7. DE WAARHEID KOMT UIT

Je zou denken dat het nieuws van grootmama Catherines overlijden door de wind in de bayou verspreid moest zijn, zoveel mensen wisten het al

onmiddellijk daarna. Maar het heengaan van een genezeres, vooral een genezeres met grootmama's reputatie, was iets bijzonders en heel belangrijk voor de Cajun-gemeenschap. Voordat de ochtend verstreken was waren er al een paar van grootmama Catherines vriendinnen en onze buren. Vroeg in de middag stonden er tientallen auto's en trucks voor ons huis en steeds meer mensen kwamen langs om de laatste eer te bewijzen. De vrouwen brachten gumbo's en jambalaya's in grote gietijzeren pannen, en schotels en schalen met cake en beignets. Mevrouw Thibodeau en mevrouw Livaudis namen de dodenwake op zich en pater Rush trof de nodige maatregelen voor de begrafenis.

Het ene grijze wolkendek na het andere dreef aan uit het zuidwesten en verduisterde de zon. De donkere lucht, de schaduwen en het gedempte moerasleven leken te passen bij een dag die zo triest was als deze. De vogels fladderden nauwelijks rond; de moerashaviken en reigers bleven roerloos, als standbeelden, staren naar de bijeenkomst die vroeg begonnen was en de hele dag voortduurde.

Grootvader Jack was al een tijdlang door niemand gezien, dus voer Thaddeus Bute naar zijn hut om hem het treurige nieuws te brengen. Hij kwam zonder hem terug en mompelde iets tegen de rouwenden, die hun hoofd schudden en met medelijdende blikken naar mij keken. Tegen het avondeten kwam grootvader Jack eindelijk, die er zoals gewoonlijk uitzag of hij door de modder had liggen rollen. Hij droeg wat kennelijk zijn beste broek en hemd waren, maar de broek had gaten in de knieën en het hemd zag eruit of hij het op een steen had moeten slaan, zodat het zacht genoeg werd om zijn armen door de mouwen te steken en de knopen vast te maken, tenminste voorzover er knopen waren. Zijn laarzen waren natuurlijk aangekoekt met modder en grassprieten.

Hij had niet de tijd genomen om zijn verwarde witte haar te borstelen of zijn baard bij te knippen, al moest hij geweten hebben dat er erg veel mensen zouden zijn. Kleine plukjes haar groeiden uit zijn oren en neus. Zijn borstelige wenkbrauwen krulden omhoog en naar de zijkanten van zijn verweerde, bruine gezicht, en het leek of het vuil maandenlang was aangekleefd in de diepe rimpels. De zure lucht van verschaalde whisky, moerasgrond, vis en tabak scheen geruime tijd het huis te bereiken vóór hij zelf arriveerde. Ik moest even glimlachen toen ik bedacht hoe grootmama Catherine tegen hem zou schreeuwen om hem op een afstand te houden.

Maar ze zou nooit meer tegen hem schreeuwen. Ze lag opgebaard in de zitkamer, haar gezicht vredig en rustig. Ik zat rechts van de kist, mijn handen gevouwen in mijn schoot, nog verdoofd door de gebeurtenissen. Ik kon het nog steeds niet geloven, ik hoopte dat het allemaal een verschrikkelijke nachtmerrie was die straks voorbij zou zijn.

Het zachte geroezemoes van de gesprekken verstierf en er viel een doodse stilte toen grootvader Jack arriveerde. Zodra hij binnenkwam weken de mensen bij de deur achteruit, alsof ze bang waren dat hij hen met zijn vuile handen zou aanraken. Geen van de mannen gaf hem een hand. De vrouwen trokken een vies gezicht zodra de stank in hun neus drong. Ze keken elkaar even aan en liepen toen de zitkamer in, waar ze even verstarden bij het zien van grootmama Catherine in haar kist.

Hij keek me scherp aan en richtte toen zijn blik op pater Rush. Even leek het of grootvader Jack weigerde te geloven wat hij zag of waarom de mensen hier waren. Het leek of hij elk ogenblik kon vragen: 'Is ze echt dood of is dit maar een truc om me uit het moeras te halen en te zorgen dat ik me wat opknapte?' Met een sceptische blik in zijn ogen liep hij langzaam naar de kist van grootmama Catherine, met zijn hoed in de hand. Op ongeveer dertig centimeter afstand bleef hij staan en staarde afwachtend op haar neer. Toen ze niet overeind kwam en tegen hem begon te schreeuwen, ontspande hij zich en draaide zich naar me om.

'Hoe gaat het, Ruby?' vroeg hij.

'Goed, grootvader,' zei ik. Mijn ogen waren bloeddoorlopen maar droog, want ik had mijn voorraad tranen uitgeput. Toen draaide hij zich met een ruk om en keek nijdig naar de vrouwen die hem met duidelijke afkeer aanstaarden.

'Nou, waar staan jullie naar te kijken? Kan een man niet om zijn dode vrouw rouwen zonder dat jullie, bemoeials, hem aanstaren en achter zijn rug staan te fluisteren? Ga weg en geef me de ruimte,' schreeuwde hij.

Verontwaardigd en verbijsterd draaiden grootmama Catherines vriendinnen zich om en liepen haastig, als een troep angstige kippen, naar buiten, om zich op de veranda te verzamelen. Alleen mevrouw Thibodeau, mevrouw Livaudis en pater Rush bleven in de kamer bij grootvader Jack en mij.

'Wat is er met haar gebeurd?' vroeg grootvader. Er lag nog steeds een nijdige blik in zijn groene ogen.

'Haar hart heeft het opgegeven.' zei pater Rush, met een tedere blik naar grootmama. Hij schudde vriendelijk het hoofd. 'Ze gaf al haar energie om anderen te helpen, te troosten en te zorgen voor de zieken en mensen in moeilijkheden. Het heeft ten slotte zijn tol geëist, God zegene haar,' eindigde hij.

'Nou, ik heb haar wel honderd keer gezegd dat ze moest ophouden met door de bayou te flaneren om voor iedereen te zorgen behalve voor haarzelf, maar ze wilde niet naar me luisteren. Koppig tot de dag van haar dood,' verklaarde grootvader. 'Zoals de meeste Cajun-vrouwen,' voegde hij eraan toe, terwijl hij naar mevrouw Thibodeau en mevrouw Livaudis keek. Ze trokken hun schouders naar achteren en hun halzen verstijfden als van twee pauwen.

'O, nee,' zei pater Rush met een engelachtige glimlach, 'iemand met een zo grote ziel als mevrouw Landry kun je niet beletten om te doen wat ze kan om anderen te helpen. Liefdadigheid en medeleven waren haar constante metgezellen,' ging hij verder.

Grootvader bromde wat. 'Liefdadigheid begint in je eigen huis, heb ik tegen haar gezegd, maar ze luisterde nooit naar me. Nou, het spijt me dat ze er niet meer is. Ik weet niet wie me nu nog voortdurend zal vervloeken. Wie tegen me zal zeuren en preken en me uitschelden omdat ik dit of dat gedaan heb.'

'O, ik denk dat er altijd wel iemand zal zijn om jou eens flink de les te lezen, Jack Landry,' antwoordde mevrouw Thibodeau, met een tuitmondje naar hem knikkend.

'Hè?' Grootpapa staarde haar even aan, maar mevrouw Thibodeau was te lang met grootmama Catherine omgegaan om niet te leren geen krimp te geven. Hij legde zijn hand voor zijn mond, wendde zijn ogen af en bromde weer iets. 'Zal wel.' De geuren uit de keuken trokken zijn aandacht. 'Ik denk dat de dames wel wat gekookt zullen hebben, hè?' vroeg hij.

'Er staat eten klaar in de keuken, gumbo en een pot koffie op het fornuis,' zei mevrouw Livaudis met duidelijke tegenzin.

'Ik zal wel iets te eten voor je halen, grootvader,' zei ik, en stond op. Ik moest iets doen, bezig blijven, bewegen.

'Dank je, Ruby. Dat is mijn enige kleinkind, weetje,' zei hij tegen pater Rush. Ik draaide met een ruk mijn hoofd om en staarde hem woedend aan. Even fonkelde die ondeugende blik in zijn ogen en toen glimlachte hij en wendde zijn hoofd af. Blijkbaar begreep of zag hij niet wat ik wist, of het kon hem niet schelen. 'Ze is nu het enige wat ik heb,' ging hij verder. 'De enige familie die ik nog over heb. Ik moet voor haar zorgen.'

'En hoe denk je dat te doen?' vroeg mevrouw Livaudis. 'Je zorgt nauwelijks voor jezelf, Jack Landry.'

'Ik weet wat ik doe en niet doe. Een mens kan veranderen, nietwaar? Als er zoiets tragisch gebeurt, kan dat een mens veranderen. Nietwaar, pater? Dat is toch zo?'

'Als hij werkelijk in zijn hart berouw heeft, kan iedereen dat,' antwoordde pater Rush. Hij sloot zijn ogen en drukte zijn handen tegen elkaar alsof hij op het punt stond te gaan bidden.

'Hoor je? En dat zegt een priester en niet een of andere roddelaarster,' zei grootvader. Hij knikte en prikte met zijn dikke, vuile vinger in de lucht tussen hem en mevrouw Livaudis. 'Ik heb nu verantwoordelijkheden... ik moet een huis op orde houden, voor een kleindochter zorgen, en ik ben iemand die doet wat hij zegt dat hij gaat doen.'

'Als je je nog kunt herinneren dat je het hebt gezegd,' snauwde mevrouw Thibodeau. Ze gaf geen duimbreed toe.

Grootvader meesmuilde.

'Ja, nou, ik zal het me herinneren. Ik zal het me herinneren,' herhaalde hij. Hij keek nog eens naar grootmama Catherine, alsof hij er heel zeker van wilde zijn dat ze niet tegen hem zou gaan schreeuwen, en volgde me toen naar de keuken om iets te eten te halen. Hij plofte met zijn lange, magere lichaam neer op een stoel en gooide zijn hoed op de grond. Toen keek hij om zich heen terwijl ik in de gumbo roerde en voor hem opschepte.

'Ben zo lang hier niet in huis geweest, dat het me vreemd voorkomt,' zei hij. 'En ik heb het zelf gebouwd!' Ik schonk een kop koffie voor hem in en deed toen een stap achteruit, met over elkaar geslagen armen. Ik zag hoe hij aanviel op de gumbo, hap na hap naar binnenslikte, bijna zonder te kauwen. De rijst en roux dropen langs zijn kin.

'Wanneer heb je voor het laatst iets gegeten, grootvader?' vroeg ik. Hij zweeg even en dacht na.

'Ik weet niet... twee dagen geleden, toen had ik een paar garnalen. Of waren het een paar oesters?' Hij haalde zijn schouders op en bleef zijn eten naar binnen schrokken. 'Maar alles wordt nu anders,' zei hij, knikkend tussen een paar happen door. ik ga me schoonmaken, kom weer thuis wonen, en heb mijn kleindochter om goed voor me te zorgen, en ik zal hezelfde doen voor haar.'

'Ik kan niet geloven dat grootmama echt dood is, grootvader,' zei ik, met een dichtgeknepen keel. Hij slikte wat voedsel naar binnen en knikte.

'Ik ook niet. Ik had kunnen zweren dat ik eerder dood zou gaan dan zij. Ik dacht dat die vrouw langer zou leven dan wie ook ter wereld; zoveel pit had ze. Ze was als een oude boomwortel, ze klampte zich vast aan de dingen waarin ze geloofde. Ik kon haar met geen kudde olifanten van haar plaats krijgen.'

'Zij jou ook niet, grootvader,' merkte ik op. Hij haalde zijn schouders

op.

'Ik ben maar een domme ouwe Cajun-jager, te stom om goed van kwaad te kunnen onderscheiden, maar ik ben erin geslaagd te overleven. Maar ik meende wat ik zojuist zei, Ruby. Ik ga helemaal veranderen en alles goedmaken, ik zweer het,' zei hij. Hij hief zijn rechterpalm op, die onder het vuil zat, en waarvan de vingertoppen verkleurd waren door de tabak. Toen glimlachte hij. 'Mag ik hier nog wat van? Ik heb in eeuwen niet zoiets lekkers gegeten. Heel wat beter dan die moerastroep,' zei hij grinnikend. Een zacht gefluit klonk door de gaten tussen zijn tanden en zijn schouders schokten.

Ik gaf hem nog wat en toen excuseerde ik me en ging weer naast de kist zitten. Ik wilde grootmama Catherine niet te lang alleen laten. Tegen de avond kwamen grootvader Jacks makkers uit het moeras, zogenaamd om troost en medeleven te bieden, maar het duurde niet lang of ze stonden bij elkaar achter het huis en dronken whisky en rookten hun gerolde, donkerbruine sigaretten.

Pater Rush, mevrouw Tibodeau en mevrouw Livaudis bleven zo lang ze konden en beloofden de volgende ochtend vroeg terug te komen.

'Probeer wat te rusten, Ruby,' adviseerde mevrouw Thibodeau. 'Je hebt al je kracht nodig voor de moeilijke dagen die vóór je liggen.'

'Je grootmama zou trots op je zijn, Ruby,' voegde mevrouw Livaudis eraan toe, terwijl ze zachtjes mijn hand drukte. 'Zorg goed voor jezelf.'

Mevrouw Thibodeau staarde naar de achterkant van het huis waar het gelach met de minuut luider werd.

'Als je ons nodig hebt, hoef je maar te roepen,' zei ze.

'Je bent altijd welkom in mijn huis,' vulde mevrouw Livaudis aan.

De vriendinnen van grootmama Catherine en een paar buren hadden afgewassen en alles opgeruimd voor ze weggingen. Ik had niets anders meer te doen dan grootmama Catherine een nachtzoen te geven en zelf te gaan slapen. Ik hoorde grootvader Jack en zijn jagersvriendjes tot diep in de nacht joelen en lachen. In zekere zin was ik dankbaar voor het lawaai. Ik lag urenlang wakker, me afvragend of er iets was dat ik had kunnen doen om grootmama Catherine te helpen, maar toen dacht ik: als ze zichzelf niet kon helpen, wat had ik dan kunnen doen?

Eindelijk werden mijn oogleden zo zwaar dat ik ze dicht moest doen. Iemand lachte in het donker. Ik hoorde iets wat leek op grootvaders geschreeuw, en toen was alles stil. De slaap bracht me, als een van grootmama Catherines wondergeneesmiddelen, een paar uur verlichting en verminderde de pijn in mijn hart. Toen ik de volgende ochtend vroeg wakker werd voelde ik me zo opgelucht na mijn diepe rust dat ik een paar seconden echt geloofde dat alles niet meer was dan een verschrikkelijke nachtmerrie. Ik verwachtte elk moment grootmama's voetstappen te horen als ze de trap afliep naar de keuken om ons ontbijt klaar te maken.

Maar ik hoorde slechts de zachte, lieflijke geluiden van de vogels. Langzamerhand drong de werkelijkheid weer tot me door en ik ging overeind zitten. Ik vroeg me af waar grootvader Jack had geslapen toen hij eindelijk genoeg had van het dollen met zijn ouwe makkers. Toen ik ontdekte dat hij niet in grootmama Catherines slaapkamer was, dacht ik dat hij misschien terug was gegaan naar het moeras, maar toen ik beneden kwam vond ik hem op de veranda, één been over de rand, zijn hoofd op zijn opgerolde jasje, een lege whiskyfles in zijn rechterhand.

'Grootvader,' zei ik, hem heen en weer schuddend. 'Grootvader, word wakker.'

'Hè?' Zijn ogen gingen open en toen weer dicht. Ik schudde wat harder.

'Grootvader, wakker worden. De mensen kunnen elk moment komen.'

'Wat? Wat is er?' Hij hield zijn ogen lang genoeg open om me te zien, en toen kreunde hij en kwam moeizaam in een zittende houding overeind. 'Wat verd...' Hij keek om zich heen, zag de teleurstelling op mijn gezicht en schudde zijn hoofd. 'Ik moet bewusteloos zijn geraakt van verdriet,' zei hij snel. 'Dat kan, Ruby. Je denkt dat je ertegen opgewassen bent, maar het dringt diep in je hart en neemt bezit van je. Dat is met mij gebeurd,' zei hij knikkend, in een poging zowel zichzelf als mij te overtuigen. 'Ik kon de tragedie niet verwerken. Het spijt me,' zei hij, over zijn wangen wrijvend. 'Ik ga naar de achterkant om me te wassen en dan kom ik ontbijten.'

'Goed, grootvader,' zei ik. 'Heb je nog andere kleren meegenomen?'

'Kleren? Nee.'

Ik herinnerde me dat er nog een paar oude dingen van hem in een doos boven in grootmama's kamer lagen.

'Er liggen hier nog een paar kleren van je die je misschien nog passen,' zei ik. 'Ik zal ze voor je zoeken.'

'Dat is aardig van je, schat. Erg aardig. Ik zie wel dat we het goed met elkaar zullen kunnen vinden. Jij zorgt voor het huis en mij, en ik ga jagen en rijke stadsmensen door het moeras gidsen. Ik zal meer geld voor ons verdienen dan ooit tevoren. Ik zal alles repareren wat kapot is. Ik zal zorgen dat dit huis er zo fris en nieuw uitziet als op de dag waarop ik het gebouwd heb. Ik zal in een mum van tijd veranderen...'

intussen, grootvader, kun je je nu eerst maar beter gaan wassen.' De stank van zijn kleren en haren was nog verdubbeld. 'De mensen kunnen nu elk moment komen.'

'Goed, goed.' Hij stond op en keek met een blik van verbazing naar de lege whiskyfles op de grond van de veranda. 'Ik snap niet hoe die daar is gekomen. Moet Teddy Turner zijn geweest of een ander die hem bij wijze van grap naast me heeft neergelegd.'

'Ik zal hem voor je weggooien, grootvader,' zei ik, en raapte de fles op.

'Dank je, schat, dank je.' Hij stak zijn rechterwijsvinger in de lucht en dacht even na. Toen wist hij het weer. 'Eerst wassen,' zei hij, en strompelde de veranda af naar de achterkant van het huis. Ik ging naar boven en vond de oude doos met kleren. Er lagen een broek in en een paar hemden en sokken onder een oude deken. Ik haalde alles te voorschijn, perste de broek en het hemd en legde zijn kleren op grootmama's bed.

'Ik denk dat ik met de oude kleren die ik aan heb zal doen wat Catherine me zou zeggen dat ik ermee moest doen,' zei grootvader, toen hij terugkwam na zich te hebben gewassen. 'Ik zal ze verbranden.' Hij lachte. Ik zei dat hij naar boven moest gaan en de kleren aantrekken die ik voor hem had klaargelegd. Toen hij weer beneden kwam, had ik het ontbijt klaargemaakt. Mevrouw Livaudis en mevrouw Thibodeau waren gekomen om te helpen het eten gereed te zetten voor de rouwenden. Ze negeerden grootvader, ook al zag hij er als herboren uit nu hij zich had gewassen en schone kleren aan had.

'Ik moet mijn haar en baard wat bijknippen, Ruby,' zei grootvader. 'Als ik op een oude regenton in de tuin ga zitten, wil jij het dan voor ine doen?'

'Ja, grootvader,' zei ik. 'Zodra je ontbeten hebt.'

'Dank je,' zei hij. 'We zullen het best met elkaar kunnen vinden,' ging hij verder, meer voor mevrouw Thibodeau en mevrouw Livaudis dan voor mij bestemd. 'Heel best. Zolang de mensen ons maar met rust laten,' voegde hij er nadrukkelijk aan toe.

Toen hij klaar was met eten pakte ik de schaar en knipte zoveel mogelijk af van zijn lange verwarde haar. Het was geklit en hij had luizen, dus moest ik het wassen met grootmama Catherines shampoo tegen luizen en ander klein ongedierte. Hij bleef gehoorzaam, met gesloten ogen zitten, een dankbare glimlach om zijn lippen, terwijl ik aan het werk was. Ik knipte zijn baard en het haar uit zijn oren en neus en fatsoeneerde zijn wenkbrauwen.

Toen ik klaar was en een stap achteruit deed om hem te bekijken, was ik verbaasd en trots over het resultaat. Als je nu naar hem keek kon je je voorstellen waarom grootmama Catherine zich tot hem aangetrokken had gevoeld toen hij jong was. Zijn ogen hadden een jeugdige, vrolijke fonkeling en zijn krachtige jukbeenderen en kaak gaven zijn gezicht een klassieke, mooie vorm. Hij bekeek zijn uiterlijk in een spiegelscherf.

'Wel, heb ik van m'n leven. Moet je dat zien. Wie is dat? Je hebt vast nooit geweten dat je grootvader een filmster was,' zei hij. 'Dank je, Ruby.' Hij sloeg zijn handen ineen. 'Kom, ik ga maar eens naar voren om de gasten te begroeten, zoals het hoort,' zei hij. Hij liep om het huis heen en ging op een van de schommelstoelen op de veranda zitten om de rol te spelen van de diepbedroefde echtgenoot, al wist vrijwel iedereen dat hij en grootmama Catherine al jaren niet meer bij elkaar hadden gewoond.

Maar ik begon me af te vragen of ik hem niet zou kunnen helpen te veranderen. Soms zetten dramatische gebeurtenissen als deze mensen aan het denken over hun eigen leven. Ik kon grootmama Catherine al horen zeggen: 'Je hebt meer kans om een kikker in een knappe prins te veranderen. ' Maar misschien had grootvader Jack alleen maar een herkansing nodig. Per slot, dacht ik, terwijl ik het vuile afgeknipte haar opruimde, dat rond de ton was gevallen, is hij de enige Cajun-familie die ik nog over heb, of ik het leuk vind of niet.

Er kwamen evenveel rouwenden, zo niet meer, dan de dag ervoor. Een stage stroom Cajuns kwam van kilometers en kilometers ver weg om de laatste eer te bewijzen aan grootmama Catherine, wier reputatie veel verder verspreid was over Terrebonne Parish en het omringende gebied dan ik ooit gedacht had. En zoveel mensen vertelden prachtige verhalen over grootmama, over haar nuchtere wijsheid, haar wonderbaarlijke aanraking, haar fantastische geneesmiddelen, en haar sterke, altijd hoopvolle vertrouwen.

'Als je grootmoeder in een kamer kwam die vol zat met angstige, ongeruste mensen, die hevig bezorgd waren over iemand die hun lief was, leek het of iemand een kaars aanstak in het donker, m'n lieve Ruby,' zei mevrouw Allard van Lafayette. 'We zullen haar verschrikkelijk missen.'

De mensen om haar heen knikten en condoleerden me. Ik bedankte hen voor hun vriendelijke woorden en dwong mezelf om op te staan en iets te drinken en te eten. Ik had nooit gedacht dat naast de kist zitten en gasten begroeten zo uitputtend zou zijn, maar de constante emotionele spanning vergde meer van me dan ik gedacht had.

Grootvader Jack, hoewel hij niet dronk, hield luidruchtige toespraken op de veranda. Om de zoveel tijd gaf hij een schreeuw en tierde en raasde over een van zijn lievelingsonderwerpen. 'Die verdomde boortorens, met hun koppen boven het moeras, verpesten het meer dan honderd jaar oude landschap, en waarvoor? Om de zakken te spekken van een of andere vette creoolse olieman in New Orleans. Ik zeg dat we ze allemaal moeten platbranden. Ik zeg -'

Ik ging door de achterdeur naar buiten. Het was aardig dat al die mensen grootmama de laatste eer kwamen bewijzen en ons kwamen troosten, maar het begon me een beetje te veel te worden. Telkens als iemand naar me toekwam om mijn hand te drukken en me te omhelzen, sprongen de tranen in mijn ogen en werd mijn keel dichtgeknepen, tot hij meer pijn deed dan een fikse keelontsteking. Elke spier in mijn lichaam was nog gespannen door de schok van grootmama's overlijden. Ik maakte een korte wandeling naar de kreek en voelde dat het me begon te duizelen.

'O,' kreunde ik, en legde mijn hand tegen mijn voorhoofd. Maar voor ik achterover kon vallen, voelde ik een paar sterke armen om me heen die me overeind hielden.

'Rustig maar,' zei een bekende stem. Ik leunde even tegen zijn schouder en toen deed ik mijn ogen open en keek naar Paul. 'Ga hier zitten, bij deze rots,' zei hij, en bracht me erheen. Hij en ik hadden vaak samen op diezelfde rots gezeten en kleine steentjes in het water gekeild om de rimpelingen te tellen.

'Dank je,' zei ik, en liet me er gedwee heen voeren.

Hij ging naast me zitten en stak een grassprietje in zijn mond.

'Het spijt me dat ik gisteren niet ben gekomen, maar ik dacht dat er zoveel mensen bij je zouden zijn...' Hij glimlachte. 'Maar die zijn er vandaag ook. Je grootmoeder was heel beroemd en heel geliefd in de bayou.'

'Ik weet het. Het dringt nu pas goed tot me door.'

'Zo gaat het meestal. We beseffen niet hoe belangrijk iemand is tot hij of zij er niet meer is,' antwoordde Paul. De onderliggende betekenis van zijn woorden stond in zijn ogen te lezen.

'O, Paul, ze is er niet meer. Mijn grootmama Catherine is weg,' riep ik uit. Ik viel in zijn armen en begon te huilen. Hij streek mijn haar uit mijn gezicht en toen ik hem aankeek stonden er tranen in zijn ogen, alsof mijn verdriet het zijne was.

'Ik wou dat ik hier was geweest toen het gebeurde,' zei hij. 'Ik wou dat ik bij je was geweest.'

Ik moest twee keer slikken voor ik iets kon uitbrengen. 'Ik heb je nooit weg willen sturen, Paul. Ik vond het verschrikkelijk je de dingen te vertellen die ik heb gezegd.'

'Waarom deed je het dan, Ruby?' vroeg hij zachtjes. Er lag zo'n verdriet in zijn ogen, dat ik kon voelen wat het voor hem betekend moest hebben. Het was niet eerlijk. Waarom moesten wij beiden zo verschrikkelijk lijden onder de zonden van onze ouders? dacht ik.

'Waarom deed je het, Ruby? Waarom?' vroeg hij weer; hij smeekte om een antwoord. Ik kon zijn verbijstering en angst begrijpen. Mijn woorden, die ik zo dicht bij deze plaats had gesproken, waren zo onverwacht en plotseling geweest, dat hij alleen met woede had kunnen reageren op die onverwachte, onredelijke verrassing.

Ik wendde me van hem af en beet op mijn onderlip. Bijna had ik alles eruit geflapt en me vrijgesproken.

'Het is niet dat ik niet van je hield, Paul,' begon ik langzaam. Toen draaide ik me weer naar hem toe. De herinnering aan onze kussen en beloften, die zo korte tijd geduurd hadden, fladderden als ter dood opgeschreven motten rond de kaars van mijn wanhoop. 'Ik hou nog steeds van je,' voegde ik er zacht aan toe.

'Wat was het dan? Wat kan het anders zijn?' vroeg hij.

Mijn hart, dat zo verscheurd was en zo moe van alle verdriet begon hevig te bonzen, zo traag als de afschuwelijke trommels in een begrafenisstoet. Wat was nu belangrijker? vroeg ik me af: dat er waarheid was tussen Paul en mij, een waarheid tussen twee mensen die om elkaar geven met zo'n zeldzame liefde, een liefde die oprechtheid verlangde, of dat ik een leugen instandhield, die voorkwam dat Paul de zonden van zijn vader leerde kennen en de vrede in het gezin verstoord zou worden?

'Wat was het?' vroeg hij weer.

'Laat me even nadenken, Paul,' zei ik, en wendde mijn blik af. Hij wachtte ongeduldig naast me. Ik wilde Paul de waarheid vertellen, maar als grootmama Catherine eens gelijk had gehad? Als Paul me op de lange duur meer zou gaan haten omdat ik de boodschapper was van zulk verschrikkelijk nieuws?

O, grootmama, dacht ik, komt er niet een moment waarop de waarheid onthuld moet worden, en leugen en bedrog aan de kaak moeten worden gesteld? Ik weet dat we als we klein zijn in een wereld van fantasie en onwerkelijkheid kunnen leven. Misschien is dat zelfs nodig, want als we zo jong de afzichtelijke waarheden van het leven zouden kennen, zouden we vernietigd worden voordat we de kans kregen de muur om ons heen te bouwen die we nodig hadden om ons te beschermen tegen ontbering, droefheid, tragedie en, helaas, de uiteindelijke duistere waarheid: grootmoeders en grootvaders, moeders en vaders sterven, en wij ook. We moeten begrijpen dat de wereld niet alleen maar gevuld is met lieflijk luidende klokken, met mooie dingen, verrukkelijke geuren, prachtige muziek en eindeloze beloftes. Hij is ook gevuld met stormen en donderslagen en een harde, pijnlijke werkelijkheid en beloftes die nooit worden gehouden.

Paul en ik waren nu toch oud genoeg, dacht ik. Natuurlijk konden we de waarheid onder ogen zien als we in staat waren met bedrog te worden geconfronteerd en voort te leven.

'Lange tijd geleden is hier iets gebeurd,' begon ik, 'dat me heeft gedwongen je te zeggen wat ik die dag gezegd heb.'

'Hier?'

'In onze bayou, in onze kleine Cajun-wereld,' zei ik, knikkend. 'De waarheid werd snel onderdrukt omdat het veel mensen een hoop verdriet zou hebben gedaan, maar als de waarheid begraven wordt, weet ze soms, misschien altijd, boven te komen, zich omhoog te werken naar het daglicht.

'Jij en ik,' zei ik, 'zijn die waarheden die vroeger zijn begraven en die nu aan de dag zijn gekomen.'

'Ik begrijp het niet, Ruby. Wat voor leugens? Wat voor waarheden?'

'Toen de waarheid werd begraven, heeft niemand ooit kunnen vermoeden dat jij en ik op een romantische manier van elkaar zouden gaan houden,' zei ik.

'Ik begrijp het nog steeds niet, Ruby. Hoe zou iemand het jaren geleden van ons hebben kunnen weten?. En waarom zou dat belangrijk zijn?' Er lag een verbijsterde uitdrukking in zijn ogen.

Het was zo moeilijk er eerlijk voor uit te komen en het op een eenvoudige manier te zeggen. Maar ik dacht dat als Paul het uit zichzelf zou begrijpen, als de woorden zich in zijn eigen geest zouden vormen en door hemzelf werden uitgesproken in plaats van door mij, het minder pijnlijk voor hem zou zijn.

'De dag waarop ik mijn moeder verloor, verloor jij de jouwe ook,' zei ik ten slotte. De woorden leken als hete as van mijn lippen te vallen. Zodra ik ze gesproken had werden ze gevolgd door zo'n kilte, dat het leek of iemand een emmer ijskoud water over me heen had gegoten.

Paul keek me scherp aan, zoekend naar begrip.

'Mijn moeder... stierf ook?'

Hij sloeg zijn ogen op en tuurde voor zich uit terwijl zijn gedachten van punt A naar punt B gingen. Toen werd hij vuurrood, en hij staarde me met een dwingende, vertwijfelde blik in zijn ogen aan.

'Wat bedoel je... dat jij en ik... dat we met elkaar verwant zijn? Dat we broer en zuster zijn?' vroeg hij. Ik knikte.

'Grootmama Catherine besloot pas het me te vertellen toen ze zag wat er tussen ons gebeurde,' zei ik. Hij schudde nog steeds sceptisch zijn hoofd. 'Het was erg pijnlijk voor haar. Nu ik eraan terugdenk, was het kort daarna dat ze zo oud begon te worden, in haar loop, haar stem en haar hart. Oud verdriet dat wordt opgerakeld doet meer pijn dan de eerste keer.'

'Het moet een vergissing zijn, een oud verhaal van de Cajuns, een stom gerucht dat is ontstaan in een kamer vol roddeltantes,' zei Paul. Hij schudde glimlachend zijn hoofd.

'Grootmama Catherine heeft nooit een roddelpraatje verteld, en nooit geruchten overgebracht. Je weet hoe ze dat haatte, ze had een hekel aan leugens en confronteerde mensen vaak met de waarheid. Dat liet ze mij ook doen, al wist ze dat het mijn hart zou breken; het was iets dat ze moest doen, al deed het haar nog zo'n verdriet.

'Maar ik kan er niet meer tegen dat je me niet aardig vindt, dat je me haat en denkt dat ik je verdriet wilde doen, Paul. Telkens als je me zo woedend aankijkt op school, ga ik dood. Nog steeds lig ik 's avonds in bed vaak om jou te huilen. Natuurlijk kunnen we elkaar niet liefhebben, maar ik kan het niet verdragen dat we vijanden zijn.'

'Ik heb je nooit beschouwd als een vijand. Ik...'

'Haatte me alleen maar. Toe dan, je kunt het nu rustig zeggen. Het doet me nu geen verdriet meer als ik het hoor, nu ik het heb overleefd,' zei ik, glimlachend door mijn tranen heen.

'Ruby,' zei Paul hoofdschuddend, ik kan het niet geloven. Ik kan niet geloven dat mijn vader... jouw moeder...'

'Je bent oud genoeg om de waarheid te weten, Paul. Misschien is het egoïstisch van me om het je te vertellen. Grootmama waarschuwde me het niet te doen, waarschuwde me dat je me uiteindelijk zou gaan haten omdat ik een scheuring zou veroorzaken in jullie gezin, maar ik kan de leugens tussen ons niet langer verdragen. Speciaal nu niet, nu ik haar verloren heb en besef dat ik helemaal alleen ben.'

Paul staarde me even aan en toen stond hij op en liep naar de rand van het water. Ik keek naar hem terwijl hij daar stond, een paar steentjes in het water schopte, nadacht over wat ik hem verteld had, het verwerkte. Ik wist dat hetzelfde tumult in zijn hoofd woedde als toen in het mijne, dezelfde verbijstering voelde als ik. Hij schudde weer zijn hoofd en kwam bij me terug.

'We hebben al die foto's, foto's van mijn moeder toen ze zwanger van me was, foto's van mij vlak na mijn geboorte, en -'

'Leugens,' zei ik. 'Allemaal schijn, bedrog om de zondige daad te verheimelijken.'

'Nee, je vergist je. Het is allemaal een enorme, domme vergissing, begrijp je dat niet?' Hij balde zijn handen tot vuisten. 'En wij moeten eronder lijden. Ik weet zeker dat het niet waar kan zijn.' Hij knikte weer, als om zichzelf te overtuigen. 'Ik weet het zeker,' zei hij, en kwam bij me terug.

'Grootmama Catherine zou niet tegen me liegen, Paul.'

'Nee, je grootmoeder zou niet tegen je liegen, maar misschien dacht ze toen ze je dat verhaal vertelde, dat ze je op die manier kon beletten met mij om te gaan, omdat mijn familie zo tekeer zou gaan en jij en ik daaronder zouden lijden. Dat is het natuurlijk,' zei hij, tevreden met die theorie. 'Ik zal het je bewijzen. Ik weet nu nog niet hoe, maar ik zal het je bewijzen, en dan... dan komen we weer bij elkaar, precies zoals we gedroomd hebben.'

'O, Paul, ik zou zo graag willen dat je gelijk hebt,' zei ik.

'Ik héb gelijk,' zei hij zelfverzekerd. 'Je zult het zien. Ik zal me weer voor jou tegen de grond laten slaan en weer met je naar een fais dodo gaan,' ging hij lachend verder. Ik glimlachte, maar wendde mijn ogen af.

'En Suzzette?' vroeg ik.

'Ik hou niet van Suzzette. Dat heb ik nooit gedaan. Ik moest alleen iemand hebben om... om...' 

stil te houden. Deel van de overeenkomst was dat Octavious het kind bij zich zou nemen en zou opvoeden als zijn eigen kind. Wat hij zijn vrouw vertelde en hoe ze dat samen regelden, hebben we nooit geweten en wilden we ook niet weten.

'Ik hield je moeders zwangerschap verborgen en bond haar stevig in toen het in de zevende maand zichtbaar werd. Inmiddels was het zomer geworden en hoefde ze niet naar school. Het grootste deel van de tijd hielden we haar thuis. In de laatste drie weken bleef ze voornamelijk binnen, en we vertelden iedereen dat ze naar haar nicht in Iberia was.

'De baby, een gezonde jongen, werd geboren en afgeleverd bij Octavious Tate. Grootvader Jack kreeg zijn geld en verloor het in minder dan een week, maar het geheim werd bewaard.

'Tot op dit moment tenminste,' zei ze, terwijl ze haar hoofd boog. 'Ik had gehoopt dat ik het je nooit zou hoeven vertellen. Je weet al wat je moeder later deed. Ik wilde niet datje slecht over haar en vervolgens ook slecht over jezelf zou denken.

'Maar ik had er nooit op gerekend dat jij en Paul... meer dan alleen maar vrienden zouden worden,' ging ze verder. 'Toen ik jullie elkaar zag kussen bij zijn auto, wist ik dat ik het je moest vertellen,' eindigde ze.

'Dus Paul is mijn halfbroer?' vroeg ik met ingehouden adem. Ze knikte. 'En hij weet het niet?'

'Zoals ik je al zei, we wisten niet hoe de Tates het hebben opgelost.'

Ik verborg mijn gezicht in mijn handen. De tranen die achter mijn oogleden brandden leken ook van binnen te vallen en maakten mijn maag ijskoud. Ik rilde en wiegde heen en weer.

'O, God, wat verschrikkelijk, o, God,' kreunde ik.

'Begrijp je nu waarom ik het je moest vertellen, m'n lieve Ruby?' vroeg grootmama Catherine. Ik kon voelen hoeveel verdriet die onthulling haar deed, hoe erg ze het vond dat ik me zo ongelukkig voelde. Ik knikte snel. 'Je moet zorgen dat het niet verder gaat tussen jullie, maar het is niet jouw taak hem te vertellen wat ik je heb verteld. Het is iets dat zijn eigen vader hem moet vertellen.'

'Het zal hem kapotmaken,' zei ik hoofdschuddend. 'Het zal zijn hart breken, net als het mijne.'

'Vertel het hem dan niet, Ruby,' raadde grootmama Catherine me aan. 'Laat er gewoon een eind aan komen.'

'Hoe, grootmama? We houden van elkaar. Paul is zo lief en aardig en -'

'Breng hem in de waan dat je niet meer op die manier om hem geeft, Ruby. Laat hem los, dan vindt hij gauw genoeg een ander vriendinnetje. Hij is een knappe jongen. Bovendien zullen zijn ouders hem nog meer verdriet bezorgen als je het niet doet, vooral zijn vader, en het enige gevolg zal zijn dat je het gezin van de Tates verscheurt.'

'Zijn vader is een monster. Hoe kon hij zoiets doen terwijl hij pas getrouwd was?' vroeg ik. Mijn woede won het even van mijn droefheid.

'Ik maak geen excuses voor hem. Hij was een volwassen man en Gabrielle was een beïnvloedbaar jong meisje, maar zo mooi dat het me niet verbaasde dat volwassen mannen haar begeerden. De duivel, de boze geest die in de schaduw op de loer ligt, besloop Octavious Tate elke dag opnieuw, daar ben ik van overtuigd, en ten slotte wist hij in zijn hart te dringen en hem ertoe te brengen je moeder te verleiden.'

'Paul zou hem haten, hij zou zijn eigen vader haten als hij het wist,' zei ik heftig. Grootmama knikte.

'Wil je dat, Ruby? Wil jij degene zijn die vijandschap brengt in zijn hart en hem zijn eigen vader laat verachten?' vroeg ze zachtjes. 'En hoe zal Paul denken over de vrouw die hij als zijn moeder beschouwt? Wat zou je met die relatie doen?'

'O, grootmama,' riep ik. Ik stond op en liet me op de grond aan haar voeten vallen. Ik omhelsde haar benen en verborg mijn gezicht in haar schoot. Ze streek zachtjes over mijn haar.

'Kom, kom, kindje. Je komt over het verdriet heen. Je bent nog erg jong en je hebt je hele leven nog voor je. Je wordt een groot schilderes en je krijgt mooie dingen.' Ze legde haar hand onder mijn kin en hief mijn hoofd op, zodat ze in mijn ogen kon kijken. 'Nu begrijp je waarom ik ervan droom dat je de bayou verlaat.'

Terwijl de tranen over mijn wangen rolden, knikte ik. 'Ja,' zei ik. 'Maar ik wil nooit uit de bayou weg, grootmama.'

'Op een dag zul je wel moeten, Ruby. Dat is onvermijdelijk, en als die dag komt, aarzel dan niet. Doe wat je moet doen. Beloof me dat. Beloof het,' zei ze dringend. Ze keek zo angstig en bezorgd dat ik niet anders kon dan erop reageren.

'Ik beloof het, grootmama.'

'Mooi,' zei ze. 'Mooi.' Ze leunde achterover, en keek of ze net een jaar ouder was geworden in elke minuut die voorbij was gegaan. Ik wreef de tranen uit mijn ogen en stond op.

'Wil je iets hebben, grootmama? Een glas limonade?'

'Alleen maar een glas koud water,' zei ze glimlachend. Ze gaf een klopje op mijn hand. 'Het spijt me, lieverd,' zei ze.

Ik slikte en boog me naar haar toe om haar een zoen op haar wang te geven.

'Het is niet jouw schuld, grootmama. Je hebt geen enkele reden om je iets te verwijten.'

Ze glimlachte vertederd. Ik ging haar glas water halen en keek toe terwijl ze dronk. Het leek moeite te kosten, maar ze dronk het glas leeg en stond op uit haar stoel.

'Ik voel me plotseling erg moe,' zei ze. 'Ik moet naar bed.'

'Ja, grootmama. Ik ga straks ook.'

Toen ze weg was liep ik naar de voordeur en keek naar buiten, naar de plek waar Paul en ik elkaar welterusten hadden gezoend. 

'Mij jaloers te maken?' vroeg ik.

'Ja,' bekende hij.

'Ik kan het je niet kwalijk nemen, alleen deed je het erg overtuigend,' zei ik glimlachend.

'Nou ja, ik... ben er goed in.'

We lachten. Toen werd ik weer ernstig en pakte zijn hand. Hij hielp me opstaan. We stonden centimeters van elkaar en keken elkaar diep in de ogen.

'Ik wil niet dat je verdriet hebt, Paul. Reken er niet al te zeer op dat je kunt bewijzen dat het niet waar is wat grootmama Catherine me heeft verteld. Beloof me dat je als je de waarheid ontdekt...'

'Ik zal niet de leugen ontdekken,' hield hij vol.

'Je moet me beloven,' ging ik verder, 'datje als je beseft dat grootmama de waarheid heeft verteld, die net als ik zult aanvaarden en net zoveel van een ander zult gaan houden. Beloof het me.'

'Dat kan ik niet,' zei hij. 'Ik kan niet net zoveel van een ander houden als van jou, Ruby. Dat is onmogelijk.'

Hij omhelsde me en ik verborg mijn gezicht even in de holte van zijn schouder. Hij trok me dichter tegen zich aan. Onder zijn hemd kon ik zijn hart voelen kloppen. Toen voelde ik zijn lippen op mijn haar en ik sloot mijn ogen en droomde dat we heel ver weg waren, dat we in een wereld woonden zonder leugens en bedrog, waar het altijd voorjaar was en de zon niet alleen ons gezicht maar ook ons hart raakte, en ons eeuwig jong hield.

De kreet van een moerashavik deed me snel opkijken. Ik zag dat hij een kleinere vogel greep, een die misschien net had leren vliegen, en er vandoor ging met zijn buit, onbekommerd dat hij ook een moedervogel diep ongelukkig achterliet.

'Soms haat ik het hier,' zei ik. 'Soms heb ik het gevoel dat ik hier niet hoor.'

Paul keek me verbaasd aan.

'Natuurlijk hoor je hier,' zei hij. Het lag op het puntje van mijn tong om hem de rest te vertellen, over mijn tweelingzusje en mijn vader die ergens in een groot huis in New Orleans woonden, maar ik zweeg. Het was genoeg geweest voor één dag.

'Ik moet weer naar binnen om de mensen te ontvangen,' zei ik, en ging op weg naar het huis.

'Ik ga met je mee en blijf zolang ik kan,' zei hij. 'Mijn ouders hebben wat eten gestuurd. Ik heb het aan mevrouw Livaudis gegeven. Ze hebben me gevraagd je hun beste wensen over te brengen. Ze zouden zelf wel gekomen zijn, maar...'

Hij stopte midden in zijn zin en meesmuilde. 'Ik maak geen excuses voor ze. Mijn vader mocht je grootvader niet,' zei hij.

Ik wilde hem vertellen waarom; ik wilde alles vertellen, alle bijzonderhe-den die grootmama Catherine me had gegeven, maar genoeg was genoeg. Hij kon veel van de waarheid zelf ontdekken, zoveel als hij onder ogen kon zien. Want de waarheid was een heel fel licht en net als elk ander fel licht, kon je er heel moeilijk in kijken.

Ik knikte. Haastig kwam hij naar me toe, gaf me een arm en liep met me mee naar huis om naast me te gaan zitten, de plaats waar hij hoorde, al geloofde hij dat nog niet helemaal. Het was ook zijn grootmoeder die was gestorven.