1

Duisternis daalt neer

'Wat is er? Waarom komt u me halen?' vroeg ik haar.

Toen ik in het kantoor van de directeur kwam, liep ze zonder meer de deur uit en stampte door de gang naar de toegang tot het parkeerterrein. Zoals gewoonlijk verwachtte ze dat ik als een gehoorzaam jong hondje achter haar aan zou komen.

Ze liep door en negeerde mijn vragen. Ze concentreerde zich altijd als een geleide raket op haar doel. Om haar maar even te doen stoppen of zelfs maar omkijken, moest je de geheime code kennen, waarvan alleen haar eigen demon op de hoogte was en die weigerde die code te verraden. Je moest gewoon wachten, jezelf tot kalmte dwingen en geduld hebben, al was dat nog zo moeilijk. Oma Beverly kon als een gazonsproeier druppels giftige frustratie strooien over iedereen om haar heen.

Maar dit was iets anders. Ze had me plotseling uit school weggehaald en het duizelde me. Ik liet me niet met een kluitje in het riet sturen.

'Oma?'

'Laten we maken dat we hier wegkomen,' zei ze bits, zonder me aan te kijken. Ze liet haar stem dalen en ging verder: 'Ik wil niet dat iemand dit hoort, als ik het kan voorkomen.'

Mijn hart bonsde, mijn fantasie sloeg op hol.

'Die stomme vader van je,' mompelde ze. 'Ik heb hem gewaarschuwd. Niemand kan zeggen dat ik hem niet gewaarschuwd heb.'

We liepen buiten, naar haar oude Mercedes.

'Oma,' riep ik en plantte mijn voeten stevig op de grond van het parkeerterrein. 'Ik verzet geen stap meer voor u me precies vertelt wat er aan de hand is.'

Ze bleef eindelijk staan en draaide zich naar me om, terwijl ze haar smalle schouders ophief als een cobra die zich voorbereidt op een dodelijke aanval.

'Je moeder is gek geworden en jij bent de enige die met haar kan praten. Ik kan het zeker niet. Natuurlijk kan ik je vader niet bereiken en we hebben toch geen tijd om op hem te wachten. Ik wil geen ambulance bellen als ik het kan vermijden.'

'Ambulance?'

'Je weet hoe het een tot het ander leidt en in deze gemeenschap wordt er al genoeg gekletst over deze familie,' ging ze verder. 'Misschien kun jij haar doen ophouden.'

'Ophouden waarmee?'

'Ik weet niet hoe ik het moet beschrijven.' Ze schudde haar hoofd alsof haar haren doornat waren. 'Laten we nou maar zorgen dat we thuiskomen,' hield ze vol en stapte haastig in de auto. Nu ze mijn nieuwsgierigheid gewekt had en mijn ongerustheid had doen stijgen als kwik in een thermometer, volgde ik haar zo gauw mogelijk.

Eenmaal in de auto bleef ik in paniek met gebogen hoofd zitten.

'Ik moet je bekennen,' ging ze verder na de motor te hebben gestart en te zijn weggereden van het parkeerterrein, 'dat ik altijd het gevoel heb gehad dat je moeder labiel was. Ze had neigingen die me opvielen vanaf het eerste moment dat ik haar zag. Ik waarschuwde Taylor voor haar slechts enkele minuten nadat hij haar had meegebracht om haar aan mij en je grootvader voor te stellen.

'Ze kwam ons voor de eerste keer bezoeken, maar ze had zich niet opgemaakt, had zich gekleed in iets wat eruitzag als een zwart laken, liet haar haren veel te lang groeien, net als jij, en de blik in haar ogen was somber genoeg om een tiental begrafenisondernemers tevreden te stellen. Ze had constant kunnen werken als professionele rouwende. Ik zou op mijn vingers kunnen natellen hoe vaak ik een lachje op dat gezicht heb gezien, en zelfs als ze naar me lachte, was het de lach van een krankzinnige, haar ogen glinsterden als kleine messen, haar grimmige lippen kronkelden naar achteren en in de hoeken van haar wangen als wormen die pijn hebben. Hoe vaak heb ik me niet afgevraagd wat hij in zo'n vrouw kon zien?'

Ik had een soortgelijke preek eerder gehoord.

'Misschien hield hij van haar, oma.'

'Hield van haar,' ze spuwde het woord uit alsof het een bittere smaak in haar mond gaf. 'Hoe kon hij van haar houden?'

Ze keek even naar mij en toen weer naar de weg. Ze kon goed rijden voor iemand van begin zeventig, dacht ik, maar ja, ze was goed in alles wat ze deed. Falen kwam niet voor in haar persoonlijke vocabulaire.

'Je moeder was beslist nooit wat ik mooi zou noemen. Ik wil niet zeggen dat ze geen innemende trekken heeft, want die heeft ze, maar ze doet niets om die te benadrukken. Feitelijk verzwakt ze die, net als jij met die belachelijke make-up van je.

'Natuurlijk maakte het feit dat ze de persoonlijkheid van een kistdrager had het er niet beter op. Geloof me, dat haalt het licht uit je ogen, de warmte uit je glimlach. Geen wonder dat ze nooit vrienden maakte. Wie wil er nou luisteren naar die muziek waar zij van houdt of die gedichten lezen over verlies en dood en krankzinnigheid? Ze heeft geen sociale charmes en omgangsvormen, ze geeft niet om mooie kleren of sieraden. Ze heeft zich nooit geïnteresseerd voor je vaders werk of hem geholpen zakelijke relaties te ontmoeten.'

'Wat denk je dan dat het was, oma?' vroeg ik ironisch, 'een magische bezwering?'

'Ik weet dat je jezelf geestig vindt, maar ik kan je vertellen dat die vrouw iemand kan beheksen.

'Ik zal je zeggen wat het was,' zei ze na een korte stilte. Ze wilde nooit toegeven dat er weleens iets zou kunnen zijn dat ze niet wist. 'Waarschijnlijk was ze zijn eerste liefde. Mannen, dwaze mannen, verwarren seksueel genot vaak met liefde. Seks is als een goede maaltijd. Die kun je met iedereen eten, Cinnamon. Denk daaraan,' beval ze.

'Wat is liefde dan?' vroeg ik.

'Liefde is geëngageerdheid, verantwoordelijkheid, toewijding. Daarvoor moet je volwassen zijn.'

'Klinkt saai,' zei ik. 'Als dat liefde is, heb ik liever een goed maal.'

Haar mond viel open en ze keek me hoofdschuddend en kwaad aan.

'Ik zou maar beter op mijn gedachten passen, als ik jou was,' vermaande ze. 'Labiliteit kan erfelijk zijn, weet je. De genen van onze kant van de familie zouden weieens niet genoeg kunnen zijn.'

Ik wilde haar uitlachen, maar ik bleef denken aan wat me te wachten stond en hoe het haar misschien gelijk zou kunnen geven.

Niemand kon iets te weten komen over de bewoners van ons huis door domweg erheen te rijden, vooral niet op dit uur van de dag. De voorkant lag op het oosten, zodat de ramen de hele ochtend werden veranderd in glinsterende vlakken, ondoorzichtbare, wervelende kristallen, die het zonlicht weerkaatsten. Als het niet de dag was voor de tuinlieden, en dat was het vandaag niet, dan maakte het huis een verlaten indruk. Onze auto's stonden altijd aan de achterkant, buiten het gezicht. Twee lange treurwilgen aan de noordoostkant wierpen lange schaduwen over één kant van het gebouw en versterkten nog het gevoel van verlatenheid.

Rechts aan de westkant was een schommel onder een ahornboom. Ik zag hem heen en weer bewegen, wat me even deed glimlachen. Iedereen die ernaar keek zou ervan overtuigd zijn dat er een geest op zat. Ik fantaseerde er zelf een, een van de meisjes Demerest, lachend.

De herfst had net de kop opgestoken en blies koelere winden over het landschap, veranderde met magische hand het groen in geel, bruin en oranje. Alleen het gras, dat elke ochtend met meer dauw ontwaakte, leek vrolijker. Het had een diepgroene kleur. Ik hield van de geur van pas gemaaid gras, de frisheid ervan drong in mijn brein en verwijderde de spinnenwebben en schaduwen uit mijn sombere gedachten.

Toen oma Beverly de oprijlaan insloeg, onthulde ze eindelijk de details van de situatie.

'Ik zat in de zitkamer naar een goede film van Cary Grant te kijken, toen ik haar in de gang hoorde neuriën. Wat doet ze beneden? vroeg ik me af. De dokter had haar op het hart gedrukt dat als ze naar huis ging, ze in bed moest blijven, rusten, aansterken. Ik bood aan als haar verpleegster te fungeren en zo vaak als nodig was die trap op en af te lopen, dus kon ze dat niet als excuus gebruiken.

'Maar je moeder luistert nooit naar verstandige woorden. Ze hoort alleen maar wat ze wil horen. Heimelijke stemmen uit de schaduw,' mompelde ze.

'Maar goed, ik liep naar de deur. Eerst zag ik haar niet. Toen hoorde ik haar praten tegen de planten.'

Ze zweeg even en schudde meesmuilend haar hoofd.

Mama praatte vaak hardop tegen haar planten alsof ze haar kleine kinderen waren. Ze zei dat als ze somber was, wat veel te vaak het geval was, de bladeren slap en treurig omlaag hingen, maar als ze blij was, waren ze fris en levendig. Ik stond er eigenlijk nooit bij stil.

'Ze praat altijd tegen bloemen, oma. Dat doen veel mensen.'

'Naakt?'

'Hè?'

'Ze stond naakt in de gang en gaf die planten water met een ondersteek,' zei ze. Haar stem schoot uit. 'Wie weet of het wel water was?'

Ik voelde het bloed uit mijn gezicht wegtrekken en keek naar het huis toen we naar de achterkant reden.

'Maar dat was niet het ergste, Cinnamon. "Wat doe je daar, Amber?" vroeg ik, en ze draaide zich langzaam naar me om, met een idiote lach op haar gezicht.'

Oma stopte de auto en draaide zich naar me om voor ze de motor afzette.

'Op haar buik, met een rode lippenstift, had ze de omtrek getekend van een baby, een foetus!' riep oma met vertrokken gezicht uit. 'Ik gilde: "O, mijn god!" en viel bijna flauw toen ik het zag, maar ze bleef naar me lachen en ging toen weer neuriënd verder met de planten water te geven.

'Toen ben ik in de auto gestapt om jou te gaan halen.'

Ik slikte de brok in die in mijn keel was geschoten en stapte uit. Het enige waaraan ik kon denken was Ophelia's waanzinscène in Hamlet. Met gebogen hoofd en voeten die aanvoelden alsof ze in dotten watten waren veranderd, holde ik naar de achterdeur en liep snel naar binnen, de gang af naar de trap. Ik keek in elke kamer om me ervan te overtuigen dat mama niet beneden was.

Toen rende ik de trap op en bleef staan toen ik boven was. Ik kon haar horen neuriën en in zichzelf praten. Het kwam uit de kamer die was ingericht als babykamer. Langzaam liep ik erheen en keek naar binnen. Het was precies zoals oma Beverly het had beschreven: mama was naakt, de denkbeeldige baby was met haar appelrode lippenstift ruw getekend op haar buik.

Ze vouwde steeds opnieuw hetzelfde dekentje op dat opzij van de wieg lag.

'Mama,' zei ik.

Ze hield op met neuriën en keek naar me.

'Cinnamon, je bent thuis. Fijn. Ik had weeën vanmorgen. Het zal nu niet lang meer duren,' zei ze.

'Weeën? Maar mama -'

'Dat is te verwachten, ik weet het, maar toch is het erg moeilijk, Cinnamon. De meeste fantastische dingen zijn moeilijk,' mompelde ze, 'en de pijn waard,' voegde ze er met een lachje aan toe.

Hoe kon ze vergeten zijn dat ze net een miskraam had gehad? Het was zo triest, zo tragisch, dacht ik, en toen: Misschien heeft ze het daarom vergeten. Ze wil het zich niet herinneren, zij en ik hadden zo vaak alsof gedaan in dit huis. Dit gaat haar gemakkelijk af.

' Mama, je moet weer naar bed.'

' Dat zal ik doen, zodra ik hiermee klaar ben. Ik wil dat alles klaar is als we thuiskomen met de kleine Sacha,' zei ze, rondkijkend in de kinderkamer.

'Ga weer naar bed, mama,' zei ik, naar haar toe lopend. Ik pakte haar zacht bij de elleboog. Ze lachte naar me en legde het dekentje in de wieg.

' Mijn volwassen dametje, zorgend voor mij. Je zult zo'n hulp zijn met Sacha, dat weet ik zeker. Ik ben even blij voor jou als voor papa en mij. Wist je dat ik altijd een zus had willen hebben, vooral een klein zusje dat in alles naar me op zou kijken?

'Je zult Sacha's idool worden, Cinnamon. Ik weel zeker dat ze alles zal willen doen wat jij doet en precies op jouw manier. Je moet niet kortaf of ongeduldig tegen haar zijn,' waarschuwde ze bezorgd. 'Vergeet nooit dat ze maar een klein meisje is dat het niet begrijpt. Leg dingen uit; zorg ervoor dat jij en zij altijd met elkaar praten en nooit iels voor elkaar geheimhouden. Een zusje kan je beste vriendin ter wereld zijn, zelfs meer nog dan je moeder. Ik weet zeker dat mijn zus dat geweest zou zijn.'

Ze kon niet ophouden met praten.

'Het is goed als ze een betere vriendin van je wordt dan ik. Ik zal nooit jaloers op jullie zijn, lieverd. Ik besef heel goed dat je meer met haar gemeen zult hebben dan met mij. Daar hoef je je geen zorgen over te maken.'

'Ga alsjeblieft naar bed, mama,' zei ik, toen we de slaapkamer binnenliepen.

Mama en papa hadden een kingsize hemelbed met een enorm hoofdeinde waarop twee rozen met gekruiste stelen in reliëf waren gebeeldhouwd. Mama hield van rozen. Het dekbed en de kussenslopen hadden een patroon van rode rozen, wat de kamer vrolijk maakte. Toen ze jonger en verliefder waren, dacht ik altijd aan hun bed als een bed dat degenen die erin sliepen een magische liefde beloofde, een bed dat hun hoofd voortdurend vulde met prachtige dromen als ze daarna in slaap vielen, allebei glimlachend, tevreden, warm en veilig, de vier pilaren als krachtige armen die hen beschermden tegen alle kwade geesten die probeerden hun rust te verstoren.

Ik sloeg het dekbed open en ze stapte in bed, legde langzaam haar hoofd op het kussen. Ze glimlachte nog steeds.

'Ik wil dat je van begin af aan helpt voor haar te zorgen, lieverd. Je zult haar tweede moeder zijn, net zoals Agatha Demerest een tweede moeder was voor haar jongere broertjes en zusjes,' zei ze. 'Weet je nog?'

Mama zinspeelde op een verhaal dat zij en ik hadden verzonnen tijdens een van onze eerste bezoeken aan de zolder.

Toen ik iets ouder dan veertien was, besloot ze op een dag dat we het huis moesten verkennen. Ze was natuurlijk al eerder op zolder geweest, en vertelde me dat ze kort nadat zij en papa het huis hadden betrokken, een oude hickoryhouten kist had ontdekt met scharnieren die zo doorgeroest waren, dat ze er afvielen toen ze het deksel optilde. De kist was vol dingen die teruggingen tot 1800. Ze was vooral geïntrigeerd door de portretten van de familie Demerest. De meeste waren zo verbleekt, dat je de gezichten nauwelijks kon onderscheiden, maar sommige waren nog in heel goede conditie.

Papa, die in Wall Street werkt en aan alles wat hij ziet een prijskaartje hangt, besloot dat veel ervan kon worden verkocht. Hij nam dingen als een uniform van het leger van de Union, oude kranten, een paar sporen en een pistoolholster mee naar New York om te laten taxeren en gaf ze later aan een winkel in consignatie, maar mama wilde niet dat hij de portretten meenam.

'Ik zei tegen hem dat familieportretten niet in winkels thuishoren en zeker niet op de muren van vreemden. Deze portretten mogen nooit dit huis verlaten en dat zullen ze niet ook,' bezwoer ze me.

Zij en ik keken naar de vrouwen en de mannen en probeerden ons voor te stellen wie ze geweest waren, of ze treurige of vrolijke mensen waren, of ze geleden hadden of niet. We speelden ons rollenspel en ik nam het personage aan van een van de vrouwen op een portret. Mama was vaak Jonathan Demerest en sprak met een zware stem. Dat was de tijd waarin we op het verhaal van Agatha Demerest kwamen, die de rol van moeder op zich moest nemen toen haar moeder aan pokken stierf.

Maar mama praatte er nu over of het een historisch feit was en we hadden geen concrete informatie waarop we onze veronderstellingen konden baseren, behalve de data die in een paar grafstenen gebeiteld waren.

'Oké, mama,' zei ik. Ik dacht erover de lippenstifttekening van haar buik te wassen, maar ik durfde het zelfs niet te opperen.

Ik moet proberen papa te bereiken, dacht ik.

'O,' riep mama plotseling uit. 'O, o, o, Cinnamon, het gebeurt weer!' Ze klemde haar handen om haar buik. 'Het wordt erger. Ik ga bevallen. Waarschuw de dokter, bel een ambulance, bel je vader,' riep ze.

Ze liet een huiveringwekkend gegil horen dat me door merg en been ging.

'Schiet op!'

Ik wist niet wat ik moest doen. Ik holde de kamer uit. Oma Beverly stond al boven aan de trap.

'Wat is er?' vroeg ze, haar hand op haar borst, haar gezicht bleker dan ooit.

'Ze denkt dat ze gaat bevallen. Ik geloof dat ze echt vreselijke pijn heeft!'

'O, hemel. We zullen de dokter moeten bellen. Ik hoopte dat jij haar zou kunnen kalmeren, haar in slaap zou kunnen sussen, zodat ze haar gezonde verstand weer terug zou krijgen,' zei ze. Bij een nieuwe gil van mama draaide ze zich met een ruk om en holde de trap af.

Mama bleef kreunen.

Ik keek op mijn horloge. Papa moest op zijn kantoor zijn. Waarom had oma Beverly gezegd dat ze hem beslist niet kon bereiken? Hij moest gemakkelijk te bereiken zijn.

Haastig ging ik naar mijn kamer en toetste het nummer van zijn kantoor in. De telefoon bleef overgaan tot eindelijk zijn secretaresse opnam en de naam van zijn firma noemde.

'Ik moet onmiddellijk mijn vader spreken,' schreeuwde ik bijna.

Mam gilde nog harder, haar kreten van pijn galmden door de gang en door het huis.

'Hij is op het ogenblik niet op kantoor,' zei de secretaresse.

'Maar hij móet er zijn. De markt is nog niet gesloten.'

'Het spijt me,' zei ze.

'Waar is hij?'

'Hij heeft geen nummer achtergelaten.'

'Het is een noodgeval!'

'Ik zal zien of hij op zijn pieper reageert,' gaf ze eindelijk toe. Waarom zei ze dat niet meteen, vroeg ik me af. Ik wachtte met bonzend hart.

'Het spijt me,' zei ze. 'Hij reageert niet.'

'Blijf het proberen en als u hem te pakken krijgt, vertel hem dan dat mijn moeder naar het ziekenhuis wordt gebracht.'

'Het ziekenhuis? O, lieve help,' zei ze. 'O. Ja, ik zal het blijven proberen.'

Ik had net opgehangen toen oma Beverly de trap opkwam. Ze zag er meer naar haar leeftijd uit.

'De dokter heeft de ambulance gebeld,' zei ze. Ze slikte even en ging toen verder. 'Het heeft geen zin. Ze moet terug naar het ziekenhuis. Toen ik hem vertelde wat ze had gedaan, zei hij dat hij haar naar de psychiatrische afdeling zou laten brengen.'

'De psychiatrische afdeling?'

'Ja, natuurlijk. Kijk eens naar haar gedrag. Dat is precies waar ze thuishoort,' voegde ze eraan toe met die vervloekte zelfvoldane blik van haar die ik zo haatte.

Ze legde haar handen voor haar oren, maar mama's hartverscheurende gegil joeg oma Beverly weer de trap af naar beneden, waar ze bleef wachten.

Ik hoopte dat het haar uit ons leven zou verdrijven.