig geweest. De tragedie die zijn jongste broer is overkomen en een paar andere dingen die gebeurd zijn hebben een heel verontrust en droevig mens van hem gemaakt. Ik had gehoopt dat ik daar verandering in zou kunnen brengen en hem genoeg geluk brengen om zijn depressie en droefheid te genezen, maar ik heb nog niet veel succes gehad en ik betwijfel of ik dat ooit zal hebben.

Op het moment dat ik dit schrijf wens ik dat ik terug kon naar de bayou, terug naar de tijd voordat jij en ik al die verschrikkelijke dingen hoorden over ons verleden, terug naar de tijd voordat grootmama Catherine stierf. Maar dat kan ik niet. In goede en in slechte tijden, zoals ik al zei, dit is mijn lot en ik zal moeten leren ermee te leven.

Ik wil je alleen maar vragen me te vergeven dat ik vertrokken ben zonder afscheid te nemen en je te smeken, als je even gelegenheid hebt, op een rustig moment, in of buiten de kerk, een klein gebed voor me te zeggen.

Ik mis je.

God zegen je.

Liefs, Ruby

Ik stopte de brief in een envelop en postte hem op weg naar school. De dag verschilde niet veel van de vorige, maar ik besefte dat naarmate de tijd verstreek, de opwinding en belangstelling van de andere leerlingen voor mij en wat er gebeurd was zouden slijten. Niets was zo dood als oud nieuws. Niet dat degenen die vriendelijk en aardig voor me waren geweest dat nu weer waren. O, nee. Dat zou veel langer duren en pas als ik me er erg voor inspande. Voorlopig behandelden ze me of ik lucht was.

Ik zag Beau een paar keer en telkens keek hij naar me met een uitdrukking van schaamte en spijt. Ik had meer medelijden met hem dan hij met mij en probeerde hem zoveel mogelijk te vermijden om het hem minder moeilijk te maken. Ik wist dat er meisjes en zelfs jongens waren, die thuis onmiddellijk zouden vertellen dat Beau uitdagend naar mij was teruggegaan. Een paar uur later zou de telefoon bij hem thuis overgaan en zouden zijn ouders woedend op hem zijn.

Maar toen ik die middag van school naar huis liep, stopten Gisselle en Martin bij het trottoir en riepen me. Ik bleef staan en liep toen naar de auto. 'Wat is er?' vroeg ik.

'Als je wilt, kun je met ons meerijden,' bood Gisselle aan, alsof ze me een liefdadigheid bewees. 'Martin heeft wat goeie stuff en we gaan naar zijn huis. Er is niemand thuis,' zei ze. Ik rook de marihuana en wist dat ze al begonnen waren met hun zogenaamde 'plezier'. 'Nee, dank je,' zei ik.

'Ik ben niet van plan je te blijven uitnodigen als je telkens nee zegt,' dreigde Gisselle. 'En dan blijf je er voorgoed buiten en krijg je nooit meer vrienden.'

'Ik ben moe en wil aan mijn proefwerk beginnen,' zei ik. 'Wat een ellende,' kreunde Gisselle. Martin deed een trek aan zijn joint en glimlachte naar me. 'Wil je niet nog eens lachen en huilen?' vroeg hij. Ze begonnen allebei te lachen en ik ging bij het raam van de auto vandaan toen hij gas gaf en hard wegreed. De banden piepten toen hij een bocht nam aan het eind van het blok.

Ik liep naar huis en ging regelrecht naar mijn kamer om mijn huiswerk te maken. Maar nog geen uur later hoorde ik geroep beneden. Nieuwsgierig liep ik mijn kamer uit naar de trap. Beneden in de hal stonden twee agenten, met hun petten in de hand. Een paar ogenblikken later kwam Daphne naar buiten gehold, Wendy Williams haastig achter haar aan met haar jas. Ik liep een paar treden de trap af.

'Wat is er?' vroeg ik.

Daphne bleef voor de agenten staan.

'Je zuster,' gilde ze. 'Ze heeft eenernstig auto-ongeluk gehad met Martin. Je vader wacht op me in het ziekenhuis.'

'Ik ga mee,' schreeuwde ik en holde de trap af naar haar toe.

'Wat is er gebeurd?' vroeg ik, toen ik in de auto stapte.

'De politie zei dat Martin die verdomde... die smerige drug rookte. Hij is tegen de achterkant van een stadsbus gereden.'

'O, nee.' Mijn hart klopte in mijn keel. Ik had nog maar één keer in mijn leven een auto-ongeluk gezien. Een man in een pick-uptruck was dronken en was van een dijk gereden. Toen ik het ongeluk zag, hing zijn bebloede lichaam nog met bungelend hoofd door de kapotte voorruit.

'Wat mankeert jullie jonge mensen tegenwoordig toch!' riep Daphne uit. 'Jullie hebben zoveel, en toch doen jullie die idiote dingen. Waarom?' gilde ze. 'Waarom?'

Ik wilde zeggen dat het kwam omdat sommigen van ons te veel hebben, maar ik hield mijn mond, want ik wist dat ze het zou opvatten als kritiek op haar rol als moeder.

'Heeft de agent gezegd hoe ernstig ze gewond zijn?' vroeg ik.

'Ernstig,' antwoordde ze. 'Heel ernstig...'

Papa zat in de eerstehulp op ons te wachten. Hij zag er verbijsterd, oud en verzwakt uit door de gebeurtenissen.

'Wat heb je gehoord?' vroeg Daphne snel. Hij schudde zijn hoofd.

'Ze is nog bewusteloos. Blijkbaar is ze met haar hoofd tegen de voorruit geslagen. Ze heeft een paar gebroken botten. Ze zijn nu bezig röntgenopna- men te maken.'

'O, mijn God,' zei Daphne. 'Ook dat nog.'

'En Martin?' vroeg ik. Papa keek met bedroefde ogen naar mij en schudde zijn hoofd.

'Hij is toch niet... dood?'

Papa knikte. Ik voelde een ijskoude rilling over mijn rug lopen, tot aan mijn enkels, en had een hol gevoel in mijn maag.

'Kort geleden,' zei hij tegen Daphne. Ze werd doodsbleek en klampte zich vast aan zijn arm.

'O, Pierre, wat gruwelijk!'

Ik liep achteruit naar een stoel bij de muur en ging zitten. Ik kon alleen maar staren naar de mensen die heen en weer holden. Ik wachtte en keek, terwijl papa en Daphne met de artsen spraken.

Toen ik een jaar of negen was, was een vierjarige jongen in de bayou, Dylan Fortier, uit een boot gevallen en verdronken. Ik herinner me dat grootmama Catherine was geroepen om te proberen hem te redden, en ik was met haar meegegaan. Zodra ze naar de kleine, levenloze gestalte op de oever van het kanaal keek, wist ze dat het te laat was en sloeg een kruis.

Toen ik negen was, dacht ik dat de dood iets was dat alleen oude mensen overkwam. Wij jonge mensen waren onkwetsbaar, beschermd door de jaren die ons bij onze geboorte beloofd werden. We droegen onze jeugd als een schild. We konden ziek worden, erg ziek; we konden ongelukken krijgen, ernstige zelfs, we konden gebeten worden door giftige dingen, maar op de een of andere manier zou er altijd iets zijn dat ons zou redden.

Het zien van dat bleke, grauwe jongetje, met zijn op zijn voorhoofd geplakte haar, zijn tot kleine vuisten gebalde vingertjes, zijn gesloten ogen en blauwe lippen, had me jarenlang achtervolgd.

Ik kon nu alleen maar denken aan Martins ondeugende glimlach toen hij wegreed van het trottoir. Als ik eens bij hem in de auto was gestapt? Zou ik dan ook in een eerstehulpkamer van een ziekenhuis liggen of had ik voldoende invloed op Martin kunnen uitoefenen om hem langzamer en voorzichtiger te laten rijden?

Aan het lot... zoals ik aan Paul had geschreven... kon niet worden ontkomen.

Daphne kwam als eerste terug. Ze zag er wanhopig en emotioneel uitgeput uit.

'Hoe gaat het met haar?' vroeg ik met bonzend hart.

'Ze is bij bewustzijn, maar er is iets mis met haar ruggegraat,' zei ze toonloos.

'Hoe bedoel je?' vroeg ik met overslaande stem.

'Ze kan haar benen niet bewegen,' zei Daphne. 'We krijgen een invalide in huis. Rolstoelen en verpleegsters,' ging ze met een vertrokken gezicht verder. 'O, ik ben misselijk. Ik moet naar het toilet. Zorg voor je vader,' beval ze met een kort gebaar.

Ik keek de gang in. Mijn vader zag eruit of hij door een trein was geraakt. Hij stond bij de dokter, met zijn rug tegen de muur en met gebogen hoofd. De dokter gaf hem een klopje op zijn schouder en liep weg, maar papa bewoog zich niet. Ik stond langzaam op en liep naar hem toe. Hij hief zijn hoofd op toen ik dichterbij kwam. De tranen stroomden uit zijn ogen en zijn lippen trilden.

'Mijn kleine meisje,' zei hij. 'Mijn prinses... blijft waarschijnlijk haar leven lang invalide.'

'O, papa.' Ik holde naar hem toe en omhelsde hem en hij verborg snikkend zijn gezicht in mijn haar.

'Het is mijn schuld,' snikte hij. 'Ik word nog steeds gestraft voor de dingen die ik heb gedaan.'

'O, nee, papa, het is niet jouw schuld.'

'Dat is het wel,' hield hij vol. 'Het zal me nooit vergeven worden, nooit. Iedereen van wie ik houd zal moeten lijden.'

We klampten ons aan elkaar vast, en het enige wat ik kon denken was... dit is niet zijn schuld. Het is mijn schuld... mijn schuld. Ik moet naar Nina, ze moet me terugbrengen bij Madame Dede. Ik moet de vervloeking ongedaan maken...

Daphne en ik waren het eerst thuis. Het leek of de halve stad inmiddels al had gehoord van het ongeluk. De telefoon ging aan één stuk door over. Daphne ging meteen naar haar suite en zei tegen Edgar dat hij de namen moest noteren van de mensen die belden en uitleggen dat ze op dit moment niemand te woord kon staan. Met papa was het nog erger gesteld. Zodra hij binnen was trok hij zich terug in oom Jeans kamer. Er was een boodschap dal Beau had gebeld en ik belde hem terug voor ik naar Nina ging.

'Ik kan het niet geloven,' zei hij, terwijl hij trachtte zijn tranen te bedwingen. 'Ik kan niet geloven dat Martin dood is.'

Ik vertelde hem wat er gebeurd was, dat ze me hadden aangehouden toen ik op weg naar huis was.

'Hij wist dat je niet kunt rijden als je stuff hebt gerookt of gedronken hebt.'

'Weten is één ding, luisteren naar je verstand en daaraan gehoorzamen is een andere kwestie,' zei ik droog.

'Het is zeker een vreselijke toestand bij je thuis, hè?'

'Ja, Beau.'

'Mijn ouders zullen vanavond wel naar Daphne en Pierre gaan,' zei hij. 'Ik kom mee, als ze het goedvinden.'

'Ik ben misschien niet thuis.'

'Waar ga je dan naar toe vanavond?' vroeg hij verbaasd.

ik moet iemand spreken.'

'O.'

'Geen jongen, Beau,' zei ik snel, toen ik de teleurstelling in zijn stem hoorde.

'Nou, waarschijnlijk mag ik toch niet mee,' zei hij. ik voel me zelf ook niet goed. Als ik niet had moeten honkballen... zou ik waarschijnlijk ook in die auto hebben gezeten.'

'Het noodlot heeft zijn lange vingers niet naar jou uitgestrekt,' zei ik.

Toen we hadden opgehangen ging ik naar Nina. Zij, Edgar en Wendy troostten elkaar in de keuken. Zodra ze haar ogen ophief en me zag wist ze waarom ik was gekomen.

'Het is niet jouw schuld, kind,' zei ze. 'Wie de duivel welkom heet in zijn hart lokt de slechte gris-gris naar zich toe.'

'Ik wil Mama Dede spreken, Nina. Nu meteen.' Ze keek naar Wendy en Edgar.

'Zij zal hetzelfde tegen je zeggen.'

'Ik wil haar spreken, Nina,' hield ik vol. 'Breng me bij haar.' Ze zuchtte en knikte langzaam.

'Als madame of monsieur iets wenst, zorg ik er wel voor,' beloofde Wendy. Nina stond op en pakte haar tas. Toen liepen we haastig naar buiten en namen de eerste de beste tram. Toen we bij Mama Dede kwamen, scheen haar moeder te weten waarom. Zij en Nina wisselden een veelbetekenende blik. Opnieuw wachtten we in de zitkamer tol de voodoo-koningin zou binnenkomen. Ik kon mijn ogen niet afwenden van de kist waarin zich de slang en Gisselles haarlint bevonden.

Mama Dede kwam binnen toen de drums begonnen. Net a^s de vorige keer liep ze naar de bank en richtte haar grijze ogen op mij.

'Waarom kom je terug bij Mama, kind?' vroeg ze.

'Ik wilde niet dat er zoiets verschrikkelijks zou gebeuren,' riep ik uit. 'Martin is dood en Gisselle is invalide.'

'Wat je wilt dat gebeurt en wat je niet wilt dat gebeurt maakt geen verschil voor de wind. Als je je woede eenmaal de lucht in hebt geblazen, kun je hem niet meer terughalen.'

'Het is mijn schuld,' kreunde ik. 'Ik had hier niet moeten komen. Ik had u niet moeten vragen iets te doen.'

'Je kwam hier omdat het voorbestemd was dat je hier zou komen. Zombi brengt je bij me om te doen wat gedaan moet worden. Jij hebt niet de eerste steen geworpen, kind. Papa La Bas vond een open deur naar het hart van je zuster en heeft zich daar behaaglijk opgerold. Zij liet hem de stenen werpen met haar naam erop, jij niet.'

'Is er helemaal niets wat we kunnen doen om haar nu te helpen?' smeekte

ik.

'Als ze Papa La Bas volledig uit haar hart heeft gebannen, kun je terugkomen en dan zal Mama zien wat Zombi wil doen. Niet eerder,' zei ze definitief.

'Ik voel me afschuwelijk,' zei ik met gebogen hoofd. 'Alstublieft, zoek een manier om ons te helpen.'

'Geef me je hand, kind,' zei Mama Dede. Ik keek op en gaf haar mijn hand. Ze hield hem stevig vast. Ik voelde haar hand steeds warmer worden.

'Dit is allemaal voorbestemd, kind,' zei ze. 'Je bent hier gebracht door de wind die Zombi heeft gestuurd. Wil je je zuster nu helpen, een beter mens van haar maken, de duivel uit haar hart bannen?'

'Ja,' zei ik.

'Wees niet bang.' Ze bracht mijn hand langzaam naar de kist. Ik keek wanhopig naar Nina die haar ogen sloot en heen en weer begon te wiegen, terwijl ze monotoon een tekst opzegde. 'Wees niet bang,' herhaalde Mama Dede, en opende het deksel van de kist. 'Steekje hand in de kist en haal het lint van je zuster eruit. Neem het terug en er zal niets méér gebeuren dan al gebeurd is.'

Ik aarzelde. Mijn hand in een kist met een slang steken? Ik wist dat pythons niet giftig waren, maar toch...

Mama Dede liet me los en bleef wachten. Ik dacht aan papa, de droevige uitdrukking in zijn ogen, de last die op zijn schouders rustte, en langzaam, met gesloten ogen, stak ik mijn hand in de kist. Mijn vingers raaken de koude, schilferige huid van de slapende slang. Hij begon te kronkelen, maar ik bleef vertwijfeld zoeken tot ik het lint voelde. Snel pakte ik het en haalde mijn hand weer omhoog.

'Wees geloofd,' zei Nina.

'Dat lint,' zei Mama Dede, 'is naar de andere wereld geweest en weer teruggekomen. Bewaar het goed, even zorgvuldig als een rozenkrans, en misschien zul je op een dag je zuster beter maken.' Ze stond op en keek naar Nina. 'Brand een kaars voor me bij het graf van Marie Laveau.'

Nina knikte.

'Ik zal het doen, Mama.'

'Kind,' zei ze, zich weer naar mij omdraaiend, 'het goed en het kwaad zijn ook zusters. Soms verstrengelen ze zich als einden touw en zorgen voor knopen in ons hart. Maak eerst de knopen los in je eigen hart; help dan die van je zuster losmaken.'

Ze verdween door het gordijn. De drums klonken luider.

'Ga mee naar huis,' zei Nina. 'Er is veel te doen.'

Toen we terugkwamen was er niet veel veranderd, behalve dat Edgar nog een stuk of twaalf namen op de lijst had geschreven van mensen die hadden gebeld. Daphne rustte nog in haar suite en papa was nog in de kamer van oom Jean. Maar plotseling, iets later, kwam Daphne verfrist en elegant te voorschijn, gereed om de goede vrienden te begroeten die haar en papa kwamen troosten. Ze wist hem over te halen om beneden iets te komen eten.

Ik bleef stil zitten en luisterde terwijl Daphne hem vermanend toesprak en hem op het hart drukte zich te beheersen.

'Dit is niet het moment om in te storten, Pierre. We hebben een zware last en ik ben niet van plan die alleen te dragen, zoals zoveel andere dingen,' zei ze. Hij knikte gehoorzaam en zag er weer uit als een kleine jongen. 'Beheers je,' beval ze. 'We moeten straks mensen begroeten en de situatie is al pijnlijk genoeg. Ik wil die niet nog verergeren.'

'Moeten we ons niet ongeruster maken over Gisselles gezondheid dan over het feit dat het zo pijnlijk is voor ons?' zei ik scherp, niet in staat mijn woede te bedwingen. Ik haatte de kleinerende manier waarop ze tegen papa sprak, die er zo zwak en verslagen uitzag.

'Hoe durf je zo tegen me te spreken,' snauwde ze, terwijl ze rechtop ging zitten.

'Ik wil niet brutaal zijn, maar -'

'Mijn advies aan jou, jongedame, is dat je je de komende paar weken zo fatsoenlijk en correct mogelijk gedraagt. Gisselle is zichzelf niet meer geweest sinds jij hier bent komen wonen en ik weet zeker dat de slechte dingen die jij hebt gedaan en waartoe je haar hebt overgehaald, iets te maken hebben met hetgeen er nu gebeurd is.'

'Dat is niet waar! Daar is allemaal niets van waar!' riep ik uit. Ik keek naar papa.

'Laten we nu geen ruzie maken,' smeekte hij. Hij keek naar me met ogen die bloeddoorlopen waren van het urenlange huilen. 'Niet nu. Alsjeblieft, Ruby. Luister naar je moeder.' Hij keek even naar Daphne. 'Op momenten als deze is zij het sterkste lid van onze familie. Altijd geweest,' zei hij uitgeput.

Daphne straalde van trots en voldoening. De rest van de maaltijd aten we zwijgend door. Later op de avond kwamen de Andreas', maar zonder Beau. Andere vrienden volgden. Ik trok me terug in mijn kamer en bad dat God me zou vergeven dat ik wraak had gezocht. Toen ging ik slapen, maar urenlang bevond ik me aan de rand van de slaap, zonder ooit de vergetelheid te vinden die ik zo wanhopig zocht.

Op school gebeurde er iets vreemds de volgende dag. Het drama van het verschrikkelijke auto-ongeluk had alle leerlingen in een staat van rouw gebracht. Iedereen was in een ingetogen stemming. Meisjes die Martin goed kenden huilden en troostten elkaar in de gangen en de toiletten. Dr. Storm sprak door de intercom, deed een gebed en sprak zijn condoléances uit. De docenten gaven ons wat gemakkelijk werk op om ons bezig te houden, de meesten waren niet in staat gewoon les te geven en hadden begrip voor het feit dat de leerlingen er ook niet bij waren met hun gedachten.

Maar het vreemde was dat ik iemand werd die getroost moest worden en niet langer genegeerd of veracht. De een na de ander kwam naar me toe om met me te praten en de hoop uit te spreken dat alles goed zou aflopen met Gisselle. Zelfs haar goede vriendinnen, met name Claudine en Antoinette, zochten mijn gezelschap op en leken berouw te hebben van de grappen en lelijke dingen die ze met me hadden uitgehaald en tegen me gezegd.

Vooral Beau was voortdurend naast me. Hij was een bron van troost. Hij was een van Martins beste vrienden, en de andere jongens kwamen naar hem toe als ze uiting wilden geven aan hun medeleven en verdriet. Tijdens de lunch verzamelden de andere leerlingen zich om ons heen en iedereen sprak zacht en met ingehouden stem.

Na school gingen Beau en ik rechtstreeks naar het ziekenhuis en vonden papa met een kop koffie in de hal. Hij had net de specialisten gesproken.

'Haar ruggegraat is beschadigd. Ze is verlamd vanaf het middel. Al het andere letsel zal goed genezen,' zei hij.

is er een mogelijkheid dat ze weer zal kunnen lopen?' vroeg Beau zacht.

Papa schudde zijn hoofd. 'Heel onwaarschijnlijk. Ze zal een hoop therapie nodig hebben en veel liefde en zorg,' zei hij. 'Als ze thuiskomt zal ik een tijdje een inwonende verpleegster nemen.'

'Wanneer kunnen we bij haar, papa?'

'Ze ligt nog op de intensive care. Alleen de naaste familie mag bij haar,' zei hij, met een blik op Beau. Beau knikte.

Ik liep in de richting van de intensive care.

'Ruby,' riep papa. Ik draaide me om. 'Ze weet het niet van Martin,' zei hij. 'Ze denkt dat hij ernstig gewond is. Ik wilde het haar nog niet vertellen. Ze heeft al genoeg slecht nieuws gehad.'

'Oké, papa,' zei ik, en ging naar binnen. De verpleegster bracht me naar Gisselles bed. Toe ik haar zag liggen, met haar gehavende gezicht en de infuusslangetjes in haar arm, kromp mijn hart ineen. Ik slikte mijn tranen weg en liep naar haar toe. Ze deed haar ogen open en keek me aan.

'Hoe gaat het, Gisselle?' vroeg ik zacht.

'Hoe zie ik eruit?' antwoordde ze meesmuilend en wendde zich af. Toen keek ze me weer aan. 'Je zult wel blij zijn dat je die dag niet bij ons in de auto bent gestapt. Nu denk je natuurlijk: ik heb het je wel gezegd. Ja, toch?'

'Nee,' zei ik. 'Het spijt me vreselijk dat dit gebeurd is. Ik voel me afschuwelijk.'

'Waarom? Nu zal niemand zich meer afvragen wie van ons jij is en wie ik. Ik ben degene die niet kan lopen. Dat is gemakkelijk genoeg. Ik ben degene die niet kan lopen.' Haar kin trilde.

'O, Gisselle, je zult weer lopen. Ik zal alles doen wat ik kan om je te helpen,' beloofde ik.

'Wat kun jij doen... een Cajun-gebed mompelen voor mijn benen? De dokters zijn hier geweest, die hebben me de afschuwelijke waarheid verteld.'

'Je mag de hoop niet opgeven. Je mag nooit de hoop opgeven. Dat is wat...' Ik had willen zeggen: dat is wat grootmama Catherine me heeft geleerd, maar ik aarzelde.

'Dat kun jij gemakkelijk zeggen. Jij kunt vrij in en uit lopen,' klaagde ze. Toen haalde ze diep adem en zuchtte. 'Ben je al bij Martin geweest? Hoe gaat het met hem?'

'Nee, ik ben nog niet bij hem geweest. Ik ben meteen naar jou toe gekomen,' zei ik, op mijn lip bijtend.

'Ik zei dat hij te hard reed, maar hij vond het alleen maar grappig. Net als jij toen vond hij plotseling alles grappig. Ik durf te wedden dat hij nu niet lacht. Ga hem opzoeken,' zei ze. 'En vertel hem wat er met mij is gebeurd. Doe je dat?'

Ik knikte.

'Mooi. Ik hoop dat hij zich verschrikkelijk voelt. Ik hoop... ach, wat maakt het uit wat ik hoop?' Ze keek naar me op. 'Je bent blij dat dit gebeurd is, hè?'

'Nee, ik heb nooit zoiets ergs als dit gewild. Ik...'

'Wat bedoel je met "zoiets ergs als dit"? Wilde je iets?' Ze keek me even aan. 'Nou?'

'Ja,' zei ik. 'Je was zo gemeen tegen me, je bezorgde me zoveel moeilijkheden en deed zoveel slechtè dingen met me dat ik naar een voodoo- koningin ben gegaan.'

'Wat?'

'Ze zei dat het niet mijn schuld was. Het was je eigen schuld omdat er zoveel haat in je hart was,' voegde ik er snel aan toe.

'Het kan me niet schelen wat ze zei. Ik zal papa vertellen wat je hebt gedaan en dan zal hij je eeuwig haten. Misschien zal hij je nu terugsturen naar het moeras.'

'Zou je dat willen, Gisselle?'

Ze dacht even na en toen glimlachte ze, maar het was zo'n onoprechte glimlach, dat er een koude rilling over mijn rug liep.

'Nee, ik wil dat je het goedmaakt. Vanaf nu tot ik het zeg, zul je het goedmaken.'

'Wat wil je dat ik doe?'

'Alles wat ik vraag,' zei ze. 'En ik zou het maar doen als ik jou was.'

'Ik heb je al gezegd dat ik je zou helpen, Gisselle. En ik doe het omdat ik het wil, niet omdat jij me bedreigt,' zei ik.

'Je maakt dat ik weer hoofdpijn krijg,' kreunde ze.

'Het spijt me. Ik ga wel weg.'

'Pas als ik zeg dat je weg mag,' zei ze. Ik bleef staan en keek op haar neer. 'Goed. Ga maar. Maar je gaat naar Martin en vertelt hem wat ik je gezegd heb en dan kom je vanavond terug om me te vertellen wat hij gezegd heeft. Schiet op,' beval ze. Haar gezicht vertrok van pijn. Ik draaide me om en liep weg. 'Ruby!' riep ze.

'Wat?'

'Weet je wat de enige manier is om weer een tweeling te worden?' vroeg ze. Ik schudde mijn hoofd. Ze glimlachte. 'Ik zal het je zeggen. Zorg dat je invalide wordt.'

Ik boog mijn hoofd en liep naar buiten. Mama Dedes voorschrift zou heel wat moeilijker uit te voeren zijn dan ik me had voorgesteld. De zusters van haat en liefde in Gisselles hart van elkaar losmaken? Ik kon net zo goed proberen de donkere nacht te verjagen, dacht ik, en ging naar papa en Beau, die in de hal zaten te wachten.

Twee dagen later hoorde Gisselle het nieuws over Martin. Het verpletterde haar. Het was of ze geloofde dat alles wat er met haar was gebeurd, het letsel, de verlamming, niet meer dan een droom was waaraan spoedig een eind zou komen. De artsen zouden haar wat pillen geven en haar naar huis terugsturen om haar vroegere leven weer op te vatten. Maar toen ze hoorde dat Martin dood was, leek ze te verschrompelen. Ze werd bleek en klein en klemde haar lippen op elkaar. Ze huilde niet waar papa of Daphne bij was en toen ze weggingen en ik bij haar bleef, huilde ze ook niet in mijn bijzijn. Maar zodra ik weg wilde gaan om met mijn ouders de begrafenis bij te wonen, hoorde ik haar eerste snik. Ik holde terug.

'Gisselle,' zei ik, en streelde over haar haar. Ze draaide zich met een ruk om en keek naar me op, maar niet dankbaar omdat ik was teruggekomen om haar te troosten, maar met fonkelende, kwade ogen.

'Hij vond jou ook aardiger! Het is zo!' jammerde ze. 'Altijd als we samen waren, praatte hij over jou. Hij was degene die wilde dat je meeging. En nu is hij dood,' eindigde ze, alsof het mijn schuld was.

'Het spijt me. Ik wou dat ik iets kon doen om het te veranderen,' zei ik.

'Ga terug naar je voodoo-koningin,' snauwde ze en draaide zich van me

af.

Martins begrafenis was indrukwekkend. Veel leerlingen waren aanwezig. Beau en Martins teamgenoten droegen de kist. Ik voelde me misselijk en was blij toen papa mijn hand pakte en met ons wegging.

Het regende de hele dag en de volgende paar dagen. Ik dacht dat het sombere grijs nooit uit ons hart en leven zou verdwijnen, maar op een ochtend toen ik wakker werd scheen de zon, en toen ik op school kwam, merkte ik dat de wolk van treurnis was afgedreven. Iedereen had zijn eigen holletje weer opgezocht. Claudine scheen de leiding van haar groepje van Gisselle te hebben overgenomen, maar het kon me niet schelen, want ik bracht weinig tijd door met Gisselles vriendinnen. Ik wilde alleen maar goede cijfers op school halen en zoveel mogelijk bij Beau zijn.

Eindelijk kwam de dag dat Gisselle thuiskwam uit het ziekenhuis. Ze was daar met de therapie begonnen, maar volgens Daphne werkte ze nog niet erg mee. Papa nam de privé-verpleegster in dienst, een zekere mevrouw Warren, die in militaire hospitalen had gewerkt en vertrouwd was met verlamde patiënten. Ze was een jaar of vijftig, lang, met kort donkerbruin haar en een hard, bijna mannelijk gezicht. Ik wist dat ze sterke onderarmen had, want ik zag hoe haar aderen uitpuilden toen ze Gisselle de eerste keer optilde om haar wat gemakkelijker neer te leggen. Ze gedroeg zich als een militair, snauwde bevelen tegen de bedienden en snauwde tegen Gisselle alsof ze een rekruut was en geen invalide. Ik was erbij toen Gisselle zich beklaagde, maar mevrouw Warren was er niet de vrouw naar om daar geduld mee te hebben.

'De tijd om medelijden met jezelf te hebben is voorbij,' verklaarde ze. 'Nu wordt het tijd om zo zelfstandig mogelijk te worden. Je wordt geen vetklomp in die stoel, zet dat maar uit je hoofd. Voor ik met je klaar ben zul je leren hoe je bijna alles zelf kunt doen. En dat zul je doen ook! Begrepen?'

Gisselle keek even naar haar en toen naar mij.

'Ruby, geef me mijn spiegel. Ik wil mijn haar doen. Ik weet zeker dat een paar van de jongens me zullen komen opzoeken nu ze weten dat ik thuis ben.'

'Pak hem zelf,' snauwde mevrouw Warren. 'Rol je stoel erheen en pak hem.'

'Ruby pakt hem wel voor me,' antwoordde Gisselle. 'Nietwaar, Ruby?' Ze richtte haar keiharde ogen op mij.

Ik ging de spiegel halen.

'Je helpt haar niet door dat te doen,' zei mevrouw Warren.

ik weet het,' zei ik. Maar toch bracht ik Gisselle de spiegel.

'Ze maakt allemaal slaven van jullie, ik waarschuw je.'

Ruby vindt het niet erg om mijn slavin te zijn. We zijn zusters, nietwaar, Ruby?' zei Gisselle. 'Zeg het!' beval ze.

'Ik vind het niet erg,' antwoordde ik.

'Nou, ik wel. Verdwijn terwijl ik bezig ben met mijn therapie,' snauwde mevrouw Warren tegen mij.

'Ruby gaat pas weg als ik dat zeg!' schreeuwde Gisselle. 'Ruby, blijf!'

'Maar, Gisselle, als mevrouw Warren vindt dat ik beter weg kan gaan, moet ik gaan.'

Gisselle sloeg haar armen over elkaar en kneep haar ogen tot spleetjes. 'Blijf staan waar je staat,' beval ze.

'Zeg, hoor eens...' zei mevrouw Warren.

'Oké,' zei Gisselle glimlachend. 'Je bent geëxcuseerd, Ruby. O, en bel Beau en zeg hem dat ik hem over een uur verwacht.'

'Maak daar maar twee uur van,' adviseerde mevrouw Warren. Ik knikte en ging weg. Voor één keer was ik het van ganser harte eens met Daphne: het leven zou heel wat gecompliceerder en onaangenamer worden met een invalide Gisselle. Het ongeluk, haar verschrikkelijke verwonding en de nasleep ervan hadden niets veranderd aan haar persoonlijkheid. Net als eerst dacht ze nog steeds dat alles haar als vanzelfsprekend toekwam, méér nog zelfs. Ik besefte dat ik haar nooit een bekentenis had moeten doen. Ze had het alleen aangegrepen als een excuus om me tot haar slavin te maken.

Als ik soms gedacht had dat Gisselles conditie haar minder zelfverzekerd zou maken ten opzichte van jongens, verdween dat idee op het moment waarop ik zag hoe ze reageerde toen Beau en een paar teamgenoten van hem bij haar op bezoek kwamen. Als een keizerin die te goddelijk was om haar voeten in aanraking te brengen met de aarde, stond ze erop dat Beau haar van de ene kamer naar de andere droeg, en van de ene plaats naar de andere, in plaats van haar in haar rolstoel rond te rijden. Ze verzamelde de jongens om zich heen, vroeg Todd Lambert haar voeten te masseren terwijl ze sprak, voornamelijk klaagliederen over mevrouw Warren en verhalen over alles wat ze van iedereen moest doorstaan.

'Ik zweer het,' zei ze, 'als jullie me niet iedere dag komen bezoeken, word ik stapelgek. Komen jullie? Beloof je het?' vroeg ze met knipperende oogleden. Natuurlijk beloofden ze het. Terwijl ze nog bij ons waren, moest ik haar op haar wenken bedienen. Ze vroeg om glazen water of een kussen in haar rug, en snauwde tegen me of ik werkelijk haar slavin was.

Later, toen Beau haar de trap op had gedragen naar haar kamer en alle jongens haar een afscheidszoen hadden gegeven, hadden Beau en ik eindelijk een ogenblik voor onszelf.

'Ik merk wel dat het voortaan extra moeilijk voor je zal worden,' zei hij.

ik vind het niet erg.'

'Ze verdient je niet,' zei hij zacht en boog zich naar me toe om me een kus te geven. Op dat moment hoorden we Daphnes voetstappen in de gang. Ze kwam met stevige tred uit de schaduw te voorschijn, maar iets van de duisternis bleef in haar van woede fonkelende ogen hangen. Ze bleef op een paar passen afstand staan, met over elkaar geslagen armen en een woedende fonkeling in haar ogen.

'Ik wil je onmiddellijk spreken, Ruby,' zei ze. 'Beau, ik verzoekje om weg te gaan.'

'Weggaan?'

'Nu, onmiddellijk,' zei ze. Haar stem klonk als een zweepslag.

is er iets?' vroeg hij zachtjes.

'Dat zal ik wel met je ouders bespreken,' zei ze. Hij keek naar mij en liep toen snel weg naar zijn wachtende vrienden.

'Wat is er?' vroeg ik aan Daphne.

'Volg me,' beval ze. Ze draaide zich met een ruk om en liep de gang door. Ik kwam achter haar aan, met angstig kloppend hart. Bij de deur van mijn atelier bleef ze staan en draaide zich naar me om.

'Als Beau Gisselle niet in de steek had gelaten voor jou, zou ze nooit in de auto bij Martin hebben gezeten,' verklaarde ze. ik heb me afgevraagd waarom hij een ontwikkeld jong creools meisje zo snel in de steek liet voor een onopgevoede Cajun. Gisteravond vond ik plotseling het antwoord, als een goddelijke inspiratie. En ja hoor, mijn achterdocht bleek gegrond te zijn.' Ze gooide de deur van het atelier open. 'Naar binnen.'

'Waarom?' vroeg ik, maar ik deed wat ze me vroeg. Ze staarde me even met een vernietigende blik aan en volgde me toen. Ze liep rechtstreeks naar mijn ezel. Daar sloeg ze een paar van mijn nieuwste tekeningen terug tot ze bij de tekening kwam die ik van Beau had gemaakt.

'Dit is te goed en te gedetailleerd om aan je zondige fantasie te zijn ontsproten,' verklaarde ze. 'Nietwaar? Lieg niet,' voegde ze er snel aan toe.

Ik haalde diep adem.

ik heb nooit tegen je gelogen, Daphne,' zei ik. 'En ik zal het nu ook niet doen.'

'Heeft hij geposeerd?'

'Ja,' bekende ik. Ze knikte. 'Maar -'

'Ga weg en waag het niet nog een voet in dit atelier te zetten. Wat mij betreft, gaat de deur voorgoed op slot. Ga,' beval ze, met uitgestrekte arm en een wijzende vinger.

Haastig liep ik weg. Wie was de ware invalide hier in huis, vroeg ik me af, Gisselle of ik?