6. RUIMTE IN MIJN HART

'Als je al die tijd wist wie mijn vader was, grootmama, waarom heb je me dat dan nooit verteld? Waar woont hij? Hoe heb ik een zusje gekregen? Waarom moest het zo'n geheim blijven en waarom heeft het grootvader het moeras in gejaagd?' Ongeduldig vuurde ik mijn vragen op haar af.

Grootmama Catherine sloot haar ogen. Ik wist dat het haar manier was om kracht te verzamelen. De kracht die haar tot de genezeres maakte van het Cajun-volk in Terrebonne Parish putte ze uit haar eigen ziel.

Mijn hart bonsde, een traag gebonk in mijn borst dat me duizelig maakte. De wereld om ons heen leek heel stil. Het was of elke uil, elk insekt, zelfs de wind zijn adem vol verwachting inhield. Na een ogenblik opende grootmama Catherine haar donkere ogen, ogen die nu droevig en vol schaduwen waren. Ze richtte ze strak op mij, terwijl ze zacht haar hoofd schudde.

'Ik heb zo lang tegen deze dag opgezien,' zei grootmama. 'Ik heb deze dag gevreesd, want als je alles gehoord hebt, zul je beseffen hoe diep je grootvader in de afgrond is gevallen van hel en verdoemenis. Ik heb deze dag gevreesd, want als je alles weet, zul je beseffen hoeveel tragischer dan je ooit hebt kunnen dromen het korte leven van je moeder is geweest. En ik heb deze dag gevreesd, want als je alles gehoord hebt, zul je weten hoeveel van je leven, je familie, je geschiedenis, ik voor je heb verzwegen.

'Verwijt het me alsjeblieft niet, Ruby,' smeekte ze. 'Ik heb geprobeerd meer voor je te zijn dan je grootmoeder. Ik heb geprobeerd te doen wat me het beste leek voor jou.

'Maar,' ging ze verder, terwijl ze even naar haar handen staarde die gevouwen in haar schoot lagen, 'ik moet bekennen dat ik ook een beetje egoïstisch ben geweest, want ik wilde je bij me houden, wilde iets van mijn arme, gestorven dochter naast me hebben.' Ze hief haar blik weer naar me op. 'Ik heb gezondigd, God vergeve het me, want ik had geen slechte bedoelingen en ik heb geprobeerd het beste voor je te doen wat ik kon, al moet ik toegeven dat je een veel rijker, veel comfortabeler leven zou hebben gehad als ik afstand van je had gedaan op de dag waarop je was geboren.'

Ze zuchtte weer alsof er een grote last van haar schouders werd genomen.

'Grootmama, wat je ook hebt gedaan, wat je me ook vertelt, ik zal evenveel van je blijven houden als ik altijd gedaan heb,' verzekerde ik haar.

Ze glimlachte flauwtjes en keek toen weer nadenkend en ernstig.

'De waarheid, Ruby, is dat ik het zonder jou niet zou hebben volgehouden. Ik zou nooit de kracht hebben gehad, zelfs de spirituele kracht niet waarmee ik geboren ben, als jij niet al die jaren bij me was geweest. Jij bent mijn redding en mijn hoop geweest, zoals je nog steeds bent. Maar nu ik steeds dichter mijn einde nader, moet je weg uit de bayou, naar de plaats waar je thuishoort.'

'Waar hoor ik thuis, grootmama?'

'In New Orleans.'

'In verband met mijn schilderen?' zei ik, bij voorbaat knikkend. Ze had het al zo vaak gezegd.

'Niet alleen vanwege dat,' antwoordde ze, en toen boog ze zich naar voren en ging verder. 'Nadat Gabrielle in moeilijkheden was geraakt door Paul Tates vader, werd ze heel teruggetrokken en eenzaam. Ze wilde niet meer naar school, hoe ik er ook op aandrong, zodat ze niemand zag, behalve de mensen die hier op bezoek kwamen. Ze werd een beetje een wild schepsel, een onverbrekelijk deel van de bayou, een kluizenaarster die leefde in de natuur en alleen van natuurlijke dingen hield.

'En de natuur accepteerde haar met open armen. De mooie vogels waarvan ze hield, hielden van haar. Als ik naar buiten keek kon ik de moerashaviken zien die over haar waakten en van boom naar boom vlogen om haar langs de kreken te volgen.

'Ze kwam altijd terug met mooie wilde bloemen in haar haar als we een wandeling gingen maken die het grootste deel van de middag in beslag nam. Gabrielle kon uren bij het water doorbrengen, gefascineerd door de eb en vloed, gehypnotiseerd door het gezang van de vogels. Ik begon te denken dat de kikkers die zich rond haar verzamelden werkelijk tegen haar spraken.

'Niets deed haar kwaad. Zelfs de alligators hielden zich op respectvolle afstand, staken hun ogen net voldoende boven het water uit om naar haar te staren als ze langs het moeras liep. Het was of het moeras en alle wilde schepsels erin haar zagen als een van hen.

'Ze nam de boot en de vaarstok en voer met meer gemak door die kreken dan je grootvader Jack. Ze kende het water veel beter, ze bleef nooit steken. Ze voer diep het moeras in, naar plaatsen die zelden bezocht werden door mensen. Als ze gewild had, was ze een betere gids geweest in het moeras dan je grootvader.

'Met het verstrijken van de tijd werd Gabrielle zelfs nog mooier. Ze scheen te putten uit de natuurlijke schoonheid om haar heen. Haar gezicht bloeide op als een bloem, haar huid was zo zacht als rozeblaadjes, haar ogen waren zo helder als het zonlicht dat 's middags door de gulden roede scheen. Ze liep zachter dan de moerasherten, die nooit bang waren om bij haar te komen. Ik heb zelf gezien dat zij ze over hun kop aaide.'

Grootmama glimlachte bij de herinneringen, herinneringen die ik met haar wilde delen.

'Niets klonk me lieflijker in de oren dan het geluid van Gabrielles lach, geen edelsteen straalde mooier dan haar glimlach.

'Toen ik jong was, veel jonger dan jij nu, vertelde mijn grootmoeder me verhalen over de moerasfeeën, nimfen die diep in de bayou huisden en zich alleen vertoonden aan iemand met een heel rein hart. Ik wilde er zo graag een zien. Ik zag er nooit een, maar ik geloof dat ik er het dichst bij kwam als ik naar mijn eigen dochter keek, mijn eigen Gabrielle,' zei ze, en veegde een traan van haar wang.

Ze haalde diep adem, leunde achterover en ging verder.

'Iets meer dan twee jaar na Gabrielles affaire met Tate, kwam een heel knappe, jonge creool uit New Orleans met zijn vader om op eendenjacht te gaan in het moeras. In het dorp hoorden ze al gauw over je grootvader, die, om de duivel de eer te geven die hem toekomt, de beste moerasgids was in de bayou.

'De jongeman, Pierre Dumas, werd verliefd op je moeder, zodra hij haar uit het moeras zag komen met een jong rijstvogeltje op haar schouder. Haar haar was lang, hing halverwege haar rug, en het had een diepe, donkerrode kleur. Ze had mijn gitzwarte ogen, de donkere huid van je grootvader en tanden die witter waren dan de toetsen van een splinternieuw accordeon. Heel wat mannen die toevallig voorbijkwamen en haar zagen verloren op hetzelfde moment hun hart aan haar, maar Gabrielle was huiverig geworden voor mannen. Als iemand bleef staan om haar aan te spreken, lachte ze alleen maar even en verdween zo snel dat hij waarschijnlijk dacht dat ze werkelijk een moerasgeest was, een van de feeën van mijn grootmoeder,' zei grootmama Catherine glimlachend.

'Maar om de een of andere reden liep ze niet weg voor Pierre Dumas. Hij was lang en aantrekkelijk in zijn elegante kleren, maar later vertelde ze me dat ze iets heel zachts en liefdevols in zijn gezicht had gezien. Ze voelde geen dreiging. En ik heb nog nooit een jongeman gezien die zo halsoverkop en zo hevig verliefd werd als de jonge Pierre Dumas. Als hij op dat moment zijn dure kleren had kunnen uittrekken en met Gabrielle in het moeras had kunnen leven, zou hij dat hebben gedaan.

'Maar de waarheid was dat hij al getrouwd was, iets langer dan twee jaar. De familie Dumas is een van de oudste en rijkste families in New Orleans,' zei grootmama. 'Die families zijn erg trots op hun stamboom. Een huwelijk wordt zorgvuldig uitgezocht en georganiseerd, om de sociale standing op te houden en hun blauwe bloed te beschermen. Pierres jonge vrouw kwam ook uit een gedistingeerd, rijk, oud creools geslacht.

'Maar tot groot verdriet van Pierres vader, Charles Dumas, had Pierres vrouw nog geen kinderen kunnen krijgen. Het vooruitzicht van een kinderloos huwelijk was onaanvaardbaar voor Pierres vader, en ook voor Pierre. Maar ze waren goede katholieken en een echtscheiding kwam niet in aanmerking. Evenmin konden ze een kind adopteren, want Charles Dumas wilde dat al zijn kleinkinderen het bloed hadden van de Dumas'.

'Weekend na weekend kwamen Pierre Dumas en zijn vader, later meestal alleen Pierre, naar Houma om op eenden te jagen. Pierre bracht meer tijd door met Gabrielle dan met grootvader Jack. Natuurlijk maakte ik me ernstige zorgen. Zelfs al was Pierre niet getrouwd, dan zou zijn vader niet dulden dat hij met een wild Cajun-meisje aankwam dat niet uit een goede familie kwam. Ik waarschuwde Gabrielle, maar ze keek me alleen maar aan en glimlachte alsof ik probeerde de wind tegen te houden.

'"Pierre zou me nooit verdriet doen," hield ze vol. Na een tijdje kwam hij zonder zelfs maar te pretenderen dat hij met grootvader Jack op jacht ging. Hij en Gabrielle pakten een lunch in en voeren weg met de boot, diep het moeras in, naar plaatsen die alleen Gabrielle kende.'

Grootmama zweeg even en staarde lange tijd naar haar handen. Toen ze weer opkeek lag er een intens verdriet in haar ogen.

'Deze keer vertelde Gabrielle me niet dat ze zwanger was. Dat was niet nodig. Ik zag het aan haar gezicht en na een tijdje aan haar buik. Toen ik het haar zei, glimlachte ze alleen maar en zei dat ze Pierres baby wilde, een kind dat zou opgroeien in de bayou en net zoveel van het moeras zou houden als zijzelf. Ze liet me beloven dat wat er ook gebeurde, ik ervoor zou zorgen dat haar kind hier zou leven en de dingen waar zij van hield zou leren liefhebben. God vergeve me, ik gaf eindelijk toe en beloofde het haar, ook al brak het mijn hart om haar zwanger te zien en te weten wat het zou betekenen voor haar reputatie onder onze eigen mensen.

'We probeerden te camoufleren wat er gebeurd was door het verhaal te vertellen over de vreemdeling op de fais dodo. Sommige mensen geloofden het, maar de meesten kon het niet schelen. Het was weer een reden te meer om neer te kijken op de Landry's. Zelfs mijn beste vriendinnen waren vriendelijk in mijn gezicht, maar fluisterden achter mijn rug. Gezinnen die ik met mijn genezingen had geholpen deden mee aan het geroddel.'

Grootmama haalde diep adem voor ze verder ging; ze scheen kracht te putten uit de lucht.

'Zonder dat ik het wist waren je grootvader en Pierres vader bijeengekomen om over de naderende geboorte te spreken. Je grootvader had al ervaring met het verkopen van een van Gabrielles onwettige kinderen. Zijn gokverslaving was nog lang niet over; hij verloor nog steeds elk geldstuk dat hij in handen kreeg, en meer. Hij had overal schulden.

'In de laatste anderhalve maand van Gabrielles zwangerschap deed Charles Dumas een voorstel. Hij bood vijftienduizend dollar voor Pierres kind. Grootvader stemde natuurlijk toe. In New Orleans waren ze al bezig het te doen voorkomen of het kind in werkelijkheid van Pierres vrouw was. Grootvader Jack vertelde het aan Gabrielle en het brak haar hart. Ik was woedend op hem, maar het ergste moest nog komen.'

Ze beet op haar onderlip. Haar ogen stonden vol tranen, maar ze wilde het hele verhaal vertellen voor ze toegaf aan haar verdriet. Ik stond snel op en haalde een glas water voor haar.

'Dank je, lieverd,' zei ze. Ze dronk wat en knikte toen. 'Het gaat nu wel weer.' Ik ging weer zitten en luisterde gespannen naar elk woord dat ze zei.

'De arme Gabrielle kwijnde weg van verdriet. Ze voelde zich verraden, maar niet zozeer door grootvader Jack. Ze had zijn slechte eigenschappen en zwakheden altijd geaccepteerd, de lelijke en wrede kanten van zijn karakter. Wat Gabrielle betrof, waren grootvader Jacks gebreken nu eenmaal een feit waar niets aan te veranderen viel.

'Maar Pierres bereidheid die afspraak goed te keuren, te doen wat zijn vader wilde was iets anders. Ze hadden elkaar heimelijke beloften gedaan over het kind dat spoedig geboren zou worden. Pierre zou geld sturen om haar te helpen voor de baby te zorgen. Hij zou vaker op bezoek komen. Hij zei zelfs dat hij wilde dat het kind zou opgroeien in de bayou, in Gabrielles wereld, een wereld die Pierre beweerde nu meer lief te hebben dan die van hemzelf, nu hij Gabrielle had leren kennen en van haar was gaan houden.

'Haar hart was gebroken toen grootvader Jack bij haar kwam en haar vertelde over de afspraak en dat alle partijen het eens waren, en ze bood geen tegenstand. Ze zat urenlang in de schaduw van de cipressen en platanen en staarde naar het moeras alsof de wereld waarvan ze had gehouden op de een of andere manier had samengezworen om haar te verraden. Ze had geloofd in de magie en de schoonheid ervan, en had gedacht dat ook Pierre ervan was gaan houden. Nu wist ze dat er sterkere, hardere, wredere waarheden waren, en de ergste daarvan was dat Pierres trouw aan zijn eigen wereld en zijn eigen familie zwaarder had gewogen dan zijn beloftes aan haar.

'Ze at nauwelijks meer, al drong ik nog zo aan. Ik maake alle kruiden- drankjes klaar die ik maar kon bedenken om aan te vullen wat ze tekort kwam en haar lichaam de voeding te geven die het nodig had, maar ze vermeed ze of haar depressie was sterker dan de geneeskracht ervan. In plaats van op te bloeien in de laatste weken van haar zwangerschap, ging het haar steeds slechter. Er verschenen donkere schaduwen rond haar ogen. Ze had weinig energie, werd lusteloos en sliep het grootste deel van de dag.

'Ik zag wel hoe zwaar ze was geworden, en ik wist ook waarom, maar ik zei geen woord tegen grootvader of Gabrielle. Ik was bang dat zodra grootvader het wist hij een tweede afspraak zou maken.'

'Wat wist?' vroeg ik. 'Wat?'

'Dat Gabrielle een tweeling verwachtte.'

Even was het of mijn hart stilstond. De betekenis van haar woorden dreunde door mijn hoofd.

'Een tweeling? Dus ik heb een tweelingzusje?' Die mogelijkheid was geen moment bij me opgekomen, zelfs niet toen ik had gezien hoeveel ik op het kleine meisje van de foto leek.

'Ja. Zij was de eerste die geboren werd, en de baby die ik die avond aan grootvader overhandigde. Ik zal die nacht nooit vergeten,' zei ze. 'Grootvader had de familie Dumas verteld dat Gabrielle weeën had. Ze reden in hun limousine hiernaartoe en wachtten buiten in het donker. Ze hadden een verpleegster meegebracht, maar die liet ik niet in mijn huis toe. Ik kon de dure sigaar van de oude man zien branden achter het raam van de limousine, terwijl ze allemaal ongeduldig zaten te wachten.

'Zodra je zusje geboren was, waste ik haar en bracht haar naar buiten naar grootvader, die vond dat ik goed meewerkte. Hij holde naar buiten met het kind en inde zijn bloedgeld. Toen hij terugkwam in huis had ik jou gewassen en in een deken gerold en in de armen van je intens verzwakte moeder gelegd.

'Zodra hij je zag begon je grootvader Jack te razen en te tieren. Waarom had ik het hem niet verteld? Besefte ik niet dat ik vijftienduizend dollar overboord had gegooid?

'Hij dacht dat hij het nog kon goedmaken en wilde je zelfs van Gabrielle afnemen en achter de limousine aan hollen. Ik raakte hem recht op zijn voorhoofd met een koekepan en sloeg hem bewusteloos. Toen hij bijkwam had ik al zijn spullen in twee zakken gepakt. Toen joeg ik hem het huis uit en dreigde de hele wereld te vertellen wat hij had gedaan als hij ons niet met rust liet. Ik gooide hem zijn spullen achterna en hij raapte ze op en ging in zijn jachthut wonen. Daar is hij sinds die tijd gebleven,' zei ze. 'Opgeruimd staat netjes.'

'Wat is er met mijn moeder gebeurd?' vroeg ik zachtjes, zo zachtjes dat het leek of ik niets gezegd had.

Eindelijk liet grootmama haar tranen de vrije loop. Ze rolden over haar wangen naar haar kin.

'In haar verzwakte toestand was die dubbele geboorte te veel voor haar, maar voordat ze definitief haar ogen sloot keek ze glimlachend naar jou. Ik kon niet anders dan mijn belofte doen. Ik zou je bij me houden in de bayou. Je zou ongeveer zo opgroeien als zij. Je zou onze wereld en ons leven kennen en eens, op het juiste moment, zou je alles horen wat ik je nu heb verteld.

'Gabrielles laatste woorden tegen me waren: "Dank je, ma mère, ma belle mère, moeder, mijn mooie moeder!'"

Grootmama boog haar hoofd en haar schouders schokten. Ik stond snel op en omhelsde haar, huilde om een moeder die ik nooit had gezien, nooit had aangeraakt, wier naam ik nooit hardop had uitgesproken. Wat wist ik van haar? Een lintje dat ze in haar donkerrode haar had gedragen, een paar kleren, een paar oude, vergeelde foto's? Het was een kwelling nooit het geluid van haar stem te kennen, of haar boezem te voelen als ze me omhelsde en troostte, nooit mijn gezicht in haar haar te verbergen en haar lippen op mijn wangen te voelen, nooit die mooie, onschuldige lach van haar te horen die grootmama had beschreven, nooit te dromen, zoals zoveel andere meisjes die ik kende, dat ik even mooi zou worden als mijn moeder...

Hoe kon ik ooit van de man houden, of hem zelfs maar aardig vinden, die weliswaar mijn vader was, maar het vertrouwen en de liefde van mijn moeder had verraden en haar hart had gebroken zodat ze was weggekwijnd en gestorven?

Grootmama Catherine veegde haar tranen af en leunde achterover.

'Kun je me vergeven dat ik dit tot nu toe voor je geheim heb gehouden, Ruby?' vroeg ze.

'Ja, grootmama. Ik weet dat je het uit liefde voor mij hebt gedaan, om me te beschermen. Heeft mijn vader ooit gehoord wat er met mijn moeder gebeurd is en weet hij van mijn bestaan af?'

'Nee,' zei grootmama hoofdschuddend. 'Dat is een van de redenen waarom ik je heb aangemoedigd in je schilderwerk, en waarom ik wilde dat je werk zou worden geëxposeerd in kunstgaleries in New Orleans. Ik hoopte dat Pierre Dumas op een dag zou horen over Ruby Landry en nieuwsgierig zou worden.

'Het heeft me veel verdriet en gewetenswroeging bezorgd datje nooit je vader en je zuster hebt leren kennen. Nu voel ik in mijn hart dat het binnenkort zo ver zal zijn. Als er iets met mij zou gebeuren, Ruby, moet je me beloven - je moet het me zweren - dat je naar Pierre Dumas zult gaan en hem zult vertellen wie je bent.'

'Er zal niets met je gebeuren, grootmama,' zei ik.

'Maar toch, beloof het me, Ruby. Ik wil niet dat je hier blijft en met die... die schoft leeft. Beloof het me,' eiste ze.

'Ik beloof het, grootmama. Maar nu mag je niet meer zo praten. Je bent moe, je hebt rust nodig. Morgen voel je je weer helemaal de oude,' zei ik.

Ze glimlachte en streek over mijn haar.

'Mijn mooie Ruby, mijn kleine Gabrielle. Je bent precies zo geworden als je moeder gedroomd heeft,' zei ze. Ik gaf haar een zoen op haar wang en hielp haar overeind.

Grootmama Catherine had er nog nooit zo oud uitgezien toen ze de trap opliep naar haar slaapkamer. Ik volgde haar om me ervan te overtuigen dat alles goed ging en hielp haar naar bed. Toen, zoals ze zo'n oneindig aantal keren voor mij had gedaan, trok ik de deken op tot aan haar kin en knielde neer om haar een nachtzoen te geven.

'Ruby,' zei ze, en pakte mijn hand toen ik me omdraaide en weg wilde gaan. 'Ondanks alles wat hij heeft gedaan, moet er iets heel goeds zijn in het hart van je vader, anders zou je moeder nooit zoveel van hem hebben gehouden. Zoek alleen die goedheid in hem. Laat ruimte in je eigen hart om dat goede in hem lief te hebben en op een dag zul je vrede en geluk vinden,' voorspelde ze.

'Goed, grootmama,' zei ik, al kon ik me niet voorstellen dat ik iets anders voor hem zou voelen dan haat. Ik draaide het licht uit en liet haar achter in het donker met de geesten uit haar verleden.

Ik liep naar de veranda en ging in een schommelstoel zitten. Ik staarde voor me uit en probeerde alles te verwerken wat grootmama me verteld had. Ik had een tweelingzusje. Ze woonde ergens in New Orleans en op dit ogenblik keek ze misschien omhoog naar dezelfde sterren. Alleen wist ze niet dat ik bestond. Hoe zou ze zich voelen als ze de waarheid ontdekte? Zou ze even gelukkig en opgewonden zijn bij het vooruitzicht mij te ontmoeten als ik was om haar te leren kennen? Ze was opgegroeid als een creoolse in een rijke creoolse wereld in New Orleans. Hoe verschillend zouden we zijn? vroeg ik me niet zonder angst en beven af.

En mijn vader? Zoals ik altijd al gedacht had, wist hij niet dat ik bestond. Hoe zou hij reageren? Zou hij op me neerkijken en mijn bestaan niet willen erkennen? Zou hij zich schamen? Hoe kon ik ooit naar hem toegaan, zoals grootmama Catherine verwachtte? Mijn aanwezigheid zou zijn leven zo gecompliceerd maken dat het onmogelijk was. En toch... Onwillekeurig was ik nieuwsgierig. Hoe was hij in werkelijkheid, de man die het hart van mijn mooie moeder had veroverd? Mijn vader, de geheimzinnige man in mijn schilderijen.

Met een diepe zucht staarde ik in het duister naar het deel van de bayou dat verlicht was door het smalle streepje maan. Ik had altijd het mysterie gevoeld dat mijn leven hier omgaf; ik had altijd horen fluisteren in de schaduw. Het was of de dieren, de vogels, vooral de moerashaviken, me wilden laten weten wie ik was en wat er gebeurd was. De duistere momenten in mijn verleden, de ontberingen, de spanningen en ruzies tussen grootmama Catherine en grootvader Jack hadden me gedwongen op mijn vijftiende volwassener te zijn dan ik eigenlijk wilde.

Soms verlangde ik er zo hevig naar om te zijn als andere tieners die ik kende, gillend van het lachen om niets, niet altijd gebukt onder verantwoordelijkheden en zorgen die me zoveel ouder deden voelen dan mijn jaren. Maar hetzelfde had gegolden voor mijn arme moeder. Haar leven was zo snel voorbijgegaan. Het ene ogenblik was ze een onschuldig kind, onderzoekend, ontdekkend, levend in wat haar een eeuwige lente moet hebben geleken; en toen kwamen er plotseling donkere wolken opzetten en haar glimlach verdween, haar lach verstierf ergens in het moeras, en ze verzwakte en verdorde als een blad in de voortijdige herfst van haar korte leven. Het was niet eerlijk. Als er een hemel of een hel is, dacht ik, is die hier op aarde. We hoeven niet dood te gaan om in een hemel of hel terecht te komen.

Uitgeput en duizelig van al die onthullingen, stond ik op uit mijn schommelstoel en ging snel naar bed. Ik deed alle lichten achter me uit, een spoor van duisternis achterlatend, en keerde terug naar de wereld van de demonen.

Arme grootmama, dacht ik, en bad voor haar. Ze had zoveel moeilijkheden en tragedies doorgemaakt, en toch gaf ze zoveel om anderen en vooral om mij. Ze was nooit verbitterd en cynisch geworden. Nog nooit had ik zoveel van haar gehouden toen ik ging slapen, en nooit had ik gedacht dat ik meer om mijn dode moeder, een moeder die ik nooit had gekend, kon huilen dan om mijzelf. Maar toch deed ik dat.

De volgende ochtend stond grootmama met veel moeite op en ging naar beneden naar de keuken. Ik hoorde haar langzame, zware voetstappen en besloot alles te doen wat ik kon om haar weer op te vrolijken. Toen ik samen met haar ging ontbijten, praatte ik niet over ons gesprek van de vorige avond en vroeg haar ook niets meer over het verleden. In plaats daarvan ratelde ik door over ons werk en vooral over de nieuwe aquarel die ik wilde maken.

'Het wordt een portret van jou, grootmama,' zei ik.

'Van mij? O, nee, lieverd, ik ben geen onderwerp voor een portret. Ik ben oud en gerimpeld en

'Je bent perfect, grootmama, en heel belangrijk. Ik wil dat je op je schommelstoel op de veranda gaat zitten. Ik zal proberen ook zoveel mogelijk van het huis erbij te nemen, maar jij bent het onderwerp. Per slot, hoeveel portretten zijn er van Cajun-genezeressen? Ik weet zeker dat de mensen in New Orleans er veel voor zullen betalen als ik het maak,' voegde ik eraan toe, om haar over te halen.

'Ik kan niet de hele dag stilzitten om voor portretten te poseren,' hield ze vol, maar ik wist dat ze het zou doen. Het zou het haar gemakkelijker maken om te rusten en ze zou minder gewetenswroeging hebben dat ze geen servetten en tafellakens weefde of borduurde.

Die middag begon ik aan het portret.

'Moet ik nu elke dag hetzelfde aan tot je klaar bent, Ruby? vroeg ze.

'Nee, grootmama. Als ik je eenmaal in iets geschilderd heb, hoef ik je er niet elke dag in terug te zien. Het portret zit hier al opgeborgen,' zei ik, wijzend naar mijn slaap.

Ik werkte zo hard en snel als ik kon, concentreerde me erop haar gezicht zo nauwkeurig mogelijk vast te leggen. Elke dag als ik werkte viel ze halverwege de zitting in haar stoel in slaap. Ik vond dat ze iets vredigs had en probeerde dat gevoel in het portret over te brengen. Op een dag besloot ik dat er een rijstvogeltje op de leuning van de veranda hoorde te zitten, en bedacht ik dat ik achter het raam een gezicht zou schilderen dat naar buiten keek. Ik zei niets tegen grootmama, maar het gezicht was dat van mijn moeder. Ik gebruikte oude foto's als inspiratie.

Grootmama vroeg niet om het portret te zien terwijl ik ermee bezig was. Ik hield het 's avonds afgedekt in mijn kamer, want ik wilde haar ermee verrassen als het klaar was. Eindelijk was het zover. Die avond na het eten vertelde ik het haar.

'Je hebt me vast veel mooier gemaakt dan ik ben,' merkte ze op, en bleef vol verwachting zitten terwijl ik het portret ging halen en voor haar onthulde. Lange tijd zei ze niets, en de uitdrukking op haar gezicht veranderde evenmin. Ik dacht dat het haar niet beviel. Maar toen keek ze naar me alsof ze een geest zag.

'Hij is aan jou doorgegeven,' zei ze fluisterend.

'Wat, grootmama?'

'De kracht, de spirituele kracht. Niet in de vorm waarin hij aan mij is overgedragen, maar anders. Het is een artistieke kracht. Een visioen. Als jij schildert zie je verder dan wat andere mensen zien. Jij kijkt naar binnen.

'Ik heb vaak de geest van Gabrielle gevoeld in dit huis,' zei ze, om zich heen kijkend. 'Hoe vaak heb ik niet buiten gestaan en achterom gekeken naar het huis en haar uit een raam zien staren, glimlachend of weemoedig, naar het moeras, een vogel, een hert? En Ruby, in mijn gedachten heeft ze er altijd zo uitgezien,' zei ze, knikkend naar het portret. 'Toen jij schilderde, zag je haar ook. Ze bevond zich in jouw visioen,' zei ze. 'In jouw ogen. God zij geloofd.' Ze strekte haar armen naar me uit, zodat ze me kon omhelzen en kussen.

'Het is een mooi portret, Ruby. Verkoop het niet,' zei ze.

'Ik zal het niet doen, grootmama.'

Ze haalde diep adem en wiste de tranen uit haar ogen. Toen ging ze naar de zitkamer om te zien waar ik het schilderij moest ophangen.

De zomer liep ten einde op de kalender, maar niet in de bayou. De temperaturen en de vochtigheid waren nog even hoog als midden juli. De drukkende hitte bleef hangen en deed de dagen langer lijken dan ze waren, maakte alles moeilijker dan het was.

De hele herfst en in het begin van de winter legde grootmama Catherine haar gebruikelijke bezoeken af om mensen te helpen, vooral met haar geneeskrachtige kruiden en haar geestelijke kracht voor de ouderen. Ze had veel meer zorg en medeleven voor hun reumatische pijnen en pijntjes, hun maag- en rugproblemen, hun hoofdpijn en vermoeidheid dan een gewone arts. Ze begreep het omdat ze aan dezelfde kwalen leed.

Op een dag in februari, toen de lucht wazig blauw was en de wolken niet meer dan flarden van rook hier en daar aan de horizon, kwam er een bestelwagen toeterend over ons pad gereden. Grootmama en ik zaten in de keuken te lunchen.

'Er is iemand in moeilijkheden,' zei ze. Ze stond snel op en liep naar de voordeur.

Het was Raul Balzac, een garnalenvisser, die vijftien kilometer verderop in de bayou woonde. Grootmama was erg gesteld op zijn vrouw, Bernadine, en ze had zijn moeder vaak behandeld tegen spit voordat ze in de vorige lente was gestorven.

'Het is mijn zoontje, mevrouw Landry,' riep Raul uit de pick-up. 'Mijn zoontje van vijf. Hij gloeit verschrikkelijk.'

'Insektebeet?' vroeg grootmama snel.

'Ik kan niets vinden dat daarop wijst,' antwoordde Raul.

'Ik ga met je mee, Raul,' zei ze, en ging terug om haar mand met medicijnen en spirituele middeltjes te halen.

'Zal ik met je meegaan, grootmama?' vroeg ik, terwijl ik naar buiten

ging-

'Nee, lieverd. Blijf hier en maak ons avondeten vast klaar. Maak maar een van je lekkere jambalaya's,' voegde ze eraan toe, en liep naar Rauls wagen. Hij hielp haar instappen en reed snel weg, weer even hard hobbelend over het pad als hij had gedaan toen hij kwam. Ik kon het hem niet kwalijk nemen dat hij ongerust en bang was, en opnieuw was ik trots op grootmama Catherine omdat hij haar om hulp kwam vragen en zoveel vertrouwen in haar had.

Later op de dag deed ik wat ze gevraagd had en ging koken terwijl ik naar Cajun-muziek luisterde op de radio. Er werd weer een wolkbreuk voorspeld, met veel donder en bliksem. De statische geluiden op de radio maakten duidelijk dat de voorspelling uit zou komen, en inderdaad kreeg de lucht laat in de middag die donkere, paarse kleur die vaak aan een hevig onweer voorafging. Ik maakte me ongerust over grootmama Catherine en toen ik alle luiken voor de ramen had gesloten, bleef ik bij de deur wachten en uitkijken naar Rauls pick-up. Maar de regen kwam eerder dan zijn auto.

Het begon te hagelen, en toen volgde er zo'n hevige stortbui dat het leek of hij gaten zou boren in het metalen dak. De regen joeg over de bayou, gedreven door de wind die door de platanen en cipressen gierde, de bomen deed buigen, en takken en bladeren afrukte. Het gerommel in de verte veranderde spoedig in dreunende, angstaanjagende donderslagen, en het leek of het vuur van de bliksem zich over de hele lucht verspreidde. Haviken krijsten, alles wat leefde zocht een holletje waar ze veilig en droog bleven. De leuning van de veranda kraakte en het hele huis leek heen en weer te zwaaien in de wind. Ik kon me niet herinneren ooit zo'n hevig onweer te hebben meegemaakt, en ik was er nog nooit zo bang voor geweest.

Eindelijk nam het noodweer af en de zware druppels werden lichter. De wind ging wat liggen en werd steeds zwakker, tot hij eindelijk niet meer dan een flinke bries was. Vrijwel onmiddellijk daarna werd het avond en donker, zodat ik niet kon zien hoeveel schade er rond het moeras was aangebracht. Het bleef nog urenlang zachtjes regenen.

Ik nam aan dat Raul gewacht had tot het onweer voorbij zou zijn voor hij grootmama Catherine naar huis bracht, maar de uren verstreken en de regen bedaarde tot een motregen, en er kwam geen truck. Ik begon steeds ongeruster te worden en wilde dat we een telefoon hadden, zoals de meeste mensen in de bayou, al dacht ik dat de lijnen wel vernield zouden zijn na zulk noodweer, zodat de telefoon toch onbruikbaar zou zijn.

Ons eten was al lang klaar en stond te pruttelen op het fornuis. Ik had niet veel honger, want ik was veel te zenuwachtig, maar ten slotte at ik toch iets en ruimde toen op. Grootmama was nog steeds niet terug. De volgende anderhalf uur bleef ik wachten op de veranda, starend in het donker, in de hoop de koplampen van Rauls truck te zien. Nu en dan verscheen er een auto, maar het was altijd iemand anders.

Eindelijk, bijna twaalf uur nadat Raul grootmama Catherine was komen halen, reed zijn truck het pad op. Ik kon hem duidelijk zien, en ook zijn oudste zoon, Jean, maar grootmama Catherine zag ik niet. Ik holde de trap van de veranda af.

'Waar is grootmama?' riep ik, voor hij iets kon zeggen.

'Achterin,' zei hij. 'Ze ligt te rusten.'

'Wat?'

Haastig liep ik naar de achterkant en zag grootmama Catherine op een oude matras liggen met een deken over haar heen. De matras lag op een groot stuk triplex dat werd gebruikt als een geïmproviseerd bed voor Rauls kinderen als hij en zijn vrouw een lange tocht maakten.

'Grootmama!' riep ik. 'Wat mankeert haar?' vroeg ik, toen Raul dichterbij kwam.

'Ze is een paar uur geleden van uitputting ingestort. We wilden dat ze de nacht bij ons zou blijven, maar ze stond erop om naar huis te gaan, en we hebben natuurlijk gedaan wat ze vroeg. Ze heeft de koorts van mijn zoontje genezen. Hij wordt beter,' zei Raul glimlachend.

'Daar ben ik blij om, meneer Balzac, maar grootmama Catherine...'

'We zullen je helpen haar naar binnen en naar bed te brengen,' zei hij, met een knikje naar Jean. Ze lieten de achterklep van de truck neer en tilden de matras met de plank met grootmama Catherine erop uit de truck. Ze bewoog zich en opende haar ogen.

'Grootmama,' zei ik, terwijl ik haar hand vastpakte. 'Wat is er?'

'Ik ben alleen maar moe, zo moe,' mompelde ze. 'Het komt heus weer goed,' ging ze verder, maar haar oogleden vielen zo snel dicht dat ik hevig schrok.

'Gauw,' zei ik, en holde voor hen uit om de deur open te doen. Ze brachten haar naar haar kamer en tilden haar voorzichtig van de matras in haar eigen bed.

'Kunnen we iets voor je doen, Ruby?' vroeg Raul.

'Nee, ik zorg wel voor haar. Dank u.'

'Bedank haar nog eens voor ons,' zei Raul. 'Mijn vrouw zal morgenochtend iets sturen en we komen langs om te zien hoe het met haar gaat.'

Ik knikte en ze gingen weg. Ik trok grootmama's schoenen uit en hielp haar uit haar jurk. Het leek of ze verdoofd was. Ze opende nauwelijks haar ogen, bewoog amper haar armen en benen. Ik geloof niet dat het tot haar doordrong dat ik haar naar bed bracht.

De hele nacht bleef ik naast haar zitten, wachtend tot ze wakker zou worden. Ze kreunde een paar keer, maar ze werd de volgende ochtend pas wakker, toen ik voelde dat ze tegen mijn been stootte. Ik zat in de stoel naast haar bed te slapen.

'Grootmama,' riep ik uit. 'Hoe gaat het met je?'

'Goed, Ruby. Ik ben alleen maar moe. Hoe ben ik thuis en in bed gekomen? Ik herinner me er niets van.'

'Meneer Balzac en zijn zoon Jean hebben je in hun truck naar huis gereden en naar binnen gedragen.'

'En jij hebt de hele nacht bij me gewaakt?' vroeg ze.

'Ja.'

'Arm kind.' Ze deed haar best om te glimlachen. 'Ik heb je jambalaya gemist. Was hij lekker?' 'Ja, grootmama, maar ik was veel te ongerust over jou om te kunnen eten. Wat is er gebeurd?'

'De inspanning, denk ik. De arme jongen was gebeten door een watermocassinslang, maar onder aan zijn voet, zodat het bijna niet te zien was. Hij liep op blote voeten door het gras in het moeras en moet erop een getrapt hebben.'

'Grootmama, je bent nog nooit zo uitgeput geweest na een genezing.'

'Het komt wel weer goed, Ruby. Wil je wat koud water voor me halen?'

Ik haalde het water en ze dronk langzaam. Toen deed ze haar ogen weer dicht.

'Ik blijf nog even liggen en dan sta ik op, lieverd,' zei ze. 'Ga jij vast ontbijten. Maak je geen zorgen. Toe dan.'

Onwillig ging ik weg. Toen ik terugkwam om naar haar te kijken, sliep ze weer.

Tegen de lunch werd ze wakker, maar ze zag doodsbleek en haar lippen waren blauw. Ze was te zwak om uit zichzelf overeind te komen. Ik moest haar helpen en toen vroeg ze me haar te helpen bij het aankleden.

ik wil op de veranda zitten,' zei ze.

'Ik zal iets te eten voor je maken.'

'Nee, nee. Ik wil alleen maar op de veranda zitten.'

Ze leunde zwaar op me bij het opstaan en het lopen. Ik was nog nooit zo ongerust geweest over haar. Toen ze in de schommelstoel zat, leek het of ze weer was ingestort, maar een ogenblik later deed ze haar ogen open en glimlachte zwakjes.

'Ik wil alleen wat warm water en honing, lieverd.'

Ik haalde het gauw voor haar en ze dronk het met kleine slokjes en schommelde zachtjes heen en weer met haar stoel.

ik denk dat ik vermoeider ben dan ik dacht,' zei ze. Ze draaide zich om en staarde me met zo'n afwezige blik aan dat ik paniek in me voelde opkomen. 'Ruby, ik wil niet dat je bang bent, maar ik wil graag dat je iets voor me doet. Het zou me minder... minder ongerust maken over mezelf,' zei ze, terwijl ze mijn hand vastpakte. Haar palmen voelden koud en klam.

'Wat is er, grootmama?' Ik voelde de tranen in mijn ogen branden. Mijn keel was dichtgeknepen en mijn hart kromp ineen. Ik voelde me ijskoud worden en mijn benen leken van lood.

ik wil dat je naar de kerk gaat en pater Rush haalt,' zei ze.

'Pater Rush?' Het bloed trok weg uit mijn gezicht. 'O, waarom, grootmama? Waarom?'

'Voor alle zekerheid, lieverd. Ik wil vrede sluiten. Alsjeblieft, kind. Wees sterk,' smeekte ze. Ik knikte en slikte mijn tranen weg. Ik wilde niet huilen waar ze bij was en gaf haar gauw een zoen.

Voor ik me omdraaide om weg te gaan, pakte ze mijn hand weer vast en trok me naar haar toe.

'Ruby, denk aan je belofte. Als er iets met me gebeurt, blijf dan niet hier. Vergeet het niet.'

'Er gebeurt niets met je, grootmama.'

ik weet het, schat, maar toch moetje het me nog eens beloven. Beloof het me.'

'Ik beloof het, grootmama.'

'Je zult naar hem toegaan, naar je vader?'

'Ja, grootmama.'

'Goed,' zei ze, en sloot haar ogen. 'Goed.' Ik staarde haar even aan en holde toen de verandatrap af naar het dorp. Onderweg stroomden de tranen over mijn wangen. Ik huilde zo hard dat mijn borst pijn deed. Ik kwam zo snel bij de kerk, dat ik me niet meer kon herinneren hoe ik er gekomen was.

De huishoudster van pater Rush deed open. Ze heette Addie Cochran en was al zo lang bij hem dat niemand meer wist dat ze er ooit niet geweest was.

'Mijn grootmama Catherine heeft pater Rush nodig,' zei ik haastig, met paniek in mijn stem.

'Is er iets mis?'

'Ze is... ze is erg... ze is...'

'O, hemeltje. Hij is net bij de kapper. Ik zal het hem gaan vertellen en hem naar je toe sturen.'

'Dank u,' zei ik. Ik draaide me om en holde zo hard terug, dat ik steken in mijn zij voelde toen ik thuiskwam. Grootmama zat nog steeds op de schommelstoel op de veranda. Het drong pas tot me door dat ze niet schommelde tot ik bij de trap was. Ze zat heel stil, met halfgesloten ogen en een vage glimlach om haar smalle, bleke lippen. Het beangstigde me, die vreemde, blijde glimlach.

'Grootmama,' fluisterde ik angstig. 'Gaat het goed met je?'

Ze gaf geen antwoord en draaide haar hoofd niet naar me toe. Ik raakte haar gezicht aan en ontdekte dat ze al koud was.

Toen liet ik me op mijn knieën vallen naast de stoel en sloeg mijn armen om haar benen. Ik klampte me nog steeds huilend aan haar vast toen pater Rush eindelijk kwam.